knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Portbou, Dani Karavan: Passagen Walter Benjamin (1940 – 1994 – 2007)

14 augustus 2007

'Iedereen gaat dood op een manier die op hem lijkt. Sommigen in stilte, op hun tenen, anderen lopen achteruit, terwijl ze om vergiffenis of toestemming vragen. Sommigen gaan heftig discussiërend of om uitleg vragend, en sommigen banen zich vechtend en vloekend een weg erheen. Anderen omarmen hem. Sommigen sluiten hun ogen, weer anderen huilen.'
Eduardo Galeano geciteerd in Bruno Arpaia, De engel van de geschiedenis, 306

Portbou is een grens met een enorm – glas in ijzer overkapt – station, waar de Spaanse treinen noodgedwongen halt houden en met een andere spoormaat de reizigers uit de rest van Europa opwachten, meer dan een eeuw lang.
Portbou is dé grens en cultiveert op wat amechtige wijze zijn beroemdste grensganger met een traject dat hij door de Pyreneeën liep van het laatste Franse station naar het eerste Spaanse.
Walter Benjamin koos in 1940 finaal voor het definitieve einde, waarover Bruno Arpaia ‘De Engel van de geschiedenis’ schreef.
Het is goed kijken naar de toeristen, de passanten tussen strand en zee, tussen land en water, tussen hemel en aarde.
Het is even slikken bij het zien van de gammele foto’s van Walter Benjamin en de copieën van de begrafenis- en schouwingskosten in het Centro Civico waar autochtone bejaarden een kaartje leggen en een pijp roken.
Het is vertwijfeld dwalen doorheen het stadje van het enorme station naar de begraafplaats waar hij wegens te weinig grafgeld na 5 jaar werd opgegraven en in de kuil van de anonieme armen werd gegooid.
Het huidige grafmonument – naar joodse traditie overdekt met keitjes – dekt dus alleen de illusie, en die is bijzonder aangrijpend en beklijvend voor wie doorheen het monument van Dani Karavan stapt in ‘Passagen’ (1994) en finaal geconfronteerd wordt met de tekst op de door vandalen beschadigde glasplaat:
'?Schwerer ist es das Gedà?chtnis der Namenlosen zu ehren als das der Berühmten. Dem Gedà?chtnis der Namenlosen ist die historische Konstruktion geweiht.'?
(Walter Benjamin, Gesammelte Schriften, I, S. 1241)

‘Al kort na de eerste wereldoorlog bekritiseerde Benjamin die tendens in bewoordingen die niets aan actualiteit hebben ingeboet toen hij de verhouding tussen wetgevende en uitvoerende macht voorstelde als die tussen rechtscheppend en rechthandhavend geweld:
“Verdwijnt het bewustzijn van de latente aanwezigheid van het geweld in een wettelijke institutie, dan raakt ze in verval. Een voorbeeld daarvan vormen in onze tijd de parlementen. Ze bieden het bekende jammerlijke schouwspel omdat ze zich van de revolutionaire krachten, waaraan ze hun bestaan te danken hebben, niet bewust zijn gebleven('?) Hun ontbreekt de zin voor rechtscheppend geweld dat in ze is vertegenwoordigd: geen wonder dat ze niet tot besluiten komen die dit geweld waardig zouden zijn maar daarentegen in het compromis een schijnbaar geweldloze aanpak van politieke aangelegenheden cultiveren'? (Walter Benjamin, Gesammelte Schriften, 1, 65-66) ibidem p.47.

‘De ideologie van het detail steunde op de veronderstelling dat de ruilwaarde, de zogenaamde onzichtbare genius malignus van de moderne wereld, in de ornamenten van de waar gestalte kreeg en zich in de arabesken van de passage-architectuur openbaarde. Vervuld van het bijgeloof in het detail, beet Walter Benjamins onderzoek zich in onderaardse bibliotheekarbeid vast, door onvrije genialiteit in een uitzichtloze richting gedreven. Hoe meer materiaal het opstapelde, des te dieper bedolf het de vruchtbare opzet van de onderneming, namelijk om de interieur – en contextscheppende kracht van de kapitalistische modus vivendi bloot te leggen.
Benjamins interpretatie van de passages werd geà?nspireerd door het realistische, maar triviale marxistische inzicht dat achter de glanzende buitenkanten van de warenwereld een eerder onaangenaam te noemen en soms zelfs troosteloze arbeidswereld schuilgaat; ze werd verwrongen door de suggestie dat de kapitalistische wereldsamenhang als zodanig een hel is, bewoond door verdoemden die uit hun verdoemenis helaas geen politieke lessen trekken. In duistere toespelingen werd gesuggereerd dat die mooie wereld onder glas een metamorfose van Dantes inferno was.
Een idee over hoe een democratische verbouwing van de passages zou kunnen uitzien en, sterker nog, opheldering over de vraag of een uitbraak van de 'massa’s' uit de matrix of het 'veld' van het kapitalisme denkbaar of zelfs maar wenselijk was, bleef het onderzoek tegen deze achtergrond schuldig. Over het geheel genomen getuigen Benjamins studies van het wraakzuchtige geluk van de melancholicus die een archief van bewijzen voor de verdorvenheid van de wereld aanlegt’.
Peter Sloterdijk, Het Kristalpaleis, 189.

Archief

Berlijn, Mijn Duitsland, Good Bye Lenin, Polen en nog zijn we niet verloren…

26 juni 2007

Mazurek D?browskiego is het nationale volkslied van Polen
van de hand van Jà?zef Wybicki uit 1797.

Het gaat mij vooral om die eerste regel.
'?Jeszcze Polska nie zgin??a: Nog is Polen niet verloren!'?
Dat heeft iets van dat andere volkslied:
'?Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw,'?'?

Mensen die dit soort volksliederen koesteren, mankeren iets. Zij lijden aan een onduidelijk maar schrijnend, rancuneus en eeuwigdurend gevoel van woede en verongelijktheid wat ze zichzelf hebben aangepraat. Het gaat steevast om een mythisch verleden waarmee ze zich gaarne laten opzwepen tot grootse heldendaden, voor eigen gebruik, in de keuken, bij de haard of voor tv bij voetbalwedstrijden of andere oorlogsspelletjes.
Dit soort volkscultuur is pijnlijk provinciaal, in zichzelf gekeerd en wezenlijk angstig voor wat onweerstaanbaar komen zal.
Dit soort liederen is als roepen in het donker, 's nachts kouder dan buiten, eigen aan mensen die zichzelf zien als een eeuwige underdog, de keffende kuitenbijters die als alternatief ook wel eens de eigen staart beproeven.
Blaffen tegen de maan terwijl de karavaan onverstoorbaar verder trekt.

Lees verder »

Archief

Google is watching you – De totalitaire ambities van Google

24 juni 2007

Een bijzonder boeiend artikel van Aart Brouwer en de interessante discussie bij De Groene Amsterdammer noopt tot grondige reflectie:

Het ooit zo studentikoze Google is uitgegroeid tot een multinational die voorop loopt in de strijd om de 'totale informatie'. Ook in ander opzicht heeft de zoekmachine de leiding genomen: Google is van alle datahandelaren de grootste privacyschender.

Discusseer mee over de toenemende invloed van Google
Bekijk ook de discussie op www.frankwatching.nl over dit artikel

Overwegingen bij de lectuur en discussie over de invulling van George Orwells 1984 in het reëel bestaande ‘Big Brother’-socialisme van vandaag en morgen vind je onderaan de citaten uit het artikel van Aad Brouwer.

Lees verder »

Archief

Filosofie Magazine, Ger Groot: ‘In de opvoeding vertegenwoordigt de vader de wet en de moeder de liefde’.

15 juni 2007

Volgens Ger Groot – filosoof aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit – verwaarlozen vaders hun klassieke vaderrol, met als gevolg ontsporende kinderen. ‘In de opvoeding vertegenwoordigt de vader de wet en de moeder de liefde. Die binding is sterker dan de eenentwintigste-eeuwse mens graag zou willen.’

(...)

‘In het kapitalisme heeft de prestatiemoraal de plaats ingenomen van de arbeidsmoraal. Er wordt sterk de nadruk gelegd op productie, waarbij competitie dan het middel is om “het beste uit mensen te halen”. Een neoliberaal thema. Daarbij wordt vergeten dat competitie ook een probaat middel is om het slechte in de mens naar boven te halen. Op het moment dat je mensen systematisch onder druk zet, doordat je ze alle zekerheden ontneemt – zoals een vaste baan – dan haal je daar misschien op bepaalde terreinen een zekere winst mee, maar tegelijkertijd verlies je de morele evenwichtigheid van mensen. Dat wreekt zich onder andere in het feit dat we eigenlijk constant overspannen zijn. Hierdoor bouw je een continue gevaar voor explosie in de psyche in.’

Filosofie Magazine 5/2007

Archief

Etienne Vermeersch: Hoofddoek als stoorzender

1 juni 2007

Nu binnen sp.a een schitterende vorm van Nabuki theater wordt opgevoerd in de strijd om de kiezer met islamitische achtergronden is het passend en recht verstandige mensen het woord te verlenen die de kern van het debat kunnen en willen schetsen.

Verlost van rivale Mimount Bousakla mag Anissa Temsamani van haar baas een groteske poging opvoeren tot recuperatie van de allochtone stemmen met een islamitische achtergrond. Ongeëvenaard in de socialistische cultuur – Johan is dan ook een ‘atypische socialist’ – mag ze de eigen Antwerpse burgemeester publiek pakken en uitdagen.
Van haar vroegere werkgever en huidige partijchef mag zij eisen dat de Patrick op zijn ‘foute’ college-beslissing terugkomt. Janssens moet het verbod terugdraaien op uitingen van religieuze, politieke of filosofische overtuigingen bij zijn personeel in een openbare functionele relatie met de burgers van de stad.
Een ferme sneer vanuit Oostende aan het kleur- en kopschuwe stemmenkanon van de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen.

Het is me daar wat aan de top van de Antwerpse sp.a lijst.
Bezige Bij Maya – nog altijd ongelukkig om haar derde plaats achter Christine Van Broeckhoven, die nog voor ze als een duif uit de doos kon worden getoverd, reeds versmacht werd.
Temsamani alweer als een vrouwelijke Ikaros op vleugels dank zij de westenwind uit Oostende.

Terwijl de zogenaamde kopstukken onderaan de lijst de luwte afwachten na de storm en de gediplomeerde en aankomende slippendragers lekker beschut in de opvolgerskistjes liggen te wachten op beter weer.

Want averij zal de Antwerpse sp.a oplopen, zoveel is wel zeker.
En niet alleen in de koekenstad.

Opinie pagina De Standaard vrijdag 01 juni 2007

Hoofddoek als stoorzender

VOORKEUR VOOR MOSLIMA’S ZONDER HOOFDDOEK

Etienne Vermeersch is het niet eens met Emine Erturk die respect vraagt voor haar hoofddoek. Dit antwoord is niet bedoeld als negatieve kritiek, zegt Vermeersch, maar als een poging tot dialoog.

Dierbare Emine Erturk,

Sta mij toe in een geest van dialoog een persoonlijk antwoord te schrijven op uw ‘Noodkreet’ (DS 29 mei). Ik ben geboren in een diep gelovig gezin en heb mijn humaniora in een katholieke school doorgebracht. Daarna ben ik vijf jaar kloosterling geweest en heb zo tot mijn 24 jaar een jezuà?etentoga gedragen. Ik had daar volledig vrij voor gekozen. Ik geloof u dus zondermeer als u uw keuze voor de hoofddoek verdedigt en ik respecteer u daarin, zoals ik ook mijn eigen keuze van vroeger niet verloochen. Ik heb toen, zoals u nu, eerlijk gedaan wat ik meende te moeten doen.

Dat respect belet mij niet overtuigd te zijn dat ik het toen verkeerd voor had en te suggereren dat dit nu met u misschien ook het geval is. Hoe vrij onze keuze ook is, ze is beà?nvloed door een conditionering in onze opvoeding. Ik ben daar uiteindelijk na vele jaren aan ontkomen'? Maar meningsverschillen hoeven ons niet uit elkaar te drijven. We kunnen pogen elkaar te begrijpen of eventueel te overreden. Laat het volgende duidelijk zijn: ik ben tegenstander van een verbod van de hoofddoek in het openbaar leven, hoewel ik het beter zou vinden dat mensen niet voortdurend voor hun godsdienst uitkomen.

Ik pleit echter wel voor een hoofddoekverbod bij het uitoefenen van bepaalde functies. Deze voorkeur voor neutraliteit in sommige contexten is niet tegen de islam gericht. In het begin van de jaren zestig streden we voor de afschaffing van de verplichting om bij het afleggen van een eed te moeten vermelden: ‘zo helpe mij God’. Achttien jaar geleden eiste ik in een scherp artikel het verwijderen van kruisbeelden uit de rechtbanken. Openbare instellingen waar macht of invloed wordt uitgeoefend, moeten immers vrij zijn van elke wereldbeschouwelijke symboliek. Niet omdat men anders noodzakelijk partijdig is, maar vanuit de optiek dat we zelfs de kans op een vermoeden van partijdigheid moeten uitsluiten.

Onder deze regel vallen allen die invloed of macht hebben in rechtbanken, overheidsinstellingen en ook scholen en universiteiten. De hoofddoek bij leerlingen vergt een andere discussie. De vraag is dus niet of een persoon met een kruis of een hoofddoek al dan niet het werk goed kan doen. De vraag is of die voldoende respect opbrengt voor zijn medeburgers om hen niet te confronteren met bovengenoemd ‘vermoeden’, zelfs al zou dit maar bij 10 procent van hen het geval zijn.

U vraagt: waarom iets opgeven, enkel omdat het ‘stoort’? Wel, ik heb een hekel aan dassen. Toch draag ik soms een das om mensen niet te ‘storen’. Bij hevige warmte draag ik liever shorts. In sommige moslimlanden zou ik dat niet doen omdat dat daar ‘stoort’. Om dezelfde reden doe ik ook mijn schoenen uit als ik een moskee bezoek en zet ik een keppeltje op in een synagoge. Maar bij officiële contacten met burgers gaat het niet alleen om ‘storen’: men moet het vermoeden van partijdigheid onmogelijk maken.

Tot in de jaren vijftig moesten hier de vrouwen in de kerk het hoofd bedekken; de mannen mochten dat niet. Misschien vond niet iedereen dat prettig, maar ik heb daar nooit horen over klagen. Ik neem aan dat sommige moslima’s liever een hoofddoek dragen (zoals ik liever geen das draag). De vraag is echter waarom ze het zo dramatisch vinden daar soms afstand van te moeten doen. Als, zoals u schrijft, de hoofddoek gewoon een stuk kledij is, ‘zoals een sok of een trui’, waarom dan die intense gehechtheid eraan?

Het antwoord hierop legt een zekere contradictie in uw betoog bloot. U beklemtoont dat het voor u niet gaat om een symbool van uw moslima zijn, maar even verder verwijst u toch naar de koran als handleiding voor het bedekken van het lichaam. En inderdaad, als je aan moslima’s vraagt waarom ze de hoofddoek dragen, dan antwoorden ze meestal: ‘omdat God dit van mij vraagt’. Zolang dit antwoord bij de grote meerderheid subjectief aanwezig is, kan men niet loochenen dat de hoofddoek objectief symbool staat voor een bepaalde houding tegenover de koran.

En daar wordt het moeilijk. U spreekt met sympathie over de erkenning van de holebi’s. Terecht. Maar u weet toch dat volgens de koran homoseksualiteit een verderfelijke zonde is. U weet toch dat de meeste moslima’s die een hoofddoek dragen, ook in dat opzicht de koran volgen. Tik bij Google: islam homosexuality in en bezoek de eerste honderd moslimsites. Behalve één enkele, van moslimhomo’s, leggen ze alle uit dat de islam dit gedrag verafschuwt. Als u ooit als arts homo’s moet behandelen, mogen zij dan, op grond van uw hoofddoek, niet vrezen dat u de islamopvatting over homoseksualiteit deelt, dat ze dus ‘worse than animals’ zijn? Of gaat u telkens uitleggen welke stukken van de koran u aanvaardbaar vindt en welke niet?

