knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Irvin D. Yalom en Marilyn Yalom, Een kwestie van dood en leven.

15 maart 2021

Irvin D. Yalom en Marilyn Yalom, Een kwestie van dood en leven.

uitgeverij Balans 2021

De Amerikaanse psychiater, schrijver, filosoof en groepstherapeut Irvin D. Yalom heeft in zijn nieuwste boek – samen met zijn intussen overleden vrouw Marilyn – een indrukwekkend einde geschreven aan hun leven samen dat ruim 70 jaar geleden begonnen was. 

Aan Yalom heb ik zoals gezegd bij zijn ‘Dicht bij het einde, terug naar het begin’ zeer veel gehad bij dat afscheid, die les en lering. als huisarts voor mijn patiënten, ook voor mijzelf en mijn dierbaren heb ik veel van hem geleerd. 

Een aanrader bij de film Yalom’s Cure en voor iedere (aankomende) arts en therapeut over hoe het ook kon en nog steeds kan.

Zijn wij niet de bewaarders van de verhalen van hen die niet meer zoeken naar een stem?

Maar dit ‘Een kwestie van dood en leven’ samen met zijn terminale echtgenote Marilyn geschreven afscheid trof mij nog meer door zijn eerlijkheid, zijn professionele introspectie over het niet willen afscheid nemen, haar niet kunnen laten gaan, zijn ijdelheid, zijn eigen aftakeling en de schrik voor de vereenzaming, depressie…

Hij laat je ook in het laatste kwart meekijken naar zijn evolutie tijdens het rouwproces en schuwt daarbij geen moeilijke passages. Ook wanneer vroeger stellig beweerde therapeutische waarheden als een houvast daardoor wankelen. 

Irvin D. Yalom, Dicht bij het einde, terug naar het begin. Memoires van een psychiater

 

Irvin D. Yalom,Tegen de zon in kijken

 

18.  ‘Irv schreef in zijn boek Existential Psychotherapy uit 1980 dat het gemakkelijker is om de dood onder ogen te zien als je weinig te betreuren hebt over het leven dat je hebt geleid.’

290. ‘Ellie’s kanker was agressief en ik stond versteld van de manier waarop ze de dood te lijf ging met een arsenaal nuchtere, eerlijke ideeën, zoals:

Het leven is tijdelijk – altijd, voor iedereen.

Het is mijn taak om te leven tot ik sterf.

Het is mijn taak om vrede te sluiten met mijn lichaam en er in zijn geheel van te houden, zodat ik de buitenwereld met kracht en gulheid tegemoet kan treden vanuit die stabiele kern.

Misschien kan ik een voorbeeld op het gebied van sterven zijn voor mijn vrienden, broers en zussen.

Ik heb besloten een rolmodel voor mijn kinderen te zijn – een rolmodel voor hoe je moet sterven.’

64. ‘Soms vragen we ons af of het een vergissing is om niet voor verzorgd wonen te kiezen. Het zou absoluut handig zijn om 24 uurszorg te hebben en het is altijd een zegen als je maaltijden voor je worden klaargemaakt en opgediend. De gedachte om afscheid te nemen van dit huis met zijn groene tuin en zijn bomen, waar we meer dan veertig jaar gewoond hebben, schrikt ons echter af. We zijn gewoon niet bereid om dit huis en deze omgeving op te geven, laat staan het tuinhuis waar Irv schrijft en nog steeds nu en dan patiënten ontvangt.

Gelukkig zijn we financieel in staat om ons huis aan te houden en een paar noodzakelijke aanpassingen te doen. Toen duidelijk werd dat ik moeite zou krijgen met de trap naar onze slaapkamer, hebben we een traplift laten installeren. Nu zweef ik naar boven en beneden als een prinses in een koets.

Misschien kunnen we vooral ook in dit huis blijven omdat we nog steeds de hulp hebben van onze huishoudster Gloria, die al meer dan vijfentwintig jaar bij ons werkt. Gloria zorgt niet alleen voor het huis, maar ook voor ons.’

