knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Stefan Zweig – Ongeduld.

3 april 2016

Stefan Zweig – Ongeduld. 

Vertaald door Janneke van der Meulen. Atlas Contact 1939 – 2010

Medelijden – mooi! Maar er zijn twee soorten medelijden. De ene, de zwakke en sentimentele soort, is eigenlijk niets anders dan het ongeduld van het hart om zich zo snel mogelijk te bevrijden van het pijnlijke gevoel dat je bekruipt bij de aanblik van de ellende van een ander, die vorm van medelijden die helemaal geen mede-lijden is, maar louter instinctieve afweer van de eigen ziel tegen het lijden van een ander. En de andere soort, de enige die ertoe doet, is het onsentimentele maar vruchtbare medelijden, dat welbewust is en vastbesloten geduldig en mee-duldend alles tot het uiterste en zelfs nog verder te doorstaan. (5)

Een fenomenale psychologische roman van Stefan Zweig waarin hij empathie en intuïtief menselijk gedrag analyseert als mogelijke oorzaken van de grootste ellende.

Widerstand der Wirklichkeit – Reis naar het verleden was zijn andere roman.

De wereld van gisteren – Herinneringen van een Europeaan’   uit 1942 was een indrukwekkend autobiografisch overzicht van de voorbije halve eeuw.

‘Ungeduld des Herzens – Ongeduld’ verheldert in een prachtig vertaald verhaal nogal wat aspecten van de relatie arts-patiënt, jongeren en ouderen, ziek en gezond, individu en massa, oorlog en vrede.

Voor het eerst begon ik te begrijpen dat het ergste op deze wereld niet door slechtheid en wreedheid, maar vrijwel altijd door zwakheid wordt veroorzaakt.

Alleen op jonge mensen oefent het tragische en gevaarlijke zo’n sterke aantrekkingskracht uit.

Onze besluiten zijn in veel grotere mate afhankelijk van de aanpassing aan onze stand en omgeving dan wij geneigd zijn toe te geven.

Als je eenmaal een eerste inzicht in de menselijke natuur hebt verworven, worden daar op geheimzinnige wijze steeds weer nieuwe inzichten aan toegevoegd, en wie zich eenmaal het vermogen eigen heeft gemaakt één enkele vorm van aards lijden waarachtig mee te voelen, die is door deze magische les in staat voor alle vormen van lijden begrijp te hebben, ook voor de vreemdste en schijnbar meest ongerijmde.

Kleine zielen zullen eerder een vorst de grootste rijkdom vergeven dan dat ze iemand die hetzelfde juk draagt als zijzelf de geringste vrijheid gunnen.

Degene die zich het lot van een ander aantrekt, raakt daarmee iets van zijn eigen vrijheid kwijt.

Net als morfine is medelijden alleen in het begin een weldaad voor de zieke, een redemiddel, een soelaas, maar als je het niet weet te doseren en er niet tijdig mee stopt, dan wordt het moorddadig gif. (…) Net zoals de zenuwen steeds meer morfine nodig hebben, zo heeft het gevoel steeds meer medelijden nodig, en uiteindelijk meer dan men geven kan. Ooit komt er onvermijdelijk een moment dat je “nee” moet zeggen en je er niet om moet bekommeren of de ander je om deze laatste weigering nog meer haat dan als je hem nooit had geholpen


7. ’Wie heeft, aan hem zal worden gegeven’ – deze woorden uit het Boek der Wijsheid mag elke schrijver gerust als volgt bevestigen: ‘Wie veel heeft verteld, aan hem zal veel worden verteld. Niets is minder waar dan de al te gangbare gedachte dat in een schrijver ononderbroken de fantasie aan het werk is, dat hij over een onuitputtelijke voorraad wederwaardigheden en voorvallen beschikt die hij voortdurend tot nieuwe verhalen omsmeedt. In feite hoeft hij alleen maar, in plaats van een beroep te doen op zijn eigen vindingrijkheid, zich door personages en belevenissen te laten vinden die, zolang hij het verscherpte vermogen om te zien en te luisteren weet te behouden, steeds naar hem op zoek zijn om te worden doorverteld. Wie zich dikwijls de moeite heeft getroost de lotgevallen van de mens te duiden, aan hem vertrouwen velen hun lotgevallen toe.

 

 

 

11. Natuurlijk had ik iedereen tegen mij want, zo leert de ervaring, de drang tot zelfbedrog die de mens eigen is, maakt dat hij gevaren waarvan hij zich bewust is bij voorkeur zo tracht te bedwingen dat hij ze voor niet-bestaand verklaart.

12. Het feitelijk verzet tegen een oorlog stelt volgens mij echter nauwelijks iets voor. Verzet van de enkeling tegen een Organisatie vereist een heel ander soort moed dan die waardoor men zich domweg laat meeslepen, namelijk individuele moed, en dat is een uitstervende eigenschap in deze tijd van toenemende Organisatie en mechanisering. Tijdens de oorlog ben ik vrijwel uitsluitend getuige geweest van massamoed, de moed binnen rij en gelid, en wie dit  begrip nader onder de loep neemt, ontdekt daarbij zeer onverwachte elementen: een grote dosis ijdelheid, lichtzinnigheid en zelfs verveling, maar vooral ook veel angst – awel, de angst om alleen achter te blijven, de angst om gesport te worden, de angst om zelfstandig op te treden en vooral de angst om zich te verzetten tegen de massale geestdrift van de anderen; de meesten van hen die op het slagveld als de dappersten golden, heb ik persoonlijk en in het burgerbestaan vervolgens als bijzonder twijfelachtige helden gekend.