Het spijt me, maar van moslima’s die dit boek volgen in verband met kledijvoorschriften, verwacht men toch normaal dat ze het ook in belangrijker materies respecteren: bijvoorbeeld inzake homoseksualiteit, gehoorzaamheid aan de echtgenoot, halve erfenis voor de vrouw, enzovoort. Aan de algemene symboolwaarde, die u loochent, kunt u, ondanks uw heel eigen opvattingen, niet ontkomen. U staat voor een onoverkomelijk dilemma. Ofwel is de hoofddoek een kledingstuk dat u graag draagt, zonder enige symboolwaarde. Maar waarom er dan zo hardnekkig aan vasthouden? Ofwel draagt u die op grond van enkele koranverzen en dan is het symboolaspect evident: trouw aan een traditionele interpretatie van de koran. Maar die verzen worden ook nog anders uitgelegd: volledige bedekking van het gezicht. Moeten we dan ook een lerares met een burka of niqab in de klas toelaten, zoals onlangs in Engeland werd geëist? Moeten we aanvaarden dat moslima’s weigeren een hand te geven? Waar stopt dat eigenlijk?

Ik herhaal het; ik respecteer u en ook uw mening, hoewel ik die verkeerd vind. Maar mag mijn voorkeur uitgaan naar moslima’s die geen hoofddoek dragen, mede omdat ik in hun benadering meer hoop zie op een open interpretatie van de koran en dus op een moderne islam?

Salaam Aleikoem.

Etienne Vermeersch

Herlees de bijdrage van Emine Erturk op www.standaard.be/meningen

De Standard 28 mei 2007 Noodkreet van een moslima.

EMINE ERTURK voelt zich goed bij het dragen van haar hoofddoek. Ze verwacht niet dat iedereen dat begrijpt, wel dat ze haar keuze respecteren. Zoals ze ook wil dat de keuze wordt gerespecteerd van wie geen hoofddoek wil dragen.

Help, help, help!

Dit is een noodkreet van een moslima die onderdrukt wordt, gestigmatiseerd wordt, benadeeld wordt, genegeerd wordt,'? niet door haar geloof, niet door haar vader of broer. Wel door diegenen die haar willen onderdrukken uit ‘bezorgdheid’ dat ze wordt onderdrukt en dit allemaal omdat ze een hoofddoek draagt.

Waarom kunnen mensen niet verder kijken dan die hoofddoek? We hebben geleerd om verder te kijken dan de huidskleur, wordt het dan ook geen tijd om verder te leren kijken dan de kleren? Naar de persoon. Er wordt van alles gezegd en gedaan voor ‘mijn bestwil’ de laatste tijd, maar is het niet beter dat ik spreek in mijn eigen naam en zelf beslis wat het beste is voor mij?

Ik ben meer dan die ‘gehoofddoekte’, laat u niet blinddoeken, durf verder te kijken dan de kleren. En ja, zo zie ik ook mijn hoofddoek, als een deel van mijn kleding: niet als symbool dat mijn moslim-zijn in de verf moet zetten of als teken van fundamentalisme. Een sok, een trui, een hoofddoek, het zijn allemaal kledingstukken voor mij. Het is één manier om de hoofddoek te beleven. De ene draagt het omdat het een emancipatorisch effect heeft, de andere uit religieuze identiteitsbeleving, nog een andere uit traditie of gewoon omdat ze het mooi vindt. Daarom ben ik van mening dat het noch aan de staat noch aan de politici noch aan mij is om aan het dragen van een hoofddoek een universele betekenis toe te kennen want die bestaat niet.

Het argument dat de hoofddoek en neutraal denken niet kunnen samengaan, overtreden politici zelf, door hun eigen interpretatie van de hoofddoek te promoten als dé definitie, zogezegd hét teken van onderdrukking. Ik vraag u om voorbij de huidskleur, het ras, het geloof, de kleding en de geaardheid van een mens te kijken. Is het dan niet contradictorisch om te zeggen dat ik, net door het dragen van mijn hoofddoek, niet neutraal zou kunnen handelen? Neutraliteit is een manier van denken, die geen kleur of vorm heeft, die niet aansluit bij een of ander gedachtegoed en die zeker niet kan geuit worden door middel van kleding.

Ik voel me goed bij het dragen van mijn hoofddoek. Ik weet dat dit niet voor iedereen even begrijpbaar is, maar dat verwacht ik ook niet, het enige wat ik wel verwacht is respect. Ik kan mij soms ook moeilijk inleven in andermans situaties, maar dat geeft mij niet het recht om te zeggen dat wat ik doe ‘het juiste’ is. En zoals ik respect vraag voor het dragen van een hoofddoek, vraag ik evenzeer respect voor diegenen die hem niet dragen. Ze hebben er evenveel recht op!

Ik probeer gewoon mijn geloof te beleven op mijn manier. Mijn geloof is de leidraad van mijn leven, beperkt zich niet tot mijn huiskamer maar is de drijfveer van alles wat tastbaar en ontastbaar is: de zon, de maan, zuurstof , water, vuur, aarde, wetenschap, muziek, de mens'? mijn goed gevoel.

Als moslim heb ik de handleiding voor mijn leven, de Koran. En zo meen ik dat het bedekken van mijn lichaam, inclusief het dragen van een hoofddoek, een aandachtspunt is in die handleiding dat ik wil volgen en dat mij de kans biedt om verder te kijken dan het uiterlijk bij de mensen. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat, als ik mijn hoofddoek afdoe, ik minder moslim of minder mens zou zijn. Maar waarom zou ik iets opgeven waar ik mij bij goed voel? Omdat het andere mensen stoort of omdat het niet past in het straatbeeld, in de samenleving? Ben ik dan het probleem of zijn zij het die ‘het andere’ niet kunnen verdragen?

Vlamingen zijn nu ‘gewoon’, maar dit is niet altijd zo geweest. We moeten niet ver in de geschiedenis gaan kijken om te beseffen dat ook de Vlamingen ooit ‘anders’ werden bekeken en behandeld. Hoe kunnen we die tijden vergeten, de strijd die is gevoerd om verder te blijven bestaan zonder de Vlaamse eigenheid te verliezen? Is het dan zo onbegrijpelijk dat ik ook wil meetellen? Niemand krijgt de keuze om te bepalen waar hij geboren wordt of wie zijn ouders zullen zijn, maar hoe we ons leven voortzetten is wel een keuze. Net zoals mijn keuze voor het dragen van een hoofddoek, waardoor ik – blijkbaar – automatisch behoor tot een minderheidsgroep. Maar dat neemt niet weg dat ik het recht heb om erkend te worden in mijn eigenheid. Een heel mooi voorbeeld hiervan zijn de holebi’s. De houding van 20 jaar geleden tegenover hen is niet meer de houding van nu. Maar dat is het resultaat geweest van intense sensibilisering en campagnevoering, waar de staat aan heeft meegeholpen.

Waarom nu geen campagnes voeren om de ‘hoofddoek’ aanvaardbaar te maken? De tv-zender Eén toont zijn verdraagzaamheid met reclamespotjes waarin we bejaarden samen zien zwemmen, mensen samen een Afrikaanse dans zien doen, een holebi-huwelijk. Daar kon evengoed een vrouw met hoofddoek bij, niet? Hoe betreurenswaardig is het dan niet dat we juist het tegenovergestelde constateren. De hoofddoek wordt verbannen: op school, aan het loket, in overheidsdiensten en ook in de privé-sector mag hij liefst niet te veel zichtbaar zijn. Vergeten we dan niet dat er onder die hoofddoek een persoon zit? Wil dat zeggen dat we een bepaalde groep mensen gaan verbannen?

Even betreurenswaardig vind ik het dat er nog altijd meisjes en vrouwen zijn die tegen hun wil een hoofddoek moeten dragen. Het is niet omdat ik mijn hoofddoek uit vrije wil draag dat iedereen dat doet, daar ben ik mij absoluut van bewust. Maar zij vormen eerder de uitzondering dan de regel, zeker in België, staar u daar niet blind op. De situatie in moslimlanden is absoluut niet te vergelijken met België. Onderdrukten, ze zijn er ook en daar moet iets aan gedaan worden. Maar is een verbod op de hoofddoek de oplossing?

Laten we stellen dat we de hoofddoek verbieden en zo die vrouwen en meisjes verlossen van één deel van de druk waaronder ze staan, is het dan opgelost? We moeten veel dieper gaan. Het probleem zit niet bij de vrouw die de hoofddoek draagt maar bij diegenen die haar onderdrukken.

Die personen mogen hun geloof niet als schild gebruiken voor hun eigen doeleinden, dit moet hen duidelijk worden gemaakt. Het argument dat de meesten aanhalen dat het dragen van een hoofddoek in de Koran vermeld staat, is geen excuus om anderen te onderdrukken. Er staat ook duidelijk in de Koran dat er geen dwang is in de islam! Wat is de waarde van een hoofddoek die je draagt onder druk, is dit Allahs wil? We moeten met hen de confrontatie aangaan en hen aantonen dat geen enkele manier van onderdrukking kan gerechtvaardigd worden in naam van de islam.

Het dragen van mijn hoofddoek heeft mij niet tegengehouden om mij ‘te integreren’. Ik wil ook maar gewoon mijn studie afmaken, mijn steentje bijdragen aan de maatschappij als arts en een gezin stichten. Wist u dat ‘integreren’ twee betekenissen heeft? Van Dale zegt: ‘in een eenheid opgaan’ en ‘in een geheel doen opgaan’. Opgaan en doen opgaan in een geheel, het moet dus van twee kanten komen. Ik heb het grote geluk gehad dat ik de mogelijkheid heb gekregen om in al mijn eigenheid op te gaan in het geheel. Het kan.

Emine Erturk is een 24-jarige studente geneeskunde.

Archief

Lieven De Cauter '? Giorgio Agamben en de leestips voor de premier.

29 mei 2007

Lieven De Cauter '? Giorgio Agamben en de leestips voor de premier.

Leestips voor de premier. De Standaard Letteren 25/5/207

Lieven De Cauter heeft een leeslijstje gemaakt voor de toekomstige premier van dit land.
Zijn tips zijn me uit het hart gegrepen. Giorgio Agamben, Homo Sacer: de soevereine macht en het naakte leven, heb ik destijds op zijn aanraden doorploegd.
Tal van stapstenen heb ik erin gevonden om doorheen het partijpolitieke moeras te kunnen waden.
Bij zijn lijstje wil ik nog een addendum voegen: Maria Vargas Llosa, Het feest van de bok, waarin deze de ziekelijke mechanismen van de macht analyseert aan de hand van de Dominicaanse dictator Trujillo, een must voor potentiële heersers waarvan je alleen maar kan hopen dat ze Machiavelli's Il Principe begrepen hebben.

Maar een antwoord op de vraag naar leestips voor een premier is niet makkelijk.
Wie is die premier en wat wil hij?
Op het tweede deel van de vraag is het antwoord makkelijk: de macht en niets dan de macht, zo helpe hem'?
Op het eerste deel kunnen we gokken. De kiescampagne is ontiegelijk mat omdat de coalitie zoals op Vlaams niveau een rooms-paarse evenwichtsoefening zal worden op de troon van de macht waar iedereen mekaar moet vasthouden om de happende blokkodillen te ontwijken. Sommige politici hebben zichzelf kwansuis in de aanbieding geplaatst, bereid het leed te dragen dat hen zal worden aangedaan.
Misschien zijn er premiers en politici die nadenken over de problemen van de samenleving, die verder reiken dan de ijzeren wet van het behoud van de macht waaraan ze zich onderwerpen. Misschien slagen sommigen er zelfs in te reflecteren over Roberto Michels' 'Ijzeren wet van de Oligarchie': alle organisatievormen, onafhankelijk van het democratische of autocratische gehalte in het begin, worden onvermijdelijk oligarchisch omdat de leiders het behoud van de eigen macht nastreven '? zelfs in familiale dynastieën – en daarbij steunen op de dankbaarheid van de geleide groep en de passiviteit van de massa.
Een vrijwillig afstand doen van de macht als die verrot aan je lijf en leden kleeft, is geen makkelijke optie. Het leidt tot dreigende kaken van krokodillen uit de eigen rangen die bij de eerste gelegenheid je politiek gelanceerde nakomelingen rauw willen verscheuren.
Rest natuurlijk nog de optie van gouverneur van een verre provincie of een exotische dan wel artistieke kolonie.

Lieven De Cauter, filosoof en schrijver:

Een absolute must is Homo sacer: de soevereine macht en het naakte leven, van Giorgio Agamben. Tegen de uitzonderingstoestand en tegen de biopolitiek.
Alarmerend en baanbrekend. Politieke theorie voor deze tijd.
Maar omdat de premier weinig tijd zal hebben, ook twee korte interventies, maar wel verplichte lectuur: het dit jaar door Jean Bricmont samengestelde Cahiers
de l'Herne over Chomsky.
Het stuk over vrije meningsuiting is een glashelder pleidooi tegen alle beperkingen ervan. Het zal de eerste minister meteen doen besluiten dat het debat over de antiterrorismewet dringend heropend moet worden en er maatregelen nodig zijn tegen het viseren van activisten.
Ook aan te raden is de bundel Brussels – a manifesto. Towards the capital of Europe, een vurig pleidooi om van Brussel nu eens echt de Europese hoofdstad te maken. Het zal de premier doen inzien dat daar werk van gemaakt moet worden, los van alle krakeel
over België en de verdere staatshervorming.
Als er nog tijd is voor bedliteratuur: 'De oorlog van het einde van de wereld' van Mario Vargas Llosa, een werk van een onvoorstelbare epische adem en een waarschuwing avant la lettre tegen (christelijk) fundamentalisme en religieus fanatisme. En een goede hulp om in te zien dat cultuurvermenging van alle tijden is, is Amin Maaloufs Leo Africanus.
Tot slot Het zwarte boek van Orhan Pamuk, een ode aan de stad en aan Istanbul in het bijzonder. Elke zin ervan is grote literatuur.

http://www.janvanduppen.be/?p=84

Giorgio Agamben, Homo Sacer, De soevereine macht en het naakte leven. 1995 -Uitg. Boom 2002

16: Het verval van de moderne democratie en haar geleidelijke verschuiving in de richting van totalitaire staten in de postdemocratische spektakelmaatschappijen (Tocqueville) hebben mogelijk hun wortels in de aporie (het radeloze onvermogen om het probleem op te lossen), die het begin van de democratie markeert en haar tot een geheime medeplichtigheid met haar meest verbeten vijand dwingt.

Lees verder »

Archief

Dirk Van Esbroeck – Fernando Pessoa – Pablo Neruda

28 mei 2007

Kom niet tegenover me zitten, niet naast me, kom niet naar me toe;
Kom niet met me lachen of praten.
Ik ben alles moe, ik ben moe
En wil alleen slapen.

Fernando Pessoa. Dirk Van Esbroeck 1946 '? 2007

Cuando yo muera quiero tus manos en mis ojos:
quiero la luz y el trigo de tus manos amadas
pasar una vez más sobre mì su frescura:
sentir la suavidad que cambià? mi destino.

Pablo Neruda

Pablo Neruda, ‘Cien Sonetos de Amor’ , 1959

SONETO LXXXIX

Cuando yo muera quiero tus manos en mis ojos:
quiero la luz y el trigo de tus manos amadas
pasar una vez más sobre mì su frescura:
sentir la suavidad que cambià? mi destino.

Quiero que vivas mientras yo, dormido, te espero,
quiero que tus oìdos sigan oyendo el viento,
que huelas el aroma del mar que amamos juntos
y que sigas pisando la arena que pisamos.

Quiero que lo que amo siga vivo
y a ti te amé y canté sobre todas las cosas,
por eso sigue tú floreciendo, florida,

para que alcances todo lo que mi amor te ordena,
para que se pasee mi sombra por tu pelo,
para que asì conozcan la razà?n de mi canto.

