knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Gedichtendag 2009: Remco Campert, Nieuwe Herinneringen

28 januari 2009

Voor Gedichtendag van 2009 was de schitterende bundel van Remco Campert: Nieuwe Herinneringen uit 2007 mijn troost en toeverlaat.

Op voordracht van Marc Didden die ?Op de Overtoom? voorlas bij Friedl?s leven in boeken op radio een.?De herkenning was op zo?n kille zondagochtend in bed een troostende gedachte.

Remco Campert hoorde ik ?Licht? uit dezelfde bundel brengen op Zuiderzinnen. Het was toen reeds een onvergetelijk vers.

?

Op de Overtoom

?

Het dooit op de Overtoom

maar het vriest ook alweer op

melden mijn voeten

die mijn dag verlopen

ik blijf dicht bij huis

steeds dichter

dat is mijn leeftijd

wolken worden zwaarder van onkleur

de geur van gisteren hangt nog aan me

ik at met mijn vriend

we braken het brood

en deelden de doden

we zijn al bijna uit zicht

wij lachen nog

wat moet je anders?

omhelzen elkaar ten afscheid

misschien je weet maar nooit

?


Remco Campert, Nieuwe Herinneringen. De Bezige bij 2007. p. 7

?

Licht

?

We wilden licht meer licht

we kapten de boom die in zijn eigen reiken

ons verlangen in de weg stond

de boom kreunde kermde kraakte

zijn laatste vezel scheurde

en met een razend suizen van zijn blaadjes

sleurde hij zijn leven neer

de wind die hem bespeelde

week geschrokken uit

?

eindelijk hadden we licht in de kamer

in dat licht keken we elkaar aan

en zagen klaar

ons onherstelbare gezicht

?


Remco Campert, Nieuwe Herinneringen. De Bezige bij 2007. p. 38

Archief

Peter De Graeve & Tinneke Beeckman: Het Gravensteen gereconstrueerd

14 januari 2009

Het Gravensteen gereconstrueerd

Rudy Aernoudt meent het eerste Gravensteenmanifest te kunnen ‘deconstrueren’ met behulp van de Franse filosoof Derrida (DM 5/1). Het is vreemd dat wij in Arnoudts kritiek weinig of niets hebben herkend van de idee?n van de Gravensteengroep – of van Derrida. Dat betekent dat er, op zijn minst, misverstanden in het spel zijn. Als filosofen en leden van de Gravensteengroep willen wij die uit de wereld helpen.

Jacques Derrida (1929-2004) is ??n van de leidende figuren van een filosofische strekking – de ‘deconstructie’ -, die met engelengeduld teksten leest, vergelijkt en van subtiele wijsgerige commentaren voorziet. Van die methode heeft Aernoudt alvast geen last: hij stelt zich tevreden met de lectuur van ??n enkele tekst van de Gravensteengroep, hoewel er daarvan intussen al vier zijn verschenen. Door lukraak citaten uit te kiezen, geeft Aernoudt van de Gravensteengroep bovendien een eenzijdig, ongenuanceerd en aan zijn wensen aangepast beeld. Met deconstructie heeft dit weinig te maken. Met een constructief debat nog minder.

Laten we eerst de context van de gekozen citaten reconstrueren.

?

