knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

vrt deredactie.be Over het verlies van privacy door preventie op internet

21 juni 2013

Over het verlies van privacy door preventie op internet


Door de secularisering van de westerse samenleving bleken steeds minder mensen bereid nog langer hun oor te lenen aan duivel en demonen, god en alle heiligen. Garanties op hemel en hel in een leven na de dood verdampten snel. Cultuurhistorisch had deze ontwikkeling nogal wat gevolgen want los van religieuze en sociale druk smaakt vrijheid van voelen, verlangen, woorden en gedachten vaak naar meer. Alles kan, zo klinkt het dan. Maar niets blijkt te zijn wat het leek te worden.



Mest van vage gronden


In een middeleeuwse standenmaatschappij waren gemene vage gronden of de publieke ruimte onmisbaar voor de samenhang: in de Kempen werden eeuwenlang potstallen gevuld met mest van schapen die gehoed werden op gemene heidegrond. Mest was onmisbaar voor intensieve tuinbouw in de dorpen.

Wanneer die vage gronden onder keizerin Maria Theresia werden ingepikt voor aanplantingen van dennen voor mijnbouw en industrie leidde dit tot forse conflicten. Vage gronden werden tot privé-bezit verklaard van wie investeerde voor industriële belangen. Mest diende ingevoerd als guano uit Zuid Amerika.




Humus van internet


Aanvankelijk leek internet vergelijkbare beloftes van vage gronden te koesteren waarop een formidabele hoeveelheid potgrond, sociale humus werd gehoed.

Net zoals op het einde van de 18de eeuw lijkt ook dit nu snel te keren. Het iconische spektakel van hellevuur op nine-eleven 2001 startte een slepend gevecht tegen internationaal terrorisme. Kinderporno hielp schaamte te overwinnen in de digitale jacht op de georganiseerde misdaad. Verzamelen en analyseren van persoonsgebonden gegevens brengen in een vroeg stadium mogelijke verdachten of verdachte activiteiten in het vizier.
Intelligente computerprogramma’s kunnen immers eindeloos zelfstandige data-mining volhouden. En zo heeft Big Brother vandaag vrije toegang tot onze geheimste gedachten.




Datamining


Vanaf 2001 bleken de Amerikaanse geheime diensten via SWIFT servers reeds alle bankverrichtingen in Europa te screenen en op te slaan. Latere akkoorden met de EU zouden dit enigszins beperken in duur en aard. Al is van enige wederkerigheid geen sprake.

Nadien hoorden alle internetproviders gedurende maanden – zo niet jaren – alle gegevens die op hun servers passeren te bewaren voor datamining door de VS, inclusief alle telefoongesprekken.

Intussen blijken Google, Facebook, Apple en Yahoo niet alleen het complete zoek- en surfgedrag, bank-, telefoon-, mail-, twitter- en sms-verkeer ter beschikking te stellen van geïnteresseerde reclameboeren, maar ook op eenvoudig verzoek te laten doorlichten door dataminers van het Amerikaanse PRISM.

De Britse regering liet voor de G8 de lege winkeletalages in het Noord-Ierse Enniskillen afplakken met vrolijk gefotoshopte koopwaar. In 2009 bleek de regering van de socialist Gordon Brown delegaties van bevriende staatshoofden en regeringsleiders van de G20 tot in hun intiemste gedachten te hebben gevolgd. Fake internetcafés nodigden de G20 entourage met een vermoeden van veilige communicatiemogelijkheden. Niets doet vandaag vermoeden dat David Cameron anders handelt, hoogstens wat subtieler.




Preventie versus privacy


In 2007 argumenteerde Bart Schermer te Leiden in zijn proefschrift over recht in de informatiemaatschappij dat het recht op privacy in de toekomst niet langer handhaafbaar zal blijken, en dat het huidige strafvorderlijke kader niet toegerust is om met de effecten om te gaan die software technieken op de opsporing gaan hebben. Intussen hoeft niemand hier nog aan te twijfelen.