LXXXIX

‘k Wil als ik sterf jouw handen op mijn ogen:
het licht en ‘t graan van jouw geliefde handen,
hun frisheid nog eens langs mij voelen strijken:
de zachtheid voelen die mijn leven wendde.

‘k Wil dat jij leeft terwijl ik, slapend, wacht,
dat je de wind blijft horen in je oren,
de zee blijft ruiken die ons beiden lief is,
het zand dat wij betraden blijft betreden.

‘k Wil dat al wat ik liefheb voort blijft leven,
jou had ik lief, bezong ik boven alles,
blijf jij daarom in bloei, mijn bloeiende,

opdat je wat mijn liefde wil, bereikt,
opdat mijn schaduw door je haren wandelt,
opdat men zo de grond kent van mijn zang.

Vert. Catharina Blaauwendraad, uitg. Prometheus

Archief

Limburggevoel, of hoe een illusie werkt als een stroopfabriek '?

6 mei 2007

Limburggevoel, of hoe een illusie werkt als een stroopfabriek '?

De site van de oude stoomstroopfabriek van Borgloon heeft in februari de Vlaamse monumentenstrijd op Canvas gewonnen: 500.000 Euro voor een verloederde illusie.

Bij een bezoek aan die site werden we rondgeleid door een begeesterde gids die als de verpersoonlijking van het Limburggevoel zelfs bij de autochtonen enige gêne wist te wekken. Een wandeling langsheen een ondermaatse verzameling bric à? brac en door gebouwen die getuigen van knullig metselwerk en andere huis-tuin- en keukenvlijt van stroopcampagnards buiten de 'campagne', leidt onvermijdelijk tot de vraag hoe het mogelijk is dat Limburg in blok voor deze site stemde bij de Monumentenstrijd van Canvas begin 2007.

Hoe kan 85 procent van een provincie zich wentelen in een Limburggevoel ?
Hoe kan een monument van internationaal niveau zoals de Boekentoren van Henry van de Velde te Gent met vlijt gepasseerd worden door stroop geworden kneuterigheid?

Je hoort een goeie mix van peren, appelen en suikerbieten te koken, waarbij je mensen zover krijgt dat ze zich identificeren met de underdogpositie die hen werd aangepraat door hun leiders, dat ze zich herkennen in een rancuneus gevoel van thuis horen bij de klank van een eigen dialect.
Limburg heeft eeuwenlang rancune kunnen koesteren dank zij de prinsbisschoppen van Luik en de hoge heren uit Brussel.
Met vaardige hand persten de eigen geestelijke leiders een stroop waarmee ze hun gelovigen een krentenbaard smeerden.
En dan kan je zo'n Limburggevoel handig bespelen.
Het heeft iets van Duitsland na het verdrag van Versailles, iets van Polen dat nog niet is verloren, van de Vlaamse Leeuw die ze niet zullen temmen.

Provinciegouverneur Steve Stevaert is een meester in dit genre: “Dat Limburggevoel bestaat. Pas op, de anderen hebben ons geholpen, hoor. Ze deden wat denigrerend over de fabriek, en dat komt ons goed uit. Als je de Limburgers uitdaagt, zijn ze op hun best. ('?)De stoomstroopfabriek is een lekker monument. Het gaat recht naar het hart van de mensen, via de maag. Ik wist dat ze veel kans maakte toen ze werd geselecteerd in de voorronden. Je kunt er een levendig verhaal rond breien, met boterhammen met stroop en andere lekkere receptjes. Bovendien leeft die regio van het fruit.”
Steve herkent onmiddellijk de waarde van het verhalen breien, het opleveren van illusies als drive om de stemmers te bespelen.
Stijn Meuris was als peter van de stoomstroopfabriek wellicht geschrokken van het ingrijpende effect van de stroopmachinatie waarin hij mee moest spelen: “Laten we eerlijk zijn, puur architectonisch en historisch gezien had de Gentse Boekentoren moeten winnen. Maar dan schieten de Limburgers in die vreemde vijfde versnelling. Dat moeilijk definieerbare Limburggevoel is er. Er is maar één schaduwkantje aan: ik hoop dat onze charmante underdogpositie niet ooit omslaat in een arrogante houding.'?
En dan was er 'Het Belang', niet het Vlaams Belang, neen 'Het Belang van Limburg', dat deskundig meehelpt aan de cultuur van één Limburgbelang in krant, radio en tv.

En zo kook je stroperige politieke en sociaal-economische poepgelei die zelfs echte monumenten als de voormalige mijnsites weet te verlijmen, ook al leefden en stierven daar driekwart eeuw lang vele honderdduizenden Limburgers en gastarbeiders uit de buurt en den vreemde. Het afhandelen van het mijnsluitingdossier was een misselijkmakende mix van gesjoemel, verduistering en georganiseerde diefstal met nationale en Europese gemeenschapsgelden. Ook dat is een gevolg van een blind Limburggevoel waarbij gesjoemel als 'eigen' gesjoemel met veel stroop beter verteerbaar moet worden.

Hopelijk behouden de Limburgers hun aangeboren wantrouwen tegen hun heersers.
Niets is gevaarlijker voor een volk dan het geloof in de heer die bezweert het alleen maar goed voor te hebben met zijn onderdanen, in de geestelijke leidsman die de hemel belooft voor aardse ontberingen, in de staat die gedacht wordt het algemeen belang van zijn burgers te vertegenwoordigen.
Een goeie mix van een zoet geloof en het frisse zuur van wantrouwen behoedt ons voor het dwaze en domme volgen van rattenvangers.

In een prachtige streek die fietsende toeristen van heinde en verre kan verleiden tot eigen heerlijkheden, historische landschappen, kastelen, hoeven, mijncités, stedelijk weefsel op mensenmaat en industriële relieken van internationaal niveau, hoort provincialisme niet thuis.
Limburgers kunnen niet anders dan kosmopolitisch leren leven en sterven.

Daarbij hoort ook grootmoedigheid: een collectieve steun aan de Gentse Boekentoren als lichtbaken van intellectuele kracht in Vlaanderen zou de Limburgse leiders sieren.
Eerder dan de kneuterige invulling van rommelige, waardeloze ruà?nes waar zelfs de illusies beperkt blijven tot een gratis pannenkoekenfeest met stroop.

Archief

Open Doek Turnhout: Zhang Yimou, The Curse of the Golden Flower

27 april 2007

Open Doek Turnhout: Zhang Yimou, The Curse of the Golden Flower – Man cheng jin dai huang jin jia – met Gong Li en Chow Yun-Fat.

'De vloek van de gouden bloem' is de duurste Chinese film aller tijden, van de hand van Zhang Yimou die in twintig jaar een schitterende palmares als regisseur bijeendraaide: Van Red Sorghum (1987) over Raise the Red Lantern (1991) en Hero (2002) tot het fenomenale House of Flying Daggers (2004).

House of Flying Daggers is tot op heden zijn onvergetelijk meesterwerk.
Niet omwille van de fantastische beelden, niet omwille van de schitterende kleuren, het ballet van het leven, de strijd en de dood, niet omwille van de indringende muziek maar vooral om de ongelooflijke politieke betekenis van deze gestileerde film over passie en opstand.
Zhang Yimou in een interview met Steven De Foer in De Standaard van 24/11 2005:
,, Ik wilde nog zo'n wuxia (martiale) film, maar dan anders: voor mij is' House of the flying daggers' in de eerste plaats een tragisch liefdesverhaal. Een Chinees spreekwoord zegt dat liefde, haat, passie en wraak de meest vluchtige emoties zijn. Daarover gaat deze film, veel meer dan over een reeks gevechten.'?

Deze discussie behandelt de vraag hoe het oude door het nieuwe vervangen wordt.
In het westerse denken is daarbij de passie, de emotie essentieel. Volgens de westerse cultuurvisie is het verschil tussen mensen en goden dat deze laatste geen emoties, geen passies kunnen beleven en dat alleen passies, intense emoties veranderingen, metamorfoses kunnen brengen.
Ovidius heeft er een schitterende reeks verzen over geschreven die bij Octavianus in het verkeerde keelgat schoten want zijn oude vriend had zichzelf pas tot goddelijke Augustus benoemd. De publicatie van deze godslasterlijke Metamorfosen kostte Ovidius zijn maatschappelijke kop en hij werd in ballingschap gestuurd naar Tomi aan de Zwarte Zee.

Zhang Yimou is in zijn meesterwerk '?House of Flying Dagger'? veel dubbelzinniger dan het interview met De Standaard laat vermoeden. Dat de Chinese cultuur zo makkelijk het marxisme als staatsgodsdienst aan wist te nemen houdt zeker verband met de marxistische stelling dat het denken bepaald wordt door het maatschappelijk zijn, de plaats in het productieproces. Het staatsbelang, het collectieve belang heerst over de individuen die enkel kunnen bestaan binnen hun sociale- familiale situatie.
In de westerse cultuur zijn die emoties echter essentieel in het onderscheid tussen mensen en goden én als drive van het menselijk handelen.
Krasser nog is de politieke dubbelzinnigheid van Zhangs schitterende film:
'?In het verleden hebben uw films u in aanvaring gebracht met het Chinese regime, maar de jongste jaren ligt u in de bovenste lade. Hoe vrij voelt u zich nu als cineast? – Dat valt mee. Uiteraard heb ik geen totale artistieke vrijheid. Je moet je voortdurend realiseren dat je woont en werkt in een land met een traditie van censuur. Ik heb gemerkt dat bruuskeren niet veel zin heeft, dus doe ik ook wat aan zelfcensuur. Maar het gaat de goede weg op, het regime is losser dan vroeger.'?

Lees verder »

Archief

Stories of Europe, The Attendants' Gallery donderdag 3 mei 2007 De Warande Turnhout

23 april 2007

Stories of Europe, The Attendants' Gallery donderdag 3 mei 2007 De Warande Turnhout:
Causerie om 19 uur – voorstelling 20 uur.

Een continent in verhalen gegoten, en een geschiedenis menselijk gemaakt – is een creatieproject van LOD-componist Dick van der Harst en regisseur Koen De Sutter (bekend van Tambour Battants en Le Facteur Cheval) met tekstfragmenten van Pieter De Buysser. Koen De Sutter is voor het seizoen 2006-2007 te gast bij LOD.

'?Een mens stelt zich ten doel de wereld in kaart te brengen.
In de loop van de jaren bevolkt hij een ruimte met beelden van provincies, van koninkrijken, van bergen, van baaien, van schepen, van eilanden, van vissen, van kamers, van werktuigen, van sterren, van paarden en van personen.
Kort voor hij sterft, ontdekt hij dat zich in dat geduldige lijnenlabyrint het beeld van zijn eigen gelaat aftekent. '?
(Jorge Luis Borges geciteerd in Geert Mak '?In Europa'?).

Zonovergoten woestijnen krijten onweerlegbare lijnen die verglijden in een fata morgana van het unieke Grote Gelijk. Nevelen en schaduwen in de schemering van het woud zijn de basis van twijfel en onzekerheid, onze grootste kans op een minimum aan menselijkheid.
Kwamen de goden niet naar Europa om er te sterven?
Van de Griek Diogenes, over de moslim Averroës, langs de Antwerpse Amsterdammer Frans van den Enden en de Nederlands-Portugeze Jood Spinoza, tot en met de Fransman Voltaire of de Duitser Nietzsche, telkens weer kreeg het 'Verlichtingsdenken' in Europa zijn beslag.
Europa weet, uit haar eigen bloedige verleden, dat het geloof in één heilige zaak géén eenheid brengt.
Om een beetje dichter bij de menselijkheid te komen, moeten we afstand doen van de goden in de openbare ruimte. Opdat mensen elkaar niet zouden afslachten moeten zij van elkaar kunnen accepteren dat er niet één waarheid is, maar dat er meerdere 'waarheden', meerdere leugens en misleidingen kunnen bestaan en moeten bestaan, eenieder de hare of de zijne.

Niet voor niets is de roman als literaire vorm ontstaan als een Europees cultuurverschijnsel. In 1597 begon Miguel de Cervantes Saavedra aan 'El Ingenioso Hidalgo Don Quijote de la Mancha' toen hij gevangen zat in Sevilla wegens schulden. Hij kon zijn interesse in menselijk gedrag niet combineren met voldoende aandacht voor de eigen boekhouding. Cervantes stierf berooid, maar zijn werk was het begin van de psychologische roman, het eerste boek in de moderne wereldliteratuur dat het veinzen van mensen, het doen alsof, het liegen en bedriegen, de kracht van illusie en de daaraan gekoppelde emotie in de menselijke geest als centrale thema ontwikkelde. Een waardige opvolger van Homeros'Odysseia.
In zijn prachtige roman ' Sneeuw' formuleerde de Turkse Nobelprijswinnaar Literatuur 2006, Orhan Pamuk, dit als volgt:

'Je houdt jezelf voor de gek! Zelfs als je in God zou geloven, dan zou het zinloos zijn omdat als eenling te doen. Het gaat er juist om dat je gelooft zoals de armen geloven en dat je een van hen bent. Alleen als je eet wat zij eten, als je met hen samenleeft, als je lacht om de dingen waar zij om lachen en je kwaad maakt over de dingen waar zij zich kwaad om maken, kun je in hun God geloven. Je kunt niet in dezelfde God geloven terwijl je een totaal ander leven leidt. God is rechtvaardig genoeg om te weten dat het niet gaat om ratio en geloof, maar om het hele leven.'

Archief

Abandoned Places ‘? Henk van Rensbergen – Urban Exploration ‘? MIAT Gent

20 april 2007

Ons rest de schoonheid van de scherven, de onvolmaakte spiegeling

Abandoned Places '? Henk van Rensbergen – Urban Exploration '? MIAT Gent

Oud Sabena piloot Henk van Rensbergen heeft een indringend hobby: fotograferen van verlatenheid, van verloren werk, verdwenen leven, de patina van de tijd nadat alle arbeid is vergaan en enkel stof rest, en roest en weerloos verval.
Zijn foto's behoren tot het fenomeen van de urban exploration. Al heeft het niet de wetenschappelijke pretenties van industriële of stedelijke archeologie, toch scheert dit nog langs het fenomeen van de oudheidkundige exploratie.
Zoals archeologen sites bestuderen en in hun denken verbanden leggen en verklaringen zoeken, zo maakt Henk van Rensbergen foto's van verloederde sites.
Lang na hem '? als de laatst resterende schoonheid is verdwenen – zullen misschien ooit nog de archeologen komen.

Het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel '? MIAT - te Gent is een ideale locatie voor een selectie van zijn werk: 'Abandoned Places'. De voormalige fabriekssite heeft nog een flink rommeltje oude machines in petto. En daaromheen staan de beelden van verlaten industriële sites.
Net zoals de Gentse machineresten niet echt meer zijn en niet of nauwelijks nog functioneren, zo ook zijn foto's. Wie ooit in zo'n industriële omgeving zijn kost verdiend heeft in het zweet zijns of haars aanschijn weet dat het om de details gaat.
Het waren de kleine pietluttigheden die het zwoegen al dan niet draaglijk maakten. Een drukhamer, een rakkenjak, een aandrijfmotor diende altijd op zijn wenken bediend te worden. De ene had een scheve vleugelmoer waar je rekening mee moest houden, de anderen een slechte koppeling, of vroeg om de haverklap een draai met de sleutel op de oliedop. Een schop diende bijgeschaafd naar je eigen hand, geen pikhouweel voelde als de jouwe. In de oorverdovende symfonie van jouw transportbanden herkende je een haperende rol uit de duizend. Je was als mens een actief onderdeel van een immense machinerie: als mijnwerker 800 meter onder de grond een onooglijke radertje in een enorme procedure om steenkool uit de diepe lagen te halen. Als bandwerker een schroef in het productieproces van asbestleien. Als munitiearbeider een wankelend onderdeel dat met een koperen mesje springstof uit de schroefdraad van obussen diende te peuteren và?à?r de slagpin werd vastgeschroefd.
En toch had iedere plaats zijn eigenheid, zijn details die overal elders anders waren. Die details werden gekoesterd door de arbeiders ter plekke. Dat was een onderdeel waarmee ze hun identiteit probeerden op te bouwen, daar op die plaats op dat moment.

