Simon Schama De geschiedenis van de Joden – Deel 1 de woorden vinden 1000 v.C. – 1492 – Deel 2 Erbij horen 1492-1900
uitg. Atlas Contact 2013
Dit is het boek dat Simon Schama altijd al heeft willen schrijven: Possibly the greatest story ever told, een grootse geschiedenis van het Joodse volk in de geschiedenis van de wereld. Van Mozes tot psychoanalyse, van de Bijbel tot de Westelijke Jordaanoever, van de cultuur tot en met de wetenschap: op al deze terreinen zijn Joden van een beslissende invloed geweest op de ontwikkeling van de wereld. Zoals John Adams, de tweede president van de Verenigde Staten ooit schreef:De Joden hebben meer bijgedragen aan de beschaving van de mensheid dan willekeurig welk land. Schama vertelt dit verhaal met de weidse blik die hem tot een van de beste historici van onze tijd maakt: een geschiedenis waarin schoonheid en gruwelen een even grote rol spelen.
Lees verder »
Jonathan Haidt Het rechtvaardigheidsgevoel
Jonathan Haidt Het rechtvaardigheidsgevoel
Waarom wij niet allemaal hetzelfde denken over politiek en moraal
Uitg. Ten Have 2021
105. Specifieke regels en deugden verschillen per cultuur en daarom zul je in ‘voltooide boeken’ tevergeefs zoeken naar universaliteit. Je zult geen alinea vinden die gelijk is in de verschillende culturen. Maar als je op zoek gaat naar verbanden tussen evolutionaire theorieën en antropologische observaties, kun je een aantal weloverwogen gissingen doen bij de vraag wat er in het universele concept van de menselijke natuur heeft gestaan. Ik heb geprobeerd vijf van dergelijke gissingen te maken (en te rechtvaardigen):
Lees verder »
Ismail Kadare, Onenigheid aan de top.
Ismail Kadare, Onenigheid aan de top.
Vertaald door Roel Schuyt. Querido, Amsterdam. 2018-2022
58. Het aureool waarmee een schrijver of kunstenaar wordt omgeven, heeft door de hele geschiedenis heen de nodige problemen opgeleverd, want altijd was er een dag waarop de zucht naar roem, met alle na-ijver die daarmee was verbonden, schaamteloos aan het licht kwam. Een glanzend aureool van roem in de naam die op ieders lippen lag en de ene dag kon worden verheerlijkt en de dag daarop verguisd, het paste allemaal in een eindeloze cirkelgang met in het middelpunt, of hij dat wilde of niet, een schrijver of wat voor kunstenaar dan ook. Tegenover hen stonden – en ook voor hen gold: of ze dat wilden of niet – de politieke leiders, patriarchen, vorsten en nationale idolen, voor wie roem en bekendheid, in positieve dan wel negatieve zin, andere gevolgen hadden dan voor intellectuelen en kunstenaars, en dat leverde een grote verrassing op: als een politiek idool in zijn goede naam werd aangetast, kon dat desastreuze gevolgen hebben, maar voor een kunstenaar leverde dat weinig problemen op. Meer nog: ze werden daar door het publiek juist des te interessanter om gevonden.
Heeft hij last van hallucinaties of zit er bij hem een steekje los? Loopt hij achter de vrouwen aan of drinkt hij graag? Dat moet hij toch zelf weten? Vind je niet dat hij geweldig kan schrijven? Nou dan, daar gaat het toch om!
Ziedaar de paradox waar men in elke historische periode en in elke samenleving anders mee om ging, maar waar vooral de communistische staat het buitengewoon moeilijk mee had.
In de eerste jaren van de Sovjet unie verwachtte men dat de duistere kanten van het kunstenaarschap vanzelf zouden verdwijnen. De compromitterende geheimen die elke schrijver of schilder met zich mee droeg, hoefde maar openbaar gemaakt te worden en ze zouden in het helder schijnsel dat de figuren van Marx en Lenin uitstraalden vanzelf in het niets oplossen.
Lees verder »
Tom HollandPax. Oorlog en vrede in het gouden tijdperk van Rome.
Tom Holland
Pax. Oorlog en vrede in het gouden tijdperk van Rome.
Vert. Arian Verheij uitg. Athenaeum 2023
‘Pax is in twee opzichten klassieke geschiedenis: op basis van het onderwerp en door de sterke nadruk op keizers en andere leden van de Romeinse elite. Het is het derde deel van Hollands trilogie over het Romeinse Rijk. Eerder verschenen Rubicon. Het einde van de Romeinse Republiek (2008) en Dynastie. Opkomst en ondergang van het Huis van Julius Caesar (2015).
Ook nu weer is het onderwerp in vertrouwde handen. Hollands achtergrond als classicus maakt dat hij beslagen ten ijs komt. En dat hier een non-fictieschrijver actief is die ook successen vierde met fictie, betaalt zich uit in leesbaarheid. Met speels gemak lardeert de Brit de grote lijn met inkijkjes in het denken en doen van de Romeinen in die dagen. Bijvoorbeeld over de visie op vrijheid en slavernij. ‘ Trouw 22072023
Persoonlijk vind ik zijn vroegere boeken boeiender omdat hij daar dieper ingaat op fundamentele vragen over de betrokken periode, personen en gebeurtenissen,
Pax lijkt meer op de zeer onderhoudende interessante podcasts die hij tegenwoordig maakt met Dominique Sand en die op DSpodcasts te beluisteren zijn.
https://www.standaard.be/cnt/dmf20220209_98406061brook.
13. Blij worden van dekolonisatie is typisch westers.
De Romeinen zelf hadden geen problemen met het uitoefenen van koloniaal geweld. Voor hen was een kruis geen symbool van de uiteindelijke overwinning van de gemartelden, zoals voor de christenen. Het tegendeel was het geval: voor hen symboliseerde het kruis het recht dat ze zichzelf toekenden om opstandigheid zo wreed en meedogenloos de kop in te drukken als ze maar wilden. Van schuldgevoelens was bij hen geen sprake; die kwamen pas met het christendom. En al is de kerkgang in het Westen tegenwoordig misschien niet meer wat ze geweest is, de haat van de vroege christenen jegens de Hoer van Babylon is in onze samenleving hetzelfde gebleven – bij classici natuurlijk evenzeer als bij ieder ander’
Ismail Kadare, ‘Een breuk in april’
Ismail Kadare, ‘Een breuk in april’, uitgeverij Van Gennep
https://mappalibri.be/?navigatieid=61&via_navigatieid=17&recensieid=10221
23. Al snel begreep hij, enigszins tot zin verbazing, dat de regels om iemand ter dood te brengen maar een klein onderdeel van het gewoonterecht vormden in vergelijking met alle regels die niets met bloedwraak te maken hadden. Toch warn al die regels als door tientallen draden met elkaar verbonden en niemand wist waar de regels rond de bloedwraak ophielden en de andere begonnen. Alles scheen zo te zijn opgezet dat de ene regel de andere voortbracht; wit een regel om iemand te doden kon een bepaling voortvloeien die daar los van stond, en andersom, en zo werd het jaar in, jaar uit van geslacht op geslacht doorgegeven.
Lees verder »
Het Manifest van Bild DB 02112023
- BUITENLAND
Letterlijk: Het Manifest van Bild DB 02112023
2/11/2023
Siegfried Bracke
Bild, de grootste krant van Duitsland, luidt de alarmbel en schrijft een vijftig punten tellend manifest. Siegfried Bracke schreef er over in Deutschland, wir haben ein Problem. Dit is de integrale versie van de opmerkelijke tekst. Voor de liefhebber: de originele Duitse versie vindt u onder de vertaling.
Lees verder »
Ahmet Hamdi Tanpinar, Sereen (2013) – Huzur (1948)
Vert. Hanneke van der Heijden – Uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2013
Recensie door Adri Altink
Wie van Sereen van Ahmet Hamdi Tanpinar in al zijn gelaagdheid wil genieten, doet er misschien goed aan eerst het nawoord van vertaalster Hanneke van der Heijden te lezen. Belangrijk is dat Tanpinar zijn verhaal al schreef in 1948. Hij situeerde het in 1939, toen Europa doortrokken was van de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. Bijna 20 jaar eerder was Turkije onder Atatürk een seculiere republiek geworden met als één van de belangrijke pijlers de vervanging van het Arabische alfabet door het Latijnse en een daarmee gepaard gaande oriëntatie op West-Europa. Die vervanging betekende dat het jonge nieuwe Turkije vervreemde van zijn (literaire) wortels. Steeds meer mensen konden het Arabisch immers niet meer lezen. En wat viel er nu in 1939 te verwachten van het Westen dat op instorten stond?
