knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

vrt deredactie.be blog: Dokter aan het doodsbed

21 januari 2014


vrt deredactie.be blog: Dokter aan het doodsbed



wo 15/01/2014 -  Met het verglijden der jaren kom je vaker tot condoleren want je wordt van ver of nabij meer met de dood geconfronteerd. Als huisarts krijg je er nog veel overlijdens bovenop en dat is zeker in het begin van je carrière geen sinecure




Pornografisch


De artsenopleiding en permanente nascholing stoomt dokters klaar om alle mogelijk lijden – zelfs psychisch – te herkennen, te verklaren en te behandelen. Over stervensbegeleiding wordt doorgaans oorverdovend gezwegen. Terwijl dood gaan toch de enige absolute zekerheid is in het artsenvak. En het leven.
Sterven lijkt binnen de branche van genezers iets pornografisch waarnaar iedereen kijkt, maar even zedig over zwijgt. Het is voor dokters een vreemde vijandige wereld, heel nabij maar liefst zo ver mogelijk weg. Al te vaak beleefd als een blijk van het eigen falen.

Condoleren heet je medeleven betuigen, maar dan wel door mee te lijden met de nabestaanden. Samen de pijn dragen van het verscheiden maakt deze misschien wat lichter. Het is bedoeld als een uiting van betrokkenheid.
Je probeert je voor te stellen hoe zo’n dood in je eigen omgeving aanvoelt. En dat wordt troostend geacht voor de wie de aflijvige nabij was.




Engelen


In de loop der jaren word je als huisarts wel vaker uitgenodigd tot reflectie over wat de dood van een geliefde met om- en nabestaanden doet.
Dat inspireerde niet alleen mij tot de troost van het voortbestaan in de herinneringen van de nablijvers.
Sommige mensen praten met die herinneringen aan hun geliefden als waren het engelen die hen vanuit een andere wereld onder hun hoede nemen. Sommigen worstelen met nachtmerries van onopgeloste angst en weerkerende dilemma’s van spijt en woede.

’Een mensenleven lijkt dan een golfbeweging op een spiegelend watervlak.
Ze begint aarzelend, bereikt een hoogtepunt en deint langzaam uit.
Onderweg ontmoeten wij andere mensen, andere golven ontmoeten de onze. Wanneer ze niet in fase zijn, dempen we mekaar uit.
Wanneer we echter gelijkgestemd zijn, kunnen we mekaar versterken. Wanneer onze eigen golfbeweging is uitgestorven, dragen de golven van wie wij ontmoet hebben, ook een deel van onze energie verder naar nieuwe golven, nieuwe mensen.
Uiteindelijk wordt wat wij van wie voor ons kwam, doorgegeven aan wie na ons komen.

Voor ons is dit een troostende gedachte. Wij hopen dat jullie uit die mooie herinneringen kracht kunnen putten bij de moeilijke en pijnlijke momenten die komen.’




Steunen op de tijd


Op die manier probeer ik hen en mijzelf een steunpunt te bieden door op een spitsvondige manier de dood als het einde te ontkennen of toch minstens voor ons uit te schuiven in de tijd. Je bent pas dood als niemand je nog herinnert, toch?
Met de jaren verschuift echter ook je eigen steunen op de tijd:
’We beginnen ons leven met de idee dat de wereld van ons is.
Naarmate we volwassen worden, groeit het besef dat wij van die wereld zijn.
Oud wordend lopen we achterwaarts onze toekomst tegemoet in de groeiende zekerheid dat we niet meer van deze wereld zijn.
Eenieder gaat dood op een manier die ons past.
Sommigen sterven in stilte, sommigen woest in woede.
Anderen doven het licht omdat de dageraad aanbreekt voor wie na hen komen. Zij helpen ons bewust te worden van onze sterfelijkheid,
waardoor ons leven intenser aan betekenis wint.
Hoe zwaar het afscheid ook kan wegen, de herinnering aan zo’n leven en sterven maakt de dode voor wie hem lief was:
‘... als een die in de nacht op weg is
met op zijn rug een lamp die hem niet baat,
maar wel het inzicht schenkt aan wie hem volgen.