De zogenaamde linkervleugel van het politieke spectrum, inclusief de Amerikaanse Obama-administratie, blijkt historisch het voortvarendst bij het aan banden leggen van de privacy van de burger. Onder het mom van preventie en gelijke kansen voor zwakkeren en zieken namen zij het voortouw in de ruil van privacy en het recht op veinzen voor een veiligheidsillusie van kopschuwe burgers.

George Orwell was ruim vijfentwintig jaar te vroeg met zijn inschattingen voor ‘1984’. Hij vergiste zich in het mechanisme van bewust georkestreerde inspanningen van Big Brother om het volk, de natie, de partij in de juiste banen van het eeuwigdurende maakbaarheidsgeluk te leiden. Hij zat er naast met de virtuele locatie in een land waar burgers als uniforme slachtoffers gedresseerd werden.




Naakte angst


Immers in de geleide vrije markteconomieën blijken regeringen zeer ver te gaan om burgerlijke vrijheden te beperken. In de wolk van digitale gegevens wordt privacy een illusie.
Op die manier wordt het meest wezenlijke van menselijk gedrag bedreigd: het recht op veinzen, op doen alsof, op het creëren van illusies, op liegen, op verschillende interpretaties van eigen waarheden.

Mensen kunnen niet samenleven wanneer ze mekaar uitsluitend naakt moeten benaderen, direct en zonder ritualen omdat iedereen alles van iedereen kan weten. Heersende herders en hun honden gebruiken nu ook onze geheimste gedachten zoals eens de duivels en demonen, god en alle heiligen.

Ofwel gaan mensen nieuwe verbanden aan met nieuwe afspraken en rituelen waarin voorrang aan het indirecte boven het directe, aan behoedzaamheid boven een rechtlijnige aanpak, ofwel exalteren mensen zich in een gesloten bij voorkeur transcendent en religieus referentiekader waarin ze zich onkwetsbaar wanen voor wat buiten hun geloof opdoemt.

‘De auteurs die mij de afgelopen dertig jaren hebben aangevallen, waren vrijwel altijd van zulke theoretiserende sociaal werkers. Deze mensen leven in het systeem van de sociologische totale smoes. Ze geven zichzelf een goed geweten, door andere mensen de toegang te weigeren tot ethische problemen. De sociologie is een gruwelijke demoraliseringsmachine. Zij maakt altijd begrijpelijk waarom mensen dit of dat doen, en niet datgene wat ze zouden moeten doen. Het is één reusachtig systeem van uitvluchten. Wie met iets zinvols wil beginnen, moet dat denken de rug toekeren.’ Peter Sloterdijk, ‘Heerlijke nieuwe wereld’ in De Groene Amsterdammer.



Archief

Over helder taalgebruik bij Vlaamse schrijvers, vroeger en later

16 juni 2013

Over helder taalgebruik bij Vlaamse schrijvers, vroeger en later

 

Vader en dochter versus De Liereman

Adelheid Ceulemans in Magazine Universiteit Antwerpen 08.2013 : 

“Theodoor Van Rijswijck schreef bovenal voor collega-Literatoren en niét voor het arme volk, zoals nu wordt beweerd. “

 

Een geheim genootschap, dat geleid werd door Van Rijswijck, was de Sint-Luybrecht- gilde. Tijdens je onderzoek herontdekte je van dat genootschap een album met daarin een vijftigtal ‘obscene, scatologische, en pornografische gedichten’. Hoe heb je dat manuscript gevonden? 

Adelheid Ceulemans: Heel toevallig. Ik was in de leeszaal van het Letterenhuis om docu- mentatie over Van Rijswijck door te nemen en plots schoof de archivaris, nadat hij gehoord had over mijn onderzoek, dat album onder mijn neus. Het had een ander referentienummer dan de map- pen die ik had opgevraagd, dus ik weet niet of ik er zonder hem op was gestoten. Later leerde ik dat er ongeveer vijf andere auteurs naar dat album verwijzen, maar in het puriteinse Vlaanderen van de late negentiende eeuw en later, gingen ze daar nooit in detail op in. De Luybrechtactiviteiten en gedichten van Van Rijswijck werden zoveel mogelijk weggemoffeld, want die zouden zijn reputatie als volks dichter natuurlijk schaden.

Iedereen heeft de parel laten liggen? 