66. ‘Er zijn allerlei redenen waarom ik liever niet ophoud met mijn werk als therapeut. Voornamelijk omdat ik het zo fijn vind om anderen te helpen – en inmiddels ben ik daar goed in geworden. Een andere reden – en die noem ik met enige gêne – is dat ik het zal missen om al die verhalen te horen. Ik heb een onlesbare dorst naar verhalen, vooral als ik die kan gebruiken in mijn werk als docent en schrijver. Ik ben al sinds mijn kindertijd verliefd op verhalen en afgezien van mijn jaren als geneeskundestudent heb ik mezelf altijd in slaap gelezen. Dat was vaste prik. Ondanks mijn fascinatie voor grote stilisten als Joyce, Nabokov en Banville zijn het de rasvertellers – Dickens, Trollope, Hardy, Tsjechov, Murakami, Dostojevski, Auster, McEwan – die ik echt verafgood.’

90. ‘Wat de meeste mensen zo’n doodsangst bezorgt is niet het verlies van de toekomst, maar het verlies van het verleden. Vergeten is immers een vorm van sterven die altijd aanwezig is in het leven.’ (...) ‘Vergeten is immers een vorm van sterven die altijd aanwezig is in het leven.’ Milan Kundera 

97. ‘Ik blijf lezen en een bepaalde passage in ‘Tegen de zon in kijken’ trekt mijn aandacht. Daarin beschrijf ik een gesprek met een rouwende patiënte die een goede vriendin had verloren en een verlammende angst voor de dood had ontwikkeld.

‘Wat vrees je het meest aan de dood?’ vroeg ik.

Ze antwoordde: ‘Alle dingen die ik niet gedaan zou hebben.’

Dat voelt buitengewoon belangrijk en het is de crux van mijn therapeutische werk geweest. Ik ben er al jarenlang van overtuigd dat er een positieve correlatie bestaat tussen angst voor de dood en het gevoel van een ongeleefd leven. Met andere woorden: hoe ongeleefder je leven, hoe groter je doodsangst.’

184. ‘Ik kan me met geen mogelijkheid voorstellen dat ik zelf zo luchthartig zou doen als ik al die bakens in mijn leven zou weggeven. Marilyn heeft bij elk sieraad een verhaal – waar ze het heeft gekocht of van wie ze het heeft gekregen. Ik krijg het gevoel dat alles verdwijnt. De dood verslindt het hele leven, het hele geheugen.

Uiteindelijk raak ik zo overmand door verdriet dat ik de kamer uit moet. Een paar minuten later zit ik weer aan mijn computer en typ ik dit, alsof dat het verstrijken van de tijd zal dwarsbomen. En dient dit hele boekproject eigenlijk niet hetzelfde doel? Ik probeer de tijd te bevriezen door het heden te schetsen en het hopelijk in elk geval een eind de toekomst in te duwen. Het is één grote illusie. Maar wel een troostende illusie.’

245. ‘De dagen daarna beginnen allebei de onderzoeksassistenten me echter wat meer klinisch georiënteerde artikelen te sturen uit iets populairdere publicaties, zoals een artikel uit Psychology Today van november 2015 met de titel ‘Vijf dingen die nooit hardop gezegd worden over rouw’ (geschreven door klinisch psychologe Stephanie A. Sarkis). Het vijfde punt in het artikel verwijst expliciet naar seksuele gevoelens bij rouw:

Seksuele driften kunnen zelfs sterker worden. Bij veel mensen zwakt rouw de hang naar seks af. Bij veel anderen jaagt hij die juist aan. Dat kan vooral conflicterend aanvoelen voor mensen die een echtgenoot of partner hebben verloren. Mensen die verdoofd zijn door verdriet merken soms echter dat seks ze kan helpen in elk geval íéts te voelen. Het is ook iets wat de nadruk legt op het leven in een tijd waarin het omgaan met de dood onderdeel van het dagelijks leven is geworden.’

 

296. ‘Het zegt: ik heb al mijn problemen opgelost. Vertel me de jouwe.’

Irene vertelt me over al haar kennissen die hun levenspartner kwijt zijn. ‘Ze weten allemaal dat je er nooit overheen komt… Er is een zwijgende underground die het echt weet… alle overlevenden… de rouwenden… je vraagt me om me los te maken van mijn man… om me op het leven te richten… dat is één grote vergissing… een vergissing uit zelfvoldaanheid van mensen als jij, die nooit iemand zijn kwijtgeraakt…’

Ze gaat wekenlang door met dit soort uitspraken, tot ze eindelijk zoveel knopjes bij me heeft ingedrukt dat ik mijn zelfbeheersing verlies. ‘Dus alleen mensen in rouw kunnen mensen in rouw helpen?’

‘Iemand die het heeft doorgemaakt,’ antwoordt Irene kalmpjes.