Henk van Rensbergen heeft oog voor die details ook al weet hij zelden of nooit waar het om ging. Hij kan het ook niet weten, niemand kan dit nog weten, zelfs niet de oude arbeiders die het apparaat ooit bedienden. Er resten alleen nog ‘gestaltbilder’ van wat ooit functioneerde in een enorm en ingewikkeld proces waar alle handelingen een minuscuul onderdeel waren van het immense geheel.

In 'Abandoned Places' zijn al die sites verlaten, hier en daar is er nog een verlegen schim van iemand die als laatste het raam mag sluiten of het licht moet doven en dat uit balorigheid nalaten zal. Een hele leven gebouwd op de illusie van continuà?teit op de werkplek, verzwindt door een pennentrek van het risicokapitaal. Soms hangt er nog een vlag aan flarden, of een spandoek met vergane eisen als relieken van de onmacht.
In zijn foto's voel je een timide vorm van respect voor de verhalen die zich op die plaatsen ooit afspeelden en die de toeschouwer nu zelf kan verzinnen, zonder scrupules.
Zeker als je nog laatste resten herkent van eigenlijke en oneigenlijke menselijke aanwezigheid: vergeten koffiepullen, achtergelaten werk- en handschoenen, gedateerde pinups, stikkers van verdwenen voetbalploegen, feestrestanten in een oude machinehal, seks op snijtafels, kampvuur op werkbanken.
Waarom zijn deze verlaten plaatsen zo interessant?
Ze herinneren ons aan onze eigen toekomst: wanneer we ernaar kijken of erin rondlopen, worden we telkens weer geconfronteerd met wat zich achter onze rug zal afspelen.
Zij zijn de oude Venetiaanse spiegel waarin we onze eigen toekomst mat weerkaatst zien.

Er weegt een oneindig treurige stilte in 'Abandoned Places', de melancholie ervan draag je moeizaam mee, als je het herkent uit je eigen leven in reeds lang gesloten fabrieken en steenkoolmijnen. Onder het stof herken je de illusies van je vroeger leven, de lasten en de pijnen, de wanhoop en de wil om te overleven, het verlangen naar continuà?teit en rust midden het geraas van het inferno om je heen. Toen had je een boodschap en een ideaal, nu weet je hoe schrijnend de leugen en hoe gruwelijk het zelfbedrog nazinderen.
Maar nooit vergeet ik de raad van een oude mijnwerker die nog in de Luikse staal had gewerkt: 'Janneke, als je ergens gaat zitten, zorg dan dat je een hout bij je hebt. Op steen of staal vreet de kou. Dan kruipt het ijzer in je rug en in je gemacht!'
Hij stierf vele jaren later aan prostaatkanker, maar tot dan was zijn rug en zijn 'gemacht' ongebroken geweest.

MIAT , Minnemeers 9, 9000 Gent – http://www.miat.gent.be/

'Abandoned Places' van Henk van Rensbergen, nog tot 20 mei 2007.
http://www.abandoned-places.com/

Addendum 25 juni 2011

De schoonheid van de scherven, die onvolmaakte spiegeling.

http://www.marchandmeffre.com/

http://www.marchandmeffre.com/theaters/index.html
http://www.marchandmeffre.com/detroit/index.html

Ruins are the visible symbols and landmarks of our societies
and their changes, small pieces of history in suspension.

The state of ruin is essentially a temporary situation that happens at
some point, the volatile result of change of era and the fall of empires.
This fragility, the time elapsed but even so running fast, lead us to watch them one very last time :
being dismayed, or admire, making us wondering about the permanence of things.

Photography appeared to us as a modest way
to keep a little bit of this ephemeral state.

Archief

Picasso '? Malen gegen die Zeit '? K20 Düsseldorf tot 10.06.2007

16 april 2007

Picasso '? Malen gegen die Zeit '? K20 Düsseldorf tot 10.06.2007

http://www.picasso-k20.de/

De tentoonstelling in de 'Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen K20' in Düsseldorf toont een selectie van de oude meester (1881 '? 1973) die op het einde van zijn leven erin slaagde zijn denken en doen te concentreren in een schilderarbeid tegen de tijd: '? Ik heb de indruk dat de tijd steeds sneller aan mij voorbijtrekt. Ik ben als een stroom, die zich verder wentelt en bomen met zich meevoert, die te dicht bij zijn oever groeien, of dode kalveren, die men erin gegooid heeft, of alle mogelijke microben die erin gedijen.'?

De latere werken van Picasso werden door de kunstpausen van die tijd vaak afgedaan als kliederwerk van een oude onmachtige. 'Malen gegen die Zeit' onthult echter meer over oud worden dan hen ongetwijfeld ooit lief is geweest.
Het laatste werk van de eens zo machtige meester lijkt op de onmacht van de verslaafde die niet meer kan roken of drinken en zich tevreden stelt met het snuiven van geur, het sabbelen op een surrogaatsigaret. Het is de seksverslaafde die nog wel de baltsbeweging, het automatisme van zijn gedrag koestert en aftast, maar waarbij de noodzakelijke mechanismen onmachtig geworden zijn. Hij moet zich beperken tot kijken en het herhalen van zijn aangeboren bewegingen in een steeds opnieuw gespeelde neurotische omarming: in verf op doek, in grafiek, in tekeningen.

Hij ziet zich oprecht als een oude sater, vanuit het verborgene. Hij biedt de toeschouwer soelaas door zichzelf te kijk te zetten, met een gevallen geslacht, een masker van vergane vreugde.

Liggend naakt en man met masker.

Niet groot van gestalte, waren de ultieme ogen waarvoor hij op briljante manier de moderne schepper van beelden speelde, altijd die van zijn moeder die hem ooit had toevertrouwd:
'? Als soldaat word jij generaal, als monnik word jij paus, als schilder word jij Picasso '?.

Hij werd de Napoleon van de moderne beeldende kunsten: geniaal, visionair, leidend, alles verslindend en religieus verblindend met steeds een oog op de goeie gang van de zakelijke aspecten des levens.

Staline
De Sabijnse maagdenroof tijdens de Cuba crisis

Picasso gebruikte zijn vrouwen tot ze op waren en herbronning zich aandiende. En toch was het zijn moeder die over zijn schouder zou blijven meekijken, tot hij zelf vanuit de coulissen begon te gluren naar wat zijn leven eens was geweest: een allesoverheersende zoektocht naar de zin van het finale uitroepteken. Zijn vrouwen presenteren zich vooral in een majestueuze gynaecologische houding, voluptueus met vulva en anus: zìjn luidruchtig uitroepteken als antwoord op angstige vragen vol schroom en schaamte naar de oorsprong van de wereld.

Picasso kon ermee koketteren: '?Zoeken betekent niets in schilderkunst. Wat telt is vinden. Ik zoek niet, ik vind!'?
Zelfs wanneer zijn hele tauromachie enkel nog herinnering was, kon hij een vastberaden zekerheid voorwenden en zijn angsten verdrijven in de stroom van zijn alles verslindende werk.
Zelfs wanneer hij zich ostentatief bekeerde tot het lidmaatschap van de Franse Communistische Partij en zich de acclamaties liet welgevallen van het opgevorderde proletariaat om hem heen, zocht hij dat niet. Hij vond hen!
Zijn fenomenale ' Guernica ' mocht pas in Spanje worden tentoongesteld wanneer Franco dood was en de democratie in zijn oude moederland hersteld.

Guernica

Nochtans had Picasso reeds in 1932 accuraat omschreven waar het hem om ging: '? Niets kan gedaan worden zonder de eenzaamheid. Ik heb mijzelf een eenzaamheid geschapen die niemand vermoedt!'?

Dit laatste zelfportret hing naar verluidt tegen de schouw van zijn zitkamer, zodat hij zichzelf eindelijk in de stervende ogen kon zien.

Pas dan leek hij vrede te hebben gevonden en kon zijn religieus verblindend talent waardig naar zijn laatste rustplaats. 30.000 werken had hij opgeleverd.

Naast zijn fenomenale cultus van het uitroepteken '? al evenzeer religieus en zakelijk verbindend '? wist hij na intense periodes van proberen en vinden gedurende vele tientallen jaren de kern te vatten van de menselijke blik: de oervormen waarin ieder van ons zich kan herkennen, kan oppompen, kan verliezen, kan verdrinken zodat de laatste hand en voet boven het watervlak een groet is aan wie na ons komen.

De laatste omarming

“Picasso’s variaties op Rembrandt gaan allemaal over de wellustige blik; in zijn versie van Rembrandts ‘Jupiter en Antiope’ deelt hij zichzelf de rol toe van de gehoornde ‘Faun die een slapende vrouw ontsluiert, met één hand die het laken optilt en de andere die reikt naar een weelderige borst. Rembrandts origineel is eigenlijk een vrijmoediger en buitenissiger oefening in erotische verkenning, de god in faungedaante die zich met een uitdrukking van verontrustende welwillendheid over de vredig onthulde naaktheid van de vrouw buigt.. ” Simon Schama, De geest van Rembrandt, Vrij nederland 5 mei 2007, p. 84.
“De wereld waarin Picasso rondzwierf was Dionysisch, onveilig gemaakt door saters en minotaurussen – het onheilspellende bestiarium dat het modernistische idealisme nooit heeft weten te verdrijven. Picasso erkende in Rembrandt een voorloper van zijn eigen gevaarlijke visuele intelligentie, die zich vrij kon bewegen tussen het esthetische gemak van het naakt en de rommeliger, sexier werkelijkheid van het naaktmodel: geëtste afbeeldingen van halfgeklede vrouwen die zich warmden bij het fornuis. Niets van die ontklede waarheid zou zich nog voordoen tot Manet en Degas.
Volgens Picasso en Matisse bestond er een zogeheten ‘keten’ die hun begrip van het modernisme verbond met bepaalde oudere meesters – Velázquez en Goya, maar ook Rembrandt – die begonnen waren met de taak om de kunst lastige vragen over haar eigen conventies te laten stellen: in dit geval de behaaglijke schoonheid van het naakt.” p. 87.

Archief

Liever 300 Leonidas pralines dan een '300' film!

4 april 2007

Liever 300 Leonidas pralines dan een '300' film!

Het lijken barre tijden te worden.
We worden om de oren geslagen met broeikaseffecten, tsunami’s, stijgend water, terroristen en warmer weer.
De Amerikaanse economie kreunt op haar knieën, leeft gruwelijk boven haar stand en bengelt aan het touw van de Chinese geldreserve '? intussen 1000 miljard US$.
Er hoeft niet veel te gebeuren of deze economische kaartenhuisconstructie stort in elkaar, hoe voorzichtig de Siamese tweeling ook manoeuvreren zal.
Maar er zijn andere mogelijkheden: een ferme investering in de oorlogsindustrie kan de overhellende balans in evenwicht krijgen. Een oorlog met Iran zou bijvoorbeeld soelaas kunnen bieden: de olieprijzen schieten omhoog, de Chinese economie dreigt op te drogen en vertraagt en de VS krijgt een militair bevochten adempauze, op kosten van de Volksrepubliek en vlijtige Wang, op bergen lijken langsheen de As van het Kwade.

Nu is oorlog '? liefst een eind buiten de deur – best een populair tijdverdrijf voor presidenten en generaals, een soort geforceerde herschikking van de wereldeconomie en een krachtige zweepslag om het eigen vee tot de orde te manen.
Maar de jonge stieren in de eigen veestapel dienen een beetje gemaand te worden, en uitgedaagd. Baltsgedrag moeten ze leren herkennen als een krijgshaftige pose.
Het helpt trouwens om het epidemisch overgewicht te reduceren.

Daarbij helpen geen pralines, zelfs niet die van Leonidas met echte roomboter.
Daarbij helpt wel een film over de '300 ' Spartaanse bonbons van Leonidas.
Zeker wanneer dit een verfilming is van een jaren '60 strip uit volle Koude Oorlog periode die wat aangepast werd aan de nieuwe vijanden.
Niet langer tegen de Rus maar nu tegen de Pers zoals 2500 jaar geleden.
In 480 aCn probeerden de Griekse stadsstaten de Perzische troepen van Xerxes tegen te houden bij de pas van Thermopylae.
Dat daar een paar duizend Griekse soldaten bij betrokken waren, naast de '300' Spartanen met Leonidas, wordt licht vergeten.
Dat daar nog eens een kleine duizend Thespianen uit Beotië meevochten, en 2000 Heloten '? Spartaanse slaven '? wordt niet vermeld.
Dat zij een achterhoede waren om 7000 andere Griekse soldaten de kans te geven te ontsnappen, wordt eveneens vergeten. Zij zullen nadien met Themistocles aan de houten muren werken waarmee de Perzen definitief verslagen worden in de zeeslag bij Salamis. Ook daarover geen hint bij de ‘300’.

'300' – propaganda mikt vooral op herkenning en het verlangen tot erkenning bij de potentiële troepen die enthousiast ten oorlog moeten trekken tegen de slechte, vermetele, verwijfde en vooral vreemde verraders die het wagen de eigen superioriteit te betwijfelen. Op de recente bijeenkomst van de Blood&Honour troepen te Mechelen werd naar verluidt ‘300’ reeds in avant-première getoond. Populair verdrijf in puberale middens.

In realiteit is de parallel met de Spartaanse staat en haar leiders in deze Amerikaanse oorlogspropaganda nog veel sterker.

De leugens die '300' ons moet oplepelen gaan niet alleen over de noodzakelijke oorlog, de offers die de US administratie zal eisen, maar ook over de heroà?sche kracht van de laconische moraal tegenover het theaterspel op de markt en in de schaduw van de stoa, de basis van onze democratie.  '300' is een ode aan het theater van de dictatuur: 'Viva la Muerte!' Terwijl precies die democratie borg staat voor de vitaliteit, de veiligheid en de wijsheid van een samenleving van mensen.

Dit werd fascinerend geanalyseerd door Roberto Calasso in De bruiloft van Cadmus en Harmonia.  Uitg. Wereldbibliotheek  http://www.janvanduppen.be/?p=110

In Sparta voltrok zich o.l.v. Lycurgus in een paar jaar een omwenteling die de politieke ontwikkeling van het heilige koningschap tot in onze dagen omvat. De soevereiniteit ging van een tweetal koningen, een geheimzinnige archaà?sche vorm, over op vijf eforen, een gloednieuwe vorm van absolute macht, onder het mom van de magistratuur die op haar beurt een priesterlijke oorsprong verving. De lange weg van de priester/koning tot het Politbureau vertrok zich in één enkele handeling. En de hoogst moderne onbeschaamdheid van die onderneming was zo adembenemend omdat men de bestaande vorm zogenaamd intact liet. Het was niet nodig de koningen onthoofden. Ze zouden hun ambt behouden, maar ontdaan van alle macht. Als ze een tegenwerping maakten, kon het echter gebeuren dat de eforen besloten hen zonder proces te doden. Of anders konden de eforen besluiten hen te doden in een maanloze sterrenmacht terwijl ze zwijgend naar de hemel keken. Als die werd doorkliefd door een vallende ster wilde zeggen dat een van de twee koningen was tekortgeschoten tegenover de godheid. Van oorsprong wachters die hun ogen gericht hielden op het hemelgewelf, werden de eforen de allerhoogste opzichters en bewakers. Ze werden uit de hoogte wakende ogen. Zo slaagden ze erin ook hun eigen priesterlijke verleden uit te buiten. Het leek op een schitterende mantel waarmee het geheim van hun politiek werd afgeschermd. '? p. 219
De Eforen in Sparta waren het eerste voorbeeld van niets ontziende macht. En ook dat hielden ze verborgen, maar aan de vele erediensten die er al waren voegden ze een nieuwe toe, waaraan ze met hart en ziel waren toegewijd. Vlakbij hun eetzaal richtten ze een tempel op voor de Angst. Ze eerden hem niet als een vreeswekkende demon die te vriend gehouden moest worden maar ze meenden dat de Staat zich vooral dankzij de angst kon handhaven. '? p.220

 

Lees verder »

Archief

Egypte, land der levensmoeden'?& C.D. Blokhuis, Egypte, Brandaen reisgids

21 maart 2007

 

Egypte, land der levensmoeden'?