61. Misschien moet ik, om te verklaren hoezeer deze plotselinge ontdekking mij bedwelmde, mezelf eerst weer eraan herinneren dat niets me sinds mijn kindertijd zo zwaar had bedrukt als de overtuiging dat ik een volkomen overbodig mens was, die anderen koud of hooguit onverschillig liet.’

67. Want hoe oprecht de bedoelingen ook zijn, de verhouding tussen een gezonde en een zieke, tussen een vrij mens en een gevangene, kan op den duur nooit volkomen evenwichtig blijven. Ongeluk maakt kwetsbaar en niet-aflatend lijden maakt onrechtvaardig. Net zoals tussen een schuldeiser en een schuldenaar een niet te overwinnen pijnlijk gevoel blijft bestaan, omdat de een onherroepelijk de rol van de gever is toebedeeld en de ander die van de ontvanger, zo blijft bij de zieke steeds een heimelijk gevoel van wrok over elke duidelijke blijk van bezorgdheid op de loer liggen

68. Als je eenmaal een eerste inzicht in de menselijke natuur hebt verworven, worden daar op geheimzinnige wijze steeds weer nieuwe inzichten aan toegevoegd, en wie zich eenmaal het vermogen eigen heeft gemaakt één enkele vorm van aards lijden waarachtig mee te voelen, die is door deze magische les in staat voor alle vormen van lijden begrijp te hebben, ook voor de vreemdste en schijnbar meest ongerijmde.

69. Maar het is eigen aan jongelieden dat ieder nieuw inzicht hen naar het hoofd stijgt en dat ze, eenmaal gegrepen door een gevoel, daarvan geen genoeg kunnen krijgen. Een vreemde metamorfose begon zich in mij te voltrekken zodra ik ontdekte dat mijn medeleven een kracht was die niet alleen in mezelf een zelfs aangename opwinding teweegbracht, maar ook om mij heen een weldadige uitwerking had: sinds ik dit nieuwe vermogen tot medelijden voor het eerst in mezelf had toegelaten, was het alsof er een giftige stof in mijn bloed was gedrongen waardoor dit warmer, roder, sneller, pulserender, heftiger was gaan stromen. Opeens begreep ik de dofheid niet meer waarmee ik tot dan toe had geleefd als in een grauwe, onverschillige schemering. Honderd dingen beginnen me op te winden, bezig te houden, waaraan ik vroeger achteloos voorbijging. Alsof met die eerste blik in het lijden van een ander een scherper, wetender oog in mij is ontwaakt, zie ik overal bijzonderheden die mijn aandacht trekken, me enthousiast maken, me aangrijpen. En aangezien onze hele wereld, straat na straat, huis na huis, gevuld is met tastbaar ongeluk en tot op de bodem wordt doorstroomd met nijpende nood, raken mijn dagen nu onophoudelijk vervuld van aandacht en spanning

80. Degene die zich het lot van een ander aantrekt, raakt daarmee iets van zijn eigen vrijheid kwijt.

87. Wat een van God gegeven geluk, denk ik bij mezelf, dat de kreupelen, de mismaakten, de door het noodlot berooiden tenminste in hun slaap geen weet hebben van hun welgeschapen of onwelgeschapen lichaam; dat de droom, die milde bedrieger, hun tenminste dan soms een ongeschonden, evenwichtige gestalte voorliegt, dat de lijdende tenminste in die ene, duister omnevelde wereld van de sluimer de vloek kan ontvluchten waaraan hij lichamelijk is geketend.

120. Alleen op jonge mensen oefent het tragische en gevaarlijke zo’n sterke aantrekkingskracht uit.

128. Ik begon te begrijpen dat de overdreven joviale manier van doen waarmee hij als arts optrad, zijn langzame spreektrant en schijnbare onverschilligheid onderdeel waren van een speciale techniek die hij zich eigen had gemaakt om rustiger na te kunnen denken en misschien ook zijn patiënten beter te kunnen observeren.

140. Ze zei altijd dat het vlakke land haar weemoedig maakte. Eigenlijk hield ze alleen echt van de bergen en de zee. De omgeving hier was te eenzaam, en de mensen…

150. Kleine zielen zullen eerder een vorst de grootste rijkdom vergeven dan dat ze iemand die hetzelfde juk draagt als zijzelf de geringste vrijheid gunnen.

156. Want als iemand een medemens onrecht aandoet, doet het de dader op een geheimzinnige manier goed om te ontdekken of zichzelf te kunnen voorhouden dat ook de benadelende partij op een bepaald punt slecht of onrechtmatig gehandeld heeft. Het betekent altijd een ontlasting van het geweten als men de bedrogen partij op zijn minst een kleine schuld in de schoenen kan schuiven.

