knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

vrt deredactie.be – Opinie: Bedenkingen bij terreur in Oslo

31 juli 2011

Bedenkingen bij terreur
26 / 07 / 2011

?Het kwaad kan een mens doden, maar het kan geen volk vernietigen?, zo sprak de Noorse premier Jens Stoltenberg troostende woorden bij de herdenking van de terroristische schietpartij en bomaanslag in Oslo. Met dit appel op een nationalistisch eergevoel probeerde de sociaal democratische leider de pijn te verzachten van de nabestaanden en al wie zich geraakt voelt door de kogels van rechts. Hand in hand biedt samenhorigheid soelaas: de kracht van eendracht.

Niet voor niets dragen landen een religieus symbool in hun vlag. Ook in Europa.
Scandinavische landen zagen zichzelf in het voorbije millennium eerder als een belangrijk bruggenhoofd van het christendom en in de vorige eeuw als democratisch bastion tegen de belendende Sovjetunie.
Al bleven ze in het Vlaamse collectieve bewustzijn vooral geassocieerd met woeste rooftochten van Vikingen, dan wel met een vrolijke vrijheid als gevolg van een halve eeuw sociaaldemocratisch succesbeleid.
Internationaal richtten deze landen zich sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw op belangrijke vredesinitiatieven, niet alleen in het Middenoosten.
Forse ontwikkelingshulp en militaire ondersteuning van VN vredesmissies gingen gepaard met een zeer ruimhartig immigratie- en asielbeleid.

Onder het plaveisel het moeras
Soms werd dit christelijk-humanitaire ideaalbeeld verstoord door duistere complotten en moorden op politici zoals Olof Palme en Anna Lindh in Zweden.
Succesvolle misdaadliteratuur en hooggewaardeerde crime series op tv en dvd suggereerden onder het plaveisel een beklemmend moeras.
In de deprimerende noordelijke duisternis kreeg een christelijke moraal, hand in hand met socialistische volksverheffing, amper vat op een merkwaardig gebruik van genotsmiddelen zoals alcohol, met comazuipen en hoge zelfmoordcijfers.
Niet alleen de succesvolle Zweedse Millenniumserie van Stieg Larsson onthult donkere kanten van het Scandinavische model. Veel van hun – ook buiten eigen land – succesvolle schrijvers, zangers en filmmakers zoeken naar een diagnose voor die maatschappelijke spanningen. Hun verhalen slaan aan wegens het herkenbaar als dwaallichten en Sint Elmusvuur in kerkgenootschappen, in zichzelf gekeerde afgelegen gemeenschappen en in een stedelijke omgevingen waar de migratiespanning de vonk aan het moerasgas houdt.
In Denemarken werden dit voor het eerst duidelijk electoraal vertaald. Heersende politieke leiders hadden aanvankelijk geen ander weerwoord dan hel en verdoemenis af te roepen over racisme, nationalisme en eigenbelang. Ze struikelden over uitgebreide spindokter-technieken om toch maar zelf de troon van de macht te blijven bezetten. Hun pleidooi voor het handhaven van eervolle en belangwekkende internationale en nationale solidariteit was vurig en profetisch.
Maar in de praktijk klonk het globaliseringsoptimisme van de linkse elite vooral ijdel in de oren van de traditionele sociaaldemocratische achterban en de bekneld geraakte middengroepen. Niet alleen in de Scandinavische landen.

Ontheemd in een geglobaliseerde wereld
In Nederland wees in het voorjaar Ren? Cuperus van de sociaaldemocratische Wiardi Beckman Stichting op een Engels onderzoek van de anti-racisme organisatie Searchlight. Ruim de helft van de Britten voelt zich ontheemd in de globaliserende wereld van arbeidsonzekerheid, massamigratie en individualisering. Men hunkert massaal naar houvast en identiteit, iets wat de gevestigde en technocratische politiek niet kan of wil leveren. Het gangbare Britse twee partijenstelsel bleek dit zeer groot nationaal-populistisch potentieel onder de bevolking aan het oog te onttrekken.
In de Volkskrant van 4 juli 2011 werd bekend gemaakt dat in Nederland economen in het verleden gezwegen hebben over de kosten van de immigratie. Bij zijn promotie bevestigde Joop Hartog van de Universiteit van Amsterdam dat er sinds de jaren zeventig al consensus bestond onder economen dat de hogere bevolkingsdichtheid die grootschalige immigratie meebrengt, niet gepaard gaat met een evenredige stijging van het inkomen per hoofd van de bevolking. Toch hielden economen zich afzijdig in het politiek beladen debat over immigratie, terwijl vooral sociologen en cultureel antropologen een pro-immigratie standpunt innamen.