(Dante Alighieri, Divina Comedia)




Humaan afsluiten


De euthanasie van de 95-jarige atleet Emiel Pauwels waaraan in de media veel aandacht werd besteed, droeg deze lamp van het inzicht. De euthanasie in 2008 van de 78-jarige prins der Nederlandse Letteren, Hugo Claus, was hem voorafgegaan en werd door sommigen evenzeer verguisd. Ook Mario Verstraete (40) die in 2002 als eerste binnen het wettelijk kader in België euthanasie kreeg – waarover in 2012 de film ’Tot later’ verscheen – droeg die lamp.

Hun voorbeeld in de media zou mensen wijdverbreid te licht aanzetten tot makkelijke navolging. Waren ze wel vrij in hun beslissing? Hadden ze wel genoeg achting voor het hen geschonken leven? En was er voldoende dankbaarheid voor de schenker, de nabestaanden?

Precies omdat wij als mensen geneigd zijn onze gevoelens op de ander te projecteren worden we misleid bij onze inschatting van de wensen van stervenden. We voelen in hun lijden vooral onze eigen pijn van het zijn die we graag ver voor ons uit schuiven. We lopen mekaar mis in het dovemans-gesprek. Met veel woorden die weinig zeggen, willen we elkaar bij het naderende afscheid sparen. En finaal blijft de onuitgesproken angst lang wegen. Wie in die luidruchtige stilte een opening vindt, kan later zelf ook veel verdragen.




‘Ik wijs u hierbij graag op een van de meest weldadige bijwerkingen van een humaan sterfbed: het maakt de omstanders minder bevreesd voor hun eigen dood’.
Bert Keizer, Tumult bij de uitgang. Lijden, lachen en denken rond het graf.



Archief

vrt deredactie.be – blog: Weg met de zoethouders!

7 januari 2014


Over goede voornemens in 2014: ‘Weg met de zoethouders!’



Als u dit leest, prijst u zich gelukkig. Het ergste is voorbij. U heeft het vuurwerk overleefd en ook de terreurdreiging, het eten en drinken, al die mensen van goede en minder goede wil en hun wensen. Meer nog, met Janus openen zoals ieder jaar nieuwe perspectieven die ons uit de chaos kunnen helpen naar een nieuw soort (samen-)leven. Zoals steeds zullen de veranderingen van dichtbij miniem lijken en dan weer met grote schokken verlopen. Zeker van op afstand of achteraf bekeken




Meten is weten?


Eén daarvan wordt de culinaire shift, de manier waarop we omgaan met wat we eten en drinken.
Intussen ook al weer bijna een halve eeuw geleden bogen geneeskundigen zich over de calorische waarde van de samenstellende delen van onze voeding. Dit leek zinvol om tekorten te bestrijden door een berekende verdeling in fabrieken, legers en gevangenissen van eiwit, zetmeel en vet. Honger en ontbering lagen nog vers in het geheugen, maar in de jaren ’60 van de vorige eeuw begonnen in New York reeds de ’Weight Watchers’ aan hun opmars. Calorieën werden vervangen door punten bij een intense en vaak gezellige groepstherapie.
In de geneeskunde maakte ’meten is weten’ nog opgeld: 100 gram suikers of eiwitten staan voor 410 kcal, alcohol voor 710 en vetten voor 910. Bijgevolg is het voor iedereen duidelijk dat minder vet eten, minder calorieën oplevert en dus gewichtsverlies, toch?