1. ‘Met onze Franstalige vrienden als het kan, zonder als het moet.’ Aernoudt sluit zich aan bij diegenen die in deze uitspraak een bewijs van separatisme zien. Dat is foutief. De Gravensteengroep is voorstander van een politiek gebaseerd op de vriendschap. Politiques de l’Amiti? is ook de titel van een belangrijk werk van Derrida. Een basiswaarde van de vriendschap is wederkerigheid. Dat wil onder meer zeggen dat een politiek van de vriendschap niet kan samenvallen met eigenbelang. Welnu, zolang Franstalige partijen de idee van de wederkerigheid wel kunnen waarderen als het om economische solidariteit (dus om sociale verschillen) gaat, maar haar afwijzen op het vlak van de culturele solidariteit (van de taalverschillen) en van de politieke solidariteit (samenleven in een volwaardig federale staat), kan er van een politiek van de vriendschap geen sprake zijn. Aan het belang van de solidariteit heeft de Gravensteengroep daarbij een tekst gewijd (tweede manifest). De correcte interpretatie van het citaat is dus als volgt. Wij willen vrienden zijn, omdat we democraten zijn. Maar wie ons, als democraten, niet voor het volle pond aanvaardt, gedraagt zich niet als vriend. ‘Met jullie in vriendschap en democratie, of zonder jullie’ is wat de Gravensteengroep zegt. Maar in Belgi? wordt het samenleven in vriendschap, dus in wederkerigheid, voortdurend bemoeilijkt. Dat ondermijnt de democratie. Aernoudt draagt hiertoe bij.

?

2. ‘Het Gravensteenmanifest vraagt de onschendbaarheid van taalgrenzen.’ Dat klopt. Maar niet omdat de wet de wet is (‘dura lex, sed lex’, dixit Aernoudt), of de grens de grens, en daarmee uit. Wij vragen onschendbare taalgrenzen omdat zonder vriendschap en respect, zonder wederkerigheid, zonder democratische gezindheid, elke grens vertrapt en elke wet omzeild wordt. De Gravensteengroep onderschrijft het belang van een internationale rechtsorde (derde manifest). De toepassing van internationale spelregels zou Vlaanderen helpen om voor zijn ‘politiek van de vriendschap’ ook in het buitenland de nodige steun te vinden. Daarom pleiten wij ervoor om de idee van een internationale rechtsorde vaker als een voorbeeld te nemen (tweede en derde manifest). Aernoudt beweert, in navolging van Derrida, dat de klassieke natiestaat een verouderd model is. Wij zijn het roerend met hem eens. Maar daarmee is meteen ook de Belgische natiestaat veroordeeld. We pleiten er juist voor om het kader van de Belgische natiestaat en het daarbij horende nationalisme voorgoed te verlaten, en over Belgi? na te denken vanuit de Europese context. Jawel, de Belgische taalgrenzen zijn gebaseerd op taalwetten. Maar de geest van deze wetten was, en is nog steeds, om (historisch) bestaande ongelijkheden op te lossen of het ontstaan van nieuwe ongelijkheden te voorkomen. Zonder de idee van gelijkheid is een politiek van de vriendschap onmogelijk. De taalwet is daarom een fundamenteel gegeven in de wankele Belgische democratie. Zonder respect voor deze wet is de democratie hier ten dode opgeschreven, en stellen wij ons bloot aan subtiele (en minder subtiele) vormen van geweld. Een belangrijk boek van Derrida heet Force de loi. De Gravensteengroep is pleitbezorger van democratisch respect voor een levenskrachtige rechtsorde. Wij verwerpen het uitzichtloze belgicisme, dat steeds verder wegzinkt in een juridisch, constitutioneel, sociaal en cultureel moeras. Belgicisten als Aernoudt kunnen maar niet begrijpen dat rechtvaardigheid, taal en cultuur, solidariteit, wel degelijk aan groepen en grenzen gebonden zijn. Ze zijn een collectief goed. Aernoudts ‘Belgische droom’ berust daarentegen op je reinste individualisme.

?