‘Dat soort dingen hoor ik al sinds ik dit werk doe,’ kaats ik terug. ‘En alleen verslaafden kunnen verslaafden helpen, zeker? En moet je een eetstoornis hebben om iemand met anorexia te behandelen? Aan een depressie lijden om een depressie te behandelen? En schizofreen zijn om schizofrenie te behandelen?’

Later vertel ik haar over de uitkomsten van mijn onderzoek, dat aantoonde dat elke weduwe of weduwnaar zich stukje bij beetje losmaakt van de dode echtgenoot en dat ‘dit proces van losmaken bij de mensen met een goed huwelijk gemakkelijker verliep dan bij mensen met een minder bevredigend huwelijk, die rouwden om hun verspilde jaren.

Irene laat zich op geen enkele manier uit het veld slaan door mijn opmerkingen en antwoordt kalmpjes: ‘Wij rouwenden hebben geleerd de antwoorden te geven die onderzoekers als jij willen horen.’

En zo gaat het maanden door. We worstelen, we ruziën, maar we blijven bezig. Het gaat gaandeweg iets beter met Irene en in het begin van ons derde therapiejaar ontmoet ze een man van wie ze gaat houden en met wie ze uiteindelijk trouwt.’

302. ‘Als ik terugkijk op de weken sinds Marilyns dood besef ik dat ik de afgelopen tijd een opmerkelijke postdoctorale opleiding heb gehad. Ik heb uit de eerste hand drie belangrijke aandoeningen meegemaakt die een lastige uitdaging voor therapeuten kunnen vormen.

Ten eerste waren er die sterke obsessies waartegen ik geen verweer had: herhaaldelijke obsessieve gedachten over de slachting op het Tiananmenplein en gedachten over vrouwenborsten en seksuele escapades. Die obsessies zijn allemaal weggetrokken, maar ik zal nooit vergeten hoe machteloos ik me voelde toen ik me ertegen probeerde te verzetten.

Toen kwam dat gevoel van diepe, verpletterende rouw. Het is niet meer zo’n laaiend vuur, maar het is er nog steeds en het flakkert heel gemakkelijk op als ik naar Marilyns portret kijk. Ik huil als ik aan haar denk. Ik schrijf dit op 10 maart, Marilyns verjaardag, 110 dagen na haar dood.

‘En ten slotte heb ik van dichtbij kunnen kennismaken met depressie. Ik denk niet dat ik ooit zal vergeten hoe immobiel ik me voelde, hoe dood, hoe inert en hopeloos.

Ik bekijk mijn patiënte Irene nu met andere ogen. Ik kan me nog zoveel van mijn gesprekken met haar zo levendig herinneren, met name haar opmerkingen dat mijn knusse, gezellige, gelukkige leventje het me onmogelijk maakte om de verwoestingen van haar vele verliezen ten volle te overzien. Ik neem haar uitspraken nu serieuzer.

Irene, ik denk dat je gelijk had. ‘Zelfvoldaan en gezellig’, zo noemde je me, en je had gelijk. En als ik je nu zou spreken, nu ik Marilyns dood heb moeten doormaken, zouden onze gesprekken zeker anders verlopen. Beter. Ik weet niet precies wat ik zou doen of zeggen, maar ik weet dat ik je met andere ogen zou bekijken en dat ik een oprechtere, behulpzamere manier zou vinden om met je om te gaan.’

310. ‘Mijn voorspelling dat jij een groot deel van mijn verleden zou meenemen als je me zou verlaten, is uitgekomen. Laatst herinnerde ik me bijvoorbeeld dat we een paar jaar geleden op vakantie zijn gegaan naar een afgelegen plek. Ik weet nog dat ik de Overpeinzingen van Marcus Aurelius bij me had en dat ik geen andere boeken had meegenomen om te zorgen dat ik die helemaal zou uitlezen. Ik weet nog hoe ik elk woord las, herlas en koesterde. Ik probeerde me tevergeefs te herinneren waar we toen waren. Was het een eiland? Mexico? Waar? Het maakt natuurlijk niet uit, maar het blijft een nare gedachte dat zulke prachtige herinneringen voor altijd verdwijnen. Weet je nog, al die passages die ik je voorlas? Weet je nog dat ik zei dat jij zoveel van mijn verleden mee zou nemen als je zou sterven? Dat is inderdaad gebeurd.’

 

 

Reacties graag naar mailadres.