knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Louvre Lens, een daad van erbarmen.

15 augustus 2013

Louvre Lens, een daad van erbarmen.

 

Met de fiets door tientallen omliggende cités van soms 150 jaar en ouder, langs bijna evenveel oude mijnen waarvan alleen nog de administratieve gebouwen het hoofd rechthouden, zij het met ingetrokken schouders.

Je waant je nog steeds in Germinal van Emile Zola, tussen verzakte huisjes, opgekalefaterde bouwsels waar alleen treurnis lijkt te leven. Zigeunerkampen of afgelegen campings voor residenten die zelfs geen citéhuisje konden beuren van pépé of mémé of  erger. Ongelooflijke hoeveelheden kapotgeslagen bierflessen, tv schermen, neonbuizen, asbestcementen golfplaten, kunstlederen zetels waarvan de vulling zwartgeblakerd de oude bekleding accentueert: pure baldadigheid, en dat alles op weg naar de gloednieuwe kunsttempel van het Louvre in Lens.

Langs de Rue Paul Bert ( fysioloog en als onderwijsminister behoorlijk gefixeerd op raciale kenmerken) leek alleen de Rue Berthe Morisot een indicatie voor de juiste richting.

Weinig straatnaamborden, een Michelinroute die kant noch wal raakte, en dan plots een glazen pui in een prachtige tuin van grillig gladde betonplaten: Louvre Lens.

Een sjiek restaurant, en een roepende bewaker dat er niet mocht gefietst worden, zelfs niet naar de zeer prominente fietsenstalling. Nochtans was er nergens een waarschuwingsbord te zien. Opzichters lijden vaak aan zelfoverschatting. Deze droeg laarzen en passend zwart.

De moderne fouilleertechnieken tegen terroristen van Al Qaida eer de bezoekers het pand konden betreden.

Lockers en vestiaire onder de grond, alwaar de weinig dynamische jonge dame voortijdige vapeurs kreeg van het idee dat mijn batterij in een stopcontact stroom zou kunnen laden.

Maar na enig gepalaber zag ze er het nut van in – er wachtte ons immers nog een hele klim terug – en kreeg ik een nummer voor haar attentie.

Rubens hadden we vroeger in Parijs reeds gezien, dus werd het de eigen collectie.

In een zeer mooie en originele opstelling loop je in de diepte door zowat de hele geschiedenis van de menselijke kunstuitingen, horizontaal kan je op een tijdsniveau kunst van dezelfde tijdsperiode bij verschillende culturen bekijken.

Met een overigens prima audiogids in het Nederlands, naast alle bijschriften in het Frans, Engels en Nederlands.

Er waren naast enkele prachtige meesterwerken ook grote gaten: zeer weinig Italiaanse, Vlaamse of Nederlandse renaissance werken. Kortom het gaat hier om een magnifieke maar beperkte en vooral zeer didactische tentoonstelling.

Gelukkig wisselen de tijdelijke tentoonstellingen aan een flink tempo.

Louvre Lens is dus een initiatief van barmhartigheid met de zwaar onderkomen regio waar de littekens van het verleden in de ziel van de bewoners gegrift blijven. Maar of dit erbarmen ook een nieuwe stimulus zal vormen voor de regionale depressie, zal nog moeten blijken. En dat hangt niet alleen van grote kunst af, maar vooral van een mentaliteit die stijf staat van apathie.

Bij de vestiaire bleek de jonge dame mijn Bion X batterij achter mijn rug lekker losgekoppeld te hebben en in een kast weggestopt. Ze was dus verder leeggelopen.

Van creativiteit, dienstbaarheid en apathie gesproken.

