De bankcrisis kon de aandacht even afleiden van de institutionele problemen, en politici de kans gegeven ‘staatsmanschap’ te tonen. Maar sneller dan gehoopt zullen de communautaire problemen weer de kop opsteken, zegt Peter De Graeve in De Standaard van 6 oktober ll. nav het verschijnen van zijn boek ‘Staat van ontbinding. Essay over de ontsporing van de democratie in België’ uitg. ASP
Analisten zeggen in koor dat we in het oplossen van onze communautaire problemen nog geen stap verder staan. Er is nu een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap beloofd, al weet iedereen dat het gesprek helemaal niet tussen de ‘gemeenschappen’ gevoerd zal worden. Redelijkheid, matiging en vriendschap zijn de deugden die van de gesprekspartners worden verlangd. Dat klinkt mooier dan het is'?
De communautaire problemen zijn fundamenteel, omdat ze zowel de werking als het ideaal zelf van de democratie bedreigen. Vlamingen en Franstaligen hebben geen verschillende kijk op de werkelijkheid omdat ze een andere taal spreken en (dus) tot verschillende gemeenschappen behoren. Dat zou een etnische en bijgevolg racistische verklaring van de politieke crisis inhouden. Vlamingen en Franstaligen hebben een andere visie op België omdat ze een andere invulling hebben van de idee ‘democratie’. Wie de communautaire breuklijnen ontleedt vanuit een democratisch kader, stelt vast dat Franstaligen de vrijheid, Vlamingen de gelijkheid vooropstellen als basisbeginsel van de staat. De ruzies over taalgebruik in België, in Brussel en in de Rand zijn terug te voeren op een politiek gevecht om de superioriteit van die idealen, vrijheid of gelijkheid. Franstaligen verdedigen de persoonlijke vrijheid om hun taal, het Frans, te spreken waar ze wonen. Vlamingen vragen dat Franstaligen zich als gelijken onder hun gelijken gedragen, en het Nederlands (leren) spreken in Vlaanderen. Om dezelfde reden streven Vlamingen naar de gelijke behandeling van het Nederlands in Brussel, of verzaken ze aan het recht om hun taal te spreken in Wallonië. Ze passen het gelijkheidsbeginsel in wederkerigheid toe. Hieruit blijkt dat de communautaire strijd alles behalve etnisch gestuurd wordt. Het betreft daarentegen een essentieel politiek gevecht om de interpretatie van wat voorrang heeft in een democratie, vrijheid of gelijkheid. Het communautaire is dus geen schijnprobleem. Het raakt het hart van onze democratie. Het vormt hét fundamentele probleem van deze staat.
In België bestaan twee democratieën. Maar het zijn niet de twee die Bart De Wever op het oog heeft, een Vlaamse en een Waalse. Het is complexer. Er is een Belgische democratie en er is een Vlaamse democratie. Die twee bestaan niet naast, maar ‘in’ elkaar. De Belgische democratie heeft een Franstalige sokkel, wordt sedert 1830 door de vrijheidsidee gedragen en heeft de stad Brussel als politieke basis. De Franse dichter Baudelaire heeft dit fenomeen in 1865 al vlijmscherp geanalyseerd. In het perspectief van die libertaire Belgische democratie is de visie van FDF-voorzitter Maingain, dat alleen een forse uitbreiding van Brussel garandeert dat ‘België niet wordt gesplitst’, perfect logisch. Binnen die logica is zijn uitspraak perfect legitiem. Maingain verdedigt de Franstalige idee van een Belgische, politiek gedereguleerde democratie. Een land, waar ieder (die Franstalig is) zijn zin kan doen. Vlamingen beweren net het tegenovergestelde, namelijk dat alleen de splitsing van BHV en het behoud van Brussel binnen de huidige grenzen de garantie is voor het behoud van het land. Zij verdedigen de idee van een gereguleerde democratie, met een beperking van de Franstalige individuele vrijheid. Wij beleven de crash van een ‘politiek kapitalisme’: België moet kiezen tussen de Vlaamse taalregulering of de Franstalige graailinguà?stiek. Als sociaaldemocraat kies ikzelf voor de bescherming van de gelijkwaardigheid, tegen de ongebreidelde vrijheid. Het door elkaar heen bestaan van twee democratieën, de Vlaamse egalitaire en de Belgische libertaire, maakt het probleem quasi onontwarbaar.
België zal niet verdampen, zoals de liberaal De Gucht beweert. Dat is wishful thinking. In andere EU-lidstaten leeft de idee van de verdamping geenszins. Waarom dan wel in België? De illusie van de verdamping komt voort uit de recente geschiedenis. Bovenaan bevindt zich Europa. De EU kampt weliswaar met een ernstig democratisch deficit, zoals de referenda over de grondwet pijnlijk duidelijk maakten. Maar de uitdaging van de democratisering wordt op het Europese niveau niettemin ernstig genomen. Onderaan bevindt zich de Vlaamse democratie. Tussen beide in zit de doodzieke Belgische democratie. Wie beweert dat België zal verdampen doet alsof de geschiedenis het Belgische probleem wel zal oplossen. Maar het is net andersom: wij moeten de problemen oplossen de geschiedenis ons heeft nagelaten. Van de drie niveaus’: Europa, België, de Vlaamse deelstaat, is het Belgische vandaag ronduit het minst democratische. Daarom dreigt de communautaire dialoog te mislukken: niet twee gemeenschappen zitten er tegenover elkaar, maar een wil en een onwil tot democratisering'? België verdampt niet. Het verkrampt.