Tien jaar later kwam de Amerikaanse cardioloog Atkins tot de conclusie dat ’meten’ alleen wat simpel is om ook nog iets te ’weten’. Hij wist toen reeds hard te maken dat precies de inname van koolhydraten (suikers en zetmeel) vetopslag in het lichaam stimuleert, in tegenstelling tot het tweemaal zo calorierijke vet. Nieuwe diëten werden gelanceerd die speelden op het scheiden van koolhydraten en vetten, of gewoon op het doorbreken van suikerverslavingspatronen. Caloriearme diëten kregen de overhand omdat de voedselindustrie daar een vette omzet in zag. Iedereen aan dure light producten, arm aan vet en zeker aan cholesterol. Maar rijk aan smaak versterkende suikers en zouten.




Pandemie


De van oorsprong Amerikaanse epidemie aan overgewicht werd zo een pandemie en plots bleken de armen in de wereld niet langer te sterven van de honger. Ze werden veel te dik en suikerziekte werd hun deel.
Tussen kerst en nieuwjaar probeerde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) nog wat te redden door suiker in haar voedselaanbevelingen te halveren: slechts vijf in plaats van de vroegere tien procent van onze calorische intake mag volgens de WHO nog van suikers komen. Hartziekten, tandbederf en overgewicht zullen dalen. De voedingsindustrie zal er minder goed bij varen en dus is het afwachten naar het resultaat van hun lobbywerk.

Decennialang staan de industriële voedingsgiganten aan de spits van de ’meten is weten’-technologie. Maar dan veel geraffineerder. Hun deskundigen hadden al heel vroeg ontdekt dat combinaties van zout, suiker en vet een verslavend effect hebben op de voedselconsument.

Een onderzoeksjournalist van de New York Times, Michael Moss, beet zich vast in de interne keuken van de boomende voedselmarkt. Hij kwam erachter hoe zij een succesvolle groei konden bouwen op die combinatie van zout, suikers en gemodificeerd zetmeel. Hij ontdekte ook dat elf toplui van de grootste Amerikaanse voedselproducenten – met 280 miljard dollar jaarlijkse omzet – reeds in 1999 de koppen bij elkaar staken over het groeiende obesitas-probleem. Ook al waren ze bevreesd voor zeer zware boetes zoals de tabaksindustrie opliep om mensen actief te verslaven, toch gingen ze zonder akkoord om aan een oplossing te werken uit elkaar. Hún verslaving aan korte termijnwinsten en beurskoersen zullen we nog jaren bekopen.




Weerwerk


Toch is het niet zo moeilijk om weerwerk te bieden aan de verslaving die ons wordt opgelepeld.
Om te beginnen ga je in je hyper- of supermarkt op zoek naar die producten waaraan geen dextrose, maltose, sucrose, fructose en gemodificeerd zetmeel of maïsstroop werden toegevoegd. Snel flikkeren alle glitter, toegevoegde vitaminen, verlaagde vetten, uitdagende kleuren voor je ogen. Zelfs in de afdeling vleeswaren blijkt alleen rauwe ham van sommige dure merken nog vrij van die extra smaakmakers. Nauwelijks een potje saus, geen enkel klaargemaakt gerecht, weinig verwerkte zuivel is vrij van verleidende extraatjes. Zelfs op gedroogde dadels en vijgen, ananas of mango wordt glucosestroop gespoten voor een glanzend gehalte zoet. Reusachtige dozen ontbijtgranen staan krokant van de suikers.

De verkooprekken van ’food’ in supermarkten puilen uit van met veel lucht verpakt voedsel dat deskundig op smaak werd gebracht, opdat de consument er steeds meer van zou eten.
Alleen verse groenten, fruit, noten, eieren, vis en vlees lijken nog vrij van smaakmakers.
Verbeten ga je op zoek naar alternatieven voor je snelle hap en je aloude culinaire sterkhouders in het immense aanbod van kookboeken.

Intussen probeer je je te behelpen met noten allerhande, verse groenten, linzen, quinoa, spelt, boekweit en wat al niet meer. Al je heerlijk brood- en gebakvariaties van exclusieve ambachtelijke bakkers vervang je door spelt, haver, noten en gedroogd en vers fruit met wat yoghurt.
Na enkele dagen merk je al een verandering in lijf en leden. Je suikerspiegel daalt gestaag: minder dorst, betere vertering. Tiens, zou het toch kunnen waar zijn?




Goedkoper


En bovenal, je hongergevoel bot af en je hang naar zoet en suiker verdwijnt zelfs helemaal omdat je geen insulinepieken meer te verwerken krijgt door de verslavende inname van snelle suikers. Met recepten van de midden-oosten-keukens (Ottolenghi en co), Pascale Naessens en eigen creativiteit op het web kom je al een heel eind. Je droomt nu van hun gerechten met knolselder, linzen, munt, hazelnoten en -olie, van geroosterde aubergines met olijfolie, yoghurt, thijm en granaatappelpitten, van gewokte spaghetti van courgette, pastinaak, wortelen en olijfolie, rauwe venkel met feta en pijnappelpitten of met sinaas en opgelegde ansjovis, schorseneren in risotto van zwarte of rode rijst met gehakte walnoten en -olie. Je eet speltbrood en dat blijkt in kleine hoeveelheden ruim te voldoen. Vlees en vette vis kruiden je groenten in plaats van omgekeerd. Kaas en noten smaken heerlijk als amuses.

Je kweekt een merkwaardige onverschilligheid tegenover de verleiders van vroeger: koekjes, chocolade, chips. De heerlijkste pralines lijken je verveeld aan te staren. Wijn noch bier smaken naar meer. Dat is nog wel het meest verrassend: van suikerverslaving raak je veel sneller verlost dan bij alcohol, tabak of drugs.
Ook de roep dat zo’n voedingspatroon veel duurder uitkomt, blijkt fout. Het kost je alleen -zeker in het begin – veel meer tijd, maar het helpt je nadenken over wat je eet en eten zal.

Intussen blijk jij niet alleen begaan met deze voeding. Je ontmoet andere liefhebbers op de (boeren-)markt, bij de biowinkel die een groot aanbod sorteert van dit soort ’oude’ voedingsmiddelen. Je evolutie naar gewicht, oogopslag en beweging ontgaat je patiënten niet en dezer dagen koken groepjes patiënten samen vergelijkbare creatieve maaltijden. Met smaak en plezier blijkt het allemaal veel lekkerder dan wat de pot vroeger schaftte aan geraffineerde suikers uit de super. Zij eten zoals Michael Pollan in zijn ’Pleidooi voor echt eten’ voorstelde niets van wat hun overgrootmoeders niet als voedsel zou herkennen.




Peer-to-peer


Met 2014 als jaar van de moestuinen, die dus ook in onze steden aan een opgang beginnen. Volkstuintjes worden weer populair. Net zoals vroeger grote shoppingmalls stadscentra ontvolkten, keren stilaan de kansen voor de kleinhandel en productie in peerto-peer situaties van vraag en aanbod. En dat is veel minder het geval voor grootschalig geproduceerde en van ver aangesleepte geraffineerde voedingswaren.

Wanneer de verzorgingsstaat wordt afgebouwd tot een participatiemaatschappij steken verrassende wendingen de kop op. Andere vormen van samenwerking, uitwisseling van goederen, diensten en informatie hebben via het wereldwijde web invloed op lokaal en bovenlokaal niveau. Steeds meer jonge mensen onttrekken zich zo aan consumptiepatronen van die verzorgingsstaat. Zij gaan eerder wild, participeren onderling aan nieuwe initiatieven Ze worden creatiever en dus moeilijker te controleren door de overheid. Niet in het minst door de fiscus die jaagt op een stijgend overheidsbeslag. Jongere generaties zien hiervan steeds minder de zin in voor hun eigen toekomst.

De Vlaamse cyberfilosoof Michel Bauwens heeft het in zijn boek ‘De wereld redden, met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving’ over een duurzame en participatieve toekomst, waar de markt steeds meer ondergeschikt wordt aan het algemeen belang. De productie van veel goederen wordt dan kleinschalig en beperkt tot wat nodig is en gevraagd wordt. De productie stuurt dan niet langer de vraag zoals bij de voedingsgiganten vandaag.
Natuurlijk zit dit nog in een kleinschalige fase van minimale veranderingen, natuurlijk zal dit fenomeen niet in één decennium de wereld veranderen, maar dit soort ontwikkelingen kan soms met forse schokken verlopen.




’Veel jongeren worden verdreven uit het systeem van arbeid en kapitaal, maar als kenniswerker blijven ze in het bezit van hun productiemiddel: computer, internet en je netwerken. Het is dus geen proletariaat dat zijn kracht moet halen uit zijn getal, uit zijn massa; het is een diverse en dynamische groep die zijn macht opbouwt door samen te werken. Dàt is hun revolutionaire kracht.’ Michel Bauwens. 



Archief

Het Red Star Line Museum te Antwerpen: voor een goed gevoel met geur van miserabilisme.

6 januari 2014

Het Red Star Line Museum te Antwerpen: voor een goed gevoel met een geur van miserabilisme. 

Al bij al is het nieuwe Red Star Line Museum een boeiende landmark ten noorden van het Antwerpse eilandje, waar een oud pakhuis van de Red Star Line werd opgetuigd tot een museum over migratie. Er werd architectonisch een ietwat postmoderne pagaddertoren aan toegevoegd, die ook de rokende schouw van de Red Star Line schepen symboliseert. Deze keer niet om de kinderen op uitkijk te zetten om als eerste nieuwe schepen te melden, maar om een selfie van de koekenstad mogelijk te maken.

De omgeving oogt nog wat desolaat maar dat betert in hoog tempo.

De openingszaal probeert migratie als des mensen door de eeuwen heen te verklaren, met weinig oog voor het initieel nomadische karakter van menselijke samenlevingen.

Alle migratiebewegingen omwille van oorlog en geweld, vluchten, economische ellende, misdrijven of verlangen naar ander en beter worden graag onder een noemer gevat, terwijl de verschillende drijfveren fundamenteel zijn en blijven. Een grondplan voor het stouwen van slavenschepen blijkt even vrolijk opgehangen als een doorsnede van verschillende klassen op de oceaanstomers.

In die zin klopt een en ander niet helemaal in het verhaaltrant van dit museum.

De migratie naar de Noord-Amerika via Antwerpen werd vanuit de VS en Canada aangemoedigd wegens binnenlandse belangen aldaar. Wanneer die keerden, was het meteen afgelopen met die migratiebeweging.

De tentoonstelling biedt interessante verhalen van verschillende mensen die ooit langs de Antwerpse Rijnkaai gepasseerd zijn, maar slaagt er niet in duidelijk te maken dat ook veel bemiddelde mensen met diezelfde boten reisden. Dat heeft te maken met de jacht op het migratieverhalen over verliezen, verlaten en vereenzamen: ‘Over miljoenen mensen en één droom’.

De gepresenteerde migrantenverhalen proberen schrijnend leed te koppelen aan tien dagen klasse-onderscheid naar voeding, ontspanning, slaap- en leefruimte op hetzelfde schip.

De emotionele nadruk wordt voor de bezoekers al te vaak onderbouwd met een opvallende vorm van miserabilisme. Er moet een glimp gruwelijk leed ervaren worden van de volksverhuizers die have en goed verloren om met hun naakte hebben en houden een nieuw leven op te bouwen in verre onbekende landen.

Doorgaans prezen arme en behoeftige vluchtelingen zichzelf diep gelukkig wanneer ze na lange omzwervingen de dodelijke dans aan het thuisfront ontsprongen waren op weg naar een nieuw bestaan. Veel trieste verhalen moeten al het menselijke leed nog wat extra aanzetten over diefstal, oplichterij, afwijzende reacties van de autochtone Antwerpenaren die vonden dat de passanten stonken naar azijn en formol. Maar vooral over het noodlot van ziekte en medische keuringen die gezinnen konden verscheuren, die dromen amputeerden.

