knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Louis Van Dievel, Witte Oren

25 november 2021

LAUDATIO voor Louis Van Dievel Witte Oren – Kalmthout 30102021

https://www.uitgeverijvrijdag.be/product/5042560/witte-oren

Waarde aanwezigen, 

Beste Louis, 

Ik mag dan wel dokter zijn… maar zoals jijzelf titelde : ‘uw kameraad ben ik niet!’

Dus zal ik uw ‘Witte Oren’ diagnostisch en therapeutisch voor deze aanwezigen trachten te evalueren zoals het naar mijn mening en ervaring hoort.

Van het werkwoord ‘horen’ – niet in de zin van luisteren, laat staan gehoorzamen, maar wel ‘horen’ als betamen, wat passend is en recht. 

En dezer dagen is dat uitzonderlijk gezien de tunnelvisie en de verfijnde techniek van angstmanagement met maskers, testen, QR codes en wat al niet meer bij expertologen, veeartsen, beleidsmakers en journalistieke angsthazen. 

Passend is het, en recht en goed voor de lezer die in ‘Witte Oren’ van Louis Van Dievel beschouwingen kan bproeven die met de smaak van pijn, bloed en andere lichaamsvochten in de mond, ongemakkelijke woorden tot zwijgen kunnen genezen. 

Gemaskerd treden ze naar voren om zo te laten zien wat het ware gezicht is als het laatste masker af valt: het gruwelijkste masker van alle, het onbegrijpelijke oeroude gezicht van Dionysos, het ontbreken van een zinvol subject achter al deze gruwelen. 

Nooit zullen hun motieven zonneklaar worden; altijd zal de laatste sluier het grootste geheim verbergen. 

‘Larvatus prodeo’ – ‘gemaskerd treed ik naar voor’ vat het zwijgen van de tragedie uiterst bondig samen.’ aldus Stefan Hertmans in ‘Het zwijgen van de tragedie’. 

Want niet alleen wij, beste aanwezigen, worden gedwongen tot het gemaskerd naar buiten treden, ook de personages in en om het Kempense dorp Kerkevoort van ‘Witte Oren’ dragen in de tragedie waar zij ongewild en vaak onverwacht meespelen hun maskers, al dan niet met waardigheid. 

Met haar roddels over Kerkevoort die al gauw een eigen leven leiden, geniet de terminale Lucienne Stassen in haar laatste weken nog ten volle de zoete smaak van de wraak… zoals ze de pastoor bekent wanneer deze haar de Laatste Sacramenten komt toedienen.

- Wilt ge de heilige communie?

- Ik wil nog niet dood. Ik heb nog veel te doen, nog veel te vertellen.

- Ja, daar zou ik het met u nog eens over willen hebben. Moet dat, Lucienne? Waarom wilt ge per se ruzie stoken in het dorp met uw verhaaltjes?

Dat laatste woord had hij niet mogen gebruiken.

- Verhaaltjes?! Meneer pastoor, al wat ik kom te vertellen heb ik met mijn eigen ogen gezien! Al die smeerlapperij, al die beestachtigheden, al die scheefpoeperij, al die dieverij. En ik heb alles onthouden!

- Is er u kwaad aangedaan, Lucienne?

- Nee, gelukkig niet. Behalve één keer, bijna.

- Lucienne, kunt ge die mensen, als ze al gedaan hebben wat gij beweert, kunt ge die niet vergeven nu ge op de drempel van de dood staat?

- Nee! Ze moeten boeten!

Haar ogen begonnen te glinsteren. Ze schudde haar vuistjes.

Dames en Heren, 

Onderwijzers, pastoors, verpleegsters en doktoors die bij hun gemeenschap blijven, zijn onmisbaar in hun rol als geweten, biechtstoel en geheugen voor wat mensen elkaar blijven aandoen. Het vereist veel moed en liefde om desondanks te midden van die kudde te verblijven.

Hoe gul met zijn liefde is een gepensioneerde journalist en naarstig schrijver als Louis Van Dievel niet geweest om een roman als ‘Witte Oren’ te distilleren uit wat voor hem een nieuwe enscenering werd van een Kempense dorpsgemeenschap die hem nog guller inspiratie bood voor ‘Witte Oren’. 

Er is daar veel gebeurd, er is daar al die jaren veel verzwegen. Maar er wordt ook veel vergeven en dat geeft aan een dorpsgemeenschap wel vaker de mogelijkheid van nieuw leven.

Respect voor de grijze zone, voor kleine verschuivingen, voor de indirecte taal, de schuine blik en het tedere spel van geven en nemen, van veinzen en liegen kan een bevrijdende onbevangenheid toelaten. 

Zeker voor een nieuwkomer, een buitenstaander die op de vleugels van de liefde in die zanderige, magere Kempen neerstrijkt en met zijn diagnostische blik weet te observeren.

Louis heeft daarbij een tederheid ontwikkeld voor gewone dorpelingen die hij in ‘Witte oren’ hun grootsheid laat vieren op het theater van het kleine leven. 

Louis kan goed luisteren want je hoort hún stemmen in zijn zinnen met een stevige neut van het lokale idioom: een verleidelijke spanningsopbouw, breed uitwaaierend in vele lagen waardoor aandachtig lezen en herlezen van ‘Witte Oren’ ook nieuwe inzichten en verbanden onthult. 