3. ‘De taalgrens heeft de kracht van een staatsgrens.’ In een vroeg werk, Marges, beschrijft ook Derrida het fundamentele belang van de grens. De grens als eindpunt, als beginpunt, de grens als overgang? Grenzen aanvaarden betekent onder meer de menselijke begrensdheid erkennen. In Belgi? betekent dit de aanvaarding van de taal van de ander, als een collectief goed, als een erfgoed. Voor zover Belgi? een federale staat is (Belgische Grondwet, artikel ??n), verdeeld in gemeenschappen en gewesten, krijgt de taalgrens de betekenis van een verdeling tussen landsdelen. De taalgrens is het einde van het ene deel, en het begin van het andere. Ze is een overgang en een spelregel. Ze is een teken van onze verscheidenheid. Wie de grens niet respecteert, respecteert ook de verscheidenheid niet. Vandaag groeien die verdeling en verscheidenheid (steeds verder) uit tot een splitsing, doordat ieder respect voor de taalgrens met voeten wordt getreden door wie in Vlaanderen het gebruik van het Nederlands misprijst of verwerpt, en haar in de fluwelen salons van de Raad van Europa verdacht maakt. Aernoudt maakt een interpretatiefout wanneer hij denkt dat Belgi? alleen zal blijven bestaan indien taalgrenzen kunnen verdwijnen. Het is andersom: Belgi? zal pas kunnen bestaan zodra de taalgrens wordt gerespecteerd. Het lot van Belgi? hangt niet af van ‘grensverleggende taalregimes’, maar van een democratisch systeem dat de grens, en het respect ervoor, als fundament heeft. ‘Tot hier en niet verder’ is een uitspraak die al menige vriendschap van de verbittering heeft gered. Enkele decennia geleden heeft ze zelfs Europa van de tirannie gered.?

?

Met zijn verwijzingen naar Derrida heeft Rudy Aernoudt weinig anders uitgehold dan zichzelf. Zijn ‘filosofie’ is een alibi voor ongebreideld ego?sme, liberalisme en democratisch m’en-foutisme. Deze giftige politieke cocktail stelt aan al het waardevolle in dit land geen grens, maar een einde: aan de mogelijke bescherming die de wet en de grens bieden, aan de idee van de gelijkheid, aan de communautaire pacificatie, aan de toekomst van de democratie in Belgi?. ?Net die mentaliteit drijft ons in de afgrond. ?Wat Aernoudt voorstelt is helemaal geen ‘deconstructief’ denken, het is destructie zonder meer.

?

Wij roepen alle progressieve krachten in Vlaanderen op om de angst en de onverschilligheid te verlaten. Progressief zijn betekent volgens ons de ontmaskering van ego?sme. Het betekent op dit punt in de geschiedenis het Belgische monster kritisch in de ogen kijken. Wegkijken van de realiteit heeft de democratie nooit vooruit geholpen. Aernoudt representeert dan ook alles behalve vooruitgang.?

Onze wijsgerige idealen zijn daarentegen helderheid van geest en kritische zin. Die staan dichter bij Derrida dan Aernoudts gegoochel met ‘disseminatie’ en de ‘relativiteit van grenzen’.?

Wie de teksten zelf wil raadplegen: www.gravensteengroep.org

?

Peter De Graeve, UA.

Tinneke Beeckman, VUB.

Archief

Steve Stevaert, gouverneur van Limburg: ‘Dit land kan best wat mildheid gebruiken’

10 januari 2009

Hoe leer ik schieten op de boodschapper?

Vandaag de mildheid van de Limburgse gouverneur in De Morgen, morgen zijn wijsheid in De Zevende Dag?

Niets zo vluchtig als hoop. Toen u in 2003 de verkiezingen won, was er hoop dat het politieke tij naar links keerde.?

De geschiedenis wordt herschreven en op een onrechtvaardige manier. In 2004 verloren de VLD en de sp.a zogezegd de verkiezingen. In werkelijkheid haalden we een zeer goed verkiezingsresultaat. Alleen hadden de paarse partijen in 2003 het exceptioneel gedaan. En daarop werden we afgerekend. Als je de Bordeaux van het uitzonderlijke jaar 2005 als enige maatstaf neemt voor goede wijn, dan drinken we het volgende decennium inderdaad alleen maar bucht. Maar dat klopt dus niet.