Massale migratie in een verzorgingsstaat
De Nederlandse publicist Paul Scheffer was de eerste die het lef had in het artikel in NRC Handelsblad ?Het multiculturele drama? (januari 2000) dergelijke conclusies te verwoorden. In zijn ?Land van Aankomst? (2007) ging hij verder : ?Het samengaan van massale immigratie en de verzorgingsstaat is uniek: er zijn geen andere voorbeelden van in de geschiedenis. De gevolgen zijn voor iedereen zichtbaar: grote groepen migranten zijn in een situatie van afhankelijkheid geraakt. Wat een initiatiefrijk deel van de samenleving zou moeten zijn (immigranten zijn immers bij uitstek overlevers) is verworden tot het meest onbeweeglijke deel van de bevolking.(p.38) (?) Het is niet zozeer dat nieuwkomers de banen van de ingezetenen wegnemen. Zeker in tijden van hoogconjunctuur valt de verdringing van de eigen bevolking reuze mee, want de migranten scheppen door hun activiteit ook nieuwe werkgelegenheid. Maar de Amerikaanse econoom George Borjas maakt duidelijk dat de huidige immigratie, ook die in de Verenigde Staten, de sociale ongelijkheid doet toenemen: welvaart vloeit weg van de werknemers die concurreren met immigranten en gaat naar de werkgevers en anderen die gebruik maken van de diensten van immigranten. Zijn bondige conclusie is: ?Werknemers verliezen doordat immigranten de lonen verlagen. Werkgevers winnen omdat immigranten de lonen verlagen.? Het gaat dus om belangrijke keuzen, die te maken hebben met het maatschappijbeeld dat men koestert.(p.113)

Nationalisme biedt een identiteitsgevoel
Wanneer politieke leiders geen oog hebben voor deze problemen van hun achterban verliezen ze hun legitimiteit, al kunnen ze dit door alle mogelijke electorale hoogstandjes vaak nog lang verborgen houden.
Wanneer mensen zich niet langer kunnen herkennen in het ideaal dat hun leiders minstens met woorden belijden, keren ze zich gedeprimeerd van hen af ten prooi aan woede en wrok. In tijden van vertwijfeling bieden oude verhalen met een mythische glans van zuiverheid makkelijk nieuw houvast. Het verleden is steevast groots en het eigen volk kan zich dan nog spiegelen aan verloren waarden en normen zoals religieuze symbolen in nationale vlaggen wapperend suggereren.
Nationalisme biedt een identiteitsgevoel, zoals de Noorse premier het maandag verwoordde: ?Het kwaad kan een mens doden, maar het kan geen volk vernietigen?.
In zo?n klimaat ruiken ?lone wolves? hun kans. Mensen die zich om allerlei redenen – vaak gebaseerd op frustratie, rancune en wrok – minstens mentaal vervreemd voelen van een gemeenschap van gelovigen kunnen zich profetisch geroepen voelen. In een samenleving waar zij zich nauwelijks nog herkennen als betekenisvolle deelnemer kan dit leiden tot extreem gewelddadige ?shootings? en zelfmoordaanslagen.
Door de schaal waarop dit zich de laatste decennia voordoet, zijn dit geen ?toevallige incidenten? meer. Zeker gezien het vaste patroon waarbij mensen willekeurig gedood worden als slachtvee om de moordenaar te vergezellen in zijn eigen spectaculaire afscheidsboodschap voor de wereld.

De geschiedenis herhaalt zich. Maar hoe?
In Noorwegen beklemtoonde de dader in uitgebreide ideologische en politieke geschriften zijn spiegeling aan vroegere zelfmoordterroristen in de naam van een politiek of religieus ideaal. Met hun ideaal, indoctrinatie, zelfbegoocheling en haat die het hart verwarmt, verloren ze iedere empathie met de ander.
Dat dergelijke einzelg?ngers, politieke of religieuze sektes vroeg of laat terecht kunnen komen in het rollenspel van de strijd om de politieke macht lijkt met het oog op vergelijkbare fenomenen in de voorbije eeuw evident.
Maar wie prat gaat op een progressief wereldbeeld moet toch ook de banale uitdrukking kennen: ?De geschiedenis herhaalt zich: de eerste keer als tragedie, de tweede keer als klucht. Nee. Er is nog een derde weerspiegeling van dezelfde gebeurtenissen, van hetzelfde onderwerp, een weerspiegeling in de ?lachspiegel? van de onderwereld. Het onderwerp is onvoorstelbaar en tegelijk werkelijk, het bestaat echt en leeft naast ons. (Jacq Vogelaar in ?Kampliteratuur?)
Dat hebben de slachtoffers van Anders Breivik ondervonden.
Dat weten lezers van de Noorse Nobelprijswinnaar literatuur van 1920 Knut Hamsun die in 1943 zijn medaille aan de Duitse propagandaleider Goebbels schonk.

Interneren en uitsluiten of een openbaar debat?