Adelheid: Zoiets, ja. (lacht) Jan Lampo, een historicus die in het Letterenhuis werkt, heeft er onlangs wel een kort journalistiek stukje over geschreven. De primeur was dus voor hem. Nu eerlijk? ik ben een kind van mijn tijd, maar Van Rijswijck ging toen écht wel ver. (Adelheld bladert in het vuistdikke boek dat voor haar ligt, en citeert luttele seconden later:

Wy leuren en steuren

Met klooten en prut,

En byten en schyten

Op Bisschop en But.

 

Wy tikken en pikken

Op hoer en makrel,

En kakken en hakken

Op luiskul Legrel.

 

Wy zwieren en tieren

En wenschen Legrel,

Met pooten en ktooten

Int’ diepste der Hel.

Het album bewijst dat Van Rijswijck er naast zijn leven als deftige klerk en echtgenoot met kinderen, ook een ander op nahield met tabak, hoeren en jenever als hoofdingrediënten. Heeft het ook een bredere betekenis? 

Adelheid: Het is, dat erken ik graag, natuurlijk een sappig succesnummer bij de Lezingen die ik geef. Het schetst ook een beeld van Antwerpen in die tijd, als neerslag van het Liederlijke Leven en de nachtelijke slemppartijen van literatoren in cafés als De Faem en Het Zwart Peerd. Maar de dichtbundel is meer dan pure porno. Hij zit vol dubbele bodems, humor en ironie, en bevat bovenal scherpe maatschappijkritiek. Luiskul Legrel in het gedicht dat ik citeerde, is bijvoorbeeld een referentie naar Gérard Le Grelle, de toenmalige burgemeester van Antwerpen. Breder bekeken werpt het document een ander licht op de vroeg negentiende- eeuwse Vlaamse Literatuur. De courante opvatting daarover is dat die, net als onze cultuur, sterk achterop hinkte in Europa. Ik stel dat beeld bij. Het klopt dat de romantische poëtica later is doorgedrongen in de Vlaamse en Nederlandse literatuur dan in de Duitse, Franse en Engelse. Maar anders dan algemeen wordt aangenomen, toont de bundel aan dat het antiburgerlijke bohemianisme, met zijn losse moraal, zich ook in Vlaanderen al in de eerste helft van de negentiende eeuw ontrolt. Die liederlijke levensstijl wordt meestal gekoppeld aan fin-de-siècle-ontwikkelingen en de vroege twintigste eeuw, een figuur als Paul Van Ostaeyen bijvoorbeeld. Mijn stelling is dat het bohemianisme zich in Vlaanderen al veel vroeger voordeed. Met name in Antwerpen, gelijktijdig met Parijs.

(...) We vinden het allemaal belangrijk dat men de vroegere omwalling van Antwerpen probeert bloot te leggen. Wel, het ongekende werk van een vergeten dichter vanonder het stof halen en de betekenis ervan door- gronden, dat vind ik even belangrijk. Het leert ons iets over de maatschappij van vandaag, de politiek en onze cultuur. ik ben blij dat ik het allemaal gelezen heb, want ik heb er veel van geleerd. Hendrik Conscience bijvoorbeeld, staat te boek als de man die z’n volk leerde lezen. Maar hij had veel bewondering voor Van Rijswijck! Hij heeft een tekst over hem geschreven en hem na diens dood alle lof toegezwaaid.

Als Van Rijswijck niet zo losbandig was geweest, dan had hij langer geleefd en was hij misschien ook een literator van het formaat van Conscience geworden. Die werd tweeënzeventig, bijna dubbel zo oud als Van Rijswijck.

De dichter zelf nam het luchtig op:

“En ik heb slechts een verdriet!

Dat is dat jooksel aen mynen piet”.

 

(...) Op het schild van de geheime Sint-Luybrechtgilde waarvan Van Rijswijck voorzitter was, luidt de leus:

“Kort is het leven, zoet is de vreugd”

 

 

Peter Theunynck, Karel Van de Woestijne Biografie, Meulenhoff/Manteau 2010 (77-78)

 

Hoe is Van de Woestijnes angst voor en afkeer van seks te verklaren? 

Is hij eenvoudig een kind van de victoriaanse tijd en het product van een preutse, katholieke opvoeding die alles wat met lichamelijkheid te maken had, als vies en zondig bestempelde? Die verklaring klopt grotendeels, al valt het op dat generatiegenoten van Van de Woestijne uit een vergelijkbaar milieu daar minder verkrampt mee omgingen. Denk maar aan het advies dat August Vermeylen aan Emmanuel de Bom gaf, toen de Antwerpenaar niet meer aan schrijven toekwàm doordat hij gekweld werd door een allesverzengende passie voor Clara Gaesch, een cafézangeres uit The Music Hall aan het Falconplein. Vermeylen suggereerde zijn vriend om geregeld seks te hebben, maar passie te vermijden. Praktisch gezien zag hij twee oplossingen:

1° – met een maîtresse leven, alsof men getrouwd was (ja!), maar een vrouw kiezen die zorgen kan voor al de stoffelijke, kleingeestige zaken van ‘t leven, die u helpt, u volkomen vrij laat, en u niet komt storen in uw kunstenaarswerk, en daarbij: een vrouw die geen kunstenaarsziel heeft, opdat ze op uwen geest niet ontverve. Ik geloof dat het leven dan heel regelmatig zich moet ontrollen, en dat men ‘op zijn philistersch’ veel moet kunnen werken.

Of beter nog: poep uw dienstmeid. Dat is misschien nog het zekerste, en ik ben zeer gelukkig die oplossing gevonden te hebben.

2° – Hebt ge geen dienstmeid, of kunt ge er geen schoone vinden, ga alle maanden – of alle twee maanden, ...volgens het karakter – naar ‘t bordeel. Dat zult ge cyniek vinden, maar ik ben overtuigd dat ik hier de waarheid ‘vastgegrepen’ heb.

In ieder geval, maak van het poepen een natuurlijke werking, iets zeer gewoons, als het eten en het schijten. Gewichtig. 

 

 

Archief

vrt deredactie.be blog: Het offer aan de lopende band

9 juni 2013


Dit jaar is het een eeuw geleden dat ingenieurs van Henry Ford in de Highland-Parkfabriek van Detroit de lopende band als productiesysteem op punt stelden. De gevolgen waren enorm, niet alleen voor de industriële ontwikkeling.




Zoals bij iedere paradigmaverschuiving zat de finale er al lang aan te komen. In de vorige eeuwen werden naast de monopolies van ambachten en gilden reeds kleinschalige processen ontwikkeld die gebaseerd waren op een verdeling van de productie in kleinere onderdelen. Eens alle handelingen doorlopen, werden de onderdelen tot afgewerkt product bij elkaar gebracht.
In die periode vertoonde de gruwelijke kunst van grootschalig oorlogvoeren met geregelde en gespecialiseerde troepen een vergelijkbaar succes tegenover de guerrilla van kleinere lokale eenheden.
Karl Marx wist Hegels vervreemding te munten op de florissante kapitalistische productieverhoudingen. Een arbeider werd als anoniem radertje in een ingewikkeld productieproces losgezongen van zijn beroepsfierheid en zelfrespect. De vrucht van zijn creatieve en fysieke inspanningen werd gereduceerd tot een loon in functie van zijn productiviteit.




Bandwerk


In de spuiterij van de Johns Manville asbest-cementfabriek (Mollith) op Mol Donk was tijdens de jaren 70 van de vorige eeuw het lopende bandwerk bij de productie van dakleien erg afstompend. Aan de kop van een zeer lange productiehal werden de asbestvezels met zand, cement en water machinaal gemengd tot een deeg waarvan grote platen werden geperst. Na de droogovens werden gaten voorgeboord waarna de platen door automatische verfspuiten werden gelakt tegen de invloed van weer, wind en mossen. Menselijke robots – zoals ikzelf in die tijd – hoorden acht uur lang met een schaft en twee plas- en drinkpauzes deze platen op vorm te breken en als stapels over de rolband af te voeren voor verpakking en transport. Stof, lawaai en de productiesnelheid die tot alertheid dwong, maakten het bandwerk afstompend.

