knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Salman Rushdie, Shalimar de clown.

8 januari 2006

Salman Rushdie, Shalimar de clown. uitg. Contact

Een schitterend boek, waaruit excerpten als smaakmaker van de ware grootmeester, die zich deze keer laat kennen in het meesterschap van de beperking wat hem niet altijd gegeven was in het verleden,
nou ja.

Na de actie ‘Tenten voor Kasjmir, Patsers voor Pakistan, Flahaut naar Lahore, F16 niet gezien’, is dit boek een aanrader voor wie later nog geïnteresseerd zou zijn in het reilen en zeilen boven Kasjmir op de winden uit de wijde wereld. 

262. Hij begon zich af te vragen of disharmonie geen krachtiger principe was dan harmonie. Onderling geweld was overal een intieme misdaad. Als het losbarstte, werd je niet vermoord door vreemden. Het waren je buren, de mensen met wie je de hoogte- en dieptepunten van je leven had gedeeld, de mensen met wier kinderen je eigen kinderen gisteren nog hadden gespeeld. Dat waren de mensen in wie het vuur van de haat plotseling kon oplaaien, die  midden in de nacht op je deur konden bonken met brandende fakkels in hun hand.
Misschien waren tirannie, gedwongen bekering, tempelbestormingen, iconoclasme, vervolging en genocide de norm en was vreedzame coëxistentie een illusie. Hij kreeg tegenwoordig politieke rondschrijvens met die strekking van diverse pandit-organisaties. Ze verhaalden over wantoestanden van honderden jaren geleden. Sikander de iconoclast onderdrukt de Hindoes het ergst. De misdaden uit de 14e eeuw moesten in de 20e gewroken worden.

289. Ideologie kwam op de eerste plaats. De ongelovige snapte dit niet vanwege zijn obsessie met bezit en rijkdom, en geloofde dat mensen in de eerste plaats werden gedreven door sociaal en materieel eigenbelang. Dat was de fout van alle ongelovigen, en ook een zwakte die het mogelijk maakte hem te verslaan. De ware krijger werd niet in de eerste plaats gedreven door wereldse verlangens, maar door wat hij als de waarheid zag. Economie kwam niet op de eerste plaats. Ideologie kwam op de eerste plaats.

15. In zo’n stad konden geen grijze gebieden bestaan, althans, zo leek het. De dingen waren wat ze waren en anders niet, ondubbelzinnig, zonder de subtiliteiten van motregen, schaduw en kilte. Onder de kritische blik van zo’n zon was er geen plek om je te verbergen. Mensen stonden overal te kijk, met schaars geklede lichamen die glansden in het zonlicht en haar aan reclame deden denken. Geen mysterie, of diepte; alleen oppervlakkige onthulling. Toch, wie de stad leerde kennen, ontdekte dat deze banale helderheid een illusie was. De stad was een en al bedrog, misleiding, een onbestendige, onbestemde metropool die haar ware aard verborg, die terughoudend en gesloten was ondanks al haar schijnbaar naaktheid. Op zo’n plek hadden zelfs vernietigende krachten de beschutting van het donker niet meer nodig. Ze vlamden op uit de helderheid van de ochtend, oogverblindend, en staken je met scherp en fataal licht.