Sereen is doortrokken van die existentiële onzekerheid.
De eerste kennismaking van Nederland met Tanpinar (1901-1962) was er in 2009 toen hier zijn Klokkengelijkzetinstituut verscheen. Die roman was ook al een zoektocht naar de Turkse geschiedenis, maar wie aan die achtergrond geen boodschap had, kon het boek ook ten zeerste genieten als een scherpe satire op het najagen van luchtbellen en de manier waarop mensen luchtkastelen weten te verkopen. In Sereen is er daarentegen geen pagina waarop je aan de verwarring over de Turkse identiteit kunt ontsnappen. Het verhaal van de geliefden Mümtaz en Nuran is in alles vervuld van het wankelen tussen een dierbaar verleden en een onzekere toekomst.
Lees verder »
Philippe Claudel, Schemering
uitg. De Bezige Bij 2023
“Schemering is de grote nieuwe roman van meesterverteller Philippe Claudel in de geest van Het verslag van Brodeck en Grijze zielen
In een ingedut dorp aan de rand van een keizerrijk in het midden van Europa wordt in een ijskoude winter de plaatselijke priester dood aangetroffen. Zijn hoofd is verbrijzeld door een steen. Wie kan deze man zo hebben gehaat?
De moord veroorzaakt een schokgolf in het dorp waar christenen en moslims altijd in harmonie hebben geleefd. Voor politieman Nourio, geholpen door zijn trouwe assistent Baraj, is deze zaak een welkome onderbreking van zijn eentonige dagen. Hij beseft al snel dat het achterhalen van de waarheid de spanningen in het dorp niet noodzakelijkerwijs zal doen afnemen. Nourio’s superieuren sporen hem aan om de stem van het volk te laten horen en de moslims voor de moord verantwoordelijk te stellen.
In de maanden die volgen ontvouwt zich een tragedie waarbij de slechte gewoonten van de mensheid en de misdaden en wreedheden tussen buren een hoofdrol spelen. Heeft het zin om je te verzetten tegen de onstuitbare loop der gebeurtenissen?”
Een van de beste romans van Philippe Claudel na Het rapport van Brodeck, Grijze Zielen …
Lees verder »
Ad Verbrugge, De gezagscrisis: Filosofisch essay over een wankele orde
uitgeverij Boom 2023
105. ‘De poging om het virus in te dammen, een vernietigende slag toe te brengen of een klap met de grote hamer te geven is uiteindelijk ijdele hoop gebleken. De gehele corona-aanpak – hoe begrijpelijk de paniekreactie bij de overheid in eerste instantie ook was – getuigt vooral van een uitgesproken technologische benadering van een problematiek waarin de menselijke en natuurlijke werkelijkheid als een modelmatig systeem werd opgevat. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid hebben we te maken gehad met een ‘pandemie van de techniek’: niet alleen speelde onze omgang met corona zich grotendeels af binnen de context van moderne techniek, het virus versterkte ook de implementatie van allerlei vormen van techniek in de sociale werkelijkheid. Ook het deskundig gezag nam zelf een hoogst technologische vorm aan, waarin modellen en data de overhand kregen.
Zo raakte ook het overheidsbeleid in toenemende mate gericht op data als aantal sterfgevallen, ziekenhuisopnames, ic-bedden, verspreidingsfactor, positieve testen en vaccinatiegraad die ertoe hebben geleid dat de vraag naar het goede leven geheel naar de achtergrond verdween.
130. Zoals Christopher Lasch in The Culture of Narcissism al aan het eind van de jaren zeventig betoogde, leidt een gebrek aan zelfstandigheid en eigenwaarde juist tot een permanente behoefte aan bevestiging en steun van anderen. Een doorgeslagen ‘verzorgingsstaat kan tot op zekere hoogte ook de rol van een alomtegenwoordige en steun-gevende moeder vervullen. Maar wie kind blijft en niet de verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen leven, zal nooit volwassen worden en erkenning vinden – en dus ook ontevreden blijven. Een mens wordt dan ook niet echt zelfstandig met het daarbij horende gevoel van eigenwaarde.’
158. Inmiddels is duidelijk geworden dat juist ook overheden zelf zich schuldig hebben gemaakt aan misinformatie en desinformatie.
(…)
‘Het zaaien van angst door overheden is een onwenselijk beleidsinstrument en vormt een serieuze bedreiging voor het voortbestaan van een liberale democratie. Datzelfde geldt voor allerlei vormen van censuur. Niet voor niets is angst bij Hobbes juist een belangrijk motief voor de onvoorwaardelijke onderwerping van burgers aan de soeverein. Er is ten tijde van de coronacrisis een maatschappelijk klimaat ontstaan waarin kritiek van burgers op het overheidsbeleid niet meer gewenst was, ook niet van serieuze wetenschappers. Dat betekent evenwel dat een bepaalde ervaring en deskundigheid iemand niet langer recht van spreken geven op het terrein van zijn expertise, maar alleen de overeenstemming met het dominante narratief (dat van de overheid). Waarheidszin en wetenschappelijke integriteit maken dan plaats voor politieke correctheid en conformisme aan de groep. Zoals in de hedendaagse cancelcultuur gebruikelijk is, vormen afwijkende geluiden een bedreiging van de psychosociale veiligheid. Zij moeten dus tot zwijgen worden gebracht.’
245. ‘Terwijl de systeembouwers in het Westen plannen maken om de aarde te redden van haar ondergang, heeft het geloof in samenzweringstheorieën een massale vorm aangenomen en laten wereldmachten als China en Rusland blijken dat zij een andere toekomst voor zich zien. In de onstuimige botsing van wereldbeelden manifesteert zich onmiskenbaar de raadselachtige dynamiek van culturen. De een verklaart de ander voor gek of voor het kwaad zelve, zonder überhaupt het gesprek aan te gaan.
De reusachtige mediale storm waarin wij ons bevinden wijst ons er meer dan ooit tevoren op hoezeer wij als mensen in de ban zijn van verbeelding.
Milan Kundera, De grap.
Ambo Anthos 1968 – 1988
Voor het eerst in al die jaren eindelijk dit meesterwerk gelezen en veel herkend in wat zich toen afspeelde , in de CSSR én bij hemzelf en zijn vrienden… Een indrukwekkende roman die ik niet licht vergeten zal. Niet in het minst als boek der gelijkenissen.
37. Gekheid ging niet samen met Markéta, en nog slechter met de tijdgeest. Het was het eerste jaar na februari ‘48; een nieuw leven begon, een heel ander leven en het gezicht van dit nieuwe leven, zoals het in mijn geheugen is gegrift, was verkrampt serieus, merkwaardig serieus doordat het niet fronste, maar leek op een glimlach; ja, die jaren verkondigden dat ze de vrolijkste jaren waren, wie niet blij was werd er onmiddellijk van verdacht dat de overwinning van de arbeidersklasse indroevig stemde dan wel (wat niet minder zondig was) dat hij individualistisch verzonken was in zijn intieme zorgen.
41. ’Optimisme is opium van het volk! ’n gezonde geest riekt naar domheid. Leve Trotski!’ Ludvík.
Lees verder »
Orlando Figes, Tragedie van een volk, de Russische Revolutie 1891-1924 (1996)
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
Wim Berkelaar In Historisch Nieuwsblad :
‘ De Russische Revolutie is altijd met mythen omgeven. Links heeft de Revolutie jarenlang voorgesteld als onvermijdelijk. De klassentegenstellingen en het despotische regime van de achtereenvolgende tsaren werden uitvergroot om de onontkoombare greep naar de macht van Lenin en de zijnen beter te doen uitkomen.
Ter rechterzijde van het politieke spectrum werd de Oktoberrevolutie daarentegen misprijzend voorgesteld als een ordinaire staatsgreep van de bolsjewieken, die maar weinig steun onder de bevolking zou genieten. Als voor de Eerste Wereldoorlog de hervormingen maar waren doorgezet, beweerden conservatieve historici, dan zou Rusland geen communistische dictatuur hebben gehad, maar had het land kunnen uitgroeien tot een moderne democratie.