 
'?Dit is een vreemd land. Het lijkt wel of de goden hier echt aanwezig zijn. Onze goden hebben zich al lang in hun hemel teruggetrokken. Wij kopen hun welwillendheid met brandoffers af. Maar deze goden willen meer'?. '?Keizer Hadrianus in Psyche van Paul Claes, p. 104
 

Egypte is een geschenk van de Nijl,
maar voor wie is die Nijl een geschenk geweest en geworden?
Wie heeft iets aan een dergelijk lang en smal en rechtlijnig geschenk?
Behoudens uitgedunde horden toeristen die op hun wenken bediend en van hun centen verlost worden onder het eeuwige gemompel van 'bakshish' door een wriemelende meute van handophouders in alle leeftijdscategorieën. 

Al oogt de scheiding tussen woestijn en bevloeid land messcherp, de scheiding in de geesten der mensen is er zo mogelijk nog scherper.
De oudste landbouwculturen uit het 8ste tot het 4de  Millennium aCn hadden uiteraard het grootste succes langsheen de grote stromen der aarde, waar het voedselsurplus een snelle bevolkingsgroei en een even snelle staatkundige ontwikkeling opleverde. In de Nijlvallei was deze evolutie  vruchtbaar en standvastig. Landmeetkunde en rekenkunde, tijdsbepaling, sterrenkunde en godsdienst, schrift en bouwkunde werden een noodzakelijk product van menselijke intelligentie in het regelmatig overstromende Nijldal waar de zon boven de oostelijke woestijn opkwam en altijd weer in de westelijke woestijn ten onder gaat.
Een strakke dictatuur is in de menselijke geschiedenis steeds de tweelingbroer van de Grote Werken om irrigatievormen maximaal te benutten. De afstand tussen de heerser en zijn onderdanen moet groot genoeg zijn, om het lijden van deze laatsten draaglijk, acceptabel en door god gewild te houden. Een dergelijke staatstructuur vereist een passende religie met dito bedienaars om de verschillende maatschappelijke klassen te binden en gebonden te houden. Bijaldien eist een groot voedsel- en mensensurplus steevast Grote Werken, een goelag waarop de maatschappelijke orde is gebouwd in tempels en paleizen, graven en piramiden. Ook al hadden ambachtslui, vaklui, stielkenners, schrijvers, architecten en priesters een treffelijk statuut, de handarbeiders werden met grote regelmaat gesommeerd om her en der lange maanden op te draaien voor de Grote Werken waar hun aantal voor de nodige energetische investeringen zorgden. Maar precies die strakke socio-religieuze keurslijven en dat gebrek aan dynamiek wreekt zich.
Spanningen komen en gaan in een cyclische loop der geschiedenis van Egypte als de zeven magere en de zeven vette jaren. Onderhuids groeien de tegenstellingen en stijgt de woede, die kan uitbarsten in stakingen en opstanden van wanhopige boeren die hun kinderen verkopen of opeten om zelf niet om te komen als de vloed uitblijft. Een heerser die zich dan niet kan handhaven, dient geofferd en de nieuwe dynastie belooft steevast gratis belastingsverlaging of grootse triomfen bij oorlogen tegen de vreemde vijanden van over de woestijngrenzen.
De eigen cultuur is zoals de zon het centrum van de hele wereld, alle andere culturen en volkeren moeten eer en onderdanig respect betuigen '? niet alleen op de beeldverhalen in tempels en paleizen. Nederlagen of patstellingen worden als door god gegeven overwinningen omschreven en de schone schijn van het machtig zijn tot een verpletterende kunst verheven. Millennia lang bleek iedere nieuwe heerser zich op de zelfde goddelijke oorsprong te beroepen, om de continuà?teit van de heerser voor de onderdanen aanvaardbaar te houden. Een pantheon van lokale goden diende de lokale behoeften aan een eigen identiteit te verzoenen met de alles overheersende Amon Re, de Zon zelf, en zijn mens geworden zaad: de farao.

Bijna 3000 jaar geleden verwoordde een levensmoede man dit in een klaagzang tot zijn ziel, zijn innerlijke tweeling. Je hoort hem tot vandaag nog steeds in iedere klaagzang over de andere, in iedere preek voor de ware broederschap in de moskee van Khartoum tot Kairo

Die Gedichte des 'Lebensmüden'

Lees verder »

Archief

‘Das Leben der Anderen’, het leven zoals het is, vandaag en morgen, voor ieder van ons.

18 maart 2007
'Das Leben der Anderen', het leven zoals het is, vandaag en morgen, voor ieder van ons. 'Das Leben der Anderen' van Florian Henckel von Donnersmarck is een typische Europese film, dus niet eendimensionaal ondanks de grijsgroene kleuren, niet rechtlijnig ondanks het beperkte verhaal. Er is weinig beweging en geen spektakel van seks, geweld en bloed. Als toeschouwer onderga je geen visuele en auditieve roetsjbaan waarna je opgelucht huiswaarts keert. Europese films lijken daarin op romans, dé Europese kunstvorm bij uitstek sinds Cervantes' Don Quijote de la Mancha. Europese films spelen zich af in het denken van de toeschouwer, beklijvender dan op het witte doek. En daarin is Henckel von Donnersmarck schitterend en beklemmend geslaagd. Zijn motief '? 'In einem System der Macht ist nichts privat'- gaat niet alleen over het leven van de anderen in het socialistische vaderland, de DDR in 1984. De anderen zijn wijzelf, het leven van de anderen is ons leven, ook vandaag en morgen. Zo blijkt uit de indringende studie die door het Tilburgse Rathenau Instituut eind januari 2007 werd opgeleverd voor een publiek debat in de Eerste Kamer van de Staten Generaal: 'Van privacyparadijs tot controlestaat? Misdaad- en terreurbestrijding in Nederland aan het begin van de 21e eeuw' http://www.rathenau.nl/ Lees verder »

Archief

Kurt Schwitters en de avant-garde, Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam

11 maart 2007

Kurt Schwitters en de avant-garde
Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam tot 28 mei 2007
Meer dan dertig jaar hebben we gezocht, geklopt en gevonden wanneer er ergens een geur van 'avant-garde' te bespeuren viel. Let wel, het bleek de avant-garde van het Interbellum, die eeuwig voorhoede zou blijven ook op het einde van de XX ste eeuw. Nooit werd ze immers  gevolgd door de massa voor wie ze het allemaal placht te doen, aan het hoofd waarvan ze zich steeds weer bleef stellen. Een perpetuum mobile in streven
We waren op de grote Malevitsj tentoonstelling In Amsterdam, bij El Lissitsky in Eindhoven, Tatlin in Tilburg, enz. In Frankrijk en Duitsland en Engeland gingen we steevast langs. We lazen hun poëzie en literatuur, we hadden met hen te doen want in onze ogen hadden velen op gruwelijke wijze geleden en hun kunstopvattingen met de dood bekocht. We bezochten Bauhaus in Weimar en Dessau en maakten foto's van Russische soldaten die aardappelen schilden en steevast hun laarzen poetsten op gammele stoelen in de achtertuin van Gropius' schoolgebouw waar de zon voor scherpe schaduwen zorgden. We struinden alle vooroorlogse huizen en wijken en restaurants af op zoek naar de sfeer en de vormen '? zelfs in roestig ijzer '? van een adembenemende generatie kunstenaars die een concept in het hoofd, een beeld voor ogen en een nalatenschap achter de hand hadden voor later.
Dat 'later' alweer een catastrofale oorlogsperiode zou betekenen, was hen toen nog vreemd, al hielden velen kop in schouder wanneer ze het lot van hun Russische avant-garde broeders en zusters begrepen hadden.
De geur van dissidentie was ons toen reeds welgevallig en we begrepen het allemaal perfect: van volksbevrijdende abstractie naar sociaal realistische agitprop. Het volk diende opgevoed te worden. En wie zich daar niet in kon vinden, diende zelf opgevoed te worden.

Ontsnapt aan de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog was het neutrale Koninkrijk der  Nederlanden niet alleen een toevluchtsoord voor de verbannen Duitse Keizer en menig Russische edelman. Ook de Duitse intellectuele en economische elite vond de oude paadjes naar het handige handelsland snel terug.

Zo ook Kurt Schwitters die gestaag zijn netwerk van internationale contacten uitbreidde en bij de verveelde polderelite voldoende hang naar moderniteit en avant-gardistische gevoelens bespeurde.

Van hem presenteert het Museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam met het Sprengel Museum van Hannover een boeiende catalogus en een soms leuke tentoonstelling in gammele golven van bordkartonnen platen, een dada-evenement waardig.
De lijnen tussen Schwitters en de Nederlandse avant-garde zijn duidelijk herkenbaar, die met de Duitsers en de Fransen iets minder.
http://www.boijmans.rotterdam.nl/smartsite.dws?id=2131834
website onder constructie '? met pijn aan de ogen'?
http://www.kurt-schwitters.org/
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/414383534/in/photostream/
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/414383529/
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/414383533/

Het was met z'n allen vast een leuke boel wanneer het Dada circus langskwam in het kader van de veldtocht door polderland. In Nederland sluimert reeds eeuwen een masochisme wegens alles waarlijk en recht op het bordes met een polderakkoord in de kelders om straten en pleinen te vrijwaren van oproer tussen al die verschillende aanhangers van het eigen Ene en Ware Geloof . Dat vraagt om een geregelde provocatie, met de bullepees of de zweep van het woord. Passie wordt tenslotte ook hormonaal gestuurd. Provo op de Dam en het witte fietsenplan waren niet uniek. Dada had 45 jaar vroeger reeds striemend geprovoceerd.
De verontwaardiging van de Nederlandse kunstcritici over een optreden van Kurt Schwitters op 19 januari 1923 in zaal Bellevue te Amsterdam was groot. Die scène wordt in de tentoonstelling mooi geëtaleerd met de Mechanisch dansende figuur van Vilmos Huszá tegen een wand van foto's uit de zaal. Nelly van Doesburg met passend kapsel beroerde de pianotoetsen. Haar man Theo hield vurige toespraken en Schwitters dreef met kreunende en hondse verzen het publiek tot vervoering. Uiteraard creëerde dat publiek waar voor eigen geld, door zich actief te mengen in de strijd op en om het podium.

Minstens één criticus doorzag de truken van de dada-veldtocht als eigen gewin door publiek gespin waar de presentie nadien zou overlopen in representatie. We komen erbij, we zijn erbij, we waren erbij en we zijn erbij geweest en dus getekend als vertegenwoordigers van de moderniteit die eens en voor altijd komaf zal maken met de oude vormen en waarden, met de oude wormen te Naarden. Ons kent ons, zeker bij de voorhoede, al dan niet van het proletariaat'?

En toch, het voelt raar aan.
Na al die jaren, wanneer je voor jezelf kan erkennen dat je die warmte van de avant-garde zelf koesterde als een reusachtig kleinood. Enkel de ingewijden, de zieners konden het herkennen. En daar hoorde je dan zelf uiteraard bij.
Maar het zou decennia duren eer je het absolutisme van dit soort kunst kon erkennen. Er was de kleurencompositie die geen diepte toeliet, die het leven in één vlak, in één dimensie dwong. Er was de architectuur voor arbeidershuizen en de repetitieve sociale woningen waar het leven van de ratten binnen strak getekende kaders en langs voorgestippelde lijnen diende te verlopen. Proleten en procreatie dienden hun lijf en leden te voegen in de mallen van leed en lijden, zij het hygiënisch verantwoord en medisch preventief uitgebalanceerd: de robot in zijn woonmachine.

En geleidelijk aan doemde het besef op van de schrikbarende gelijkenis tussen de reclametekeningen, de grafische ontwerpen, de typografische vernieuwingen, de architectuur en decors van de totalitaire regimes die Dada en Merz tot 'entartete kunst' verklaarden.
Kurt Schwitters mag dan al een hele Merz-constructie hebben opgezet, als fok-rest van het begrip Commerz, en het zal zeker bij tijd en wijle een geweldige grap geweest zijn, de esthetiek en de beeldregie van de totalitaire communicatie loopt verbijsterend parallel aan die van de avant-garde.

Het machtsdenken van bedrijven, scholen, legers en staten blijkt uniform:
'?Ich trage gern und mit groà?er Begeisterung vor.'?
'?Merz ist Kunst und Nichtkunst!'?
'?Merz is consequent. Merz cultiveert de onzin. Merz bouwt uit scherven het nieuwe op. Merz ontwikkelt de voorstudies voor gemeenschappelijke schepping van de wereld. Merz ontgift.
Merz is Kurt Schwitters'?.

 

 

 
 

Archief

Lucebert '? Schilder Dichter Fotograaf '? Stedelijk Museum Schiedam

3 maart 2007

Lucebert '? Schilder Dichter Fotograaf '? Stedelijk Museum Schiedam
tot 3 juni 2007

een bezoek was me aangeraden door een dierbare die ooit taal onderwees
en nu in een rolstoel tochten onderneemt naar herinneringen
van klank en woord en beeld van toen hij nog niet gekluisterd zat
in de kortsluitingen van zenuwbanen die zijn spieren bedienen
en stormen veroorzaken in zijn hoofd en zijn blikveld doorkruisen
door gescleroseerde myelinescheden als het kraken van een witte roos 
in oude olieverf op canvas van johannes vermeer die hij zozeer waardeert.
myeline kan ook helpen bij het glijden in de intimiteit van een schede
zoals een slagersmes dat smeekt om vet na het afwassen van het bloed
eens de arbeid is verricht en het leed geleden wanneer de beul zich afkeert
van zijn werk op de fenomenale schilderwerken ‘de ketters I-V’ die lucebert
in één ruk moet hebben volbracht in 1981 toen antonio tejero molina
als een komische ‘teniente coronel de la guardia civil’ met snor en tricornio
op 23 februari van dat jaar zijn pistool stond te zwaaien op het rostrum
van de cortes te madrid en adolfo suarez de enige was die rechtop
bleef zitten wachten op de tussenkomst van el rey die ook begrepen had
dat heimwee naar vroeger toen alles anders en beter was spanje
al die eeuwen in de versukkeling had gedreven, gesmoord in het vele bloed
en de schrale wind die de meseta eeuwenlang verdort en verblindt.

het was een verademing om doorheen verdiepingenhoog torenend
beeld- en schrijfwerk in het stedelijk museum van schiedam
waar je binnendringt als doorheen een wond die gapend wordt gehouden
de stem te horen van de meester die mij zei wanneer ik binnentrad:

hoe ontnuchterd zou hij nu zijn
nog steeds is de arbeidende klasse ook voetvolk
dat uit solidariteit met elke macht
opstandigen martelt en vrijheid ontkracht

en wat later zag ik die fameuze ketters op een rij gemijterd tobben
bij hun beschadigde beulen die hun eigen ellende schouwden
in het lijf dat zij martelden voor het hoger doel, de heerschappij
van de ene en de ware als een van kleuren bloedende herinnering
aan ‘las meninas’ en de infante maria margarita van velazquez naar picasso
of aan ’los desastres de la guerra’ van francisco de goya

waarop een zon die niet befloerst maar omfloerst
een zon gekneed in de trog der kennis
alle hoop en verwachting brandschatten kon
tot in het merg en de botten van de mens
en van jouw god en van elke andere god

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/406999409/

 

en wanneer ik de heren van de partij
geschilderd zag zetelen op de bank
in de datsja bij gorki waar hij bekwam
van het heersende denken over macht
zodat hij ook bij lucebert de fysionomie had
van een kater die kaal was geworden en dol
met snorremans die nog oefent voor zijn rol
van populaire boerenslimmerik komisch
loensend naast de ouwe baas op de bank
dan begreep ik dat lucebert zoals ieder
groot kunstenaar doorheen de gordijnen
het script en de regie had begrepen
zoals de reeksen lichtdrukmalen uit
zijn reizen en verblijven in
de arbeidersparadijzen beklijven.