Je kan dergelijke figuren ook herkennen als kanaries die mijnwerkers waarschuwden voor het reuk- en kleurloos gevaar van mijngas dat vrijkomt door grote verschuivingen in de ondergrond.
Je kan ze beschouwen als klokkenluiders tegen wil en dank die een openbaar proces voor een rechtbank moeten krijgen in plaats van hen achter gesloten deuren te interneren als geesteszieken. Wie weigert het grote publiek te betrekken bij de veroordeling van deze mensen en hen snel wil af serveren als niet toerekeningsvatbaar, ontkent de betekenis van hun woorden en daden. Een open en democratische samenleving wordt juist sterker door het publieke debat over afwijkende politieke meningen, eerder dan ze monddood te laten voortwoekeren.
Evenmin keer je dit proces door ?een oproep aan alle Europese leiders om de xenofobe politieke retoriek aan de kaak te stellen die mogelijk de aanleiding is geweest voor het bloedbad dat afgelopen vrijdag in Noorwegen heeft plaatsgevonden?, zoals de Zweedse Europese Commissaris voor Interne Zaken Cecilia Malmstr?m schreef: ?Helaas verdedigen te weinig Europese leiders de diversiteit en het belang van een openbare, tolerante en democratische samenleving waar iedereen welkom is?.
De Europese leiders zijn er tot op heden nauwelijks in geslaagd om tegenover hun eigen vaak eng nationalistische ideologie?n en Europese beleidsvoering een moderne symboliek en identiteitsvorming te stellen. Een vlag, een hymne en bankbiljetten was velen van hen zelfs teveel.
?Eendracht maakt macht?, geldt enkel in geval de bereidwillige deelname van de velen. Mensengemeenschappen die zich miskend voelen, zullen zo?n deelname blijven weigeren. (Palestijnen, Koerden, Tsjetsjenen, Schotten, Zuid-Soedanezen en de gedwongen deelnemers aan machtige multinationale rijken uit het verleden, inclusief de Sovjetunie). Enkel wanneer gemeenschappen respect op basis van gelijkwaardigheid ervaren, komt het tot een echte unie (Zwitserland, Duitsland).

Voor wat, hoort wat!
Voor de liberale, sociaal- en christen-democratische politici luidt intussen de bel.
Vele migranten met kinderen en kleinkinderen hebben zich goedschiks en kwaadschiks gesetteld in de meeste Europese steden. Sinds de zogenaamde ?Arabische lente? begrijpen zij vaak veel beter wat de voordelen zijn van actieve deelname aan een open, democratische samenleving. Al blijven nog steeds veel gelukzoekers binnenstromen verkleed als asielzoekers, gestuurd door de economische kracht van de familie op het thuisfront. Mensenhandel is in een geglobaliseerde wereld immers ook een lucratieve bezigheid voor helpende handen.
Wie hierop een antwoord wil geven en dus een perspectief aan kiezers in nood kan zich inspireren aan een nieuwe sociale strategie, die van de wederkerigheid: ?Voor wat, hoort wat!? zoals recent een aanzet hiertoe door de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens werd geformuleerd.

Archief

Turijn en 150 jaar Itali

21 juli 2011

“>Turijn en 150 jaar Itali?.

Vooraleer in deze schitterende en ook nog aangename stad mee te drijven op de gastronomische, visuele en auditieve heerlijkheden, is het raadplegen van Umberto Eco?s meesterwerk ?De begraafplaats van Praag? een handig houvast voor de goedgelovige leek en toerist.

Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van Itali? zijn er natuurlijk heel veel feestelijkheden, tentoonstellingen, concerten, eetfestijnen en aanverwant fraais in heel de laars te beleven.
Vooral in Turijn en omgeving – met de Torino+Piemontecard voor een schappelijke prijs te behappen – wegens eerste hoofdstad van het land – met een mooie evocatie van de eerste senaat in het Madama Paleis – is de topper de OGR tentoonstelling ?Fare gli Italiani?: een gigantisch overzicht van de Italiaanse geschiedenis tot vandaag.

En daar grijnst een nieuw soort Itali? om de hoek.
Nergens, maar dan ook nergens in deze uitputtend uitgebreide tentoonstelling wordt met een woord, een foto en film noch evocatie gerept over de zeer prominente rol van Itali? bij de oprichting van de ontwikkeling tot de Europese Unie.
Er is blijkbaar binnen de ambtelijke en culturele cenakels van dit stichtend kernland van de EU iets aan de hand dat verder gaat dan bungabunga feestjes van een mallotige ‘president van de raad van ministers’.
De belendende tentoonstellingen over Futuro en de toekomst van de kunst overstijgen het niveau van Expo 58 niet echt.

Ook binnen de als bijzonder prestigieus omschreven tentoonstelling “>‘La bella Italia’ in het koninklijke paleis van Venaria Reale is wat aan de hand.
Een tiental steden heeft naar eigen inzicht kunstwerken mogen afvaardigen om hun visie op de eenheid te illustreren. Behoudens enkele adembenemende uitzonderingen zoals de Annunziata van Orazio Gentileschi vanwege Turijn ademt de hele tentoonstelling een belegen en bestoft Biedermeier sfeertje van een in zichzelf gekeerde elite die vooral tevreden is met het eigen spiegelbeeld: huiveringwekkende confrontaties van koekendozenverbeelding met fenomenale meesterwerken.
En dat alles verscholen achter rommelige baksteengevels die tot een eigen architectuurrichting worden uitgeroepen, waar ze destijds dermate slecht in elkaar gegooid werden, inclusief de hechtingsstenen, dat iedere bouwvakker en architect er alleen maar kon van dromen dat het geheel zou opgeleukt worden met moulures en stuckwerk zoals her en der geslaagd gedemonstreerd wordt in de stad.
Armoe troef bij de dynastie van Savoye?