Na de ondergang van het communisme in 1991 zijn beide visies vakkundig ondergraven door verscheidene historici. Niemand deed dat grondiger dan de Britse historicus Orlando Figes, wiens A People’s Tragedy: The Russian Revolution 1891-1924 (1996) al jaren wachtte op een Nederlandse vertaling. Enkele jaren na het succes van Natasha’s dans, Figes’ briljante cultuurgeschiedenis van Rusland, is nu dan een uitstekende Nederlandse vertaling van dit imposante werk voorhanden.
Figes onderscheidt zich van andere historici door zijn geschiedenis vroeg te beginnen. Hij neemt geen korte aanloop om snel bij het revolutiejaar 1917 te belanden, maar analyseert uitvoerig het oude Rusland. Aan het einde van de negentiende eeuw vervreemdde de tsaar zich van zijn volk, hoewel hij nog heilig geloofde een ‘mystieke band’ met de boeren te hebben. De bureaucratie, in beginsel de motor achter de noodzakelijke industrialisering, werd door het hof gewantrouwd en geminacht. Anders dan Peter de Grote, die in de zeventiende eeuw zelf de modernisering najoeg, waren de negentiende-eeuwse tsaren uit op het behoud van de agrarische samenleving.
Van hen was Nicolaas II veruit de zwakste persoonlijkheid. Hij steunde op de landadel, die zich bedreigd wist door de tegen heug en meug doorgevoerde hervormingen. Die hadden niet veel om het lijf, maakt Figes duidelijk. Ook de vooruitstrevende minister-president Stolypin (1862-1911), naderhand alom bewierookt als hervormer, kon geen potten breken. Figes vergelijkt hem met de laatste Sovjetleider, Michail Gorbatsjov: hij was onhandig, liep te hard van stapel en onderschatte de tegenwerking. Dat hij in 1911 werd vermoord, zorgde wel voor een schokgolf in Rusland, maar daarmee moet zijn rol niet worden overschat.
Ontluisterend
Toch werd zo geen ‘onvermijdelijke’ weg naar oktober 1917 geplaveid. Niet alleen vormden de bolsjewieken voor de Eerste Wereldoorlog een verwaarloosbare sekte, hun wereldvreemde leiders hadden ook nog nooit een boer of een arbeider in de ogen gezien. Vooral Lenin kende de noden van de boerenstand (arbeiders telde Rusland rond 1900 nog amper) niet. Figes schetst een ontluisterend portret van Lenin: hij was wreed, kende geen scrupules tegenover anderen, maar was in zijn persoonlijk leven uitgesproken laf. Hij had zich als banneling jarenlang in het buitenland opgehouden, waardoor hij ieder contact met de turbulente Russische ontwikkelingen had verloren. Daar stond tegenover dat Lenin een groot instinct voor macht had en ook zonder contact met de boeren wist wat ze wilden: vrede en land. Dankzij Figes wordt duidelijk dat Lenin niet zozeer een groot marxistisch denker was, maar veeleer een opportunistisch politicus, die wortelde in het Aziatisch despotisme dat Rusland al eeuwenlang teisterde.
Zijn instinct voor de macht demonstreerde Lenin in het chaotische revolutiejaar 1917. Figes laat zien dat wie in februari 1917 zou hebben voorspeld dat de bolsjewieken in oktober van dat jaar de macht zouden grijpen, niet goed snik was. De Februarirevolutie was een enorme uitbarsting van al langer sluimerende onvrede over de uitzichtloze oorlog en de daarmee gepaard gaande economische schaarste. Figes ontzenuwt de later door conservatieve emigranten in het leven geroepen mythe dat de Februarirevolutie een liberale en tamelijk geweldloze revolutie was. Het tegendeel was het geval: bloed stroomde door de straten van Sint-Petersburg. Niet Lenin, maar de liberaal Alexander Kerenski (1881-1970) trad naar voren als man van de toekomst. Kerenski was na de val van de tsaar in maart 1917 minister van Justitie en later dat jaar minister van Oorlog en premier. Figes schetst een schitterend portret van de retorisch begaafde Kerenski, die zichzelf vol eigendunk beschouwde als een Russische versie van Napoleon. Kerenski was niet de enige die dat geloofde: ook de Russen stelden massaal hun hoop op de kleine jurist.
Maar Kerenski maakte een fatale fout door te willen vechten voor een ‘vrede zonder voorwaarden’. De boeren wensten slechts land en vrede – desnoods tegen elke prijs. Lenin speelde op die wens in, waardoor de sympathie van boeren en vooral soldaten verschoof naar de bolsjewieken.
Rode wraakzucht
Tegen de tijd dat de bolsjewieken de macht grepen, werd de revolutie tamelijk breed gedragen. Wat na oktober 1917 gebeurde, doet denken aan wat gebeurde na de Franse Revolutie van 1789: een extreme uitbarsting van vooral jeugdig geweld, aangemoedigd door het jakobijnse regime, waarbij Lenin als een eigentijdse Robespierre de leus verkondigde dat het tijd werd ‘de plunderaars te plunderen’. De laagste instincten kregen ruim baan in postrevolutionair Rusland: wie eens rijk was of er ook maar ‘rijk’ uitzag, werd onteigend, mishandeld of vermoord. Tienduizenden mensen verloren het leven dankzij dit ‘evangelie van de afgunst’, zoals de fel anticommunistische Winston Churchill het socialisme ooit treffend typeerde.
De burgeroorlog die Rusland tussen 1918 en 1922 in de greep had, deed daar nog een schep bovenop: die eiste meer slachtoffers dan honderd jaar tsaristisch bestuur. Toen extreem- links nog heel gewoon was (in de jaren zeventig van de vorige eeuw), werden deze doden vaak op het conto geschreven van de reactionaire witte legers die het, gesteund door al even reactionaire kapitalisten, gemunt hadden op de nobele en prille Sovjetstaat. Figes leert anders: het leeuwendeel van de terreur en de moordpartijen kwam voort uit rode wraakzucht, gevoed door eeuwenlange onderdrukking en achterstelling (dat wel), en gestimuleerd door een gewetenloze bolsjewistische partijleiding onder Lenin en Trotski.
Onmiddellijk na 1918 begon ‘de geschiedenis van onze riolering’, zoals Alexander Solzjenitsyn het ondergrondse systeem van strafkampen, executies en martelingen in De Goelag Archipel (1974) omschreef. Wat is die dissident destijds in het Westen verketterd door linkse intellectuelen… Ze wilden nog wel toegeven dat het onder Stalin was ‘misgegaan’. Maar aan Lenin, ‘filosoof van de revolutie’ (zoals de marxistische historicus Ger Harmsen hem in 1970 plechtig omschreef), moest je niet komen.
Harmsen is dood en de linkse intellectuelen liggen met hem op de mestvaalt van de geschiedenis. De inmiddels 87-jarige Solzjenitsyn schrijft daarentegen nog altijd door en kan in zijn spaarzame vrije uren zijn gelijk nog eens nalezen in dit voortreffelijke boek van Figes. Soms is de geschiedenis rechtvaardig.’
46. ‘Hoe het ineenstorten van de dynastie te verklaren? Ineenstorten is zeker het juiste woord om te gebruiken. Want het regime van de Romanovs ging ten onder aan het gewicht van haar eigen interne tegenstellingen. Het werd niet omvergeworpen. Net als bij alle moderne revoluties werden de eerste scheurtjes zichtbaar aan de top. De revolutie begon niet met de arbeidersbeweging – wat linkse historici in het Westen zo lang hebben willen geloven. Evenmin lag het begin bij de opkomst van nationalistische bewegingen in de periferie. Net als bij de ondergang van het sovjetrijk, dat was gebouwd op de ruïnes van dat van de Romanovs, was de nationalistische opstand een gevolg van de crisis in het centrum, niet de oorzaak ervan.’
47. ‘Zij waren zich er bijvoorbeeld van bewust dat zij een moderne industriële economie nodig hadden om te kunnen concurreren met de westerse landen, maar tegelijkertijd stonden zij buitengewoon vijandig tegenover de politieke eisen en sociale transformaties van de stedelijke industriële samenleving. In plaats van de hervormingen te accepteren, bleven zij hardnekkig vasthouden aan hun eigen archaïsche visie op de autocratie. Het was hun tragiek dat zij juist op het moment dat Rusland de 20e eeuw binnenging, probeerden het terug te voeren naar de 17e eeuw.’
‘Dit is waar de wortels van de revolutie liggen: in de groeiende tegenstelling tussen een samenleving die steeds meer verstedelijkte, steeds complexer werd, steeds meer goed opgeleide mensen telde, en een verstarde autocratie die de nieuwe politieke eisen niet wenste in te willigen. Dat conflict kwam tot een – waarachtig revolutionaire – uitbarsting na de hongersnood van 1891, waarbij de regering machteloos stond en de liberale burgerij politiseerde toen zij haar eigen hulpcampagne opzette. ‘
271. ‘Ervan overtuigd dat hun eigen ideeën de sleutel boden tot de toekomst van de wereld, dat het lot van de mensheid afhing van de uitkomst van hun eigen doctrinaire worstelingen, verdeelde de Russische intelligentsia de wereld in enerzijds de krachten van ‘de vooruitgang’ en anderzijds die van ‘de reactie’, oftewel vriend en vijand van de zaak van het volk, zonder enige ruimte daartussen. Hier ligt het ontstaan van het totalitaire wereldbeeld. Ook al had geen van beiden het graag willen toegeven: Lenin en Tolstoj hadden veel gemeen.
Schuldgevoel was de psychologische inspiratiebron voor de revolutie. Bijna al deze radicale intellectuelen waren zich pijnlijk bewust van hun eigen weelde en bevoorrechte positie.’
297. ‘Het idee dat het marxisme Rusland dichter bij het Westen kon brengen was misschien nog zijn voornaamste aantrekkingskracht. Het marxisme werd gezien als ‘de weg van de rede’ (in de woorden van Lydia Dan), die leidde naar de moderniteit, Verlichting en beschaving. Of zoals Valentinov, een andere veteraan van de marxistische beweging, zich herinnerde in de jaren ’50 van de 20e eeuw:
“We werden aangetrokken door het marxisme, omdat we werden aangetrokken door zijn sociologische en economische optimisme: het sterke geloof, gesteund door feiten en cijfers, dat de ontwikkeling van de economie, de ontwikkeling van het kapitalisme, door het demoraliseren en uithollen van de funderingen van de oude samenleving, nieuwe sociale krachten zou oproepen (inclusief onszelf) die zeker het autocratische regime en al zijn ontsporingen zouden wegvagen. Met het optimisme van onze jeugd hadden we gezocht naar een ideeënstelsel dat ons hoop kon bieden en dat vonden we in het marxisme. Ook de Europese aard ervan sprak ons aan. Het marxisme kwam uit Europa. Het was niet muf en provinciaal, maar nieuw en opwindend. Het marxisme hield de belofte in dat we niet altijd een half-Aziatisch land zouden blijven, maar dat we deel van het Westen zouden worden met zijn cultuur, instituties en kenmerken van een vrij politiek systeem. Het Westen was ons lichtend voorbeeld.”
496. ‘Lenins karakter had een sterk puriteins trekje, dat later zou terugkeren in de politieke cultuur van zijn regime. Ascetisme kwam veel voor onder revolutionairen van Lenins generatie. Allemaal waren ze geïnspireerd door de zichzelf opofferende revolutionaire held Rachmetjov in Tsjernysjevski’s roman Wat te doen? Door zijn eigen gevoelens te onderdrukken, door zichzelf de genoegens van het leven te ontzeggen, probeerde Lenin zijn wil te sterken en zichzelf, net als Rachmetjov, ongevoelig te maken voor het lijden van anderen. Hij geloofde in de ‘hardheid’ waarover elke succesvolle revolutionair moest beschikken: de vaardigheid bloed te vergieten voor politieke doeleinden. ‘Het verschrikkelijke bij Lenin,’ zo merkte Struve eens op, ‘was de combinatie in één persoon van zelfkastijding, die het wezen is van alle echte ascese, en de kastijding van andere mensen in de vorm van abstracte sociale haat en ijskoude politieke wreedheid.’
1115. ‘Na de overwinningen in de burgeroorlog was het voor de bolsjewieken ongetwijfeld verleidelijk het Rode Leger te zien als een model voor de organisatie van de rest van de samenleving. Voor de bolsjewieken stond po voennomoe (‘op de manier van het leger’) gelijk aan efficiëntie. Als het met militaire middelen mogelijk was geweest de Witten te verslaan, waarom zouden die dan niet kunnen worden ingezet om er het socialisme mee op te bouwen? Het leger hoefde daartoe alleen maar naar het economische front te worden gedirigeerd, zodat elke arbeider een voetsoldaat in de planeconomie werd. Trotski had altijd al beweerd dat fabrieken op militaire wijze geleid dienden te worden.* Nu, in de lente van 1920, zette hij zijn heerlijke nieuwe wereld van communistische arbeid op poten, waarin de ‘hoofdkwartieren’ van de planeconomie ‘bevelen gaven aan het arbeidsfront’ en er ‘op het hoofdkwartier elke avond duizenden telefoons zouden rinkelen met het laatste nieuws over de overwinningen aan het arbeidsfront’. Trotski beschouwde als belangrijkste voordeel van het socialisme boven het kapitalisme dat het een arbeidsplicht kon opleggen. Wat Rusland aan economische ontwikkeling tekortkwam, kon het compenseren met de inzet van de dwingende macht van de staat. Waar vrije arbeid leidde tot stakingen en chaos, zou de staatscontrole van de arbeidsmarkt discipline en orde creëren. Deze redenering ging uit van de veronderstelling, die Trotski met Lenin deelde, dat de Russen slechte en luie arbeiders waren die nooit echt aan de slag zouden gaan, tenzij ze er met de zweep in de hand toe werden gedwongen. De Russische adel had in de tijd van de lijfeigenschap hetzelfde idee aangehangen, en dat was dan ook een systeem waarmee het bolsjewistische bewind veel gemeen had. Trotski stak de loftrompet over de zegeningen van de gedwongen arbeid van de lijfeigenen om zijn economische plannen kracht bij te zetten. Hij hield zich doof voor T waarschuwingen van critici dat de inzet van dwangarbeid onproductief zou zijn. ‘Als dat zo is,’ zei hij in april 1920 tegen een vakbondscongres, ‘dan kan er een groot kruis door het socialisme worden gezet.’
1122. ! Een nieuwe ‘verbeterde versie’ van de mens voortbrengen: ziedaar de toekomstige taak van het communisme. En om die te kunnen volbrengen, dienen we eerst alles over de mens te weten te komen: zijn anatomie, zijn fysiologie en dat deel van zijn fysiologie dat de psychologie wordt genoemd. De mens moet zichzelf zien als een grondstof, of op zijn best een halffabrikaat, en tegen zichzelf zeggen: ‘Eindelijk, m’n beste homo sapiens, zal ik met jou aan de slag gaan.’
De Nieuwe Sovjetmens, zoals die na de revolutie werd bezongen in futuristische romans en utopische traktaten, was een soort Prometheus van het machinetijdperk. Hij was een rationeel, gedisciplineerd en collectief wezen, dat alleen leefde voor het belang van het grotere geheel, als een cel in een levend organisme. ‘
1146. ‘Lenin zat met zijn tayloristische ideeën helemaal op deze lijn. Hij was al lange tijd gecharmeerd van de ideeën van de Amerikaanse ingenieur F.W. Taylor over het ‘wetenschappelijk management’: het gebruik van ‘tijdbewegingsstudies’ om werktaken in de industrie onder te verdelen in losse eenheden en te automatiseren. Lenin zag hierin een middel om de psychologie van de arbeiders om te vormen, hen te veranderen in gedisciplineerde werknemers, en zodoende de samenleving als geheel langs mechanistische lijnen te hervormen. Lenin moedigde de tayloristische cultus die op dat moment in Rusland bestond van harte aan. De wetenschappelijke methoden van Taylor en Henry Ford zouden de sleutel vormen tot een glanzende, welvarende toekomst. Zelfs in afgelegen dorpen was de naam van Ford bekend (sommige dorpelingen dachten dat hij een soort god was die het werk van Lenin en Trotski bestierde). De bolsjewistische ingenieur en dichter Aleksej Gastev (1882-1941) voerde de tayloristische principes tot in het extreme door. Hij stond aan het hoofd van het Centraal Instituut van de Arbeid, dat in 1920 was opgericht, en voerde experimenten uit met als doel de arbeiders zo op te leiden dat ze zich als machines gingen gedragen.