De machine bepaalde wat ieder van ons gedurende acht werkuren moest volbrengen. Communicatie met mede-robots aan de band was nauwelijks mogelijk. Behalve wanneer gebarsten platen aanrolden want die dienden tegenover ons in afvalcontainers gegooid.




Tegen de wand


Daarbij probeerden we met defecte leien zo scherp mogelijk de tegenoverliggende dubbel gelaagde prefabwand te raken. Week na week, maand na maand rees de hoop dat ooit iemand van ons de buitenste laag zou doorboren om ons een blik te gunnen op de buitenwereld. Wanneer een gescheurde asbetcementplaat uit de ovens over de band kwam aanhobbelen, vonkte een spontane vorm van eensgezindheid op bij de lopende bandwerkers om de stukken in de muur te mikken. Baldadigheid werd ontsnappingsgedrag tijdens ‘Modern Times’ in de spuiterij van Johns Manville.

Wanneer ik nadien als ondergronds mijnwerker in de steenkoolmijn van Beringen aan de slag ging, bleek dit mentaal lichter dan bandwerk bij de Mollith in Mol. In de mijn was iedere kompel verantwoordelijk voor zijn eigen taak en de veiligheid van de buurman. Wie de mijn verliet voor proper en licht werk aan de assemblagelijnen van de Genkse Ford fabrieken, hield het vaak niet vol en keerde terug of zocht zijn heil als bouwvakker. Net als in de koolmijn leek je in de bouw een onderdeel van een productieproces dat ook draaide op jouw persoonlijke inzet en creativiteit als onderdeel van een samenwerkende groep.




Fordisme


Vooral Sovjet Rusland en Nazi Duitsland werden gretige volgelingen van het Fordisme. Elders in Europa hielden industriëlen het nog lang bij meer ambachtelijke productietechnieken.
Wegens groot succes werd de voorbije eeuw deze magisch lijkende truc uitgebreid tot alle mogelijke systemen. Zoals film met een lopende band aan verstilde beelden beweging in tijd en ruimte suggereert, zo woekeren eindeloze opdelingen van complexe processen naar een illusie van efficiëntie in onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, gezondheidszorg en bestuurskunde.
Intussen weten de meeste mensen dat beweging op het witte doek of beeldscherm berust op een suggestie en vluchten ze niet langer voor een virtueel aanstormende trein.
Niet zo voor medische toepassingen. Waar vroeger een patiënt – vaak bij gebrek aan beter – door de medische stand benaderd werd als mens met een geschiedenis, een omgeving, angsten en verlangens, wordt hij intussen efficiënt opgedeeld in een of meerdere klachten, organen, afwijkende beeldvorming en labo-resultaten. Vakmanschap wordt graag geofferd aan de illusie van lopende band efficiëntie.




Evidence Based Management


Vandaag is het in Nederland zover dat specialisten zich kunnen beperken tot alleen diabetes, schildklier, hart, long of een ander onderdeeltje van het menselijk levensproces. De parameters worden verzameld door verpleegkundigen als praktijkondersteuner en in het beste geval door de behandelende arts besproken met de patiënt.
Ook huisartsen worden in Nederland krachtig aangemoedigd om vooral (preventieve) productie te draaien met een ruim gamma aan praktijkondersteuners die zij aansturen en managen boven de hoofden van de patiënten heen. Het gaat steeds vaker om de meetwaarden in labo resultaten, het voeren van de juiste medicijnen en het afturven van lijsten inzake preventie.
Door versnippering in de zorg genieten probleemgezinnen en chronisch zieken – al dan niet gewild – van een stoet vermarkte zorgverleners die elkaar vooral ontwijken.
Preventie-campagnes worden vaak genegeerd door de doelgroepen. Tegen hun vervreemding van dat gezonde ideaalleven leven ze zich gretig uit in baldadigheden met alcohol, suiker, snelheid, tabak, seks en drugs.
Wie voelt zich in deze doorgedreven opdeling nog verantwoordelijk voor de patiënt wanneer zorg en geneeskunde herleid worden tot een lopende band van geturfde lijsten?
Ouderwetse artsen, die lak hebben aan de vermeende efficiëntie van evidence based management en nog tijd willen maken voor woorden, tekenen en aanrakingen, worden met hun patiënten geofferd aan de lopende band.