Hoe graag we het ook zouden willen, België is geen democratie. Deze staat is van top tot teen, en van begin tot einde, een ontspoorde democratie, een ‘failed state’ in de woorden Chomsky. Een staat die niet weet welke filosofische principes hem leiden. Die bijgevolg geen principes heeft'? Hoe kan dit ooit een democratie zijn? Onze discussies en dialogen zouden al ‘half gewonnen’ zijn, indien we eerst dat feit onder ogen zagen: de democratie in België, of zelfs de ‘democratisering’ in Vlaanderen (de zgn. ‘Vlaamse Beweging’), is voortdurend ontspoord en blijft maar ontsporen. Waarom zou het morgen anders zijn?
Zo groot zijn onze redelijkheid en onze vriendschap, dat ze overlopen. Alleen onze democratie staat onder. We vergeten te makkelijk dat redelijkheid en vriendschap in de politiek niet het begin zijn van het gesprek, maar het beoogde resultaat. Ze zijn niet de voorwaarde voor democratie, maar de vruchten ervan. Wie wil oogsten, moet eerst zaaien.
Peter De Graeve doceert filosofie aan de UA
88. De Vlaamse artistieke elite verzet zich, terecht, zo lijkt me, tegen de nare maatschappelijke gevolgen van de historische ontsporing van de Vlaamse democratiseringsbeweging. Toch heeft hun verzet ook iets vreemds: de Vlaamse culturele elite gaat er blijkbaar vanuit dat ze de oorzaken van de democratische ontsporing kan bestrijden door zich achter de oorzaak ervan te scharen.
91. Tenslotte is het enige nadeel van het Dionysische België misschien nog dat het geen enkele Apollinische gave heeft. Het sluit gewoon de ogen voor de dood, voor de IJselijke Meester, en denkt zo het eeuwige leven te kunnen verdienen. Ook de onvolprezen artistieke elite van het land, die jaarlijks enkele van haar leden door de koning geadeld ziet, bestaat uiteindelijk slechts voor zichzelf. België heeft geen universele geschiedenis. Zij historische ervaring, dat wil zeggen: zijn bestaan in de tijd, in de wereld en met de mensheid, is particulier, individualistische. Het land leeft in een narcisme. Het leeft van het narcisme.
Dat verklaart wellicht waarom de crisis zo onbeduidend en zo uitzichtloos is tegelijk. Onbeduidend voor de in zichzelf gekeerde Belg., Uitzichtloos voor het aan zijn verscheurde geschiedenis overgeleverde land.
93. Solidariteit tussen mensen is slechts mogelijk binnen een democratische ruimte. Derhalve is ze een gevolg van de democratie, geen oorzaak, evenmin een doel op zich. Maar alleen in de democratie kunnen solidariteit en vrijheid tezamen bestaan. Daartoe is de organisatie van de democratische gelijkheid noodzakelijk. Montesquieu heeft het eeuwen geleden reeds beschreven: 'Onder een republikeinse regering zijn alle mensen gelijk; ze zijn het eveneens onder een despoot: in het eerste geval zijn ze nlk. Alles; in het tweede zijn ze niets. ( Daarom is de democratie zo moeilijk te verwezenlijken en loopt ze zo snel weer gevaar: de gelijkheid of gelijkwaardigheid moet er actief georganiseerd worden. Het instellen of het behoud van despotisme is eenvoudiger: het volstaat de vrijheid te onderdrukken.
98. Want als België zou verdwijnen zal dit hoofdzakelijk te wijten zijn aan het feit dat he verzet tegen het antidemocratische in het democratische tijdperk altijd de doorslag geeft. Mocht daarentegen Europa mislukken, dan zou dit een aanwijzing kunnen zijn voor het feit dat dit democratische tijdperk zelf misschien ten einde loopt.
Dat Europa misschien op weg is een bevoogdingsmacht te worden, net als België dus, maar dan op een veel grotere schaal, valt, zoals gezegd, vandaag niet uit te sluiten Er zijn nu reeds politieke mechanismen werkzaam die de bescherming van bepaald sociaal-economische groepen boven andere, de feitelijke bevoorrechting van bepaalde naties boven andere ( via het vetorecht) en de duidelijke voorrang van bepaalde talen boven andere ( via het zgn. 'merkenrecht') bevorderen. Die mechanismen nestelen zich in het hart van een toekomstige, of beter van een potentiële Europese democratie, en sturen haar mogelijk in de richting van een ontsporing.
99. Ga, zwicht voor het lijk
Laat wat vergaan is rusten
Of wil je soms eer halen
Uit het doden van het dode
('?)
Ik zie hoe uit oud leed
Nieuwe rampen geboren worden
Zonder dat een vorige generatie
Ooit de volgende verlost.
(Antigone)
Het Thebe van Sofokles is onheilspellend, omdat het de plek van het democratische is, waar iets 'zichtbaar onzichtbaars' heerst : tussen nederlaag en triomf, tussen vernietiging en vereniging in. De democratie is nlk. de plek waar de ontbinding wordt ontbonden. Ze is niet de ontbinding zelf. Democratie is wat ons rest na een vernietiging die we niet kunnen ontwijken, De staat na de staat van ontbinding.
Lees verder »