 

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/409028616/
oh herman gorter – groot dichter- je beweerde:
‘maar zo zeker als daarbuiten de zon de
wereld befloerst, heb ik ‘t geluk gevonden’
dus met je tennisracket als was het een rode roos
rende je in ouderdom nog vurig
tot aan de rand van twee werelden
en je hield stand nog net voor het net aan de afgrond
waarin later alle hoop voorgoed verdween

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/409077912/
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/409077916/
herman gorter op een eerste mei in de jaren tachtig

op de foto een kale westfriese kop
een in de moerasdelta verdwaald faraohoofd
boven een bontkraagje waarvan men toen
fluisterde: dat was eens het kraagje van de tsaar
omdat in opdracht van lenin en ten behoeve
van de partij onze dichter hier zou scharrelen
in de kroonjuwelen maar zoals hij staart over
ons en alles uit zo hunkerend kijkt nooit
een sjacheraar uit naar de toekomst der eeuwigheid

hij zong ‘ik kan niet denken dat het samenwerken
komt, dat de arbeidende klassen
zich samensmelten tot één macht, of nevel
wolkt om mijn voorhoofd van een dronken geestdrift’
hoe ontnuchterd zou hij nu zijn
nog steeds is de arbeidende klasse ook voetvolk
dat uit solidariteit met elke macht
opstandigen martelt en vrijheid ontkracht

mèt hem hebben wij het leven lief maar zijn zeer beminde
de geschiedenis heeft deze dichter zeer ontluisterd
en ons heeft zij haast afgeschreven tot neerslag
van wat stralend roet en nietig sterrestof

in vervoering en troostrijk dichtte hij nog:
‘de arbeiders dringen zich aan den trog
der kennis, en eten ze, ach zo graag ’
maar ach en wee hoe smal of breedgeschouderd
was deze begeerte: meet die af aan oorlogsgraven
aan de troosteloze morrende arbeidersheerschappij
of aan wat elders onder grote dreiging
min of meer welverzorgd als volk voortknort
oh herman gorter – groot dichter- je beweerde:
‘maar zo zeker als daarbuiten de zon de
wereld befloerst, heb ik ‘t geluk gevonden’
dus met je tennisracket als was het een rode roos
rende je in ouderdom nog vurig
tot aan de rand van twee werelden
en je hield stand nog net voor het net aan de afgrond
waarin later alle hoop voorgoed verdween

waarop een zon die niet befloerst maar omfloerst
een zon gekneed in de trog der kennis
alle hoop en verwachting brandschatten kon
tot in het merg en de botten van de mens
en van jouw god en van elke andere god

uit: troost de hysterische robot, 1989

 

er is een grote norse neger
er is een grote norse neger in mij neergedaald
die van binnen dingen doet die niemand ziet
ook ik niet want donker is het daar en zwart

maar ik weet zeker hij bestudeert er
aard en struktuur van heel mijn blanke almacht

hij morrelt eerst aan halfvermolmde kasten
dan voel ik splinters schieten door mijn schouder
nu leest hij oude formulieren dit is het lastigst
te veel slaven trok ik af van de belasting

uit: val voor vliegengod, 1959

Lucebert, Verzamelde Gedichten, De Bezige Bij 2002

Lucebert Schilder Dichter Fotograaf, BnM uitgevers Nijmegen – Stedelijk Museum Schiedam, 28/01 – 03/06/2007 – Museum Danubiana, Bratislava 17/06 – 02/09/2007

Archief

August August, August van Pavel Kohout – Paardenkathedraal Dirk Tanghe

23 februari 2007

August August, August van Pavel Kohout door de Paardenkathedraal
in een regie van Dirk Tanghe.
August August, August is de naam, de voornaam en het beroep van de hoofdrolspeler in dit theaterstuk van Pavel Kohout uit 1967, de vooravond van de Praagse Lente. De Antwerpse KNS, toen nog in de Bourla schouwburg, voerde het in 1970 in vertaling van Michel Oukhov op. In een regie van Walter Tillemans wou Luc Philips zijn clownsdroom realiseren: zoals de directeur van het circus de acht witte Lippizaners 'frizieren'.
Vanaf 1981 – ten tijde van de Poolse Lente en de staat van beleg tegen de vakbeweging Solidarnosc '? speelde het alweer twee seizoenen lang met veel succes in het Antwerpse Raamtheater '? opnieuw met Walter Tillemans als regisseur.
Nu al die lentes reeds lang voorbij zijn, brengt Dirk Tanghe voor de tiende verjaardag van de Paardenkathedraal uit Utrecht opnieuw Kohouts 'August'.
Ditmaal eerder in de winter van een geglobaliseerde wereld.
Waar het August-toneel destijds naadloos spoorde in de sfeer van opstandige bevrijding en solidariteit '? minstens in de eigen verbeelding – tegen een duidelijk omschreven regime van politieke onderdrukking, zijn we in 2007 een eind verder. Een theatrale ode aan de kleine man met grote dromen hoeft vandaag niet langer op makkelijk succes te hopen.
In de hiërarchie van een circus is een clown nog minder dan een paardenknecht. Haalt zo'n August het in zijn hoofd om het paardendressuurnummer over te overnemen van de directeur, dan mag de stalmeester dit soort onmatige dromen graag eigenhandig aan flarden slaan. Maar de circusdirecteur denkt aan de kassa. Het publiek herkent zich graag in een August, zeker als die ook droomt van glamour en glitter. Dus mag August voor één keer de illusie koesteren zelf directeur te worden…op voorwaarden, uiteraard. Clownesk, ontroerend, hilarisch komt de hele Augustenfamilie die vooruit wil in het circusleven steeds dichter bij het intens verlangde doel: de acht witte Lippizaners dresseren. In de circuspiste staat August klaar om zijn rol als directeur op zich te nemen, bijgestaan door vrouw en kind.
Maar als de ware dressuur begint, wordt hun droom ruw verscheurd.

Pavel Kohout (1928) is in Tsjechië een controversieel auteur. Hij werkte vanaf 1949 als actief Stalinist op de Tsjecho-Slowaakse ambassade te Moskou. Nadien was hij in Praag publicist, theater- en filmregisseur en radioreporter. Met '?Septembernachten'? (1955) brak hij als theaterauteur door. Tot aan het opbreken van de Praagse Lente door de Russische tanks in 1968 was Kohout de meest gespeelde auteur in Tsjecho-Slowakije. Hij groeide nadien uit tot één van de scherpste critici van het communisme. Samen met de latere president Vaclav Havel was Kohout één van de opstellers van het mensenrechtenmanifest Charta 77. Hij vloog uit de partij, kreeg publicatieverbod en werd in 1978 verbannen naar Wenen.
Zelf schreef hij over zijn August August, August: '?Ik heb een spel over de onbreekbare kracht van de menselijke droom geschreven. Of eerder een spel over het feit dat een grote, echte droom, een groot, echt verlangen alleen maar vernietigd kan worden door hem, die hem gedroomd heeft, te vernietigen. Dit is een kleine, clowneske allegorie op het noodlot van de creatieve mens. Ik had nooit gedacht dat het een jaar later een allegorie zou zijn op het noodlot van mijn land en mijn partij. In de circuspiste en in het leven zijn de 'Augusten' eeuwig. Sterven zij, dan is dat alleen maar om meteen weer uit de dood op te staan.'?

Dirk Tanghe heeft in Kohouts August precies dat universeel menselijke van alle tijden en plaatsen herkend: “De wereld gaat vergaan, films gaan opgebrand worden, boeken worden niet meer gelezen, beelden worden kapotgeslagen, zeeën overspoelen het land, maar als er één mens op de wereld zal blijven bestaan dan is het de homo ludens. Die mens zal gaan spelen, want de mens is een speels diertje. Gelukkig verandert niet iedereen van kleine kwispelende hond tot uitgemergelde, slappe lul die op zijn sloffen naar de televisie kijkt. De homo ludens gaat altijd door en zal zich uiten in een levende vertelling voor een zaal. Het doven van de lichten, het openschuiven van het rode gordijntje, dat is het pure, warmbloedige, hartstochtelijke, warmebakkerstheater dat altijd zal blijven bestaan.”

Die spelende, nieuwsgierige mens is in wezen subversief, altijd en overal. Democratie is ondenkbaar zonder de wensdromen dat wij het beter weten en kunnen dan de circusdirecteur, de heersers en machthebbers boven ons. Het naà?eve, banale, domme en lachwekkende '? al dan niet gespeeld '? is een essentiële vernieuwende kracht in het spanningsveld met het geraffineerde, gecultiveerde, machtige en productieve van een circusdirecteur en zijn stalmeesters. Varkensdrijvers leiden ons naar de slachtbank met een plank voor onze kop. Zo wordt ons de illusie gepresenteerd dat er geen uitweg meer is in een wereld waar iedereen als vee ten dienste staat van het geglobaliseerde kapitaal dat heen en weer flitst naar stallen met nog grotere winstmarges. De Augusten onder ons springen op en zien een alternatief aan de andere kant van de plank voor onze kop!

De Warande Turnhout, zaterdag 17 april 20.15 uur  – Causerie 19.15 uur.

 

Archief

Nationale Gedichtendag 2007

25 januari 2007

Ter gelegenheid van de nationale gedichtendag
mijn aanvulling bij het vers ‘Palpar’
uit ‘Salamandra’ van Octavio Paz (1914-1998)


Palpar

Mis manos
abren las cortinas de tu ser
te visten con otra desnudez
descubren los cuerpos de tu cuerpo
Mis manos
inventan otro cuerpo a tu cuerpo

Octavio Paz, Salamandra, 1958-1961
“Todo es presencia, todos los siglos son este Presente”
Nobelprijs Literatuur 1990, Mexico

Voelen


Mijn handen
openen de gordijnen van jouw zijn
kleden je met een andere naaktheid
onthullen je lijf en leden.
Mijn handen
verzinnen een ander lichaam
voor het jouwe.

Mijn vingers tekenen verlangen
herkennen ieder woord dat jij wil horen.

Mijn vingers lezen geen dromen
die wij door schroom hebben vervangen.

Mijn armen voelen warmte die jij
bij mijn aanraking niet kan verhullen.

Mijn armen die jouw naaktheid omhullen
sluiten de rimpelgordijnen
voor ons zo oude spel.

Jan Van Duppen, 25 januari 2007
Nationale gedichtendag

http://www.geocities.com/poesiamsigloxx/paz/paz.html
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/364966295/

Archief

Sándor Márai, Een leven in beelden – Ernà? Zeltner. Wereldbiblitoheek

16 januari 2007

Sándor Márai, Een leven in beelden – Ernà? Zeltner uitg. Wereldbiblitoheek
Sinds het werk van Sándor Márai rond zijn honderdste verjaardag '? bij het nieuwe millennium – op de Nederlandse romanmarkt begon te verschijnen, was ik steeds weer verrast door de formidabele kwaliteit van ‘Gloed’, ‘Land,Land’, ‘De gravin van Parma’, ‘Kentering van een huwelijk’ en ‘De nacht voor de scheiding’, in magnifieke vertalingen bij Wereldvenster.
Márai verscheen voor mij uit de nevelen van Kakanië als Hongaar, als vertegenwoordiger van de nationale democratische burgerij, maar ik kon hem nergens situeren. Hij was een XXste eeuwse Europese intellectueel, lang voor het proces van Europese eenwording begon.
Márai werd door Roberto Calasso in 1989 opnieuw ontdekt in Italië. Calasso herkende in 'Gloed' een verloren meesterwerk, vergelijkbaar met het werk van Thomas Mann en Italo Calvino.
Met 'Gloed' startte postuum het wereldwijde succes voor het werk van Sándor Márai in meer dan 18 landen.
Op 11 april 1900 werd Sándor Grosschmied de Mára geboren in een rijk burgerlijk milieu van gemagyariseerde Saksische juristen in wat toen nog het Hongaarse stadje Kassa was. Vandaag Kosice in Slowakije. Hij studeerde in Boedapest, Leipzig, Frankfurt en Berlijn. Hij vertaalde ondermeer Kafka in het Hongaars en was correspondent voor de Frankfurter Algemeine Zeitung in Parijs. Vanaf 1929 publiceerde hij meer dan 50 romans, verhalen, gedichten, essays en toneelstukken. Gedurende de nazi-tijd leidde hij als schrijver een teruggetrokken leven in Boedapest. Antifascist in hart en nieren, verwierp hij in de jaren 30 en 40 het nazisme. Na de oorlog verzette hij zich tegen het nieuwe totalitarisme van de ‘bevrijders’. Onder de socialistische regering werd zijn werk verboden. Hij verliet Hongarije in 1948  en trok naar Napels. Via Canada verhuisde hij naar New York. Na een nieuw verblijf in Salerno verhuisden de Márais definitief naar San Diego, Californië. Zijn Joodse vrouw en hun adoptief zoon overleden nog voor de auteur die zelf weigerde terug te keren naar Hongarije zolang er geen democratisch verkozen regime heerste zonder buitenlandse bezettingslegers.
In 1989, een jaar voor “Gloed” opnieuw werd uitgegeven in zijn geboorteland, maakte hij een einde aan zijn leven. “Gloed” werd voor het eerst gepubliceerd in 1942 maar bereikte toen de literaire wereld in Europa niet.


Zijn thematiek van menselijke relaties en hun passie en berekening, hart en rede speelt tegen een dreigende, soms nog smeulende achtergrond van wat mensen elkaar aandeden gedurende de eerste helft van de 20 ste eeuw in zijn geliefde Europa. Zijn observaties van menselijk gedrag en drijfveren zijn vaak adembenemend gelaagd en in een schitterende stijl  neergeschreven.

De vele mooie foto's in dit 'beeldenboek' stemmen tot weemoed en melancholie. De biografische gegevens en de toelichtingen uit zijn dagboeken helpen het genie van Sándor Márai te begrijpen. Hij kwam uiteraard niet uit de poesta aangewaaid.
Maar het literaire niveau van 'Een leven in beelden ' verbleekt naast de scherpe foto's.

Lees verder »

Archief

Judith en Holofernes

13 januari 2007

Voor wie geilt op Roma als kunststad is het Barberini museum een boeiende tip, zeker wanneer het ooit gerestaureerd zal zijn, wegens nu nog veel zalen gesloten.
De mooiste stukken hangen bij elkaar in één kabinet met een fenomenaal plafond.
Dé verrassing voor mij was een niet al te groot schilderij van Guido Cagnazzi, La Maddalena Svenuta waarover omzeggens nergens informatie te vinden was, noch in de Museumshop, noch op internet.
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/355924955/
Zelden een barok schilderij gezien dat zo'n erotische intensiteit uitstraalt, al is de Maddelena in katzwijm wellicht niet bedoeld als het resultaat van een genotsvolle illusie.
Maar het lijkt er onmiskenbaar op.

Er hangt ook Caravaggio's versie van Judith die Holofernes onthoofdt.
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/355924953/

Duidelijk gemaakt vanuit het mannelijke standpunt, wat het boek Judith van de Bijbel er ook over moge beweren. Caravaggio’s Judith lijkt hier wel een ‘nine to five’- job te volvoeren, met de nodige tegenzin en afstandelijkheid.

Ik kende de versie van Artemisia Gentileschi, de beroemdste vrouwelijke barokschilder, uit Capodimonte te Napels. Rauw en blauw en deskundig slacht zij de generaal die haar begeerd en/of beheerd heeft.
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/355924947/in/photostream/

Haar ‘Judith in actie’  '? en wellicht meer nog die in het Uffizi te Firenze waar de weerstand van de doorzopen en bevredigde Holofernes nog niet helemaal gebroken lijkt '? is veel meer geëngageerd in haar slachtwerk.