28. Het paleis van de macht is een labyrint van onderling verbonden kamers. Het heeft geen ramen en er is geen zichtbare deur.
De eerste taak is uit te vinden hoe je binnen moet komen. Wanneer je dat raadsel hebt opgelost, wanneer je als smekeling in de eerste wachtkamer van de macht komt, vind je daar een man met een jakhalskop die je weer naar buiten probeert te jagen. Als je blijft, probeert hij je op te schrokken. Als het je lukt langs hem te glippen, betreed je de tweede kamer, die bewaakt wordt door een man met de kop van een hond, en in de kamer daarna kom je tegenover een man met de kop van een hongerige beer te st aan enzovoort. In de voorlaatste kamer is een man met een vossenkop. Deze man zal niet proberen je weg te houden uit de laatste kamer, waarin de man met de echte macht zit. Hij zal je er juist van proberen te overtuigen dat je al in die kamer bent en dat hij zelf die man is.
Als het je lukt de trucs van de vossenman te doorzien, en je langs hem weet te komen, bevind je je in de kamer van de macht.
De kamer van de macht is niet indrukwekkend en de man met de macht kijkt je aan vanachter een leeg bureau. Hij ziet er klein uit, onbeduidend, angstig; want nu je zijn verdediging hebt doorbroken, moet hij je geven wat je hart begeert. Dat is de regel. Maar op weg naar buiten zijn de vossenman, de beerman, de hondman en een jakhalsman er niet meer. In plaats daarvan zijn de kamers vol half menselijke vliegende monsters, gevleugelde mensen met vogelkoppen, adelaarmensen en giermensen, menselijke Jan van Genten en havikmensen. Ze duiken neer en rukken aan je schat. Elk van hen klauwt er een stukje af. Hoeveel krijg je het huis van de macht uit? Je slaat naar hen, je schermt je schat af met je lichaam. Ze krabben je rug open met glimmende blauwwitte klauwen. En als het je gelukt is en je weer buiten staat, pijnlijk knipperend in felle licht, met je armen strak om je povere gescheurde restant heen, moet je de wantrouwende massa – de afgunstige, onmachtige massa! – ervan overtuigen dat je bent teruggekeerd met alles wat je wilt. Als je dat niet doet, zul je voor eeuwig als mislukkeling gebrandmerkt worden.
Dat is de aard van de macht en dat zijn de vragen die zij stelt. De man die ervoor kiest haar zalen te betreden heeft geluk als hij het er levend vanaf brengt. De oplossing van de machtsvraag is dit: ga dat labyrint niet als smekeling binnen. Kom met vlees en een zwaard. Geef de eerste wachter het vlees waar hij naar mijn smacht, want hij heeft altijd honger, en slaat zijn kop af terwijl hij eet. Bied dan het afgehakte hoofd aan de wachter in de volgende kamer, en als hij het begint te verslinden, onthoofd je hem ook. Maar wanneer de man met de macht je eisen inwilligt, moet je zijn hoofd niet afhakken. Zorg daarvoor! De onthoofding van leiders is een uiterste maatregel, vrijwel nooit noodzakelijk, nooit aanbevelenswaardig. Het geeft een slecht voorbeeld. Zorg er wel voor dat je niet alleen vraagt om wat je wilt, maar ook om een zak vlees. Met de verse voorraad vlees zul je de vogelmensen naar hun ondergang lokken. Eraf met die koppen! Hak, hak tot je vrij bent.

Vrijheid is geen theekransje. Vrijheid is oorlog.

107. De mens gaat ten onder aan het ongelukkige bezit van een moraal.(...). Alleen de dieren kennen noch bepalen hun eigen aard; beter gezegd, hun aard kent en bepaalt hen. Er zijn geen verrassingen in het dierenrijk. Alleen het karakter van de mens is verdacht en veranderlijk. Alleen de mens, die het goede kent, kan kwaad doen. Alleen de mens draagt maskers. Alleen de mens is een teleurstelling voor zichzelf. Alleen door niet langer dingen van de wereld nodig te hebben en je te bevrijden van de behoeften van het lichaam…
109. Er waren momenten, begreep Shalimar de clown met groeiende bezorgdheid, dat de wetten van het theater niet helemaal van toepassing zouden zijn op het echte leven. Op dit moment in het echte leven was Boonyi degene die overhelde op het slappe koord, onbeschaamd pronkend met haar nieuwe status van minnares en beminde, elke conventie en orthodoxie tartte, en in het echte leven waren dit krachten die minstens even hard omlaag konden trekken als de zwaartekracht.

200. Toen speelde Marx Ophuls voor het eerst van zijn leven de macht van de Verenigde Staten van Amerika uit. Het wezen van absolute macht, schreef hij later in De Machthebber, houdt in dat de machtige man niet hoeft te zinspelen op zijn macht. Het feit is aanwezig in ieders bewustzijn. Zo doet de macht zijn werk tersluiks, en de machtigen kunnen daarom ontkennen dat hun kracht ooit werd gebruikt.

210. De lelijkheid van de bureaucratische terminologie, haar agressieve desinteresse voor welluidendheid, kenmerkte haar als machtstaal. Macht hoefde de dingen niet leuker of makkelijker te maken. Door haar minachting te tonen voor fraaie woordkeus toonde zij zich als zichzelf, naakt en onopgesmukt. De ijzeren vuist trok de fluwelen handschoenen uit.

262. Hij begon zich af te vragen of disharmonie geen krachtiger principe was dan harmonie. Onderling geweld was overal een intieme misdaad. Als het losbarstte, werd je niet vermoord door vreemden. Het waren je buren, de mensen met wie je de hoogte- en dieptepunten van je leven had gedeeld, de mensen met wier kinderen je eigen kinderen gisteren nog hadden gespeeld. Dat waren de mensen in wie het vuur van de haat plotseling kon oplaaien, die  midden in de nacht op je deur konden bonken met brandende fakkels in hun hand.
Misschien waren tirannie, gedwongen bekering, tempelbestormingen, iconoclasme, vervolging en genocide de norm en was vreedzame coëxistentie een illusie. Hij kreeg tegenwoordig politieke rondschrijvens met die strekking van diverse pandit-organisaties. Ze verhaalden over wantoestanden van honderden jaren geleden. Sikander de iconoclast onderdrukt de Hindoes het ergst. De misdaden uit de 14e eeuw moesten in de 20e gewroken worden.

289. Ideologie kwam op de eerste plaats. De ongelovige snapte dit niet vanwege zijn obsessie met bezit en rijkdom, en geloofde dat mensen in de eerste plaats werden gedreven door sociaal en materieel eigenbelang. Dat was de fout van alle ongelovigen, en ook een zwakte die het mogelijk maakte hem te verslaan. De ware krijger werd niet in de eerste plaats gedreven door wereldse verlangens, maar door wat hij als de waarheid zag. Economie kwam niet op de eerste plaats. Ideologie kwam op de eerste plaats.

292. De ongelovige gelooft in de onveranderlijkheid van de ziel. Naar mij geloven dat alle levende dingen getransformeerd kunnen worden in dienst van de waarheid. De ongelovige zegt dat het karakter van een man zijn lot bepaalt; wij zeggen dat het lot van een man zijn karakter herschept. De ongelovige beweert dat het beeld dat hij van de wereld schetst een beeld is dat we allemaal moeten herkennen. Wij zeggen dat zijn beeld van ons niets betekent, want wij leven in een andere wereld. De ongelovige spreekt van universele waarheid. Wij weten dat het universum illusie is en dat de waarheid achter de illusie ligt, waar de ongelovige niet kan zien. De ongelovige gelooft dat de wereld van hem is. Maar wij zullen hem vanachter zijn verschansingen verdrijven en hem naar de duisternis verstoten en in het Paradijs wonen en vervuld zijn van geluk wanneer hij in het vuur duikt.

386. Mijn vader zei dat de wereld van de natuur ons verklaringen gaf om betekenissen die we niet konden bevatten te compenseren. De schuine stralen van het koude zonlicht op een pijnboom in de winter, de muziek van water, een roeispaan die door het meer snijdt en de vlucht van vogels, de adel van de bergen, de stilte van de stilte. Wij krijgen het leven naar moeten aanvaarden dat onbereikbaar is en genieten van wat door het oog, de herinnering, de geest kan worden omvat. Dat was zijn credo. Ik heb zelf mijn leven doorgebracht met zakendoen, waarbij ik mijn handen met geld heb bezoedeld, en pas nu hij weg is kan ik in zijn tuin zitten en naar zijn woorden luisteren. Pas nu hij helaas is heengegaan maar jij gelukkig bent gekomen.


 

Leave a Comment

Please note: Uw reactie wordt bekeken voor publicatie, dit kan even duren.