1240. ‘Om het falen van de democratie te verklaren moeten we teruggaan in de Russische geschiedenis. Eeuwen van lijfeigenschap en autocratische heerschappij voorkwamen dat gewone mensen het bewustzijn van burgers ontwikkelden. Er kan een directe lijn getrokken worden van deze cultuur van horigheid naar het despotisme van de bolsjewieken. Het abstracte concept van een ‘politieke natie’, een constitutionele structuur van burgerrechten waarop de Franse Revolutie was gestoeld, stond ver af van de Russische boeren in hun afgelegen dorpen. De Russen bleven macht zien in termen van overheersing door middel van dwang en quasi-religieuze autoriteit, eerder ontleend aan de tradities van horigheid en autocratie dan aan de moderne rechtsstaat, met zijn duidelijk omschreven burgerrechten en -plichten. De alledaagse macht zoals de boer die kende – de macht van de landkapitein en de politie – was willekeurig en gewelddadig. Om zichzelf tegen dit despotisme te verdedigen, koos hij er niet voor om aanspraak op wettelijke rechten te maken – hij kopieerde het despotische geweld zelfs in de gewelddadige behandeling van zijn vrouw en kinderen – maar ontdook hij liever de officiële regels. Macht betekende voor de boer autonomie, vrijheid van de staat. Dat moest bijna wel een nieuwe onvrije staat in het leven roepen, vooral omdat dat anarchistische streven de dorpen welhaast onbestuurbaar maakte. Er waren in 1917 momenten waarop de boeren zelf vroegen om de ‘hand van een meester’, een ‘volksautocratie’ van de sovjets om orde te scheppen in de revolutionaire dorpen. Het anarchisme van de boeren zat vaak ingesponnen in een cocon van autoritarisme. In de Russische cultuur werd macht niet opgevat in termen van recht, maar in termen van dwang en hegemonie. Het was een kwestie van heren en horigen, van een dominante partij die de anderen zijn wil oplegde.
1260. Geen van de bolsjewieken van 1917 had verwacht dat het communistische Rusland alleen zou komen te staan – en nog minder dat het alleen zou kunnen overleven. De machtsgreep in oktober werd gedaan vanuit de veronderstelling dat die de vonk zou vormen voor een socialistische revolutie in heel Europa, misschien zelfs tot in de koloniale gebieden aan toe. Toen die revolutie uitbleef, zagen de bolsjewieken zich bijna onvermijdelijk genoodzaakt een strategie te kiezen die, al was het maar in het belang van de landsverdediging, industrialisatie boven alles moest stellen. Maar omdat het sovjetmodel zo vaak – en op uiteenlopende plekken als China, Zuidoost-Azië, Oost-Europa, tropisch Afrika en Cuba – tot zulke desastreuze gevolgen heeft geleid, is de enige echte conclusie dat het fundamentele probleem meer met principes dan met historische toevalligheden van doen heeft.’
‘De staat kan, hoe groot hij ook is, mensen niet tot gelijkere of betere mensen maken. Het enige wat de staat kan doen is al zijn burgers gelijk behandelen en stimuleren hun in vrijheid ontplooide activiteiten te richten op het algemeen welzijn. Na een eeuw die in het teken heeft gestaan van de totalitaire tweeling communisme en fascisme, valt alleen maar te hopen dat dit een les is die we hebben geleerd. Bij het ingaan van de 21e eeuw moeten we proberen onze democratie te versterken, zowel als bron van vrijheid als van sociale gerechtigheid, anders zullen de misdeelden en gedesillusioneerden haar opnieuw verwerpen. Het is geenszins een uitgemaakte zaak dat de opkomende burgerlijke samenlevingen van het voormalige Sovjetblok zullen proberen het democratische model na te streven. Er is geen tijd voor het soort liberaal-democratisch gejuich waar de val van de Sovjet-Unie door veel mensen in het Westen op werd onthaald. Oude en nieuwe communisten kunnen het bij verkiezingen nog steeds goed doen – en zelfs via verkiezingen weer aan de macht komen – zolang het gros van de gewone mensen zich vervreemd voelt van het politieke systeem en zich uitgesloten weet van de voordelen van het oprukkende kapitalisme. ‘Misschien nog zorgwekkender is dat het vacuüm na de val van het communisme deels is opgevuld door een autoritair nationalisme en het in zekere zin opnieuw heeft uitgevonden. Niet alleen zijn veel van deze nationalisten voormalige communisten, ook hun agressieve retoriek, hun roep om discipline en orde, hun verongelijkte afwijzing van de ongelijkheden die door de uitbreiding van het kapitalisme zijn veroorzaakt en hun xenofobe verwerping van het Westen, zijn van de bolsjewistische traditie afgeleid.
De spoken van 1917 waren nog altijd rond.’
Koen Peeters, Georges.
Uitg. De Bezige Bij 2023
‘In ‘Georges’ neemt Koen Peeters ons mee van een bankje in Oostende naar een koorrepetitie in Tbilisi, en van ontmoeting naar ontmoeting. Dat levert iets van waarde op.’ Jan Dertaelen, De Tijd 23092023
191. In Tbilisi zat ik een uur in het Vakepark op een bank, maar het leken slechts enkele minuten. Ik voelde de tijd: een zachte luchtstroom die mijn hoofd tegelijk vulde en leegmaakte.
De tijd die ons bedriegt en ons uitlacht. Ze is niets anders dan het terugkijken met oude emoties, of het verlangend vooruitzien. Ook de bange versie van dat laatste. Voorspellingen zijn altijd gevaarlijk, ze vertalen vooral de angsten of verlangens van de voorspeller.
Lees verder »
Wouter Verschelden & Emmanuel Vanbrussel, bpost Hold Up
‘Le courage, c’est de chercher la vérité et de la dire ;c’est de ne pas subir la loi du mensonge triomphant qui passe et de ne pas faire écho, de notre âme, de notre bouche et de nos mains aux applaudissements imbéciles et aux huées fanatiques.
Jean Jaurès, voorman Franse socialisten Discours à la jeunesse, 1903’
34. ‘Een bricoleur, een knutselaar. Intellectueel sterk. Altijd in beweging ook: net zoals haaien, die sterven als ze stoppen met zwemmen, moet Johan Vande Lanotte altijd iets om handen hebben. De 68-jarige socialist is tegenwoordig nog volop bezig, nu als advocaat mensenrechten.’
Lees verder »
Juan Gabriel Vásquez, De vorm van ruïnes
Vertaald door Brigitte Coopmans. Signatuur. 2017
32. Hij kwam op voor de vrijheid maar wist de moordenaar van een journalist uit de gevangenis te houden. En niemand die er de tegenstrijdigheid van inzag. Moraal van dit verhaal: geloof nooit een goede spreker.’
44. ‘Amper vijftig maakte Dokter Benavides, zoals hij daar stond in een oud wollen vest dat nauwelijks bescherming bood tegen de Bogotaanse avondkou, op mij een vermoeide indruk. Andermans leed kan ons op al dan niet subtiele wijze leegzuigen; Benavides had er vele jaren van zijn leven mee te maken gehad, hij had met zieken hun angst en lijden gedeeld en die compassie had zijn energie ondermijnd. Buiten hun werksfeer worden mensen vaak plotseling oud, wat we soms toeschrijven aan het eerste wat we voorhanden hebben: onze kennis over iemands leven, tegenslagen die we van een afstand gevolgd hebben, een ziekte waarover iemand ons verteld heeft. Of, in het geval van Benavides, dingen inherent aan zijn werk, waarvan ik voldoende wist om hem, of beter gezegd zijn toewijding aan anderen, te bewonderen, om te betreuren dat ik zelf niet was zoals hij.’
119.’Ergens in het leven krijgt iedere zoon te maken met het Kafka-syndroom, ofwel de behoefte om zijn vader te schrijven ‘waar het op staat’ en hem voor de voeten te werpen hoe onrechtvaardig en egoïstisch hij is of geweest is, hoe weinig begrip en verdraagzaamheid hij heeft getoond. Op een bepaalde leeftijd voelt de zoon zich namelijk de koning van de schepping en eist hij alle toewijding en aandacht voor zich op; en als hij die van zijn vader niet krijgt, keert hij zich rancuneus en verongelijkt tegen hem, wordt hij ongehoorzaam en vijandig of haalt hij, zoals Kafka, op verschrikkelijke wijze zijn gram via het geschreven woord.’
Lees verder »
Juan Gabriel Vásquez, De geliefden van Allerheiligen
Juan Gabriel Vásquez, De geliefden van Allerheiligen
uitgeverij Signatuur2018
https://www.demorgen.be/a-b116a913
Recensies: Juan Gabriel Vásquez – De geliefden van Allerheiligen
55. ‘Misschien had dit moment wel helemaal geen betekenis. Misschien hadden pijn en verlies alleen betekenis in religies of fabels. Misschien was het zinloos om te zoeken naar een betekenis voor de vormeloze werveling die ik voor het eerst in mijn leven in mijn binnenste voelde.’