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/355924943/in/photostream/

Na het hak- en snijwerk spoeden Judith en haar meid zich in het halfduister weg naar de bevende en biddende Joden in de door Holofernes’ troepen belegerde stad Bethulia.

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/355924950/in/photostream/

Deze beide onthoofdingen van Holofernes werden vanuit een vrouwelijk standpunt benaderd. Artemisia heeft hier een diep doorvoelde ervaring weergegeven. Van haar is geweten dat zij als tiener zelf door haar schildermeester verkracht werd.
http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/355924952/in/photostream/

Judith Herzber, Winters Bethulië

De bomen zo geschikt om wandelend gedachten in te hangen
waren vanochtend uitgeknipt en op een schoon wit vel geplakt.
Ik kan de vorm van sommige wel dromen en wist zo
waar ik was; het struikgewas werd opgelicht door sneeuw
alsof het zomer was. De zon scheen maar te laag het was zo wit
en ik zo rood van binnen en ook vol rook, een mist
om mijn bedoeling te verhullen. Mijn voetstappen de eerste
in de verse sneeuw als van een stroper of een overloper.
Ik ben Judith en heb net Holofernes’ nek gezoend
en heel gelaten, ik doe niet meer mee.

Ook Goya heeft zich in Judith en Holofernes vastgebeten:

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/356762862/

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/356762864/

Een prachtige symbolistische variant van Franz von Stuck, nog voor de daad.

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/356762865/in/photostream/

Bartolomeo Manfredi’s gedreven Judith:

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/356762866/in/photostream/

En hoe Gustav Klimt haar superieure tevredenheid nadien heeft vereeuwigd:

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/356762867/in/photostream/

Jorge Semprun heeft de Judith-Holofernes schilderij  van Artemesia Gentileschi verwerkt in een prachtig verhaal waarmee hij een afscheid schrijft van de Spaanse burgeroorlog:
‘Twintig jaar en een dag’
http://www.janvanduppen.be/?p=141
 

Archief

Platform Michel Houellebecq – NTGent

22 december 2006

De WARANDE Turnhout, donderdag 1 februari 2007 - 20.15 uur  

Vooraf causerie met Johan Simons, e.a. voor de liefhebbers…

NT Gent, Platform in regie: Johan Simons '? naar: 'Platform' van Michel Houellebecq '? tekstbewerking: Tom Blokdijk '? met: Wine Dierickx, Els Dottermans, Maartje Remmers, Steven Van Watermeulen, Oscar Van Rompay en Ward Weemhoff '? dramaturgie: Koen Haagdorens
Met 'Platform' voorspelde Michel Houellebecq ruim een jaar vooraf de zelfmoordaanslagen van moslimfundamentalisten op exotische vakantiecentra in Zuid Oost Azië. De betekenis van Houellebecq als auteur heeft echter niet alleen te maken met dit soort profetieën en deprimerende toekomstbeelden. Hij analyseert in zijn werk zonder enige terughoudendheid  de essentie van onze beschaving, van menselijke samenlevingsvormen: “Het liberale kapitalisme heeft het denken in zijn greep genomen; tegelijkertijd hebben ook het mercantilisme, de reclame, de absurde, schaapachtige cultus van het economisch rendement en de allesoverheersende, tomeloze zucht naar materiële rijkdom zich doen gelden. Erger nog, het liberalisme heeft zich uitgebreid van het economische naar het seksuele vlak. Alle sentimentele fabeltjes zijn aan diggelen geslagen.” (uit 'Lovecraft')
In 'Elementaire deeltjes' gaf hij een paar voorzetten. Met 'De mogelijkheid van een eiland' biedt hij een boeiende variant op Aldous Huxley's 'Brave New World', visionair en pijnlijk in de schetsen over het leven van de nieuwe mens, tussen goden en wilden: de nieuwe wilden.
Michel Houellebecq is een geslepen schrijver met een groot gevoel voor de wetten van de mediagenieke beeldcultuur. Hij weet als de beste door te dringen tot de onderhuidse realiteit en onbeschaamd houdt hij zijn lezers de onloochenbare drijfveren voor: het liberalisme met de ultieme orgastische vrije markteconomie is het einde van de liefde en het samenleven van mensen. Houellebecq is een diepgefrustreerd romanticus op zoek naar de wortels van zijn pijn in de wereld waar hij moet leven en wij het met hem proberen vol te houden.
Vandaag hebben de sommige politieke spindoctors het Licht gezien na de studie van Houellebecqs 'De wereld als Markt en Strijd'. Zij zullen in de komende maanden appel doen op de diepgewortelde romantische verlangens naar een gevoelig middenveld en een zorgzame samenleving, een verhaal dat door andere reclamestrategen reeds geruime tijd verlaten was: verandering van spijs doet eten'?hoewel overgewicht een ernstig gezondheidsprobleem oplevert.
Houellebecq zal echter niet meestappen in deze strategische wending.
In 'Leven, lijden, schrijven '? methode' uit 1991 verklaart hij ,,een diep ressentiment jegens het leven als noodzakelijke voorwaarde voor elke waarachtige kunstuiting. ('?) Spit onderwerpen uit waarover niemand wil horen. De achterkant van de faà?ade. Hamer op ziekte, lelijkheid, verval. Spreek over de dood, over de vergetelheid. Over afgunst, onverschilligheid, frustratie, liefdeloosheid. Wees abject, dan bent u waarachtig.('?) Wees niet bang voor het geluk; het bestaat niet.’’
Michel Houellebecq kent een eenvoudige remedie voor de monotheà?stische cultus van de onmiddellijke behoeftebevrediging die het westen in zijn greep heeft: ,,Elk individu kan bij zichzelf een soort koude revolutie ontketenen door buiten de informatief-publicitaire stroom te gaan staan. Dat is heel gemakkelijk, het is zelfs nog nooit zo eenvoudig geweest als nu om je ten opzichte van de wereld in een esthetische positie te plaatsen: je hoeft alleen maar een stap opzij te doen. Je hoeft alleen maar een pauze in te lassen, de radio uit te doen, de televisie af te zetten; niets meer te kopen, niets meer te willen kopen.’’
In 'Platform' propageert hij een ruileconomie met goedkope geheel verzorgde seksreizen als nieuwe vorm van lucratieve ontwikkelingssamenwerking: ,,Aan de ene kant zie je honderdduizenden westerlingen die alles hebben wat ze willen, maar geen seksuele bevrediging meer kunnen vinden,  aan de andere kant zie je miljarden individuen die in erbarmelijke omstandigheden leven en niets anders meer hebben om te verkopen dan hun lichaam en hun onbedorven seksualiteit. Dit is een ideale ruilsituatie. De poen die daarmee te halen valt is haast onvoorstelbaar'?. 
Het cynisme van Michel Houellebecq is dan ook oprecht en maakt hem tot een waardige opvolger van Franse literaire grootheden als Franà?ois Villon en Louis Ferdinand Céline die ieder in hun tijd de lezer een blik gunden in de coulissen en achter het decor van de maatschappelijke machtsverhoudingen.
Met de toneelversie van Johan Simons en het NTG wordt het dramatische einde van 'Platform' een nieuw begin. De piste die Houellebecq terloops lijkt open te houden tijdens de race naar de catastrofe, wordt in het toneelstuk blootgelegd:  warme gevoelens voor en van een ander kunnen zelfs in ijswoestijnen de illusie wekken waaraan iemand zijn overleven dankt. Het is als een zomers bloemtapijt op de zompige taiga waar we altijd in het veen kunnen verdwijnen met ons verlangen naar menselijke warmte die bij de eerste sneeuw voor altijd ingevroren wordt. Maar wie niet waagt, zal het nooit halen. Wie wel blijft zoeken en openstaat voor een ontmoeting met een ander, loopt kans te overleven en een zinvol gevoel te krijgen bij zijn of haar leven met anderen. Zelfs in de meest erbarmelijke omstandigheden blijven mensen zich vragen stellen die door niets en niemand tot zwijgen kunnen gebracht worden. Dat is dan ook onze sterkte en veel meer dan een ongemakkelijke waarheid.

Jan Van Duppen – in de Podiumbrochure van C.C. De Warande – Turnhout

 

Archief

2007 – Il faut cultiver son jardin…

21 december 2006

Wij waren zoals jij met velen toen.
En elke voornaam was jij.
Wij lagen niet dwars in de mythe
Van onze familie.
Wij leerden geen rol dan de jouwe
Van mij en de mijne van jou.
Wij speelden onszelf in een helder theater.

Wij waren toen met velen zoals jij.
En praten was geen theorie.
En theorie was heel ons gevestigde vlees en bloed
Van hogerhand.
Wij kregen voor niks een begin
Van God en de koning.
En niemand stampte zichzelf uit de grond.

Wij waren zoals toen met velen jij.
En niemand nam onze mond in zijn handen
En knoeide met tongen.
Wij waren uniek als een iris.
Wij waren uniek als het regenboogvlies van een blinde.
Wij waren uniek als de vingerafdruk van doofstommen.
Toch waren wij geen vergelijking.

Leonard Nolens
Bres IV-2. Derwisjgedichten.
Uitg. Querido

252381961_c929baf061[1].jpg

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/252381961/

Juan Muà?os, Plaza -  K21 Düsseldorf

 

'?Il faut cultiver son jardin'?

In 2007 hebben mensen
en hun omgeving zorg nodig,
een hand van ieder van ons.
Wij wensen u dan ook een zorgzaam nieuwjaar.

Globalisering is volgens Peter Sloterdijk de (her)inrichting
én het behoud van het mensenpark.
Het bestaan en voortbestaan van parken is het resultaat
van een voortdurende zorg van mensen voor hun leefwereld
waarvan ze afhankelijk zijn en waarin ieder van hen een rol speelt.
Parken zijn als beloken hofkes, waar mens en natuur elkaar ontmoeten.
Walter Benjamin zag de vooroorlogse politiek vooral bedreven in de antiekhandels.
Vandaag lijkt het een zaak van botanisten en tuiniers geworden.
De hele aarde wordt een hortus conclusus, jardin clos'?

Vrij naar René Boomkens,
De nieuwe wanorde
, globalisering
en het einde van de maakbare samenleving.
 
Uitg. Van Gennep – Amsterdam

Archief

René Magritte '? Léon Spilliaert '? Henri Moore

5 november 2006

René Magritte '? Léon Spilliaert '? Henri Moore

Het is een fascinerende ervaring om de eye- opener van Roberto Calasso in 'De literatuur en de goden' steeds vaker te herkennen op de meest onverwachte '? maar ook verborgen op zeer verwachte '? plaatsen. Calasso herkent de invloed van Lautréamont – Isidore Ducase met zijn Chants de Maldoror op de literatuur van de XIX de eeuw en illustreert dit aan de hand van Stéphane Mallarmé: ' Si les dieux ne font rien d'inconvenant, c'est alors qu'ils ne sont plus dieux du tout. '. Calasso trekt de parallel met de mythologische teksten uit het Sanskriet die zich bekennen tot een vergelijkbare interpretatie van de wereld: goden en drogbeelden verdringen elkaar op het podium met gelijke rechten. Geen enkele theologische macht is nog in staat ze in de hand te houden en de orde te bewaren.
Een ongemakkelijke waarheid, een ongemakkelijke werkelijkheid, de werkelijkheid achter de werkelijkheid. Kortom 'Niets is wat het lijkt', of met OvidiusNil homini certum – Niets is voor een mens zeker.

René Magritte (1889 '? 1967) Boijmans Van Beuningen Rotterdam
Bijna veertig jaar na zijn grote retrospectieve presentatie in Museum Boijmans Van Beuningen (1967) loopt een nieuwe tentoonstelling 'Voici Magritte' met voor het eerst enkele belangrijke schilderijen samen met een keuze uit zijn werken op papier: tot 3 december 2006.
Op de tentoonstelling wordt veel aandacht besteed aan Magrittes collagetechnieken waarbij deze geà?nterpreteerd worden als de aankondiging '?van een radicale scheuring in de wijze van voorstellen, vergelijkbaar met grootse veranderingen in de muziekgeschiedenis zoals bijvoorbeeld bij Strawinsky. '?
Merkwaardig was de coverillustratie van Magritte voor 'Chants de Maldoror' van diezelfde Isidore Ducasse: een boomstam in de vorm van een vrouwenlichaam dat herleid werd tot voor velen primordiale geslachtskenmerken. Spijtig is dan wel dat belangrijk werk van Isidore Ducasse '? le comte de Lautréaumont wel in het bezit is van Boijmans '? Van Beuningen maar niet te zien is tijdens 'Voici Magritte', hoewel de website de bezoeker attent maakt op deze buitenkans naast een en ander van Salvador Dali. http://www.maldoror.org/http://www.dali-ducasse.com/.

 

Léon Spilliaert (1881 '? 1946) Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel


De schitterende tentoonstelling 'Léon Spilliaert, een vrije geest' in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België was ook een eye-opener, maar dit keer van een absoluut topniveau: schitterende presentatie van een ongelooflijke reeks meesterwerken met een boeiende audiogids en een beklijvende inleiding, waar Spilliaert door Maeterlinck getypeerd wordt als de schilder van de werkelijkheid achter de werkelijkheid en waar ook hier Isidore Ducasse met zijn 'Chants de Maldoror' op de proppen komt. De catalogus bij Ludion is een prachtboek waar op een heel andere manier over het werk en de persoon van Spilliaert wordt geschreven dan 'als wees tussen de stoel van het symbolisme en het expressionisme gevallen'.
Spilliaert hoort helemaal niet thuis tussen die kunststromingen, hij is die stoelen ver overstegen. Hij is er namelijk in geslaagd die andere werkelijkheid te vatten, ongemakkelijk, dat wel, maar met een grote integriteit en een fenomenaal respect voor de ander. De nacht gaf hem de kans te zien waarvoor overdag onze ogen door het licht verblind worden. Zijn zelfportretten in spiegelbeelden boden hem en vandaag ons een blik in de ziel van de ander.
Of zoals Roberto Calasso het omschreef: '?In Mallarmés appartement bevond zich een Venetiaanse spiegel, een soort talisman. Daarin voelde hij zich wegzinken gedurende het proces dat hem 'de Duisternis in had gesleept, wanhopig en eindeloos'. De spiegel weerkaatste inmiddels niet langer diegene die erin keek en zijn spiegelbeeld bestudeerde.'?(p.82) '?Achter de wankele coulissen van wat zich ' werkelijkheid ' laat noemen, komen de stemmen in opstand. Als niemand naar ze luistert, maken ze zich meester van de kleren van de eerste de beste die langskomt en bestormen ze het toneel, met alle desastreuze gevolgen vandien. Wat geen gehoor vindt, is per definitie gewelddadig.'?(p.131) '? Als kennis niet wordt ontdekt maar verzonnen (Nietzsche), houdt dat in dat de verbeelding daar een belangrijke rol bij speelt. Nietzsche durft zelfs te beweren dat het intellect juist in het verbeelden zijn voornaamste vermogens ontplooit.('?) Met één klap kende Nietzsche de kunst een hoofdrol toe bij het doorgeven van kennis. Kennis en verbeelding waren niet langer tegenstanders maar bondgenoten.'?(p.133) http://www.expo-spilliaert.be
Laat ons ziende blind zijn! Ons voelen, ons ruiken, ons horen, ons denken zal er wel bij varen. Laat ons elkaar in de blinde ogen kijken,  zodat ieder van jullie ook zichzelf kan zien,  wanneer je de oogleden sluit,  een negatief beeld tegen een bloedige achtergrond,
van al wie voor ons kwam en al wie na ons zal zijn.