166. Want dit absurde aanzoek leidde tot een zeldzaam gelukkig huwelijk. Steeds weer ontstaat juist uit de vereniging van tegendelen, mits deze elkaar werkelijk aanvullen, de volmaaktste harmonie, en dikwijls blijkt de ogenschijnlijk meest onverwachte combinatie de meest natuurlijke te zijn.

171. U bent toch in een volstrekt afgesloten, afgedonderde wereld opgegroeid, en bovendien ben u op de gelukkige leeftijd dat men nog niet heeft geleerd al het afwijkende eerst met en wantrouwige blik te bezien. Neemt u dit van mij als oudere aan: het is geen schande af en toe door het leven bij de neus te orde genomen. Het is veeleer een zegen wanneer die al te scherpe, diagnostische mal’occhio blik nog geen tweede natuur is geworden en je de mensen liever eerst vol vertrouwen beziet.

180. Het ontneemt u de illusie van de arts als helper en man van de waarheid? In uw jeugdig enthousiasme had u zich de medische moraal anders voorgesteld en nu bent u ietwat, ja, ik zie het… ontnuchterd. Of walgt u zelfs van dergelijke praktijken? Maar het spijt me – geneeskunst heeft niet met moraal te maken: elke ziekte is op zichzelf een anarchistische daad, een opstand tegen de natuur, daarom is het geoorloofd om alle, maar dan ook alle middelen ertegen in te zetten. Nee, nee, geen medelijden met de zieke – de zieke stelt zichzelf buiten de wet, hij verstoort de orde, en om de orde weer te herstellen, moet men, zoals bij elke opstand, zonder aanzien des persoons ingrijpen. Je moet elk mogelijk wapen inzetten, want met goedheid en waarheid is geen mens ooit genezen, laat staan de mensheid als geheel. Als bedrog helpt, dan is het geen erbarmelijk bedrog meer, maar een eersteklas medicijn, en zolang ik in een bepaald geval niet daadwerkelijk kan helpen, moet ik toch op z’n minst proberen tijd te rekken. Ook dat is al niet eenvoudig,

216. Net als morfine is medelijden alleen in het begin een weldaad voor de zieke, een redemiddel, een soelaas, maar als je het niet weet te doseren en er niet tijdig mee stopt, dan wordt het moorddadig gif. (…) Net zoals de zenuwen steeds meer morfine nodig hebben, zo heeft het gevoel steeds meer medelijden nodig, en uiteindelijk meer dan men geven kan. Ooit komt er onvermijdelijk een moment dat je “nee” moet zeggen en je er niet om moet bekommeren of de ander je om deze laatste weigering nog meer haat dan als je hem nooit had geholpen.

226. Voor het eerst begon ik te begrijpen dat het ergste op deze wereld niet door slechtheid en wreedheid, maar vrijwel altijd door zwakheid wordt veroorzaakt.

232. Maar de drang mij nu eens een keer voor talloze kleine vernederingen op iemand te wreken, had me als het ware van achteren overvallen, en ik haalde uit, blindelings, redeloos, zoals altijd wanneer je uit woede slaat, zonder de kracht van de slag in je eigen hand te voelen.

317. Want gelooft u me, als arts, juist als arts, heb je zelden een helemaal schoon geweten. Je weet maar al te goed hoe weinig je in feite kunt uitrichten, je kunt als enkeling niet op tegen de onmetelijkheid van de dagelijkse ellende. Je schept met een vingerhoed een paar druppels weg uit die peilloze zee, en wie je vandaag meent te hebben genezen, heeft morgen alweer een nieuwe kwaal. Je hebt altijd het gevoel te laks, nalatig te zijn geweest, en daar komen dan nog de vergissingen bij, de medische missers die je onvermijdelijk begaat. Daarom blijft het een prettig besef op zijn minst één mens te hebben gered, één vertrouwen niet te hebben beschaamd, één ding goed te hebben gedaan. Uiteindelijk wil je toch weten of je maar stomweg wat aan hebt geleefd of dat je voor iets hebt geleefd. Gelooft u me’ en ik voelde zijn nabijheid ineens heel warm en haast teder ‘het loont wel om iets zwaars op je te nemen als je daarmee het lot van een ander mens kan verlichten.’

397.Onze besluiten zijn in veel grotere mate afhankelijk van de aanpassing aan onze stand en omgeving dan wij geneigd zijn toe te geven. Een aanzienlijk deel van ons denken behelst eigenlijk niets anders dan de weergave van al tijden eerder opgedane indrukken en invloeden, en vooral wie van kindsbeen af is gedrild in de militaire tucht, kan gemakkelijk zwichten voor de psychose van een bevel als was het een onweerstaanbare kracht. Ieder militair commando is voor hem een absolute macht, waarop de rede geen enkele invloed heeft en die de eigen wil volkomen ondermijnt. In de dwangbuis van het uniform voert hij, zelfs wanneer hij zich volkomen bewust is van de onzinnigheid van een opdracht, de bevelen uit als een slaapwandelaar, weerloos en bijna onbewust.

Reacties graag naar mailadres.