84. ‘Besef je wel wat dat betekent?’ had Charlotte gezegd. ‘Dat hij nu, op zijn zeventigste, spijt heeft van het leven dat hij gekozen heeft?’ Ja, allicht, had ze gezegd, voor hem was dat allemaal lastig te zien, voor hem had het immers goed uitgepakt, hij had het pokerspel gewonnen. Een combinatie van hard werken en spelinzicht. Een paar jaar, een paar maanden, een paar dagen geleden, zelfs gisteren nog, zou Georges gezegd hebben: dat is wat het leven is, de uitkomst van een strategie.Nu was hij daar niet meer zo zeker van. Hij had er wel een bepaald gevoel over. ‘
182. ‘Misschien was communicatie tussen twee mensen wel nooit mogelijk, of wel mogelijk maar altijd onvolmaakt, en zulke onvolmaaktheden konden het einde van een mensenleven betekenen. Je kwam er onmogelijk achter. ‘
Juan Gabriel Vásquez,,De terugblik.
uitgeverij Signatuur 2023
‘Want in onze optiek zou een roman de biografie van iemand of iets moeten zijn, en zou een biografie, zowel van iemand als van iets, een roman moeten zijn, aangezien ze allebei, mits goed uitgevoerd, een interpretatie zijn van zoiets als een mensenleven.’ Ford Madox Ford
https://www.volkskrant.nl/a-ba924a5e
231. ‘Hij werd actief binnen het Rode vlag-bataljon. Hij hekelde de Sovjets voor wie hij vroeger zijn leven zou hebben gegeven; hij schreeuwde leuzen op straat en citeerde uit het rode boekje van Mao; hij maakte dazibao’s waarop Vietnam werd verdedigd en Liu Shaoqi aangevallen. Hij werkte mee aan de aanklacht tegen een voormalige arbeider die het tot minister had geschopt, en hoewel hij er nooit helemaal achter kwam waarom hij was aangemerkt of waar hij van beschuldigd werd, bewoog hij gedisciplineerd mee met de impulsen van de groep. Zijn eigen gedrag kwam hem ongewoon voor, want hij was er in de loop der jaren aan gewend geraakt om vragen te stellen en informatie in te winnen voordat hij een besluit nam, laat staan tot activisme overging – de tijden van het blinde vertrouwen uit zijn jeugd lagen ver achter hem. Maar daar, meegesleept door de opwinding van de collectieve actie, leek het hem onwaardig of deloyaal om vraagtekens te zetten bij iets wat de wereld op zijn grondvesten deed schudden. Er werd een nieuwe cultuur geboren, dan ging je toch niet klagen dat zich door de onervarenheid van de jeugd bepaalde excessen voordeden? Ja, hij had een hekel aan ‘de luidsprekers waaruit de hele nacht Mao’s laatste instructies schalden, maar alleen een verwende oude man zou klagen dat de Revolutie hem uit zijn slaap hield. En dat was hij met zijn zevenenvijftig jaar niet. Hij had nog heel wat gevechten voor de boeg.’
327. ‘Zou het kunnen zijn dat de partij simpelweg goede sier met hen maakte? Immers, als twee bevoorrechte bourgeoisiejongeren zoals zij naar het communistische China waren gereisd, daar waren getraind door het leger en vervolgens waren teruggekeerd om zich aan te sluiten bij het epl, als dit allemaal kon gebeuren in Colombia, dan was de revolutie niet alleen springlevend, maar had ze alle troeven in handen om te zegevieren. Zou hun niet hetzelfde kunnen overkomen als pastoor Camilo Torres? De pastoor, een bourgeois uit een liberale familie, had in de stad veel meer kunnen betekenen, maar hij sneuvelde uiteindelijk roemloos tijdens zijn eerste strijd. En waarvoor? Langzaamaan begon Raúl zich open te stellen voor de mogelijkheid dat het voor hem en zijn zus niet nodig was geweest om zich aan te sluiten bij de guerrilla; zodra dit soort gedachten echter de kop opstak, verdreef hij ze met het oude trucje van de schaamte en ging hij weer verder zonder vraagtekens bij zichzelf te zetten of zichzelf voorhoudend dat zijn stiekeme twijfels de laatste restjes waren van een reactionair leven. In elk geval heeft hij zich nooit bevrijd van de knagende zekerheid dat hij iets te bewijzen had en dat zijn ‘kameraden met argwaan naar hem keken, alsof hij er toch niet helemaal bij hoorde.’
Lees verder »
Orlando Figes Europeanen
Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur
Nieuw Amsterdam 2019
‘Rond 1900 werden in Europa overal dezelfde boeken gelezen, dezelfde opera’s opgevoerd, dezelfde muziekstukken gespeeld. Via drie centrale personen laat Figes in Europeanen zien dat belangrijke artistieke, technologische en economische ontwikkelingen (trein, telegraaf, fotografie, vrije markt) de verborgen krachten achter de vorming van een Europese cultuur waren. De grote schrijver Ivan Toergenjev, de gevierde zangeres Pauline Viardot, met wie Toergenjev een intieme relatie had, en Paulines echtgenoot Louis Viardot, een goed ingevoerde kunstcriticus ontmoetten bijna iedereen in Europa die in cultureel opzicht belangrijk was. De beschrijving van hun kosmopolitische levens staat voor het grote verhaal over het ontstaan van de Europese cultuur.
Europeanen is een prachtig verhalend boek over cultuur als verbindende kracht tussen naties.’
Lees verder »
Michael Ignatieff, Troost Als licht in donkere tijden
Michael Ignatieff, Troost Als licht in donkere tijden
Uitg Cossee 2021
14. We kunnen dit opvatten als een aansporing om een zekere kritische zelfbeheersing te bewaren ten aanzien van de verhalen die ons bewustzijn binnendringen en de tijd waarin we leven vormgeven. Als het in 1783 aanstellerij was om wakker te liggen van het verlies van Amerika, zou het nu zeker overdreven zijn om het hoofd te laten hangen vanwege een dreigende milieuramp, ineenstorting van de democratie of een door nieuwe plagen geteisterde toekomst. Geen van deze problemen, hoe schrikwekkend ook, is gemakkelijker te overwinnen door te geloven dat ze ongekend zijn. In dit boek komen we mannen en vrouwen tegen die hebben overleefd ondanks de pest, het verlies van de republikeinse vrijheid, massa-uitroeiing, vijandelijke bezetting en catastrofale militaire nederlagen. Hun verhalen plaatsen onze tijd in de juiste context en we kunnen inspiratie putten uit hun luciditeit. Als we onszelf in het licht van de geschiedenis zien, kunnen we onze verbinding herstellen met dat wat onze voorouders troost bood en onze verwantschap met hun ervaringen ontdekken.’
Lees verder »
Michel Houellebecq – Vernietigen.
Michel Houellebecq – Vernietigen. Vertaald door Martin de Haan. De Arbeiderspers, Amsterdam. 2022
188. ‘Over het algemeen blijft het aanzicht van de wereld stabiel, alles gaat gewoon zijn gangetje; maar soms, heel zelden, vindt er een gebeurtenis plaats. Hetzelfde, dacht hij in algemenere en vagere termen, geldt voor mensenlevens. Het menselijk leven bestaat uit een opeenvolging van administratieve en technische moeilijkheden, afgewisseld met medische problemen; met het klimmen der jaren nemen de medische aspecten de overhand. Dan verandert het leven van aard en begint het op een hordenloop te lijken: de toestand van je organen wordt steeds vaker aan steeds meer soorten medische onderzoeken onderworpen. Die concluderen dat de situatie normaal is, of toch in elk geval aanvaardbaar, totdat een ervan een ander oordeel velt. Dan verandert het leven voor de tweede keer van aard en wordt het een meer of minder lang en pijnlijk traject naar de dood.’
Lees verder »
Kenzaburo Oë, Hikari groet de dingen. Kroniek van een genezend gezin.
Kenzaburo Oë, Hikari groet de dingen. Kroniek van een genezend gezin.
Uitg Bijleveld 1995-1998
24. Humanisme in Hiroshima.
“Noch te veel hoop, noch te veel wanhoop.” En die zin kwam in mijn gedachten toen ik luisterde hoe dokter Shigeto vertelde over Hiroshima direct na de bom en over de behandeling van de slachtoffers. Zonder te veel hoop of te veel wanhoop had hij het lijden gewoon zo goed mogelijk getracht te verlichten.