240. Hij had zichzelf overschat. Hij wilde dit allemaal niet weten. Maar het was te laat. Hij had zich door Colette (de dochter van Lucienne) medeplichtig laten maken.

Toch wilde hij niet dat Colette stopte met haar ontluisterende onthullingen. Hij genoot ervan, op een vreemde manier. Colette genoot ook, hij zag het aan de gretigheid waarmee ze vertelde, aan haar mond, haar kaken, haar ogen, haar wenkbrauwen. 

Het maakte haar lelijk.

-Ik ben zo blij dat ik dat eindelijk eens allemaal aan iemand kan voortvertellen, loog ze.

Fernand geloofde er niets van. Als Colette niet de bron van alle geruchten was, wie dan wel?

-Het moet een zware last zijn voor u, zei hij toegeeflijk.

-Ha, ge weet het, zei Colette. Ze legde een hand op haar borst, als om zichzelf te troosten.

Hugo Claus was met zijn roman ‘De Geruchten’ – een titel die ook op ‘Witte Oren’ van toepassing is – een schrijver op het einde van zijn leven. 

Louis Van Dievel is met zijn ‘Witte Oren’ een schrijver in de volle bloei van zijn leven.

In ‘Witte Oren’ heeft hij verhalen bewaard van hen die niet meer zoeken naar een stem. Meer nog, hij heeft er een beklijvende roman uit gedistilleerd: snel, ritmisch, hilarisch, onbehaaglijk, teder, met fauvistische details in wilde kleuren. 

Maar de toon van ‘Witte Oren’ blijft lichtvoetig, ironiserend afstandelijk en cynisch betrokken.

Hoe makkelijk leidt een indigestie van angstaanjagend nieuws immers niet tot verdoving en beschermend ongeloof. Daar weten we dezer dagen alles van. 

83. Hij kwam haar achterna. Spiernaakt en zwaaiend met de bijl voor het brandhout.

In het parochielokaal was net een tupperwareparty aan de gang. 

Het goed dozijn huisvrouwen dat zich uit verveling had ingeschreven, zag vanop de eerste rij hoe Mie Vanspringel rende voor haar leven. 

Hoe Jerry veel sneller liep en haar bijna te pakken had.

Het leek of ze in een film zaten.

Ze zagen hoe Jerry Jacobs struikelde, net toen hij met de bijl uithaalde naar haar nek, op het asfalt neersmakte en even bleef liggen, groggy.

Oh! klonk het, teleurgesteld in het parochielokaal.

Dames en Heren, 

Louis Van Dievel kent de journalistieke truuken van de foor als zijn broekzak en weet hoe de vierde macht voor een een vierde golf kan zorgen, vanzelf of als aangepaste geruchten op bestelling. 

In ‘Witte Oren’ zit het besmettelijke ziek- en doodmakend agens overal maar het wordt niet verspreid door een virus. 

Het zit in ieder van ons en het wordt getriggerd door schaamte en angst, door rancune en jaloezie…

Wrok en ressentiment zijn de oeroude thema’s van menselijk samenleven van de ‘Ilias’ van Homeros over Nietzsches ‘Voorbij Goed en Kwaad’ langs ‘De Geruchten’ van Hugo Claus tot in de ‘Witte Oren’ van Louis Van Dievel. 

Goede schrijvers onthullen de grote menselijke geschiedenis in het hologram van een kleine gemeenschap en gewone mensen. Ieder stuk van zo’n hologram bevat informatie over het geheel. Ook wanneer een deel afgedekt wordt, kan je nog steeds dat geheel zien. 

151. Nu zal Lucienne wel het een en het ander gezien hébben. We zijn allemaal maar mensen, hé pastoor, zondaars in uw termen. Ieder huishouden heeft wel een geheim. Soms stelt dat niet veel voor, maar de mensen hebben toch niet graag dat het uitkomt. Andere mensen hebben echt wel iets serieus op hun kerfstok, iets waarvan ze dachten dat het nooit naar buiten zou komen. Maar nu blijkt dat Lucienne zowel van het een als van het ander weet heeft en haar kennis met een raar soort van genoegen rondstrooit. Dat zorgt voor onrust in het dorp. Zelfs bij mij, en ik ben nochtans een geruste ziel!

Dames en Heren, 

‘Niets is wat het lijkt, en alles kan altijd anders’ is voor mij het moto van een vorige roman – biografictie – van Louis Van Dievel : ‘De dokter is uw kameraad niet’. 

Ik herken dat vandaag opnieuw in het hele theater rond de Covid19-gezondheidscrisis vanwege persorganen en beleidsorganen. 

Ook in ‘Witte Oren’ vind ik dat een belangrijk thema, beklijvend neergeschreven, want niets menselijks is Kerkevoort vreemd, niets menselijks is ons vreemd, niets menselijks is Louis Van Dievel vreemd. 

Waarvoor ik hem dan ook oprecht wil bedanken en jullie van harte de lectuur én zelfs een tweede lezing van ‘Witte Oren’ aanbeveel. 

Gefeliciteerd met uw ‘Witte Oren’, Louis, dat die van jou nog lang mogen blozen.

 

Reacties graag naar mailadres.