Lingotto met de oude FIAT fabrieken is architecturaal zeer de moeite: de hall met de spiraalvormige betonnen oprit naar de proefbaan op het dak heeft iets van het slachthuis van Shanghai en de beperkte maar mooie collectie van de Agnelli familie die op de hoogste verdieping gepresenteerd wordt, is het ommetje waard.
De culinaire geneugten van de slow food beweging vind je geconcentreerd aan de overkant van Via Nizza ‘Torino.eataly.it’ alwaar fijne en prijskwaliteit verantwoorde eetgelegenheden.

Archief

Patrick Janssens, Frank Vandenbroucke, Bea Cantillon – Voor wat hoort wat. Naar een nieuw sociaal contract. De Bezige Bij Antwerpen 2011

5 juli 2011

Patrick Janssens, Frank Vandenbroucke, Bea Cantillon – Voor wat hoort wat. Naar een nieuw sociaal contract. De Bezige Bij Antwerpen 2011

Er is een tijd geweest, lang geleden, dat Antwerpse burgemeesters dermate zwaar wogen op de nationale politiek dat niemand om de koekenstad nog heen kon. In tijden van grote verdwazing binnen de Vlaamse sociaal democratie blijkt dat ook vanuit Antwerpen een nieuwe stem te horen is over een moderne invulling van een nieuw sociaal contract.
?t Zal weer wel pijn doen en vakkundig de grond ingeboord worden dor de ware socialisten, al hebben beide co-auteurs reeds zelf voor een kritische noot en een ferme ondersteuning gezorgd. En meer nog, wie zich graag als vuurrood presenteerde binnen de sp.a, werd vakkundig naar de uitgang genood waar het gezonde verstand bij resterende leden en kiezers intussen ook het ‘wederkerigheidsprincipe’ herkend heeft.

‘t Zal ook grote ogen wekken bij de groeiende N-VA in Antwepren die ongetwijfeld het gras voor de voeten gemaaid voelt.

?Voor wat hoort wat? zal waarschijnlijk een onderdeel worden van een andere nieuwe sociale strategie, die van de wederkerigheid.
De terechte kritieken dat opleiding tot de arbeidsmarkt impliceert voor leefloontrekkers en langdurig werklozen dat ze een job moeten kunnen opnemen binnen de reguliere arbeidsmarkt, is natuurlijk een erg zwak punt, dat evenwel makkelijk op te vangen is binnen een sociale economie. Op relatief korte termijn zullen toch alsmaar meer essenti?le sectoren van de economie ( van onderwijs, over publiek transport en energievoorziening tot gezondheidszorg) opnieuw aan de openbare initiatieven worden overgelaten wegens te weinig rendabel voor de creatieve ondernemers, dan wel compleet geru?neerd door diezelfde creatieve risciokapitalisten. Dit soort sociale economie heeft baat bij mensen die in die creatieve directe winsten economie niet mee kunnen of willen.

Intussen is het ongeveer wel voor iedereen met een beetje verstand en verantwoordelijkheidzin meer dan duidelijk dat een grote instroom van mensen die niet bijdragen aan het systeem ervoor zorgt dat de objectieve en subjectieve draagkracht verdwijnt.
Intussen is voor iedereen die het wil en durft weten ook reeds lang duidelijk dat de hele ?economische immigratie? alleen maar een enorme economische kostenpost is geweest voor de Westeuropese gastlanden.

Paul Scheffer had het lef om dit uit te brengen in zijn ?Land van Aankomst?.

38. Het samengaan van massale immigratie en de verzorgingsstaat is uniek: er zijn geen andere voorbeelden van in de geschiedenis. De gevolgen zijn voor iedereen zichtbaar: grote groepen migranten zijn in een situatie van afhankelijkheid geraakt. Wat een initiatiefrijk deel van de samenleving zou moeten zijn (immigranten zijn immers bij uitstek overlevers) is verworden tot het meest onbeweeglijke deel van de bevolking.

113. Het is niet zozeer dat nieuwkomers de banen van de ingezetenen wegnemen. Zeker in tijden van hoogconjunctuur valt de verdringing van de eigen bevolking reuze mee, want de migranten scheppen door hun activiteit ook nieuwe werkgelegenheid. Maar de Amerikaanse econoom George Borjas maakt duidelijk dat de huidige immigratie, ook die in de Verenigde Staten, de sociale ongelijkheid doet toenemen: welvaart vloeit weg van de werknemers die concurreren met immigranten en gaat naar de werkgevers en anderen die gebruik maken van de diensten van immigranten. Zijn bondige conclusie is: ?Werknemers verliezen doordat immigranten de lonen verlagen. Werkgevers winnen omdat immigranten de lonen verlagen.’ Het gaat dus om belangrijke keuzen, die te maken hebben met het maatschappijbeeld dat men koestert.