 
Henri Moore ( 1898 '? 1986) Kunsthal Rotterdam

'Sculptuur en architectuur' staat voor een boeiende verzameling werken die voor altijd onze herinnering bewonen wegens eens gezien, blijvend aanwezig in je denken. Van reeds lang geleden in het Krà?ller Müller '? 'Upright Motives' – het Middelheim Openluchtmuseum '? ‘Koning en Koningin’ '? en 'Vrouw omhuld op trappen' in het KMSK te Brussel – staat zijn vormenspel op ons netvlies gebrand. Moore zelf heeft ooit gezegd: '?De wereld van de vormen leren we kennen door ons eigen lichaam. Van de borst van onze moeder, van onze botten, van het in botsing komen met dingen leren we wat zacht en hard is.'?
Een merkwaardige ervaring krijg je dan in de Kunsthal wanneer duidelijk wordt waar die vormen vandaan komen en waar Henri Moore vertrokken is met zijn fameuze 'liggende vrouwen' tot gebroken vormen waar onze blik doorheen kan draaien en ons denken in kan wonen. Veel van Moores werk na de tweede wereldoorlog is herkenbaar in zijn bijna mythische schetsen van de schuilkelders in de Londense Metro tijdens de Blitzkrieg, waar tienduizenden mensen, anoniem in dekens gehuld liggen en wachten en midden deze eindeloze kudde schuilende vluchtelingen relaties te lezen zijn in gebroken vormen.
'?Voor een beeldhouwer in onze tijd is het belangrijkste probleem de ruimte. Vorm en ruimte horen niet alleen bij elkaar, ze zijn in wezen één. Zonder vorm geen bewustzijn van de ruimte.'? Dat geldt zeker ook voor zijn Rotterdams bakstenen 'Wall Relief' uit 1955 bij strijkend zonlicht op het Weena.  De dvd 'The Art of Henri Moore’ uit 2004 bij Illuminations biedt een uur lang een betoverende blik in het werk en het denken van de meester van de menselijke vormen.
In het oude Griekenland werd het rituele brons voorzien van de griffioen met zijn machtige open snavel en flitsende tong, maar ook van de leeuw of de stier.
In het Dorische Griekenland nam dat vaatwerk één enkele overheersende vorm aan: de drievoet, die het oplichten van een nieuwe bloeiperiode aangeeft.
Maar daarna verdween de drievoet voorgoed, verdrongen door een andere vorm:
die van de menselijke gestalte!
http://www.kunsthal.nl/agenda.html – tot 28 januari 2007
 

Archief

Don Verboven en Het Gevolg, 'Paradijs voor futlozen': een tatoeage voor ons collectieve geheugen.

1 oktober 2006

Don Verboven en Het Gevolg tatoeëren met 'Paradijs voor futlozen' ons collectieve geheugen.

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/257289752/

Met 'Paradijs voor Futlozen' heeft Theaterwerkplaats Het Gevolg -  http://www.hetgevolg.be/ - een indringende trigger in het geheugen geplant van de gelukkigen die een van de veertien voorstellingen konden bijwonen van dit stuk van Don Verboven.
Zes keer was er bovendien voor liefhebbers die snel genoeg inschreven een forse wandeling van de Boerderij over de Bootjesvijver, langs de begraafplaats naar de gevangenis. Historica en auteur Leen Huet '? Almanak – presenteerde onderkoeld enkele verhalen van mensen die ooit zelf hun bijdrage leverden aan de Rijksweldadigheidskolonie te Wortel. De oude directeur vertelde over zijn klanten naast de ruà?ne van een ontroerende toegangspoort naast de Bootjesvijver en was nog steeds trots op de verwezenlijkingen van zijn 'mennekes' waaronder creatieve stielmannen, artiesten, geniale levenskunstenaars die vaak faalden en die hem hun verhalen hadden toevertrouwd bij het intakegesprek, zoals dat nu heten zou. Maar in de ogen van de beheerder van het domein, de Stichting Kempens Landschap, zijn de 'monumenten' die zijn 'mennekes' opgericht hebben niet authentiek en dus worden ze afgebroken om de omgeving in een oudere orde te herstellen.
In de intussen tot gevangenis omgebouwde 'kolonie' huizen nog steeds 8 bejaarde landlopers die na 1993 bij het opheffen van de instelling in hun vertrouwde omgeving gebleven zijn, waar ze rustig naast elkaar leven midden een zelfgebouwde huiselijkheid. Directeur David weet discreet en precies het falen van het huidige opvangsysteem te duiden. De Rijksweldadigheidskolonie Wortel was meer dan zelfbedruipend en maakte in het laatste jaar zelfs 6 miljoen oude franken winst met haar boerderij en werkplaatsen. Vandaag worden mensen die zich niet kunnen of willen handhaven in een razende maatschappij opgevangen in vele kleinschalige initiatieven, die vooral de makkelijkste klanten selecteren en zelden of nooit aangepast werk kunnen bieden. Zij vereenzamen nu in kleinschalige stedelijke opvangtehuizen. De Vlaamse Gemeenschap heeft nooit willen begrijpen dat een instelling als Wortel '? ook op vrijwillige basis '? een fenomenaal opvangwerk kan zijn voor de paar duizend ontheemden die hun draai niet willen of kunnen vinden in wat een moderne 'samenleving' heet.

'Paradijs voor Futlozen' kende een boeiende geboorte en is na de veertien opvoeringen lang niet dood.
Regisseur Don Verboven in De Hoogstraatse Maand van september ll.: '?Ignace Cornelissen van het Turnhoutse theatergezelschap Het Gevolg speelde al met het idee om een reeks van vier theatervoorstellingen op te zetten, die hij 'Littekens in het landschap' wilde noemen. Hij wou op vier verschillende plaatsen in de Kempen waar de mens in de loop van de geschiedenis op de een of andere manier een ingrijpende verandering in het landschap had aangebracht, een voorstelling spelen. Het uitgangspunt zou telkens zijn: Hoe heeft die menselijke ingreep in het landschap de mens, de maatschappij en de omgeving van die plek veranderd? In het geval van de kolonies van Merksplas en Wortel was die impact nogal groot. Dat de streek tot heinde en verre bekend is, heeft veel '? zoniet alles '? met de kolonies te maken. Het gevangeniswezen heeft de voorbije twee eeuwen een grote invloed op deze streek uitgeoefend.'?
 
Và?à?r de gebouwen van de Gevangenis te Wortel, naast één van de omroeppalen waarmee de landlopers en bedelaars vroeger '?zoals in de socialistische paradijzen - gesommeerd werden tot handel en wandel, zit Andi -  Nico Sturm – laveloos aan en in de grond. Hij houdt zich tomeloos en uitzichtloos recht tussen een pallet bierblikken en een berg geconsumeerde 33-ers in een spetterende dialoog met het publiek. Hij geniet met volle teugen van zijn finale optreden voor het huis van vertrouwen op de achtergrond waar hij na de sluiting in 1993 nooit meer mag terugkeren. Zijn broer '? ingehouden liefdevol en schuldbewust gespeeld door Bruno Vanden Broecke '? daagt toch nog op in de benevelde herinneringen van de terminale alcoholist die de signalen voelt van de 'andere kant', het echte leven achter de schijn, waar bomen met hun wortels communiceren, waar kabouters spreken en duiven de post brengen. De formidabele dialoog tussen de broers wentelt de toeschouwer langs de groeven van opgroeien en ontsporen, van herinnering en verlangen, van liegen en lijden, van lafheid en levensmoed, van angst en bravoure. Dit patroon werd zo invoelbaar gespeeld dat velen, die ooit zelf langsheen die levensgroeven fietsten maar nog net op tijd de wentelende wielen verlieten om met een klap uit dat ritme te ontsporen, dit beklijvend zullen herkennen. De toeschouwers p de tribune voelen het goed aan in de opstijgende kou met gekrulde tenen onder de paardendekens.
'Paradijs voor Futlozen' speelde in nat gras en een walm van verschaald bier met de drievoudige echo van iedere wanhoopskreet, van ieder schot langsheen muren van bomen omheen de enorme weide và?à?r de Rijksweldadigheidskolonie te Wortel. Het waren de stemmen van de tienduizenden die hier 170 jaar lang met de resten van hun verbrokkelde leven blijvende groeven hebben geslepen in wat eens een woest heidelandschap was. Ze konden zich geen van allen handhaven in een maatschappij waar voor mensen als hen geen plaats werd gehouden. Ze hielden meer van de wereld als een kamp waar de strakke structuur stapstenen waren waarop ze konden steunen met de brokstukken van hun bestaan. Zovele van hen kenden die andere wereld, 'den anderen kant ', maar al te goed en vonden het in Wortel veiliger sterven dan in het razende theater daarbuiten waar de illusie van vrijheid, de roep om creatief ondernemersschap iedere menselijkheid  bleek te verliezen.

Om iets na tien uur wisselde tegen de achtergrond van het reële decor de wacht van de gevangenis met een stoet koplampen van de auto's van cipiers die zich huiswaarts spoedden. Kort daarna verschijnt de geblindeerde Mercedes limousine die de beide broers onder begeleiding van de fanfare De Marckezonen naar hun eeuwige moeder uitgeleide doet.
'Paradijs voor Futlozen' had iets van een hommage aan de boeken van J.M.H. Berckmans '? 'Het zomert in Barakstad' en meer van het geniale fraais dat onze welvaartstaat spiegelt voor wie goed luistert naar de wortels van de bomen en de ogen sluit om elfen en kabouters te zien: niets is immers wat het lijkt.
Don Verboven en Het Gevolg van Ignace Cornelissen hebben hier een paal in de zandgrond van onze herinnering geheid. De witte duiven keren aarzelend maar steeds weer terug naar het glazen hok van onze herinneringen met de boodschappen van 'den anderen kant', tenminste voor wie ze nog durft te aanhoren.

 

Archief

Don Quijote de la Mancha, muziek van Jordi Savall, Don Quichot van La Mancha vertaald door Barber van de Pol

2 september 2006

El Greco, El caballero de la mano en el pecho. Museo del Prado, Madrid.

In een beroemd sonnet schrijft de Spaanse dichter Manuel Machado over het personage op dit schilderij van El Greco: “Este desconocido es un cristiano/de serio porte y negra vestidura,/donde brilla no más la empuà?adura/de su admirable estoque toledano…”.

Vermoedelijk gaat het om Juan de Silva, notario mayor de Toledo, die zich liet afbeelden als de typische Hidalgo Espaà?ol, sober, spiritueel en behept met een diep gevoel van ernst. De rechter hand op de borst, de houding van trouw’?
Het was de affiche voor het Festival van Vlaanderen, dit jaar gewijd aan de Laus Polyphoniae (19 tot 27 augustus 2006) rond het thema ‘Conquista y reconquista’.
Het is ook de kaft van de boek-cd uitgave ’ Miguel de Cervantes, Don Quijote de la Mancha, Romances y Músicas ‘ met een knappe compilatie door Manuel Forcano uit de orignele tekst van Cervantes ‘? schitterend gereciteerd in aangrijpend Spaans waaraan Jordi Savall met La Capella Reial de Catalunya en Monserrat Figueras toepasselijke muziek- en zangstukken heeft toegevoegd.
De 2 cd’s vormen een meesterstuk met in het begeleidend boek de vertalingen in het Frans, Engels, Catalaans, Duits, Italiaans en Japans.

Het is geleden van Jacques Brels ’ L’Homme de la Mancha begin 1969 in de Brusselse Munt dat er nog zo’n fascinerende en ontroerende versie te horen was van Cervantes’ meesterwerk. Brel herkende zich in de vernuftige edelman en wist te ontroeren door zijn spel, waarna ook voor hem het doek viel.
Jordi Savall heeft ‘Romances y Músicas’geselecteerd in deze Hespèrion XXI editie bij de teksten uit Cervantes’ meesterwerk die zeer populair waren op het einde van de XVI de eeuw. Ook zij weten luisteraars te ontroeren, zelfs hen die niet weten en alleen maar vermoeden.

Miguel de Cervantes Saavedra had joodse voorouders en was daarom tijdens de strenge Contrareformatie als verarmde edelman vooral op eigen creativiteit aangewezen als vrije ondernemer. Hij trok met zijn vader, die chirurgijn was, Spanje door. Hij vertrok nadien naar Italië naar verluidt omwille van een slecht afgelopen duel. Hij hoopte daar fortuin te maken maar verloor zijn linker arm in de Zeeslag bij Lepanto in 1571 tussen de Ottomanen en de Venetiaanse en Pauselijke vloot. In het huidige Griekse Nafpakos staat een standbeeld ter ere van Cervantes, el Manco de Lepanto, met de lamme hand, goed verborgen in een nis achter de kantelen van de oude havenomwalling.

Cervantes vocht nadien nog als soldaat in de Spaanse Nederlanden en werd tijdens zijn terugtocht gevangen genomen door Albanese piraten die hem in Algerije opsloten met duizenden andere christenen waarvoor fors losgeld werd gevraagd. Hij werd pas na vijf jaar opsluiting vrijgekocht. Nadien probeerde hij thuis van zijn pen te leven, met wisselend succes. In 1597 begon hij aan ‘El Ingenioso Hidalgo Don Quijote de la Mancha’ toen hij gevangen zat in Sevilla wegens schulden. Cervantes kon zijn interesse in menselijk gedrag niet combineren met voldoende aandacht voor de eigen boekhouding.
Het eerste deel verscheen in 1605. Deel twee volgde in 1615, maar nog hield hij onvoldoende leefgeld over, ondanks het enorme succes in Spanje en heel Europa wegens toen nog bijzonder weinig ontzag voor copyright .
Miguel de Cervantes stierf berooid, maar zijn werk was het begin van de psychologische roman, het eerste boek in de moderne wereldliteratuur dat het veinzen van mensen, het doen alsof, het liegen en bedriegen, de kracht van illusie en de daaraan gekoppelde emotie in de menselijke geest als centrale thema ontwikkelde.
Een waardige opvolger van Homeros’Odysseia.
In de Romances y Músicas die Savall heeft uitgekozen als muzikale en vocale dragers van zijn Don Quijote ‘? vaak liederen uit het volkse leven, of erop geà?nspireerd – merk je naar tekst en inhoud parallelle thema’s.
Al presenteerden de Heren zich sober in het zwart, stijf van de ernst, vervuld van het spirituele en de waardigheid in de houding van trouw, de volkse dienaren en onderdanen waren zich zeer bewust van het leven achter de schermen, de schurkenstreken achter de waardigheid, de invloed van de spiritualiën en de trouw aan het vluchtige geld en de wisselende macht door diezelfde ridderlijke Heren.
Cervantes durfde het aan om die volkse wijsheid tot literatuur te maken. Hij stak de draak met de ridderverhaaltjes over een tijd en een cultuur die nooit bestaan had, behalve in het hoofd van de propagandisten van de machthebbers van alle tijden. De eerste integrale Nederlandse vertaling als ‘Den verstandigen vroomen ridder, Don Quichot de la Mancha’ door Lambert van den Bos verscheen in 1657.
De recentste Nederlandse vertaling van ‘De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha’ door Barber van de Pol bij Athenaeum – Polak & Van Gennep is heerlijk geschreven en een meesterlijk handboek bij de Romances y Músicas van Jordi Savall.

Archief

Frank Furedi, Waar zijn de intellectuelen?, Meulenhoff.

12 augustus 2006

‘Where Have All the Intellectuals Gone?’ van Frank Furedi  heeft iets van het bloemenlied uit de jaren ’ 60 van Pete Seeger. Het is een klaagzang die hier en daar rare refreintjes neuriet en vaak de helderheid mist van het snijdend essay waar Frank Furedi zo intens voor pleit in zijn kritiek op de rol en de positie van de intellectuelen, de onderwijshervormingen, de social-engineering-ideologie van gelijke kansen als ultieme trukendoos voor de verdere infantilisering van de kiezer. Zijn vorige stukken in ‘Culture of Fear’,  ‘Paranoid Parenting’ leken mij beter doorwrocht.
De vertaling van zijn nieuw boek is vlot leesbaar, maar wie het in een Nederlandse vertaling heeft over ‘Benda, J. (1959) The Betrayel of the Intellectuals, Boston, USA, MA: The Beacon Press ’ als hij Julien Benda, ