knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Alain Finkielkraut, Ongelukkige identiteit. De ontsporing van de multicultuur.

24 augustus 2014

Alain Finkielkraut, Ongelukkige identiteit. De ontsporing van de multicultuur.

uitg. De Bezig Bij Antwerpen 2014

Met ’Ongelukkige identiteit’ presenteert de Franse filosoof een flink stuk  denkwerk voor de argeloze linkse lezer die voortdurend uitgedaagd wordt om na te denken over kartonnen waarheden en ijdele slogans en bezweringen. Finkielkraut doet dat vaak met verrassende, soms ingewikkelde, soms glasheldere analyses. Hij besteedt veel aandacht aan het verbrokkelen van de Franse republikeinse idealen en probeert een antwoord te formuleren aan de hand van de republikeinse opvattingen over school en onderwijs. Hij ondermijnt veel linkse praatjes en machteloze verontwaardiging. Legt de kloppende vinger op de schrijnende positie van de vrouw in de publieke ruimte, de verdwijnende galanterie, de hobbyisten van de verontwaardiging als zingeving, de onbeschoftheid van de onbenulligen, de idiotie van onderwijs als spiegel van de samenleving.

Hij grijpt terug naar een conservatieve traditie die velen reeds lang bij het oud vuil hebben gezet, maar die tabula rasa blijkt vooral een revolutionaire illusie.  En dat laat velen triest achter in hun ideologisch conformisme.

http://www.slate.fr/story/78960/alain-finkielkraut-identite-malheureuse

http://www.vn.nl/Literaire-kroniek-2/Literaire-kroniek/Finkielkraut-en-de-terugkeer-van-schroom.htm

http://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3541972/2013/11/10/Alain-Finkielkraut-Frankrijk-is-bezig-zichzelf-te-vergeten.dhtml

 

43. Hume: ‘Barbaarse naties spreiden deze superioriteit tentoon door vrouwen te verlagen tot de verwerpelijkste slavernij: door hen op te sluiten, te slaan, te verkopen of te doden. Maar bij een beschaafd volk toont het mannelijke geslacht zijn gezag op een grootmoediger, maar niet minder duidelijke manier: door beleefdheid, respect, inschikkelijkheid en, in één woord, galanterie.’

59. Saint-Just: ‘Bij echt vrije volkeren zijn vrouwen vrij en worden ze aanbeden.’ Niets daarvan in wat tegenwoordig cités wordt genoemd, woonkazernewijken. De machtsrelaties werken hier dubbel: vrouwen worden onderworpen, mannen wordt geweld aangedaan. De kwestie is niet zozeer dat de begeerte wordt verdrongen, maar vooral dat de begeerte niet samengaat met achting voor vrouwen die die begeerte opwekken en tederheid voor wie aan die begeerte gevolg geeft.

74. Terwijl de romantici een lans braken voor de deugden van de traditie, die zij tegenover de duizelende verdwazing van de breuk met het verleden stelden, verloren ze de grote Europese traditie van de antitraditie uit het oog, waarbij het leven kritisch tegen het licht wordt gehouden. Zoals Leszek Ko?akowski schrijft: ‘Dat wij deel uitmaken van de Europese cultuur, bevestigen wij juist door ons vermogen een kritische afstand te bewaren tot onszelf, onszelf door andermans bril te willen bekijken, grote waarde toe te kennen aan tolerantie in het openbare leven, aan scepticisme in het intellectuele leven, aan de noodzaak alle mogelijke redenen met elkaar te confronteren, en dit zowel in rechtsprocedures als in de wetenschap, kortom, het veld van de twijfel open te laten.’

90. Maar sinds een paar jaar geeft de geschiedenisles in steeds meer scholen aanleiding tot contestatie, confrontaties en concurrentie tussen specifieke historische geheugens – wat wijst op onwil om een gemeenschappelijke geschiedenis te delen. […] Drie kwesties zorgen voor spanningen in bepaalde scholen: het godsdienstonderricht; de uitroeiing van de Europese Joden; het Nabije Oosten (het conflict tussen Israel en de Palestijnen). […] Er lijkt sprake van een binair wereldbeeld: enerzijds de verdrukten, die sinds mensenheugenis het slachtoffer zijn van het imperialisme van de westerlingen, en anderzijds de verdrukkers, de Europeanen en de blanke Amerikanen die derdewereldlanden plunderen. Met die waanvoorstelling wordt de wereldgeschiedenis uitgelegd en worden persoonlijke mislukkingen gerechtvaardigd.