Politologen die dergelijke niet-gepermitteerde onwetenschappelijkheid blijven verspreiden, zouden ze onmiddellijk hun diploma moeten afpakken. Maar ik zie het tegendeel gebeuren. Jullie laten Carl Devos nu al jullie opiniepagina’s volschrijven. De ramp is begonnen toen men besliste in de kranten de lezers het woord te geven. Toen kwamen de politici, Bart De Wever op kop, en nu is er de overtreffende trap: Carl Devos. Ik zal eens cynisch zijn: dan zijn journalisten bij De Standaard en De Morgen verwonderd dat er ontslagen vallen. De fabrieksarbeiders hebben voor een minder groot onrecht destijds de weefgetouwen kapotgeslagen. Die pikten tenminste niet dat hun ze hun vakwerk moesten opgeven voor inferieure spinsels.

De geschiedenis wordt hier dus herschreven, en niet intelligent, laat staan correct. Twintig procent is een historisch resultaat voor socialisten, tenminste in Vlaanderen. In Duitsland ‘verliest’ Schr?der de verkiezingen door meer dan 30 procent te halen en dan had hij nog het ongeluk dat Oscar Lafontaine hem ter linkerzijde de das omdeed. Moraal van het verhaal: ideologie is van ontzettend groot belang, maar ideologie alleen maakt het verschil niet. Ideologie is de basis en daarboven maken mensen het verschil.”

Archief

Luc Van Doorslaer: De taalgraaicultuur en de Belgische loftreflex

9 januari 2009

Een bijzonder onderbouwd verhaal van Luc Van Doorslaer in De Morgen van 7 januari 2009

De taalgraaicultuur en de Belgische loftreflex
Luc van Doorslaer over het belang van taal in de Belgische politiek en samenleving. Van Doorslaer is als docent-onderzoeker in de vertaalwetenschap en journalism studies verbonden aan Lessius Antwerpen en de KU Leuven. Hij werkt ook als zelfstandig tv-journalist.
‘Vanuit ons postmoderne, progressieve en internationalistische wereldbeeld ontkennen we graag dat vandaag de dag het taalgegeven nog een doorslaggevende rol speelt’, schrijft taalwetenschapper Luc van Doorslaer. ‘Wij associ?ren taalgrenzen met belemmeringen die niet passen bij een mondiale burger.’ Met twee recente, hedendaagse voorbeelden wijst hij er echter op dat we ons vaak bezondigen aan wishful thinking als we er van uitgaan dat taal en cultuur in onze mondiale 21ste eeuw verwaarloosbare categorie?n geworden zijn.

Het eerste voorbeeld komt uit Wikipedia, zoals bekend veruit de meest gebruikte bron van informatie onder jongeren. Onder het trefwoord ‘Belgique’ lees ik in verband met de talensituatie het volgende:

D’un point de vue territorial, le fran?ais est en progression, en Flandre (pr?s de Bruxelles, ou dans les environs de la fronti?re fran?aise ? c?t? de Lille), mais ?galement en zone germanophone. Cette tendance est une tendance naturelle constat?e depuis des si?cles avec l’augmentation des communications et de la facilit? de voyager, qui exige de plus en plus une homog?n?isation des langues, les langues importantes gagnant toujours progressivement sur les langues locales ou les patois.

Ik wrijf mijn ogen uit en lees dit opnieuw: ‘le fran?ais est en progression’, ‘une tendance naturelle’, ‘les langues importantes gagnant toujours’, ‘les patois’. Dit is het discours dat ik in 19de-eeuwse teksten vaker ben tegengekomen, maar het staat vandaag de dag in de meest gebruikte bron van informatie. Nu weet ik ook wel dat Wikipedia een online-encyclopedie is waar iedereen in kan schrijven. Maar tegelijkertijd hebben meerdere wetenschappelijke studies aangetoond dat de zelfcorrigerende werking van Wikipedia enorm groot is. Schrijf iets verkeerds in Wikipedia en binnen de kortste keren (meestal een kwestie van uren of dagen) wordt het door iemand anders gecorrigeerd.

Welnu, de hierboven geciteerde passage heb ik meer dan drie maand geleden voor het eerst gelezen, ik kan alleen maar vaststellen dat ze door geen enkele Franstalige ooit is gecorrigeerd. Het gaat ook niet om een of ander obscuur trefwoordje, maar om ‘Belgique’, een trefwoord dat in zowat 150 talen in Wikipedia beschreven staat. De distributiekracht van Wikipedia is enorm. Met al mijn respect voor de stilletjes groeiende minderheid van Franstalige Belgen die wel degelijk eerlijk probeert om talen op dezelfde hoogte te plaatsen, dit invloedrijke voorbeeld toont aan dat het dominante discours duidelijk nog altijd een ander is. Frans is voor vele Franstaligen kennelijk nog altijd de belangrijke cultuurtaal die het lange tijd in Europa geweest is, en het is een natuurlijke evolutie dat de taalgrens verder naar het noorden opschuift, dat Brussel en Vlaanderen verfransen ten koste van de lokale patois. De dagdagelijkse ergernissen van vele Vlamingen in Brussel en in de Rand zijn geen toeval, maar zijn het gevolg van een onderliggende dominante filosofie in Franstalig Belgi?. Geen algemene, maar wel een dominante. Het is dus bijzonder na?ef als een groot deel van progressief Vlaanderen de taaltegenstelling afdoet als iets uit de vorige eeuwen. Er is de laatste tijd vanuit linkse hoek heel terecht zwaar gereageerd tegen de graaicultuur in de financi?le en bedrijfswereld. Maar de historische en nog altijd aan de gang zijnde taalgraaicultuur wordt niet of slechts met mondjesmaat aan de kaak gesteld. Aangezien de sociale dimensie in dit geval nog een stuk groter is, zou het bij uitstek een thema voor progressief Vlaanderen moeten zijn. Het is integendeel, o ironie, de katholieke Luikse bisschop L?onard die vanuit een sociaal-culturele bewogenheid de voor de hand liggende links-kritische analyse gemaakt heeft: dat vele Franstaligen in Belgi? hun “complex van taalsuperioriteit” zouden moeten leren opgeven

Gelijkheid in de geesten

Mijn tweede voorbeeld is het resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Het afgelopen academiejaar werd in drie Meesterproeven Journalistiek een onderzoek uitgevoerd naar de buitenlandberichtgeving in de Belgische kranten, onder meer het bronnengebruik en de landen waarover bericht werd. Het onderzoek is gebaseerd op een corpus van meer dan 1.000 buitenlandartikels in de eerste maanden van 2008 (dus nog niet bepaald door de Amerikaanse presidentsverkiezingen). Nu net bij buitenlandberichtgeving was mijn verwachting dat deze de klassieke Belgische communautaire tegenstellingen zou overstijgen. In een debat in De Zevende Dag zei Geert van Istendael me vorig jaar dat hij zich meer verwant voelde met een lezer van Le Monde dan met een lezer van Het Laatste Nieuws. Dat leek mij toen erg plausibel, maar de resultaten van dit onderzoek plaatsen grote vraagtekens bij dit soort beweringen. Welke belangrijkste vaststellingen kunnen afgeleid worden uit de grafieken in die studies?

1. In de Vlaamse pers wordt vooral over de VS geschreven, gevolgd door Frankrijk, dat opvallend genoeg ook in de Vlaamse pers nog heel wat meer aandacht krijgt dan de andere buurlanden het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland. In de Franstalige Belgische pers daarentegen verplettert Frankrijk op een overweldigende manier alle andere buitenlanden. De Verenigde Staten en Congo volgen op grote afstand.

2. Er bestaat een grote mate van correlatie tussen de gebruikte persagentschappen en de landen waarover geschreven wordt. Op de eerste plaats in Vlaanderen staat het Amerikaanse persagentschap AP (bij de landen op ??n de VS), op de tweede plaats het Franse persagentschap AFP (bij de landen op twee Frankrijk), op de derde plaats het Britse persagentschap Reuters (bij de landen op drie het VK). De Franstalige pers daarentegen gebruikt bijna uitsluitend (ca. 85 procent) Franstalige persagentschappen als bron (AFP en de Franstalige versie van Belga) en schrijft hoofdzakelijk over Frankrijk. AP en Reuters zijn hier marginaal.

3. De buurlanden waarvan de persagentschappen niet of nauwelijks gebruikt worden (Nederland en Duitsland) komen veel minder aan bod, maar staan in de Vlaamse pers wel nog wat verderop in de top-10.

4. Alle niet-Franstalige buurlanden (Nederland, VK en Belgi?’s belangrijkste handelspartner Duitsland) komen in de Franstalige pers niet voor in de top-10. Zij worden voorafgegaan door landen als Congo, Iran of Pakistan.

Deze twee beklemmende voorbeelden over Wikipedia en de buitenlandberichtgeving in de Belgische dagbladpers geven aan dat alvast in Franstalig Belgi? nog een uitzonderlijk sterke taallogica primeert. Dit plaatst elke communautaire onderhandeling in Belgi? in een ander perspectief. De zogenaamde gelijkheid in de geesten als basis voor de zoektocht naar een compromis, blijkt in de praktijk een illusie. Het verklaart tegelijkertijd waarom elk communautair compromis in het beladen Belgische kader telkens weer snel achterhaald zal blijken te zijn. Het is allemaal mooi en idealistisch als de groene partijen samen zeggen dat ze streven naar een veralgemeende tweetaligheid in Brussel of in het Brusselse onderwijs. Maar de realiteit is net iets proza?scher: Beno?t Cerexhe pleit er onomwonden voor om de tweetaligheidsvereiste van de Brusselse ambtenaren af te schaffen. Cerexhe is geen FDF-er, maar de Brusselse CDH-onderhandelaar bij de communautaire dialoog. Hij illustreert hiermee het dominante taaldiscours in Franstalig Belgi? dat ook bleek uit het Wikipediavoorbeeld. In progressieve kringen in Vlaanderen wordt hier erg lauw tegen gereageerd, vanuit een sussende overtuiging dat het communautaire thema toch niet ons kopje thee kan zijn. Maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Natuurlijk bestaat er in Vlaanderen een niet te onderschatten stroming die alleen maar op zichzelf wil terugplooien en kneuterig alleen maar Vlaams wil zijn. Deze stroming is gevaarlijk en moet zo effici?nt mogelijk bestreden worden. Maar uit het onderzoek van de buitenlandberichtgeving in de Belgische pers blijkt dat deze stroming immens veel sterker staat bij onze Franstalige zuiderburen. Op basis van dit media-onderzoek staat Vlaanderen alleszins heel wat dichter bij de open, meertalige en internationaal gerichte samenleving die elke moderne en progressief denkende medemens nastreeft.

Als de linkse partijen in Vlaanderen zich afvragen waarom ze zo jammerlijk gemarginaliseerd worden in opiniepeilingen, moeten ze misschien overwegen om de Franstalige navelstaarderij, het taalexpansionistisch denken en de taalgraaicultuur met veel meer overtuiging aan te klagen. Zoals ze dat terecht, maar te selectief doen met vergelijkbare stromingen in Vlaanderen. Dat aanklagen is door en door links, maar veronderstelt wel het opgeven van de sussende Belgische reflex. Een salonreflex, in geactualiseerde vorm de loftreflex.

?

Deze tekst is een (licht aangepaste) passage uit een ruimer essay. Volgende week verschijnt het in een bundeling van essays met als titel De Vlaamse Republiek: van utopie tot project (Leuven: Van Halewyck, red. J. Sanctorum). Alle exacte gegevens over opbouw en samenstelling van het corpus, methodologie, onderzochte periode enz. zijn te vinden in de Meesterproeven van Jinse Renders, Eveliene Renders en Tim Bernaers, Master Journalistiek van Lessius Antwerpen en de K.U. Leuven, 2008.