In de Volkskrant van 4 juli 2011 werd bekend gemaakt dat in Nederland economen in het verleden gezwegen hebben over de kosten van de immigratie.
De economische conclusie dat immigratie per saldo geen hogere welvaart oplevert, staat al decennia. Maar door het verhitte politieke debat, durfden economen geen duidelijk standpunt in te nemen.
Aldus econoom Joop Hartog van de Universiteit van Amsterdam, in een gesprek met Me Judice, het discussieplatform voor economen.
Volgens Hartog bestaat er sinds de jaren zeventig al consensus onder economen dat de hogere bevolkingsdichtheid die grootschalige immigratie meebrengt, niet gepaard gaat met een evenredige stijging van het inkomen per hoofd van de bevolking. Ofwel: immigratie loont economisch niet.
Economen hebben zich echter veelal afzijdig gehouden in het politiek beladen debat over immigratie, terwijl vooral sociologen en cultureel antropologen een pro-immigratie standpunt hebben ingenomen, aldus Hartog.

Intussen zijn vele van die migranten met kinderen en kleinkinderen goedschiks en kwaadschiks gesetteld in steden als Antwerpen.
Al blijven nog steeds gelukzoekers in grote getale binnenstromen verkleed als asielzoekers, gestuurd door de economische kracht van de familie op het thuisfront.
Mensenhandel is in een geglobaliseerde wereld een lucratieve bezigheid voor helpende handen.

Patrick Janssens zet met ?Voor wat hoort wat? de toon – ook al probeerde Bruno Tobback zichzelf nog gauw in de markt te prijzen – Frank Vandenbroucke hoopt op ?fairness?, een vorm van spontane solidariteit van de beter bemiddelde burger maar vergeet dat ook die middengroep zich nu als citroenen uitgeknepen voelt, waar het grootkapitaal en de banken een heel eigen opvatting van ‘fairness’ koesteren ondanks de immense solidariteit die ze genoten hebben van de belastingbetalende burgers.

Bea Cantillon presenteert een interessante historische vergelijking met de situatie in de VSA en de armoede-disciplinerings-technieken, maar blijft teveel hangen in het mantra van het Matte?seffect.

Patrick Janssens De fundamenten van de welvaartsstaat.

13. In dat verband zag Deleeck ??n belangrijke langetermijntrend over het hoofd die fundamentele gevolgen heeft voor ons hele sociaal systeem. De globalisering en de nieuwe vormen van migratie die daarmee gepaard gaan, bieden nieuwe kansen voor het systeem maar betekenen evenzeer een bedreiging. In de mate dat door migratie de actieve bevolking aangroeit ? en migranten effectief economisch actief zijn in het offici?le circuit en bijdragen en belastingen betalen ? kan dat de draagkracht van ons sociaal systeem vergroten.
In de mate echter dat de migratie rechtstreeks of onrechtstreeks leidt tot meer mensen die uitkeringen ontvangen uit het bijstandssysteem of die een beroep doen op sociale dienstverlening (onderwijs, gezondheidszorg ?) zonder dat belastingen of bijdragen worden betaald, vormt dat een bedreiging van ons systeem. Dat is geen morele maar een puur economische vaststelling. En een relevante : in Antwerpen is vandaag meer dan 60 % van de leefloontrekkers via een of andere vorm van migratie ons land binnengekomen.

Frank Vandebroucke Wederkerigheid: niet vanzelfsprekend, wel hard nodig .

33. Succesvolle integratie in de arbeidsmarkt veronderstelt dat mensen de ambitie hebben om respect te verwerven via hun werk. Wie de eerste vaststelling uit het oog verliest, komt terug uit bij een model van ?individuele schuld voor armoede?, waar de Antwerpse onderzoeker Jan Vranken terecht tegen gewaarschuwd heeft. Vranken beschreef armoede als een netwerk van sociale uitsluitingen, ?dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan?. Essentieel voor hem was dat dit ?de armen scheidt van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving? en dat ze ?deze kloof niet op eigen kracht kunnen overbruggen?. Ik denk dat dit onverkort juist is. Anderzijds, zou ik daaraan toevoegen, kun je de kloof vaak ook niet overbruggen zonder eigen kracht. Dat is cruciaal in een sociale investeringsvisie : investeringen in menselijk kapitaal renderen niet zonder eigen inbreng.

65. Activering werd het motto zowel voor werkzoekenden als voor mensen met een leefloon. Terwijl het beleid met betrekking tot werkzoekenden in 2004 in zekere zin ?genationaliseerd? werd (en dus in zekere mate ge?niformiseerd), werd het activeringsbeleid voor leefloontrekkers op een volledig gedecentraliseerde leest geschoeid.