‘Het is belangrijk om de traditie overeind te houden, want de traditie is de beschaving. Wat ik in de roman belangrijk vind, is Stoners gevoel van een vák. Doceren is voor hem een vak – een vak in de goede en eerzame zin van het woord. Zijn vak gaf hem een bepaald soort identiteit en maakte hem tot wat hij was. Waar het om gaat, is de liefde voor de zaak. En als je ergens van houdt, ga je het begrijpen. Het gebrek aan die liefde kenmerkt de slechte docent.’ John Williams over zijn romanfiguur ‘Stoner’



Archief

De Munt – ‘Così fan tutte’ Wolfgang Amadeus Mozart

3 juni 2013

De Munt – ‘Così fan tutte’ Wolfgang Amadeus Mozart

Tijdens de opvoering van Mozarts ‘Così fan tutte’ vraag je je wel eens af of ‘Femen’ uit de coulissen het podium zal opstormen met protest op het naakte bovenlijf gekalkt.

Zelfs in een regie van Michael Haneke wordt het Libretto van Lorenzo da Ponte er immers niet minder vrouwonvriendelijk op.

Nr.30 Andante

Don Alfonso:

 

Iedereen beschuldigt de vrouwen,

maar ik verontschuldig hen,

als ze duizend maal per dag van liefde veranderen;

de één noemt het een ondeugd, de ander

een gewoonte, en mij lijkt het een noodzaak van het hart.

Laat de minnaar die bedrogen uitkomt, zijn eigen fout

veroordelen, niet die van een anders; want of ze jong zijn of

oud, mooi of lelijk, herhaal mijn woorden:

Zo doen ze het allemaal!

 

Fernando, Guglielmo en Don Alfonse:

‘Così fan tutte’

 


Slotsamenzang:

 

‘Gelukkig is de man

die alles van de goede kant bekijkt,

en zich in alle lotgevallen

door de rede laat leiden.

Wat anderen zo vaak doet huilen,

is voor hem reden tot gelach;

en in ‘s werelds wervelstormen

vindt hij steeds zijn kalmte weer. ‘


 

Maar tegen die tijd ben je als toeschouwer dermate verleid door de muziek en de waarlijk fenomenale duetten – niet in het minst van Annett Fritsch en Paola Gardina – dat het lijkt of zij met hun acteertalent ‘Femen’-oprispingen tot zure boertjes hebben herleid.

De enscenering is verbluffend in eenvoud, belichting en beweging. Sommige scènes worden iconisch uitgepuurd op het netvlies gebrand: het vertrek ten oorlog van de geliefden aan wie zo hartverscheurend trouw was gezworen, de verbijstering van Guglielmo achter het glasraam gekleefd wanneer hij beseft dat zijn Firodiligi zich voor het haardvuur overgeeft aan Ferrando, de finale synchrone schaamte van de vier protagonisten.

Het verhaal wordt mede door de anachronismen amusant tot bij wijlen hilarisch als onderdeel van een luchtig spel met mobiele telefoon, koelkast, de cliniclown dokter met een Mesmeriserende iPad en de Chaplin notaris.

Nr.28 Aria Dorabella:

De liefde is een diefje,

een slangetje is de liefde.

Hij neemt en geeft de harten

naar willekeur hun rust.

Nauwelijks heeft hij zich door de ogen

een weg gebaand naar het gemoed,

of hij slaat de geest in ketens, ontneemt hem zijn vrijheid.

(...)


 

Alle voorstellingen van de productie Così fan tutte, in een regie van Michael Haneke en met Ludovic Morlot aan het hoofd van ons symfonieorkest, zijn uitverkocht.

Er komt een integrale uitzending op Klara Scala en een streaming op de website van De Munt.

Start streaming Così fan tutte

De Munt laat u al haar operaproducties gratis ontdekken op het internet. In de dagen na iedere laatste voorstelling kan u op deze manier onze opera’s drie weken lang zien en horen op deze website.


Così fan tutte is te zien van 26 juni (vanaf 20u) tot en met 16 juli 2013.