 

 

 

Archief

Isaak E. Babel, Over de creatieve weg van de schrijver – Interview op 28 november 1937 in het gebouw van de Vereniging van Sowjetschrijvers

10 augustus 2013

Isaak Babel (Odessa, 13 juli 1894 – Moskou, 27 januari 1940)

Over de creatieve weg van de schrijver – Interview op 28 november 1937 in het gebouw van de Vereniging van Sowjetschrijvers. Bijlage en nawoord van vertaler Charles B. Timmer ‘De verhalen gevolgd door dagboekbladen’ – uitg. Meulenhoff 1984

546. Bij mijn debuut hield ik er bij het schrijven van verhalen de volgende ‘techniek’ op na: ik droeg het verhaal heel lang met me mee en als ik dan aan mijn schrijftafel ging zitten, kende ik het bijna uit mijn hoofd. Ik had er zo lang op zitten broeden dat ik het daarna in één ruk op papier kon zetten. Ik kon er drie maanden mee rondlopen en dan binnen de drie, vier uur acht bladzijden volschrijven en dat vrijwel zonder verbeteringen. Daarna voldeed me die methode niet langer. Ik kreeg het gevoel dat alles al vóór het neerschrijven zo was uitgekristalliseerd dat er weinig ruimte meer voor improvisatie overbleef. Wanneer je je pen over het papier laat glijden, kan die handeling je de duivel mag weten waar naar toe leiden en vérIeiden. Je gehoorzaamt niet altijd aan het ritme en zelfs niet aan de uitdrukkingen, zoals die zich voordoen.

Nu werk ik anders. Als ik zin krijg iets te gaan schrijven, een verhaal bijvoorbeeld, dan zet ik op papier wat me op dat moment invalt, dan laat ik het enige maanden liggen, waarna ik het weer eens doorneem en het ga herschrijven. Ik kan een verhaal een oneindig aantal keren herschrijven (op dat punt heb ik een enorm geduld). Ik geloof dat die methode (en dat is aan de hand van de verhalen die nu gaan verschijnen te controleren) het geheel lichter van toets maakt, en leidt tot een vloeiender verteltrant en tot een veel directere benadering. (...)

Sommige kameraden vliegen, als ze dergelijke gevoelens ondergaan, onmiddellijk op het papier af en als zij journalistiek begaafd zijn, of talent voor het schrijven van oden en satiren bezitten, is het resultaat van hun werk dikwijls voortreffelijk. Mijn karakter brengt met zich mee dat ik me altijd voor het ‘hoe’ en ‘waarom’ interesseer. Over die kwestie moet je veel nadenken, je moet veel studeren en je volstrekt eerlijk voor de literatuur openstellen om er in een artistieke vorm op te kunnen reageren. Dit is de verklaring die ik er voor mezelf op gevonden heb.

554. Wanneer je een verhaal hebt geschreven, moet je dat nooit in opgewonden toestand aan iemand gaan voorlezen en nooit het goede nieuws hals over kop gaan verspreiden: ik ben van iets verlost.

En dit valt niet mee. Je hebt er heel wat zelfbeheersing voor nodig om het na te laten, niet naar je buurman te rennen, maar het verhaal te laten liggen en het eerst weer te herlezen, als je er onbevangen tegenover staat. Daar komt bij dat ik, als ik me mijn lezer heb uitgezocht, prompt met de gedachte speel, hoe ik hem het best een rad voor de ogen kan draaien en die intelligente lezer de mond kan snoeren. Ik heb alle achting voor hem. Iets verschrikkelijks is die oude toneelspelerswijsheid van dat ‘het publiek van toeten noch blazen weet’. Nee, je moet je een ernstige criticus uitzoeken en dan proberen die de mond te snoeren. Zoveel eigenliefde moet de mens erop nahouden. En zodra dit gevoel in je doorbreekt, hou je op gezichten te trekken.

In mijn relatie tot het bijvoeglijk naamwoord ligt mijn levensgeschiedenis. Als ik ooit mijn biografie zou schrijven, zou ik die noemen ‘De geschiedenis van een bijvoeglijk naamwoord’.

Toen ik nog jong was, dacht ik dat je gezwollenheid alleen door gezwollenheid kon uitdrukken. Maar het tegendeel bleek waar.