07/01/09 07u58

?

http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/596088/2009/01/07/De-taalgraaicultuur-en-de-Belgische-loftreflex.dhtml

Archief

Bart Schermer: Einde van de Privacy

4 januari 2009

Rudy Kagie in Vrij Nederland van 13 december 2008 over het ’ Einde van de Privacy’?

De Leidse promovendus Bart Schermer voorspelde onlangs: ‘Over twintig jaar bestaat privacy niet meer. En over vijfentwintig jaar bestaat het recht op privacy niet meer.’ Een bescheiden inventarisatie van wat er recent aan maatregelen werd doorgedrukt, leert dat Schermer werkelijk te pessimistisch is over het tempo waarin de technische vooruitgang zich voltrekt. Nog even en de fiscus informeert naar de kleur onderbroek van de belastingplichtige – en niemand die daar nog van opkijkt.

In het kader van de jacht op terroristen en kinderpornografie blijken zelfs de meest solide encryptieprogramma’s niet opgewassen ?tegen de speurzin van de digitale recherche. Alle verrichtingen op internet alsmede de nummers van alle gekozen en ontvangen telefoontjes worden gedurende ??n jaar bewaard. De komst van een Elektronisch Pati?ntendossier is onafwendbaar, waarmee de koppeling van medische gegevens aan het Burger Service Nummer een feit is. De douane mag weldra laptops, mobiele telefoons en iPods besnuffelen, confisqueren en vernietigen. In het kader van de bijzondere opsporing is zowel Albert Heijn als de openbare leeszaal als de apotheek, kortom elke onderneming sinds enige tijd verplicht om ?lle, maar dan ook werkelijk ?lle verzamelde informatie over de client?le prijs te geven. De OV chipkaart maakt het binnenkort mogelijk om te traceren hoe, waar en wanneer iemand zich in het openbaar vervoer begeeft. Natuurlijk hebben we niks te verbergen. Natuurlijk mag iedereen weten hoe we onze oude dag doorbrengen, hoe laat we gaan slapen en welke krant we lezen. Alleen: het is geen prettig idee dat iedereen dat k?n weten.

***************************************************************************************************

Bart Schermer promoveerde op 9 mei 2007 te Leiden met het proefschrift??’Software agents, surveillance, and the right to privacy: a legislative framework for agent-enabled surveillance. Schermer is werkzaam bij ECP.NL, Platform voor eNederland, en is daarnaast verbonden aan eLaw@Leiden, Centrum voor Recht in de Informatiemaatschappij.

In de strijd tegen georganiseerde misdaad en internationaal terrorisme spelen (persoons)gegevens een voorname rol. Door het verzamelen en analyseren van gegevens kunnen opsporingsinstanties in een vroeg stadium potentiele verdachten of activiteiten in beeld krijgen. Dit is goed voor de veiligheid van onze samenleving, maar het kan tegelijkertijd een bedreiging vormen voor de privacy en vrijheid van burgers. Software agents zijn intelligente computerprogramma’s die zonder tussenkomst van de mens zelfstandig taken kunnen uitvoeren. In dit proefschrift wordt het gebruik van software agenten in de opsporing onderzocht. ?

Het doel van dit proefschrift is te onderzoeken in hoeverre het huidige juridische kader voor de bescherming van de privacy en vrijheid van burgers toegerust is om met de effecten die software agenten hebben op de opsporing om te gaan. In dit proefschrift wordt gekeken naar zowel het juridisch kader van de Verenigde Staten als dat van Nederland. In bijzonder wordt aandacht besteed aan de vraag in hoeverre het recht op privacy nog een adequaat middel is voor het beschermen van privacy en vrijheid. Belangrijkste conclusies uit het proefschrift zijn dat het recht op privacy in de toekomst niet langer handhaafbaar zal blijken, en dat het huidige strafvorderlijke kader niet toegerust is om om te gaan met de effecten die software agenten op de opsporing gaan hebben.