27. Volgens mijn diagnose kon de dokter, juist door zijn confrontatie met de ramp van Hiroshima, zijn eigen identiteitscrisis te boven komen en een nieuwe levensfase ingaan waarin hij troost en hoop bracht aantal ralloze anderen.
Op een vreemde manier was ook de geboorte van Hikari een geval van ‘perfecte timing’z, een diep inslaande, verbijsterende gebeurtenis die plaatsvond op een cruciaal ogenblik in mijn leven.
43. “Wie een roman schrijft over een gehandicapt kind, bouwt in wezen een model van wat het betekent om gehandicapt te zijn. Hij probeert het zo volledig en begrijpelijk mogelijk te maken, en tegelijk zo concreet en zo persoonlijk mogelijk. Het model beperkt zich niet tot de gehandicapte alleen, het sluit eveneens de mensen om hem heen in, en bij uitbreiding ook de wereld waarin we leven.“
“Wanneer iemand een ongeluk of ziekte krijgt die tot invaliditeit leidt, komt hij eerst in wat we de ‘schokfase’ kunnen noemen, die wordt gekenmerkt door apathie en terugtrekken. Daarop volgt de ‘ontkenningsfase’, een psychisch verdedigingsmechanisme dat de ziekte of verwonding eenvoudig negeert. Uiteindelijk, alsof het besef doordringt dat de handicap blijvend is en nooit meer ongedaan kan worden gemaakt, komt de patiënt in de ‘verwarringsfase’, getypeerd door woede en afkeer, en ook door verdriet en depressiviteit. Het doel is echter dat de gehandicapte de persoonlijke verantwoordelijkheid voor zijn leven erkent en zich losmaakt uit de afhankelijkheid, een proces dat wordt voltooid tijdens de ‘inspanningsfase’, waarin een oplossing wordt gezocht. Wanneer de patiënt al deze fasen heeft doorlopen, bereikt hij een slotte de ‘aanvaardingsfase’, indien hij zijn handicap durft te erkennen als deel van zijn identiteit, en in staat is zijn rol in zijn gezin of in de samenleving weer op te pakken.” (Satoshi Ueda, Gedachten over revalidatie: gehandicapten weer volledig mens maken. )
Lees verder »
Kenzaburo Oë, Seventeen & Homo sexualis
Kenzaburo Oë, Seventeen & Homo sexualis
1961-1963. Uitg Meulenhoff 1995-2021
12. ‘Scholieren van mijn leeftijd zijn wel eens opstandig en frivool, maar ze hebben vooral behoefte aan leraren die hun steun en toeverlaat zijn als ze problemen hebben. Zelf zou ik soms ook liever hebben dat hij zich bemoeide met mijn problemen. Dat mag zelfs een beetje vitterig zijn. Zijn huidige manier van doen mag dan de Amerikaans-liberale stijl voorstellen, hij lijkt wel een vreemde in plaats van een vader. Mijn vader heeft geen academische scholing gehad. Hij is een autodidact die in tal van baantjes zijn portie kommer en kwel heeft gekend. Na het behalen van zijn lesbevoegdheid kwam hij op zijn huidige post terecht en die positie wil hij nu koste wat kost veiligstellen door zo min mogelijk met andere mensen te maken te hebben. Hij is bang door toedoen van anderen in moeilijkheden te komen of verwikkeld te raken in andermans conflicten, en zo opnieuw een hard leven te moeten leiden onder aan de ladder. Dat pantser van zijn instinct tot zelfbehoud legt hij zelfs voor zijn zoon niet af. Al wat hij doet is afstandelijke, koele kritiek leveren, zonder emoties te tonen, om zich toch maar niet bloot te geven en zijn waardigheid te verliezen.
Lees verder »
Kenzaburo Oë, Het eigen lot
uitg. Meulenhoff 1964-1970
30. ‘En wanneer mijn tijd komt om te sterven zal ik hem mij misschien herinneren en als door die herinnering de pijn en angst van de dood voor mij toenemen, zal ik een klein gedeelte van mijn plicht als vader hebben vervuld.’
112. ‘Op het ogenblik is mijn voornaamste zorg een persoonlijke kwestie, een groteske baby, ik heb de werkelijke wereld mijn rug toegedraaid. Die anderen kunnen gemakkelijk deelnemen aan de lotsbeschikking van de wereld met hun protestbijeenkomsten; zij hoeven zich niet te bekommeren om een baby met een bult op zijn hoofd.’
Lees verder »
Yasunari Kawabata, Duizend kraanvogels – De schone slaapsters
Yasunari Kawabata, Duizend kraanvogels
41. ‘Was het niet meestal dwaas en fout om zich over de doden zorgen te maken, zo ongeveer alsof men kwaad van hen sprak? De doden legden de levenden geen morele verplichtingen op.’
Yasunari Kawabata, De schone slaapsters
32. ‘Het meisje sliep hier natuurlijk alleen maar omdat ze geld wilde hebben. En voor de oude heren die dat geld betaalden, betekende het natuurlijk het hoogste genot om naast zo’n meisje te liggen. Omdat ze het meisje onder geen voorwaarde mochten wekken, hoefden de gasten zich immers niet te schamen voor de minderwaardigheidsgevoelens die de aftakeling meebracht en was het hun toegestaan aan al hun illusies en aan al hun herinneringen aan vrouwen de vrije loop te laten. En was dat ook niet de reden waarom ze zonder enige spijt voor zo’n meisje meer betaalden dan voor een vrouw die wakker was? Bovendien moest het voor de oude heren ook een veilig gevoel zijn dat het slapende meisje geen flauw idee had wat voor oude man er naast haar lag. En omgekeerd wisten ook de oude heren niets af van de levensomstandigheden van het meisje. Zij wisten niet wie zij was. Het was zo goed geregeld, dat zij zelfs geen kans kregen iets op te maken uit de kleren van het meisje. Maar het was niet alleen om de simpele reden dat de oude heren zich na afloop geen zorgen hoefden te maken. Want diep op de bodem van ‘de duisternis scheen misschien een vreemd licht.’
Volker Ullrich, Duitsland 1923. Het jaar van de afgrond.
uitg. Arbeiderspers 2022
Ullrich laat zien hoe ogenschijnlijk uiteenlopende gebeurtenissen op elkaar hebben ingegrepen, dat de Duitse politiek een hoge inflatie op de koop toe had genomen – totdat ze in 1923 onbeheersbaar werd. Ook corrigeert hij de gangbare opvatting dat het met de Duitse economie de eerste jaren na de verloren wereldoorlog al bedroevend was gesteld. In feite beleefde Duitsland tussen 1920 en 1922 een periode van hoogconjunctuur met een lage werkloosheid (1,2 procent in oktober 1921). Mede om die reden meenden de geallieerde mogendheden zware herstelbetalingen van Duitsland te mogen eisen: zijn economie kon wel een stootje verdragen. Het zijn allemaal geen nieuwe inzichten, maar ze dragen wel bij aan de helderheid van het verhaal dat Ullrich heeft willen vertellen. Aarzelend komt Ullrich tot de conclusie dat de jonge Weimarrepubliek de krachtproef van 1923 heeft doorstaan. Weliswaar niet glansrijk, maar ze is er evenmin dodelijk door verwond. ‘De doorstane schrikervaring had het effect van een schokbehandeling’, schreef Klaus Mann. ‘Na zo’n vreselijke ingreep voelt de patiënt zich gereduceerd en beverig, maar ook opgelucht en verfrist.’ Zo voegt Ullrich zich bij de historici die de Weimarrepubliek niet zien als de wegbereider van het Derde Rijk – zoals de historiografische mode lange tijd voorschreef – maar als een kansrijk experiment dat onder een iets gunstiger gesternte had kunnen slagen. Helaas kan daarover slechts worden gespeculeerd.
https://www.volkskrant.nl/boeken/rampjaar-1923-had-voor-duitsland-nog-veel-erger-kunnen-aflopen-stelt-hitler-biograaf-volker-ullrich~bd4b0641/?
34. ‘Bovendien richtte het Duitse leger de blik op de Sovjet-Unie. In februari 1923 ging een delegatie van het ministerie van de Reichswehr naar Moskou om de mogelijkheden van een nauwe samenwerking op het gebied van de wapenproductie te bespreken. Aanvankelijk waren de uitkomsten niet erg veelbelovend, maar er was wel sprake van een nieuw hoofdstuk in de militaire betrekkingen tussen beide landen.’