Het bleek dat je heel vaak een beroep op het tegendeel moest doen. Bovendien heb ik mijn leven lang vrijwel altijd wel geweten ‘wat te schrijven’ maar daar ik dat niet in twaalf bladzijden op papier kon krijgen, het aantal, waartoe ik me beperkt had, was ik gedwongen ten eerste de meest betekenisvolle woorden te kiezen, ten tweede de eenvoudigste, ten derde de mooiste …

1937 (Publikatie van Wjatsjeslaw Netjsjajew)

 

http://en.wikipedia.org/wiki/Isaak_Babel

On May 15, 1939, Antonina Pirozhkova was awakened by four NKVD agents pounding upon the door of their Moscow apartment. Although surprised, she agreed to accompany them to Babel’s dacha in Peredelkino. Babel was then placed under arrest. According to Pirozhkova: “In the car, one of the men sat in back with Babel and me while the other one sat in front with the driver. ‘The worst part of this is that my mother won’t be getting my letters’, and then he was silent for a long time. I could not say a single word. Babel asked the secret policeman sitting next to him, ‘So I guess you don’t get too much sleep, do you?’ And he even laughed. As we approached Moscow, I said to Babel, ‘I’ll be waiting for you, it will be as if you’ve gone to Odessa... only there won’t be any letters….’ He answered, ‘I ask you to see that the child not be made miserable.’ “But I don’t know what my destiny will be.” At this point, the man sitting beside Babel said to me, “We have no claims whatsoever against you.” We drove to the Lubyanka Prison and through the gates. The car stopped before the massive, closed door where two sentries stood guard. Babel kissed me hard and said, “Someday we’ll see each other…” And without looking back, he got out of the car and went through that door.[30] According to Peter Constantine,

“From that day on, Babel, one of the foremost writers of his time, became a nonperson in the Soviet Union. His name was blotted out, removed from literary dictionaries and encyclopedias, and taken off school and university syllabi. He became unmentionable in any public venue. When the film director Mark Donskoi’s famous Gorky trilogy premiered the following year, Babel, who had worked on the screenplay, had been removed from the credits.”[31]

Archief

vrt deredactie.be blog: ‘Wolken als doorkijkspiegels’

6 augustus 2013


‘Wolken als doorkijkspiegels’


Denkend aan Holland zie ik op zomerse ochtenden vanuit het zuiden wolken boven de brede rivieren het lage land bezeilen. Denkend aan Vlaanderen zie ik vanuit het noorden de avondzon stapelwolken met goud omranden.




Referentiekader


Nergens zijn Hollandse luchten zo rijk als op de Moerdijk en op schilderijen uit de Gouden Eeuw met een lage horizon.
In tijden van zeilschepen woog een weersvoorspelling minstens zo zwaar als vandaag op een jongerenkamp of muziekfestival.
Hollandse meesters van de lucht spiegelden met hun wolkenwerk het aardse bestaan.

Op je rug in het poldergras rijden wolken op de wind. Ze jagen en aarzelen en zoeken naar elkaar. Zoals water ook water aantrekt, zo zoekt onze verbeelding langs wolkenformaties naar de keerzijde in volle zon.
Zoals bij doorkijkspiegels spieden we en weten we ons het liefst bespied binnen onze eigen referentiekaders.

Dat kan ook bij water, donker en diep. Niet narcistisch gespiegeld maar bij bewegende massa’s. Ad nauseam.




Het blote van Tiepolo


Die combinatie tussen lage wolken en diep water vind je niet alleen in de lage landen bij de Noordzee, maar ook bij de ‘Serenissima Repubblica’ aan de Adriatische Zee. En bij sommige schilders uit haar laatste grote eeuw.

Er zijn in Venetië tal van kerken, ordes en broederschappen die adembenemende kunstschatten bewaren, maar voor het betere erotische wolkenwerk loont een bezoek aan de Scuola Grande dei Carmini.

Op het gelijkvloers kan de bezoeker bezinnen over vijftig tinten grijs die muren en plafonds bekleden met wit gehoogde devotie ‘en grisaille’. In de kapittelzaal op de verdieping is er geen ontkomen meer aan: een magnifieke werveling van heiligheid en erotiek in wolken en waaierende kleurige stoffen. Giambattista Tiepolo schilderde hier de Heilige Maagd die op de berg Karmel aan de stichter van de Karmelieten, Simon Stock, een scapulier laat overhandigen. De brave man wendt de blik af van zoveel schoonheid in de lichtende wolken boven zijn aardse bestaan.




Zeeën van De Cordier


Voor de leden van de broederschap waren spiegels en kijkers een onmisbaar instrumentarium om de bovenaardse schoonheid van borsten, dijen, kuiten en voetenwerk van onderuit te kunnen aanschouwen.
Wie in zoveel licht omhoog moet kijken, riskeert verblinding en verstijving, niet alleen in de nek. De werkelijkheid – niet minder mooi als kardinale deugden en aardse taferelen – speelt zich af in het gefriemel aan de rand. De rede was voor Tiepolo niet in staat om passie blijvend tot een mythe te verleiden. Veel van zijn fresco’s in Venetië hebben dat effect van een doorkijkspiegel met noodzakelijke randversiering.

Dezer dagen biedt de Dogestad ook ruimte aan de 55ste Biënnale. De adembenemende Marines van Thierry De Cordier hebben een vergelijkbaar effect als van doorkijkspiegels. Ze hebben iets van de golfbewegingen op sommige schilderijen van historische zeeslagen en havens in de Ca’Rezzonico.




Grand Tour


Wanneer haar politieke en economische macht taande, bleef Venetië een feestelijk culturele stek in de Grand Tour van de Noord-Europese adel en betere burgerij.

Ook vandaag blijft die ooit ‘Serenissima Repubblica’ nog een behoorlijk bekoorlijk oud wijf zoals ze zich tracht te vermommen achter pokdalige gevels met al te zware vlaggen, opgeleukte pleinen en toeristenstromen die als moderne Slaven doorheen haar straatjes en kanalen worden gedreven. 20 miljoen toeristen per jaar voor 65.000 inwoners. Er zijn streken – landen zelfs – waar ze van zo’n geldstroom alleen maar kunnen dromen.

Je zou dan ook verwachten dat de Allerdoorluchtigste zich daarnaar probeert te gedragen. Maar dat is ze verleerd. Ze lacht niet meer. Grimassen zie je enkel nog bij gondeliers met het oog op de fooi, sjoemelaars en tafellokkers. La Serenissima is moe, doodmoe.




Dope


De vaporetto’s zijn in geen decennia meer aangepast en slepen toeristen met open monden langs de gevels. Drijvende appartementsgebouwen van allerlei cruises leggen niet meer aan bij de monding van de Canale di San Marco. Ze showen nog wel bij aankomst en vertrek, maar benemen niemand nog de stralen van de zon.

De gondeliers die nu gretig voor Chinese families paraderen zijn in groten getale aan de coke, alcohol of andere dope. Het stadsbestuur overweegt urinecontroles voor en na geleverde arbeid. De vele Russische bezoekers vallen niet op door hun voorkomend gedrag. Nogal wat Venetiaanse restaurants in de binnenstad en zelfs op toplocaties blijken in handen van Pakistaanse, Bengaalse, Libanese of Egyptische eigenaars met muzelmaanse koks en restaurantpersoneel. Soms loopt dit met respect voor de traditionele keuken, soms is ook daar niet veel meer van te merken.




Namaak


Slavische volkeren – ook de Russen onder hen – herkennen de stad en haar cultuur als een onderdeel van hun eigen historisch referentiekader. De stad en haar kunstschatten is ook voor hen een doorkijkspiegel.

De stroom Chinese toeristen neigt vooral tot de veilige beslotenheid van het eigen wereldbeeld. Voor hen is Venetië een moderne kopie van wat ze ooit is geweest. Jarenlang bood de Italiaanse sprezzatura – de lossigheydt of ‘cool’ van heren en dames van stand – nog enige troost bij de neergang van diezelfde heren en dames. Zoals vroeger tijdens het Venetiaanse Settecento. Chinese consumenten staan al lang niet meer te popelen om originele ‘Made in Italy’ te kopen. Ze maken het intussen allemaal zelf na, en veel goedkoper.

Vóór de globalisering van de wereldhandel stond de Italiaanse ambachtelijke industrie voor zowat de helft van ‘s lands productie. Hand in hand met de maffia gaat deze ten onder aan goedkope Chinese namaak, ook in Italië zelf.




Toch ziet Roberto Calasso nog hoop gestapeld, niet alleen in de roze wolken van Tiepolo: “Het is die typisch westerse alertheid, het vermogen om de veelsoortigheid van de uiterlijke verschijning met onbevangen geest te benaderen, aan zichzelf te twijfelen, zichzelf zonodig uit te schakelen alvorens op verkenning te gaan, zonder de keten van rotsvaste overtuigingen, maar zuinig op de gave om de macht van dat wat is te herkennen.” (Het roze van Tiepolo).



Archief

Venezia, la Serenissima Repubblica met een 55ste Biennale…

6 augustus 2013

Venezia, la Serenissima Repubblica met een 55ste Biennale...

Met de Biennale gokt de stad op de betere spenders. Maar organisatorisch blijft het toch een behoorlijke puinhoop.

De Venezia Card is uiterst handig en bij voldoende tempo voordelig – ook voor een hele reeks kerken met inhoud achter slot in sacristie of crypte . Een even lang lopende openbaar vervoerskaart is evenwel onmisbaar.

Maar verder lijkt de oude tante zich vooral over te geven aan georganiseerde groepen die hun vlaggen volgen en gelukkig voorzien zijn van een oortjesgeluidssysteem wat de overlast van roepende gidsen ferm ingeperkt heeft.

Organisatorisch blijft het dus mank lopen voor de individuele bezoeker, die een tot anderhalf uur kan aanschuiven voor toegangstickets en dan nadien maar ontdekt dat er een aparte toegang is voor de grote Manet -tentoonstelling in het Dogepaleis, of met de Veneziacard de Biennale tickets vlot, vriendelijk gekocht kunnen worden aan een aparte snelkassa bij de Giardini.

Het Dogenpaleis met ‘Manets terugkeer naar Venetië’

Het paleis blijft met alle attributen van de macht die hier ooit speelde een schitterend decor uit tijden die lang verloren zijn. De Manet tentoonstelling is behoorlijk imponerend. Zelfs als je ‘De leeuwenjager en Manet’ van Olivier Rolin en ‘De Droom van Baudelaire’ van Roberto Calasso niet gelezen hebt, is de ontmoeting met Berthe Morisot adembenemend. Er wordt flink overdreven met de dwingende inspiratie van Venetiaanse werken bij Manet – naast de vele Spaanse invloeden – maar al bij al een expositie met allures en werken die iets te vertellen hebben en niet zomaar uit je herinnering verdwijnen.

Punto della Dogana & Palazzo Grassi

Daartegenover staat de Franse collectioneur François Pinault die een deel van zijn collectie moderne kunst in de door Tadao Ando behoedzaam gerestaureerde Punta della Dogana heeft gestouwd.  Veel lege ruimte voor enkel boeiende kunstwerken en veel flauwe kul die de tand des tijds wis en zeker niet zal doorstaan. Zelfs niet als een overjaarse karikatuur van wat ooit als boeiend en diepzinnig werd omschreven. Het cafetaria is duur en ongezellig en de kunstig zwart geklede dienster wil alleszins het gevoel geven dat zij jou ei zo na een gunst verleent.

Erger nog werd het Palazzo Grassi door Rudolf Stingel verbouwd tot een reusachtige tapijtensouk. In een strakke cafetaria kan je voor een ferme prijs met uitzicht over de Canale Grand lunchen. Van op de eerste verdieping zie je veilig onder je de talloze altijd en overal mobiel telefonerende gondolieri, motoscaferende taxispuiters en transportboten sturende schippers voorbijglijden zonder de stank of het lawaai. Koud en warm buffetje, lekker gebak, mooi kader, vriendelijke bediening.
Het eigenlijke paleis werd in zijn hele innemendheid verpakt in kunststof tapijten zodat de bezoeker onthechting beoefent wanneer hij zich bescheurt bij de aanblik van die kunst voor zoveel geld.

Ca’Rezzonico is dan weer wel een prachtige tip.

Mooi gerestaureerd met knappe collectie waaronder prachtige zeegezichten. Je verdenkt Thierry De Cordier ervan hier inspiratie opgedaan te hebben voor zijn fenomenale Marines. De balzaal is adembenemend. In de Sala dell’Allegoria Nuziale hangt een formidabel fresco van Giambattista Tiepolo. Na het lezen van Roberto Calasso’s Het Roze van Tiepolo, weet je in Venetie waaraan je jezelf als toeschouwer kan verlustigen. Tiepolo, Tiepolo, het kan niet op. En een toneelkijker is een noodzakelijk attribuut.

Palazzo Fortuny

De collectie wordt fors ondersteund door Axel Vervoordts stukken om en rond ‘Antonio Tapiès, de blik van de kunstenaar’, die hier goed tot hun recht komen en uitgebreid becommentarieerd worden door de meester zelf op video. Fascinerend is ook de geschiedenis van het huis en de eens zo enorme rijkdom van het Venetiaanse luxetextiel.  De lectuur van ‘Velours uit Prato. De geschiedenis van een Italiaanse textielfamilie’ van Eduardo Nesi kan helpen.

Chiesa di Santo Stefano

Boeiende kerk, met in de sacristie een hele reeks topwerken, waaronder een fenomenaal laatste avondmaal van Tintoretto waar Christus aan het smalle hoofdeinde van de tafel zetelt en Judas in de omgeving verdwijnt. De voetwassing en de Hof van Olijven baadt in chiaroscuro.

Gallerie dell’Accademia 

Wat hier hangt is vaak adembenemend – Giorgione – De storm en De Oude Vrouw – Bellini – Veroneses Laatste avondmaal – Titiaans Pieta – Carpaccio en Tintoretto. Schitterend roze en bloot van Tiepolo en de enorme maar beschadigde ‘Castigo dei Serpenti’ (Robert Calasso Het roze van Tiepolo)
De omgeving, de inrichting, de trappen en de audiogids zijn aan een ferme opfrissing toe.
Hier kan je je een halve dag vergapen aan het ongelooflijk vakmanschap van die Venetiaanse schilderscholen en het genie van hun meesters

184.
De slang is het continuüm. Of de herinnering aan het continuum. Het teken van zijn wijsheid – die volgens Genesis 3:1 die van alle andere dieren overtreft – is zijn ongearticuleerdheid. De slang is het enige aardse dier dat niet in segmenten kan worden verdeeld.
En alleen te onderscheiden valt aan zijn oog en zijn beet. Daarom hebben dat oog en die beet zo’n macht. Zijn hele verdere lichaam is het continuüm: dat wat iedereen kwijt is, waar iedereen contact mee zoekt, wat altijd weer

opduikt en wegglipt. Zoals kleine katachtigen de trekken en de uitdrukking van grote katachtigen herhalen, herkennen we in elke slang, ook de allerkleinste, de potentie van de Leviatan en Behemoth, wezens die geen contouren hebben en door geen enkele blik te omvatten zijn, omdat die blik er zelf door wordt omvat.

De verdienste van Mozes toen hij een koperen slang oprichtte en de morrende Hebreeën beval ernaar te kijken – de verdienste van Mozes was de ontdekking dat het kwaad kan worden genezen door het beeld ervan. Dat het kwaad zelfs alleen kan worden genezen door te kijken naar het beeld ervan. Rondom niets dan zand en onder het zand verscholen slangen.

En toch beval Mozes iedereen op te kijken naar een object dat veel weg had van de amuletten waar het in Egypte van wemelde. Maar waar kwam dat vandaan? Er was geen smidse, geen metaal. En toch werkte zijn bevel. Het was een van de voornaamste ontdekkingen die gedaan kunnen worden.

En ditmaal een zonder woorden. Niet in stenen tafelen gegrift, niet toevertrouwd aan een tekst. Het was de ontdekking van het beeld, van zijn heilzame kracht. Dat deze ontdekking te danken was aan degene die zou worden herdacht en geëerd als de vijand van de beelden, hoort tot de meest wonderbaarlijke Hebreeuwse paradoxen.


 

Museo Correr

Het begint natuurlijk ietwat verbijsterend wanneer de bezoeker nederig zijn of haar kaartje moet aanbieden aan een pontificaal zetelende suppoost die de moeite niet doet om bij zijn zegeningen zijn luie reet uit zijn ligstoel te verheffen. In de zalen lijken de suppoosten vooral belast lijken met onderling gekeuvel, gekir en schoudermassage.
Museo Correr bevat een reeks topstukken, maar steevast in een versleten, aftandse presentatie, geflankeerd door ietwat provinciaalse weetjes en aanverwante wetenswaardigheden.
Voor een stad waar om en bij de 20 miljoen toeristen per jaar hun geld laten, kan hiervan meer gemaakt worden.

Scuola Grande Dei Carmini – de mooiste religieuze erotiek!

pastedGraphic.pdf

Ook al zijn de begijnen hier begonnen in 1594, snel werd de nieuwe scuola ook voor mannen opengesteld.in 1675 had deze scuola reeds 75000 leden of zowat de helft van de Venetiaanse bevolking. De monochorme vijftig tinten grijs op het gelijkvloers zijn op zich reeds boeiend en verleidelijk, maar wat Giambattista Tiepolo vqn 1739 tot 1744 op de eerste verdieping aan plafondwerk heeft gepresteerd is verleidelijk, verbluffend en adembenemend. Het gaat om negen taferelen waarvan het centrale deel de verschijning van Maria aan de heilige Simon Stock, de generaal overste van de karmelieten-kluizenaars – voorstelt.

De allegorieën van de deugden zijn echter van die aard dat er geen deugd meer te houden is.

Nergens werden zo’n prachtige meisjesbenen ontbloot, zo’n enkels, knieën, dijen en kuiten geschilderd. Menig bezoekend broeder moet hier een TIA hebben opgelopen door het langdurig achteroverknikken van het hoofd in de hoop deze beelden in het geheugen te kunnen prenten. Bedelers van verrekijkers en spiegels deden hier ongetwijfeld gouden zaken.

Deze religieus geïnspireerde erotiek in kleur en vol met ‘Het roze van Tiepolo’ doet het boek van Roberto Calasso ook recht.

Een ander fenomenaal werk is enkel op vrijdagmiddag te bekijken in het Palazzio Labia, waar de burelen van de RAI gevestigd zijn:  The Meeting of Anthony and Cleopatra en The Banquet of Cleopatra

De 55 ste Biennale van Venezia. 

Giardini.

De omgeving van de Giardini blijft al een eeuw mooi ondanks alle nieuwe ingrepen zoals de Skandinaven die hun magnifieke paviljoenen met grote kundigheid hebben verborgen achter muren van afgrijselijk gelijmd cellenbeton. Moet kunnen toch? Maar levert het wat op behoudens armoe, kommer en kwel?

Het tsaristische paviljoen van Rusland had een interessante interpretatie van Jan Gossaerts Danaë en de gouden regen van Jupiters zaad.

Frankrijk en Duitsland probeerden interessant te zijn door zich inruilbaar voor te doen – wat politiek een boeiend perspectief kan worden.

De VSA was een speeltuin voor neuroten die op die manier tenminste geen  overlast elders veroorzaakten.

In het centrale paviljoen ‘Il Palazzo Enciclopedico’ behoorden de Marines van Thierry De Cordier effectief tot de absolute top van de hele Biënnale.

Het leukst in de Giardini blijven de allures van landenpaviljoenen die intussen goed honderd jaar geleden werden opgezet en allerlei dramatische veranderingen in en van het thuisland hebben doorstaan. Niet alleen Rusland, maar ook de Baltische republieken, Hongarije, Japan, de Arabische Republiek Egypte hebben wonderbaarlijk de tand des tijds doorstaan.

In het historische Belgische paviljoen presenteerde Berlinde De Bruyckere een ferme bos kreupelhout achter de deur. Gewond, verzorgd, geheeld en vol littekens in een commentaar van John Coetzee uit ‘IJzertijd’:

“We kijken niet als de ziel het lichaam verlaat maar versluieren onze ogen achter tranen of bedekken ze met onze handen. We kijken niet naar littekens, wat plekken zijn waar de ziel uit alle macht geprobeerd heeft naar buiten te komen, maar is teruggeduwd, opgesloten, ingenaaid (…)

‘Her sculptures explore life and death – death in life, life in death, life before life, death before death – in the most intimate and most disturbing way. They bring illumination, but the illumination is as dark as it is profound’.

J.M. Coetzee,

Arsenale

Hans Josephson met bronzen en het paviljoen van Zuid Afrika met Botha’s boekenmensen en hier en daar nog een mooie maar zeker niet de massaal aanwezige Chinese kunstcomponent kon beroeren.

En dan wordt een shuttle voorzien vlakbij het cafetariagebeuren Arsenale Nord, maar dan blijkt die al weken in panne en niemand weet wanneer die ooit weer zou gaan varen.

Het blijft geklooi, soms mooi geklooi, soms ellendig, maar vanuit de schaduw de medebezoekers bezig zien is ook als balsem voor de vermoeide ziel.

In het stadscentrum bleef ons Richard Mosse bij met ‘The Enclave’ in het Ierse Paviljoen.