Emigratiecommissaris Eugène Venesoen verklaarde eind 19de eeuw: ’ De Russen hebben geen idee van wat beschaving of properheid is. We kunnen ze beschouwen als de vuilste emigranten die hier aankomen’. En verder :’Hun ziektekiemen kunnen duizenden slachtoffers maken.’  Deze citaten worden als waarschuwingen boven de bezoekers geprojecteerd, als een vorm van zelfkastijding. Nochtans was er al eens een tyfusepidemie in New York en cholera-epidemie in Hamburg uitgebroken.

Herhaaldelijk wordt in het museum een grondplan gepresenteerd van de medische keuringskamers en trajecten ter ontluizing van reiziger en kleding in douches en stoomovens, alsof dit (toen en nu) niet de normaalste en verstandigste manier was om met zoveel mensen vanuit half Europa om te gaan. Zij werden met vele duizenden op één boot verscheept en één reiziger met een besmettelijke aandoening kon dus een hoop anderen infecteren.  De VS probeerde bovendien enkel gezonde migranten toe te laten en stelde ook eisen aan de selectie.  De regisseurs van het Red Star Line Museum presenteren dit opvallend graag als de gruwel van de Rijnkaai. Je zou haast durven denken dat ze enige gelijkenis met de gang van zaken in latere concentratiekampen voor ogen hadden.

In het eigenste Red Star Line gebouw aan de Montevideostraat/Rijnkaai werden vele tienduizenden mensen gekeurd. Sommigen onder hen, soms kinderen nog werden gescheiden van hun ouders of geliefden wegens trachoom of mentale problemen en de bezoekers worden vooral aangespoord om emotioneel te proeven van de gevoelens van de ouder of het achtergelaten kind  in kwestie. Die verhalen worden ook steevast in de pers herkauwd.

In die zin wil dit uiteraard een ‚belevingsmuseum’ zijn. De bezoeker moet zich (kunnen) vereenzelvigen met het leed van de migrant, gisteren en vandaag. Het wordt graag gevoed door romantische beelden van de grootste en indrukwekkendste gevels van Antwerpen met den elektrieken tram versus de voortsjouwende ellende van de ‚Landverhuizers’ triptiek van Eugène Laermans die in volle glorie ietwat te nauw bemeten werd opgehangen. Om de gruwel die Laermans voor ogen had ten volle te kunnen smaken is er meer afstand nodig tot het drieluik.

In die zin is de miserabilistische ondertoon van het museum er ook fors over.

Maar er wordt duidelijk gemikt op de nakomelingen van de migranten die intussen voldoende poen hebben verworven om de lijdensweg van hun voorvaderen in omgekeerde richting te volgen. Gegarandeerd succes voor een eindeloze stroom overzeese bezoekers. Wie ooit dacht familie te hebben die het in Amerika kan gemaakt hebben, kan ook op zoek naar de verre en vermeende verwanten met hun al dan niet vermeende successen.

In het Red Star Line Museum werd dus aan ongeveer alles gedacht om een grote bezoekersstroom op gang te krijgen en te houden.  Een audiogids in verschillende talen lijkt dan nog wel te ontbreken al zou een app daarbij misschien soelaas bieden.

Op de piekuren is er amper doorkomen aan, ook al worden de contingenten bezoekers enkel na reservatie – eventueel online – toegelaten.

De slotverhalen van de bewoners van Antwerpen van verschillende leeftijden en oorsprong manen de bezoeker ook weer tot een miserabilistische schuldbelijdenis.  Wat een beetje raar lijkt wanneer de situatie in de landen van herkomst vergeleken wordt met die van de migranten van vandaag in de Koekenstad.

Wie het vroeger niet naar zijn of haar zin had in de VS of Canada werkte zich de pleuris om geld te sparen voor de grote terugkeer. Vandaag wordt daar bijzonder weinig aandacht aan besteed.

Of is het allemaal onderdeel van een groot verhaal voor een goed gevoel bij het goede doel?