72. Activering werd het motto zowel voor werkzoekenden als voor mensen met een leefloon. (...)

Maar tegelijkertijd blijft de stijging van het aantal leefloners een maatschappelijk falen van eerste orde. (...)
Het is mijn overtuiging dat we een beroep kunnen en moeten doen op de homo reciprocans, de mens die in staat is tot solidariteit en herverdelen, op voorwaarde dat er voldoende ?wederkerigheid?
is in de samenleving, maar die ?wederkerigheid? ook ruim kan opvatten. De homo reciprocans is een beetje zoals de homo economicus : hij ziet graag ?iets terug? voor ?zijn geld? (of zijn inspanning), maar
hij hanteert geen kruideniersschaal en hij ziet dat ?iets terug? ook breder dan de homo economicus. Hij vindt de eigen verantwoordelijkheid van mensen belangrijk, maar hij is ook vatbaar voor mededogen
wanneer andere mensen erg kwetsbaar zijn, ook al zou hij die kwetsbaarheid misschien kunnen wijten aan eigen keuzes die deze andere mensen ooit gemaakt hebben. Ik denk dat mensen bereid
zijn om netto-gevers te zijn en te blijven in de samenleving, op voorwaarde dat ze zien dat met ?hun geld? maatschappelijke problemen, zoals armoede en werkloosheid, daadwerkelijk aangepakt
worden (?er worden geen bodemloze emmers gevuld?), en op voorwaarde dat diegenen die hulp krijgen, waar mogelijk en waar relevant zelf ook inspanningen doen om van die hulp iets te maken. Maar
ook op basis van mededogen ten aanzien van grote kwetsbaarheid.
Dat alles is een vorm van wederkerigheid.
(...)
Om het met de beroemde uitdrukking van de Britse sociale onderzoeker Richard Titmuss te zeggen : wederkerigheid houdt de mogelijkheid in van ?gift relationships? (zoals het vrijwillig en belangeloos afstaan van bloed, wat het voorbeeld was dat Titmuss gebruikte om te stellen dat commercialisering van menselijke relaties tot inferieure sociale resultaten leidt). In deze zin is het gezegde ?voor wat hoort wat? te kort door de bocht, als het uitdrukking wil geven aan de fundamentele idee van wederkerigheid. Niet elke bijdrage die mensen leveren aan de samenleving moet rechtstreeks beantwoord worden door een persoonlijk voordeel. Wie dat principe hanteert, zal eindigen bij een schrale opvatting over solidariteit, zoals Titmuss stelde.
Goed stedelijk beleid is dus verbindingsbeleid.

131. Ons sociaal systeem moet zoveel mogelijk mensen emanciperen en mag zo weinig mogelijk mensen de kans geven om hun verantwoordelijkheid te ontlopen.
Voor wat hoort wat. Tegenover de veelheid van sociale bescherming en sociale voorzieningen staat de verantwoordelijkheid om er gebruik van te maken en er zorgzaam mee om te springen. Dat is een gezond principe en het enige dat een duurzaam draagvlak garandeert voor ons sociaal systeem.
De overgrote meerderheid van de bevolking staat achter ons sociaal beleid. De meeste mensen beseffen dat ze er in de eerste plaats voordeel bij hebben, in de vorm van gratis onderwijs, democratische gezondheidszorg en sociale bescherming. Ons sociaal beleid mag zijn legitimiteit dan ook niet verliezen. Een grotere klemtoon op de verantwoordelijkheid van elke individuele burger die gepaard gaat met zo?n genereus systeem, kan dat draagvlak beter garanderen dan het verdedigen van het absolute karakter van sociale rechten, waar niets tegenover staat.

Bea Cantillon – Over wederkerigheid, solidariteit en bescheidenheid Enkele kritische kanttekeningen bij het ?voor wat hoort wat?-discours

147 Om humanitaire redenen maar ook vanuit welbegrepen eigenbelang hebben kinderen van illegalen recht op onderwijs en wordt er voorzien in dringende medische zorg. Ook door de uitbreiding
van de Europese Unie en de geldende regels met betrekking tot interne migratie werden de solidariteitskringen feitelijk verruimd. Meer dan 60 % van de leefloontrekkers heeft buitenlandse roots (Carpentier, 2010). Voor velen is het OCMW de eerste intrede in ons sociaal systeem. Omdat zij vaak een sterker sociaal profiel hebben dan de Belgische leefloontrekkers, stromen zij ook meer door naar de arbeidsmarkt (Carpentier, 2010). Daardoor is de taak van het OCMW grondig gewijzigd. Het bestaansminimum was oorspronkelijk bedoeld ?als laatste vangnet? voor wie door de mazen van de sociale zekerheid viel. Nu wordt het leefloon meer en meer een trampoline voor nieuwkomers. Dat vraagt een tweeledige aanpak, zo leert de praktijk van het Antwerpse OCMW. Ongetwijfeld wordt het ?voor wat hoort wat?-discours mede daardoor gevoed.