134. Respect is niet ten prooi aan respectloosheid, onbeschoftheid of andere antoniemen, maar aan een homoniem dat zich heftig op de borst slaat. En de hele vraag is welk soort respect het zal halen: respect in de kantiaanse zin van inperking van de zelfwaardering of respect in de hobbesiaanse zin van wil die door eenieder wordt geuit om door zijn buurman even hoog te worden geacht als hij zichzelf waardeert. Ons samen-leven is tegenwoordig een strijd tussen twee vormen van respect.

137. Politieke correctheid is het ideologische conformisme van tegenwoordig. Democratie, recht van spreken voor iedereen, leidt inderdaad tot conformisme. Tocqueville was de eerste die deze paradoxale logica onder de aandacht bracht. (…)

In democratische tijden wordt alle gezag verdacht, behalve het gezag van de publieke opinie. Sociale macht is de enige macht die door de maatschappij niet wordt aangevochten. En de werkzaamheid van die macht is des te gevaarlijker omdat de ‘onderdanen’ het niet eens beseffen. Bevrijd van traditie en transcendentie denkt de democratische man precies hetzelfde als iedereen terwijl hij meent voor eigen rekening te denken.

144. Nederlands voormalig voorzitter van de PvdA, Felix Rottenberg, merkt zeer terecht op dat ‘schuldgevoelens bij de naoorlogse generatie een enorme invloed hebben gehad op het politiek correcte denken’. Kinderen van wie de ouders het kwaad hadden laten zegevieren door het hoofd af te wenden, beloofden de ogen te openen en nooit meer compromissen te sluiten met haat jegens de Ander.

De haatdragende Ander stond niet in het scenario.

Wat doen ze dan als die haat de kop opsteekt?

Ze doen zoals de vorige generaties, stelt Ian Buruma vast in een essay over de moord door een islamist op regisseur Theo van Gogh: ze wenden zo lang mogelijk hun hoofd af, of ze proberen terug te gaan naar de sociale oorzaken van het geweld, en als dat niet lukt, als de verklaarde vijand zich niet laat reduceren tot een in het nauw gedreven werkloze of een woedende verdrukte, maken ze er een psychopaat van, ze reageren op zijn misdadige doctrine met de plechtige waarschuwing dat alles niet op één hoop mag worden gegooid en gaan snel weer over tot de orde van de dag.

Maar aangezien ze zich, anders dan hun lafhartige voorouders, geroepen voelen tot een hoge morele opdracht (afrekenen met de oude demonen), volstaan ze niet met het ontkennen of minimaliseren van een werkelijkheid die zich niet naar hun definitie van het kwaad laat plooien; ondanks Lévi-Strauss slingeren ze hun antiracistische banbliksems naar al wie met die realiteit rekening beweert te houden.

Door die striemende kastijding ben je geneigd je gedeisd te houden: niemand wenst het levenslange stigma van een eerloos mens te dragen. En toch moet je bereid zijn dat risico te lopen. Het is van het allergrootste belang niet te zwichten, want het inzicht in ons heden staat op het spel.

Lees verder »

Archief

vrt deredactie.be blog: In de vlucht ligt ons heil

18 augustus 2014

In de vlucht ligt ons heil


Fietsreis naar Rome en terug, zevende en laatste deel 

Kathedraal Rouen

Van vroegere fietsreisen naar verre zuidens herinner ik me vooral het mededogen van schaduw onder bomenrijen langs Franse wegen en kanalen. Italië levert een fietser genadelozer over aan zon en hitte. Maar nu viel me nog een ander verschil op: dat van kerken en kathedralen.



Kindertreinen


Het laatste deel van mijn fietsreis naar huis vanuit Rome door Frankrijk begon moeizaam. Wegens technisch falen van de krachtsensor in mijn Bion X elektrische motor, viel mijn terugtocht langs de westelijke Santiago-route in het water. Het afkicken van mijn opgebouwde voorraad mentale adrenaline verliep digitaal lezend tijdens een dag treinen in een kindvriendelijke wagon van de Franse spoorwegen. In Cahors begint het ’s ochtends vroeg met moeders die op het voltapijt met kussens graag behoedzaam en ingehouden de vaardigheden van hun kroost vergelijken. Enkele uren verder korten vaders de tijd met een quiz over Frankrijk, het land en zijn verleden. De lange trein naar Parijs raakt alsmaar voller. Het va-etvient van ouders met kinderen gaat goed tot voorbij Chateauroux, waar plots op volle snelheid een jonge kerel met hoog opgeschoren schedel en paardenstaart begint te roepen naar een conducteur dat er een deur openstaat. Met het rennen van treinbegeleiders door de gangen stijgt de spanning in het kindercompartiment. Kindjes worden opgehaald of bijgestaan als de trein een noodstop maakt. ‘Voor onze veiligheid’, wordt meegedeeld. ‘Dat is hier altijd hetzelfde!’, roept een boze vader.

Tien minuten duurt de procedure eer de trein weer rijdt. De zuiderse schone van een eind in de twintig naast mij slaapt er doorheen, tegen het raam geleund met op haar knie ‘Voyage au bout de la nuit’ van Louis-Ferdinand Céline. Voorbij Orléans ruimen de pedagogische spelletjes, quiz en biofood plaats voor koekenvingers met chocopotjes, autootjes en poppen. Dan is er beduidend meer lawaai. Kinderen worden vanaf hier nog enkel begeleid door moeders, luid en druk bezig met hun mobieltjes. Een enkel kind heeft ook zo’n spelletje.




Onderwijs


Frankrijk heeft een grote traditie van leerrijke straatnamen. In arbeiderswijken van vroeger en later dragen scholen en straten de namen van wie tot voorbeeld gesteld werd voor de jeugd en hun ouders van toen. Een meisjesschool heet vaak ‘Marie Curie’ soms zelfs ’Marie Sk?odowska-Curie’ en een jongensschool ‘Paul Bert’, wegens wetenschapper en minister van nationale opvoeding, ook bekend om zijn antropologische rassentheorieën. Zijn tijd- en ambtgenoot, Jules Ferry, zag de school evenwel als een afgesloten ruimte waar dé cultuur werd overgedragen. De school was voor hem geen aanhangsel van het gezin, geen marktkraam en geen hulppost van de regering. De maatschappij werd er op afstand gehouden. Op school kreeg het kind de kans de wereld te ontdekken zonder dwingende banden van gemeenschap of familie. Kom daar tegenwoordig nog eens om, niet alleen in Frankrijk.

Tot dertig jaar geleden sluimerde in ons nog een alreeds tanend verlangen van een wereldwijde ’tabula rasa’ om de eindeloze beeldenstroom aan ellende, honger, ziekte en oorlogen uit te roeien. Missionair zouden we alles veranderen en verbeteren. Revolutionair stond toen nog voor ideële zuiverheid en gelijkheid. Maar wie nieuwsgierig bleef lezen en twijfelen kon met scha en schande leren. De reëel bestaande solidaire hemel bleek een bordkartonnen hel, ook voor kritisch gelovigen.

Alleen rotverwende jongetjes en kinderlijk gelovigen blijven illusies koesteren dat de wereld van hen is, of het minstens worden zal in het ware geloof. ”Die verlichte geesten kloppen zich op de borst omdat ze de oude vooroordelen van zich afschudden, terwijl die juist ‘de algemene bank en het kapitaal van naties en eeuwen vormen, en ze hun scherpzinnigheid beter zouden gebruiken om de verborgen wijsheid ervan te ontdekken’; in hun strijd voor de Verlichting vergeten ze hun licht op te steken bij de traditie. Ze denken hun intellect te bevrijden van allerlei ouderwetse ideeën, terwijl ze zich juist een schat aan inzicht ontzeggen.” (Alain Finkielkraut, Ongelukkige identiteit).




Deus sive natura


Zelf kunnen we alleen maar dankbaar zijn tegenover mensen die de waanzin die in ieder kind sluimert, ondermijnen door de manier waarop ze ons bevroegen. Gebod en verbod zijn meestal verkeersregels. Twijfel daarentegen start denkprocessen waarmee iemand zich kan bevrijden van de angst in het bos waar het licht spookt met schaduwen en niets is wat het lijkt.

Ook vandaag groeit offerend geloof in gemanipuleerde beeldverhalen uit blinde verontwaardiging. Cynische betrokkenheid beschermt beter tegen verlammende ontgoocheling. Het verrast me na zoveel bezoeken aan kerken en kathedralen in Noord en Zuid-Europa dat ik pas nu het wezenlijke verschil herken tussen de heldere open ruimte in zaalkerken of basilieken en de verraderlijke schemering der pilaren in verlichte gotiek. Kerken veranderen van gebedshuizen waar de gemeenschap van gelovigen de dienst uitmaakt in een hoogstammig woud waar licht speelt met schaduwen van bogen en pijlers. Op ieder uur van de dag en de nacht, in iedere hoek of kant, van op elke denkbeeldige of reële plek is het beeld veranderlijk. Deze kathedralen zijn de vertegenwoordigers van het bos in de stad, zoals de natuur vol vragen zonder antwoorden, vol klank zonder woorden. ’God oftewel de natuur’ nodigt minstens naar vorm uit tot kritische twijfel. Angst voor onzekerheid kan je er leren hanteren. Het heeft iets van ’De anatomie van energie’ uit 2014 van Fik Van Gestel.




Fik Van Gestel



Leven is bewegen


Je hebt alleen de weg en het ritme. Al fietsend leer je hoe leven bewegen is op een ritme met een onduidelijk begin en een onzeker einde. Ook als het misloopt of je fietsplanning vastloopt door een ontgoochelend technisch defect. Routine houdt je op dreef en trekt je doorheen lastige en ellendige periodes wanneer een subjectieve tijdservaring lang en drukkend kan wegen. Op weg naar een onzekere toekomst kan je die door ritmische afstanden steeds beter ontwaren. Zo helpt de routine van de tijd ons subjectieve en objectieve afstanden hanteren. Ik herkende het bij mijn thuiskomst op Fik Van Gestels ’Afstanden’ uit 2003 in de Turnhoutse Warande.




Fik Van Gestel



De schaduw van bomen of palen streelt ritmisch ’de eenzame fietser die kromgebogen over z’n stuur tegen de wind zichzelf een weg baant’ naar een onduidelijk einde. ’In Fuga Salus – In de vlucht ons heil’ is de wapenspreuk van Turnhout. Een aanmoediging om te vertrekken, een pragmatische reflex, niet alleen voor het hert in het wapen van de stad.

Maar finaal keren velen van ons vaak terug naar waar we ooit vertrokken. Ondertussen heeft daar ook het ritme van de tijd huisgehouden op straten en pleinen en in het aangezicht van de mensen.




Afscheid


Na vijf jaar bloggen ruim ik hier graag plaats voor wie na mij komt. Het was me als huisarts in ballingschap te Rotterdam een genoegen om de paar weken verslag te doen van lach en traan en twijfel bij onze noorderburen in de zwoele Zuidkant onder de Maas.

Het ritme hield me al die tijd bij de les en hielp me zoeken naar de wereld achter de schijn. Ik bedank graag iedereen die de voorbije jaren een teken van leven en lezen gaf.

Wie leest die leeft,
wie schrijft die blijft,
toch voor even,
vrij van de tijd.



Archief

vrt deredactie.be – blog: De listen en lagen van de Via Aurelia

6 augustus 2014

vrt deredactie.be – blog: De listen en lagen van de Via Aurelia 

Fietsreis naar Rome en terug deel 6

De Via Aurelia – langs de kust naar het noorden – kent vele varianten: de antieke, de oude, de nieuwe, de snelle. Etrusken gaven de voorkeur aan wonen op niveau, dichtbij hun dodensteden, ver van de moeraskoorts met uitzicht over de valleien tot de zilveren zee. De Romeinse globalisering verliep langs de vlakte op kaarsrechte wegen door de velden op drooggelegde moerassen.

Het Romeinse wegennet…

Ik peddel over een wegennet waarlangs het christendom zich over Europa verspreidde, en ook het Romeins recht. Van alle religies die in het rijk privé vrijelijk beoefend konden worden, boekte deze religie de grootste successen. Vooral nadat keizer Constantijn begreep dat hij als goddelijke Augustus makkelijker in de problemen kon komen dan als een Pontifex Maximus tussen hemel en aarde. Bruggenbouwers kunnen zich in tijden van nood als boodschappers presenteren. En als uitleggers voor successen, falen en ontij.

Heersers van elders en hun verliezende goden moesten al snel de duimen leggen. Krampachtig streven naar een oud gemeenschapsideaal bij andere stammen en volkeren stierf samen met de bewaarders van hun zuiverheid een zekere dood.

Gedisciplineerde legioenen, gecodificeerd recht, privébezit en kapitaalaccumulatie bleken niet te stuiten. Barbaren die Rome veroverden werden besmet door de verlokkingen van de vooruitgang. Fanatieke leiders konden ideologisch noch fysiek hun genenpool immuniseren tegen de imperiale verleiding van de christelijke traditie uit Rome. Ook vandaag verloopt die globalisering over het wereldwijde web volgens eenzelfde patroon. Verlokkingen van elders ondermijnen de macht van alle ware geloof in wat nooit is geweest.

Er is een banale uitdrukking: de geschiedenis herhaalt zich: de eerste keer als tragedie, de tweede keer als klucht. Nee. Er is nog een derde weerspiegeling van dezelfde gebeurtenissen, van hetzelfde onderwerp, een weerspiegeling in de ‘lachspiegel’ van de onderwereld. Het onderwerp is onvoorstelbaar en tegelijk werkelijk, het bestaat echt en leeft naast ons’. (Jacq Vogelaar ’Over kampliteratuur’)

... als wereldwijd web

De expresweg variant – Strada Statale 1 – van de Via Aurelia is vrij toegankelijk voor fietsers, volgens de geconsulteerde wegen- en boswachters. Maar zeer gevaarlijk volgens Italiaanse fietstoeristen die nijdige hellingen verkiezen.

Naast het razende verkeer, zonder bomen weerloos op een witte streep onder de zon, zoek ik een dynamisch evenwicht naast een veel te diepe goot of hoog afgeboord asfalt. Sommige auto’s toeteren, de meesten maken een wijde boog. Slechts één enkele vrachtwagen scheert zo dicht langszij dat ik in zijn slipstream wankel en tegen het hoge vanghekken schuur. De weg is goed, de hellingen langer en minder steil. De noordenwind vreet energie, al kan ik met mijn bagagekar een redelijk tempo aanhouden. Onderwijl nare gedachten bezwerend over bandenpech of andere problemen, wegens nauwelijks een ontsnappingsmogelijkheid uit de kooi van de SS1. Tenzij bij een boerenpad of benzinestation.

Op het hele traject van enkele honderden kilometers passeer ik één bejaarde die onverstoorbaar noordwaarts peddelt met een zeis in de nek en een schone katoenen zak van Fair Trade bij de Lidl op zijn gammele bagagedrager. Aan de overzijde zie ik één keer twee zwaar beladen lange afstand fietsers. Ze zwaaien omstandig – misschien wel urgent – en roepen onverstaanbare boodschappen. De middenberm blijft een eindeloze betonnen stootwand.

Ook auditief gedraagt het verkeer zich als datapakketjes op het web. Het is geen gelijkmatige stroom. In groepjes razen auto’s crescendo voorbij waarna weer een stilte. Dan naderen denderende bassen van vrachtwagencombinaties met een staart van tenoren en een enkele geanonimiseerde sopraan op een motor die een inhaalpoging doet.

Dwangarbeider van de weg

Op de terugweg uit de Roomse ringen vind ik vrede als dwangarbeider van de weg. In beweging schrijnt pijn immers minder dan na verstijving in rust. Vooral rond de middag glijdt het ritme van de pedalen tot een trance. De eindeloze kooi van de expresweg wordt een koesterende cocon waarbinnen de voze leegte van het rijden. Langdurig alleen fietsen ruimt de geest eens je door de muur van pijnlijk ongemak bent gebroken. De nieuwe leegte zuigt je helder verlicht mee in een bevrijdende slipstream die aarzelende horizonten onthuld.

Buitenstaanders genieten van het medelijden in hun vragen : ’Op de fiets? Naar Rome! En terug? Alleen!’ Een oude Italiaanse hotelmanager die kort na de oorlog in Duitsland geboren was, keek me na de gebruikelijke vragen in de ogen en zei: ’Dat is juist. Zo’n werkelijkheid moet je helemaal alleen weerstaan. Daar kan niemand bij helpen. Dat kan je niemand aandoen.’ Hij gaf me een anderhalve liter fles gekoeld spuitwater voor onderweg. Onze handdruk voelde verrassend fris en krachtig.

Eens voorbij Grosseto verandert het leven en het rijden. Naar de Marina loopt een lang en magnifiek fietspad met prachtig bloeiende bomen in de was. Dus nog niet veel schaduw maar het bolde goed. Met onderweg zelfs een waterpunt en picknick hoek met banken. En best veel fietsers zo in de vroege ochtend met een concert van krekels in plaats van het gebrom van motoren. Zeelucht, dennenhars en oleander in de neus in plaats van dieseldamp en verbrande rubber. Langs de kust hebben gemeentebesturen vaak schattige fietspaden geconstrueerd langs sjieke campings en betere wellness spa’s. Meer bedoeld voor het va-et-vient dan voor echte fietsers. Met in Castiglione della Pescaia midden op het smalle rode pad als verrassing één enorme parasolden die moeilijk te ronden is met een achteropkomende fietskar.
Het zwarte gat

Voor Follonica moet de weg over een uitloper van het kustgebergte, waarbij finaal een tunnel onder de top. Het wordt een forse klim met uitwijkplaatsen als stort voor en achter het zwarte gat. Tussen het zwerfvuil hanteren zwarte dames in luchtig ornaat mobieltjes op klapstoelen langs de weg. Ze gebaren enthousiast mijn fluotrein de helling op. Opgewekt en blij, kom wat dichter dichter, klinkt hun zelfspot eerder als ’herinneringen aan mijn lachende hoeren’.

Stapvoets passeert een witte bestelwagen. Hij stopt langs de keurlijn. De uitverkoren kandidate hangt haar borsten over het geopende raam. Ter inspectie. Ze mag mee. Tijdens mijn trage passage zie ik hoe in de lange rij een op vier dames succesvol afklokt. Het was dan ook volle middag en de nood leek hoog bij menig Italiaanse chauffeur.

Volgens vrouwelijke kenners plaatsen grote pooiers uitsluitend zwarte dames aan goedkope stortplaatsen langs de weg. Gunstkoopjes bij een vlugge beurt, voor en na werk- of schafttijd.

In de boutade ‘In Italië is een vrouw ofwel de maagd Maria, ofwel een hoer’ schuilt een kern van waarheid. Het beeld van de vrouw in de Italiaanse media – een sexy stoeipoes die verder mag zwijgen – strookt niet helemaal met de sociale realiteit. Italiaanse vrouwen hebben geen politieke, maar wel een andere, verborgen macht. Italië is het land van de mammoni, volwassen mannen die moederskindjes blijven en hun moeder een leven lang zullen verafgoden. Kleine jongetjes worden in Italië rot verwend. Later leidt dat tot een ambigue relatie tussen moeder en zoon, waarvan de toekomstige echtgenote het slachtoffer zal zijn.” (Ine Roox ’De schaduwkant van een zonovergoten land’)

Lood om oud ijzer

Verderop passeer ik Piombino waar ArcelorMittal de oude staalfabrieken heeft overgenomen. Silvia Avallone schreef een snijdend debuut over het smerige leven in de onderbuik van ’Staal’. Tegenover Elba waar met Napoleons verblijf het luxetoerisme welig tiert, werd haar verhaal van loden hitte en zwetend duister niet in dank afgenomen. Rosignano Solvay was honderd jaar geleden dan weer wel zo blij met de zoutfabrieken van Solvay dat ze hun stad de naam gaven van hun Belgische weldoener. De chemische vervuiling werd verguld met een theater, bibliotheek, kerk, woonwijk en zoute zandstranden. Alles van Solvay!

Ook in Italië was de architectuur van benzinestations hét toonbeeld van modernisme. Vaak laten vergane of verbouwde parels van de klare lijn zich nog herkennen aan gebogen raampartijen en een zwevend dak. Automobielen droegen de toekomst van het land tussen passagiersschepen en luchthavens. In erotiserend rood veinsde topdesign een illusie van elegante snelheid. Het was de tijd dat de Giro d’Italia nog vertrok aan zo’n verblindend wit tankstation.

In het belendend motel schemert het modernistische verleden nog doorheen vintage fraais uit de Italiaanse reclamewereld. Prominent beheerst de staatsiefoto van de vader van de bejaarde uitbater nog steeds het restaurant. Op zijn best – double breasted – flankeert hij gelukzalig een stel beroemde autocoureurs met elk een schoonheid aan hun zijde. Speciaal voor deze gelegenheid bieden ze de dames houvast achter een tafel waarop de resten van een copieuze maaltijd. Na 60 jaar drink ik nog steeds de huiswijn uit een mandfles in dezelfde waterglaasjes. Uiteraard houden de sportieve heren zelf een sigaret hoog om zich naast de dames van hun beste kant aan de fotograaf te presenteren.

Begin jaren vijftig van de vorige eeuw, een open hemdskraag met behoorlijk lange punten zonder das. Volgens de patron die geniet van mijn interesse, zou de linkse coureur kort na de foto in zijn bolide verongelukken. Zijn vader maakte het ook niet lang meer. Van de stralende meisjes weet hij zich verder niets te herinneren.

Prevelende geschiedenis

Enkele markante oude hotels waar ik in Italië terecht kon, kregen een nieuw leven door jonge mensen die onder druk van de crisis in hun streek van herkomst een coöperatieve begonnen. Al merk je daar niet veel van langs de dure kuststrook in Italiaanse ’Liberty’ architectuur rondom Livorno.
Indrukwekkende vakantiekazernes – die socialistische grootsteden uit het binnenland bouwden voor hun jeugd en ambtenarij – spoken als ruïnes van lang gepasseerde toekomstdromen aan de rafelige randen van de Marina’s.

Met ’Marina Bellezza’ pikt Silvia Avallone in op de Italiaanse trend van terugkeer naar de geboortegrond. De traditionele ’famiglia’ biedt ook vandaag een vangnet voor verloren zonen en dochters. Met hun professionele ervaring en opleiding in een grootstedelijke omgeving kunnen ze het benauwende van de familie misschien overstijgen. Het vraagt immers veel tijd en het voordeel van permanente twijfel om het vaak als verraad ervaren vertrek ten goede te kunnen keren.

Langs de aloude Via Francigena fiets ik verder naar Pontremoli.
Langs deze weg verspreidden in het Neolithicum de makers van Statue Stele zich vanuit de Lunigiana naar het noorden over heel Europa.
In 990 zorgde aartsbisschop Sigeric van Canterbury voor een upgrading van deze pelgrimsroute naar Rome.
Van 9 november 1211 tot 6 juli 1212 reisde abt Emo van het Friese Nijeklooster naar de paus en terug. Hij wou er zijn gelijk halen tegen de bisschop van Münster die zijn klooster het kerkje in Wierum betwistte. Na twee maanden wachten in de pauselijke antichambres kreeg hij gelijk. Abt Emo passeerde bij zijn forse reis tweemaal het stadje Pontremoli.

In februari 1249 liet keizer Frederik II op het pleintje voor de kerk van San Geminiano de ogen uitsteken van zijn raadsheer Pier delle Vigne. Hij had hem als een kettinghond achter zich aangesleept vanaf Cremona op verdenking van gekonkel met de paus. Pier maakte in de keizerlijke kerkers een einde aan zijn leven door met zijn hoofd tegen de muur te slaan.
Dante zou hem later met Vergilius tegenkomen in de hel bij het woud van de zelfmoordenaars. Hij rehabiliteerde hem in zijn Inferno, Canto XIII.

In Pontremoli werd voor het eerst in Europa een stad met een toren en muur in tweeën gedeeld tijdens de strijd tussen Welfen en Ghibellijnen.
Wie tijd neemt om te luisteren hoort in talloos veel Italiaanse stadjes stenen hun geschiedenis prevelen.
Onder de noordwestelijke oksel van Toscane kan ik uitbollen en vind ik rust in ’Il Glicine e la Lanterna’, bij de lantaarn onder de blauwe regen … als een die in de nacht op weg is met op zijn rug een lamp die hem niet baat, maar misschien inzicht schenkt aan wie hem leest. (vrij naar Dante Alighieri, Divina Commedia).

 

1666731330