Lees verder »
Yoko Tawada – De laatste kinderen van Tokyo.
Vertaald door Luk van Haute. Signatuur, Amsterdam 2019
https://www.tzum.info/2019/12/recensie-yoko-tawada-de-laatste-kinderen-van-tokyo/
30. De originele data met betrekking tot de gezondheid van kinderen waren allemaal handgeschreven, en naar verluidt verstopte iedere arts ze ergens naar eigen goeddunken. Soms stond er in de krant een cartoon van een dokter die documenten verborg in het hondenhok, of in een grote stoompan. Yoshiro lachte als hij dat zag, maar achteraf dacht hij: misschien is dit geen satire maar waargebeurd.
Omdat ook de kopieën van de data die door elk ziekenhuis aan het Medisch Onderzoekscentrum werden bezorgd handgeschreven waren, kon niemand in korte tijd grote hoeveelheden data wijzigen of doen verdwijnen. In die zin was deze methode superieur aan de veiligheidssystemen die de knapste programmeurs lang geleden hadden bedacht.
42. Niets was angstwekkender dan een wet die nog nooit was toegepast. Als ze iemand de cel in wilden gooien, hoefden ze hem maar te arresteren door ineens een wet boven te halen waar iedereen maling aan had.
Gabriel van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent.
Gabriel van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent.
Uitgeverij Prometheus 2020
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-samenleving-schreeuwt-om-gemeenschapszin~bc85222c/
http://gabrielvandenbrink.nl/over-gabriel
7. De twijfels nemen echter toe over het samenlevingsmodel waar de gemeenschap in hoge mate uit weggeredeneerd is en zelfredzaamheid als onbetwistbaar uitgangspunt bovenaan is gezet. Zeker in regio’s waarin de vergrijzing snel toeneemt. In gebieden waarin mantelzorg en ondersteuning voor kwetsbare groepen noodzakelijk en urgent zijn, ontstaat een toenemende behoefte aan meer samenwerking en samenspraak tussen burgers, instellingen, bedrijven en overheden.
De roep om regionale samenwerking, die in de zorg en de arbeidsmarkt steeds luider klinkt, is obligaat als er niet een fundamentele doordenking van ons samenlevingsmodel aan ten grondslag ligt: welk mensbeeld domineert, welke rolverdeling tussen overheid, markt en samenleving is wenselijk? Waar bewegen we naartoe als samenleving, als collectief verband in een steeds opener wereld?
18. ‘Volgens Locke komt elke poging om absolute macht over iemand anders uit te oefenen op een staat van oorlog neer. We moeten iedereen die ons de vrijheid wil benemen als een vijand zien. Wat dat betreft staan absolute macht en politieke macht in elk opzicht tegenover elkaar. De laatste is weliswaar een vorm van machtsuitoefening maar de bedoeling ervan is te voorkomen dat er zoiets als absolute macht ontstaat. Deze scherpe scheiding dwingt Locke tot een nadere reflectie op het vaderlijk gezag. Dat lijkt immers een vorm van absolute macht en het speelde dan ook een voorname rol in de argumentatie van Filmer. Locke meent evenwel dat deze macht tijdelijk en beperkt van karakter is. Ouderlijk gezag geldt alleen zolang de kinderen onvoldoende verstand hebben. Bovendien verschillen vaderlijke macht en politieke macht qua doelstelling: ouders moeten opvoeden maar bestuurders moeten het algemeen belang dienen. Met andere woorden: men kan het staatsbestuur niet begrijpen als een vorm van vaderlijke macht, laat staan als een vorm van absolute macht. ‘
Lees verder »
Atul Gawande,Sterfelijk zijn
Geneeskunde en wat er uiteindelijk toe doet
Uitgeverij Nieuwezijds 2015
60. ‘Hoogbejaarden zijn niet zozeer bang voor de dood, maar voor wat er gebeurt in de aanloop ernaartoe: het verlies van hun gehoor, hun geheugen, hun beste vrienden, hun manier van leven. Zoals Felix het formuleerde: ‘De ouderdom is een onophoudelijke reeks verliezen.’ Philip Roth is nog bitterder in zijn roman Everyman (Alleman): ‘De ouderdom is geen strijd. De ouderdom is een slachting.’
Met een beetje geluk en de nodige inspanning – gezond eten, genoeg bewegen, onze bloeddruk onder controle houden, medische hulp inroepen als dat nodig is – kunnen we vaak een lang en zelfstandig leven leiden. Maar uiteindelijk stapelen de verliezen zich zo hoog op dat we de dingen die we dagelijks moeten doen fysiek of mentaal niet meer zelfstandig aankunnen. Omdat het tegenwoordig minder vaak voorkomt dat mensen zomaar opeens doodgaan, zullen de meesten van ons een belangrijk deel van hun leven te krakkemikkig zijn om nog zelfstandig te kunnen functioneren.
Hier denken we liever niet over na. Het gevolg is dat de meesten van ons er niet op voorbereid zijn. We besteden nauwelijks aandacht aan hoe we ons leven zullen inrichten wanneer we hulp nodig hebben, tot het te laat is om er nog iets aan te doen.’
Lees verder »
Joseph Roth, Biecht van een moordenaar
Joseph Roth, Biecht van een moordenaar
Atlascontact 2016
https://www.hebban.nl/recensie/nico-van-der-sijde-over-biecht-van-een-moordenaar
94. Uit het nawoord van Els Snick: ’ Anton van Duinkerken, de Nederlandse literatuurpaus, riep het werk in De Tijd uit tot ‘Boek van de Week’ en wijdde er een hele bladzijde aan. Hij duidde de roman vooral in de geest van de tijd en het succes van het nationaalsocialisme: ‘Dit verhaal is brandend actueel, omdat het handelt over de vraag hoe de menschen worden tot wat ze zijn en omdat deze vraag, juist nu het individu zich schijnt over te leveren aan massa-bewegingen, het raadsel onzer dagen is.’
https://www.dbnl.org/tekst/_par009201101_01/_par009201101_01_0002.php
Alweer een schitterende vertaling van een meesterwerk van Joseph Roth… Russische emigranten in Frankrijk aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog… Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog schreef Gaston Gazjdanov vergelijkbare parels met Het fantoom Alexander Wolff, Een avond bij
7. ‘Maar in het Russische restaurant speelde de tijd geen rol. Er hing een blikken klok aan de muur. Soms stond hij stil, soms liep hij ongelijk. Hij leek de tijd niet te willen aangeven, maar te willen bespotten. Niemand keek op de klok. De meeste gasten in dat restaurant waren Russische emigranten. En zelfs degenen onder hen die in hun vaderland wellicht gevoel voor stiptheid en nauwkeurigheid hadden gehad, waren dat in den vreemde kwijtgeraakt, of ze schaamden zich het te tonen. Het was alsof de emigranten bewust demonstreerden tegen de berekenende, alles berekenende en o zo berekende mentaliteit van het Europese Westen, alsof ze hun best deden niet alleen echte Russen te blijven, maar ook voor ‘echte Russen’ door te gaan en te voldoen aan de voorstellingen die het Europese Westen zich van de Russen had gemaakt. De ongelijk lopende of stilstaande klok in Tari-Bari was dus meer dan een toevallig rekwisiet: het was een symbolisch rekwisiet. De wetten van de tijd leken opgeheven te zijn. ‘
19. ‘Ik merkte gelijk dat hij geen Rus was en dat feit alleen al verdrong mijn eerste schrik en riep een soort trots bij me op. Ik weet niet goed waarom. Maar het schijnt dat wij Russen ons vaak gevleid voelen als we gelegenheid hebben om met een buitenlander om te gaan. En onder “buitenlanders” verstaan we Europeanen, de mensen dus die waarschijnlijk veel meer verstand hebben dan wij, ook al zijn ze veel minder waard. We hebben soms de indruk dat God de Europeanen heeft gezegend, hoewel ze niet in hem geloven. Maar misschien geloven ze gewoon niet in hem omdat hij hun zoveel heeft geschonken. En dus worden ze overmoedig en geloven ze dat ze de wereld zelf hebben geschapen en zijn ze er bovendien ontevreden over, hoewel ze er volgens hen zelf verantwoordelijk voor zijn. Zie je, dacht ik bij mezelf terwijl ik de buitenlander opnam, je moet iets bijzonders hebben als een Europeaan je zomaar aanspreekt.’
Lees verder »