Archief

Smoke (1995) van Paul Auster en Wayne Wang – te zien op de dag van de absolute Horeca rookstop

1 juli 2011

Paul Benjamin (William Hurt) explains how to weigh smoke in Smoke (1995, Wayne Wang, Paul Auster)
een schitterende film over de rol van rook in het leven der mensen in Brooklyn NY… zullen we nu condoom-kauwgom proberen?

“Innocent when you dream” of Tom Waits in the movie Smoke written by Paul Auster.

Over hoe een verslaving mensen bij elkaar kan brengen in een heterotopie. Volgens Michel Foucault (door Sloterdijk geciteerd) andersplaatsige ruimtescheppingen die enerzijds behoren tot het systeem van sociale plaatsen van een bepaalde cultuur, maar die anderzijds buiten het triviale continu?m vallen, omdat erbinnen eigenzinnige, de logica van het geheel vaak tegensprekende regels gelden. ‘Innocent when you dream…’ In Ierland ontstond na de invoering van het Horeca rookverbod een voorheen onbestaande straatcultuur, ondanks het doorgaans barre weer.
Het heeft iets van Peter Sloterdijk over de afzondering van de oefenenden en hun zelfgesprekken in ‘Je moet je leven veranderen’.
Of zoals Boedha het ooit omschreef: ‘Maar als hij zijn huis verlaat en de ontheemdheid opzoekt, zal hij heilig worden, ontwaakt, en de sluier van de wereld wegtrekken.’ (233)

Archief

Boijmans Van Beuningen Rotterdam – De Futuro, het huis van de toekomst uit 1965

1 juli 2011

De Futuro, het huis van de toekomst uit 1965 in Boijmans Rotterdam

In 1965 kreeg de Finse architect Matti Suuronen het verzoek om een skihut te ontwerpen. De hut moest gemakkelijk kunnen worden verwarmd en kunnen staan op een ruig, aflopend terrein. Drie jaar later werd het prototype van de Futuro aan de pers gepresenteerd. Vervolgens werd het ellipsvormige polyester huis naar de skihelling getransporteerd.?Het ontwerp was meteen beroemd; ook internationaal. En er leken geweldige mogelijkheden te liggen om de Futuro in grote oplage te produceren. Maar door de oliecrisis verdrievoudigde de prijs van kunststof. De Futuro werd te duur en de plannen voor massaproductie waren van de baan. ?Er zijn nu nog ongeveer 50 exemplaren van de Futuro. De meeste zijn in het bezit van particulieren, maar het prototype is in de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.

Een fascinerende tentoonstelling met dito film over de Futuro en zijn ontwerpers, verkopers, promotors en de tijdgeest midden jaren zestig.
Futuro gaat veel verder dan de belendende design ontwerpen van middeleeuws glas over andere grondstoffen tot bakeliet en plastiek.

Dit wordt meesterlijk omschreven door Peter Sloterdijk in zijn ‘Je moet je leven veranderen’ 231-233:

Wat Heidegger de ‘tijd van het wereldbeeld’ noemde, begint niet pas met de moderne globes en atlassen, maar al met de kosmos- en rijksvisies van de spiltijd. Een wereld waaruit de ethisch besten wegvluchten, kan geen moederlijk reservoir meer zijn voor alle levensvormen. Als gevolg van het vertrek van de asceten, de mediterenden, de denkers wordt ze het toneel van een drama dat haar vermogen om
ethisch opgewonden bewoners gepast te herbergen, fundamenteel ter discussie stelt: wat is dat voor een wereld, als de krachtigste uitspraak over haar bestaat in het zich van haar afkeren? Het grote wereldtheater gaat over het duel tussen de secessionisten en de honkvasten, de wereldontvluchters en de in-de-wereldblijvers.
Maar waar een theater is, daar verschijnt ook de figuur van de toeschouwer. Als de hele wereld een podium. wordt, komt dat doordat er secessionisten zijn die beweren dat ze hier alleen maar bezoekers zijn en geen medespelers. Zuivere theorie is de recensie van de wereld door gereserveerde bezoekers. Hun verschijning zorgt voor de ethische uitdaging van het ‘bestaande’ door de waarneming vanuit een quasitranscendente positie: gezeten op de grens van de wereld willen deze waarnemers getuigenis afleggen van wat er op die wonderlijke plek het geval is.

Terugtrekkingsruimten van de oefenenden.

Met deze opmerkingen wil ik een spirituele ruimteorde aangeven die diepere grenzen kent dan welke geopolitiek dan ook kan bevatten. De door de secessionisten geschapen ruimten – men moet hierbij voorlopig denken aan de hermitages, de kloosters, de academies en andere plaatsen waar contemplatieven, asceten en filosofen zich terugtrekken – zou men in de betere dagen van het cultuurmarxisme
ongetwijfeld als wereldse steunpunten van de ‘geest van de utopie’ hebben betiteld. Maar omdat utopie?n in strikte zin slechts verhalend opgeroepen beelden van betere werelden zijn die op geen enkele plaats van de werkelijkheid existeren, is deze uitdrukking niet geschikt om de secessionair geschapen buurten te karakteriseren. De secessie roept re?le ruimten in het leven. Ze richt grenzen op waarachter een waarlijk andere bestaansmodus zijn wil dicteert. Waar secessionisten zich ophouden, daar gelden de regels van het re?el existerende surrealisme. (...)
Daarom lijkt het aannemelijker voor de ruimtescheppende resultaten van de ethische secessie een uitdrukking als ‘heterotopie’ te gebruiken, die Michel Foucault muntte in zijn niet erg bekende, in 1967 voor architecten gehouden voordracht Des espaces autres. Heterotopie?n zijn volgens hem ‘anderplaatsige’ ruimtescheppingen, die enerzijds behoren tot het systeem van sociale plaatsen (emplacements) van een bepaalde cultuur, maar die anderzijds buiten het triviale continu?m vallen, omdat erbinnen eigenzinnige, de logica van het geheel vaak tegensprekende regels gelden. Als voorbeelden van heterotopie?n worden begraafplaatsen, kloosters, bibliotheken, edelbordelen, bioscopen, kolonies en schepen genoemd. We zouden de lijst gemakkelijk langer kunnen maken, met fenomenen als sportlocaties, vakantie-eilanden, bedevaartplaatsen, mirakelhoven, parkeergarages en verschillende soorten no-go-areas. Je zou kunnen zeggen dat het ruimtestation tot de belangrijkste innovaties op het gebied van de heterotope ruimteschepping in de late twintigste eeuw behoort (we zouden overigens makkelijk kunnen aantonen dat zich daar een speciale vorm van astronautenspiritualiteit heeft ontwikkeld, waarvan de invloed op de bewoners van het aardoppervlak nog bestudeerd moet worden). De eerste re?le hetero top ie is het ruitmetype dat ik, uitgaande van Heraclitus’ beeld van de rivier waarin je niet twee keer kunt stappen, de oever heb genoemd, plaatsen met oevereigenschappen laten zich aan alle randen van de bewoonde wereld projecteren – defacto ontstaan ze overal waar oefenenden die tot secessie hebben besloten uit de rivier van de gewoonte stappen. Zij vormen de eerste bruggenhoofden van de excentriciteit. Waar de vlucht uit het midden zich affirmatief betoonde, namen de grote stellingen over de heilsnoodzaak van de ontworteling gestalte aan, bijvoorbeeld de boeddhistische doctrine van het verlaten van het huis of de christelijke ethiek van de pelgrimstocht. In de Digha Nikaya Sutra ( de ?grote verzameling?) lezen we over Boeddha: ‘Maar als hij zijn huis verlaat en de ontheemdheid opzoekt, zal hij heilig worden, ontwaakt, en de sluier van de wereld wegtrekken. Wat de christelijke topoi van het leven als peregrinario en van de gelovige als homo viator betreft, die zijn ook nu nog zo bekend (en bovendien door de actuele pelgrimsmode gereactualiseerd en spiritueel-toeristisch opgewaardeerd), dat een verwijzing naar hun ontstaan uit de breuk met de status quo volstaat.
Van doorslaggevend belang aan zulke figuren is alleen de secessionistische pointe: omdat in de eerste socialisatie, onder de dwang van de oude habitus, in het leven onder de idolen van de stam, van de traditie en het theater, kortom in het leven onder de sterke invloed van de eerste aanzetten, het heil onmogelijk te vinden is, moet de mens die dit begrijpt breken met zijn oude solidariteiten.
Ontheemdheid en het bestaan als pelgrim scheppen excentrische ruimten door middel van vlucht, zodat de huisverlater, de pelgrim, de wereldvreemdeling voortdurend zijn eigen woestijn, zijn hermitage, zijn alibi met zich meedraagt. Het verblijf op de plaats-delict van het gewone leven is voor deze nobele ontwijkers volstrekt uitgesloten. Wie zijn vluchtruimte continu om zich heen heeft, hoeft anderzijds niet meer lijfelijk weg te gaan. Het tot metafoor maken van de woestijn bood de kans het extremisme van de eerste secessionisten te temperen en een burgerlijke variant van het wegtrekken voor iedereen in omloop
te brengen. Deze trend wordt ondersteund door de stichtelijke literatuur, vooral na de vervanging van de zware codices door het kleine boek, dat het vanaf de veertiende eeuw voor de lezer mogelijk maakt zijn
dragen. In feite leveren de literaire media van het begin van de moderniteit de leken een krachtig oefenmedium. Sla een boek op, lees een zin – en de minutenanachorese is een feit. Sedert eeuwen fungeert het boek voor de beschouwelijke mens als vehikel voor de terugtocht ‘naar het vaderland van zichzelf’.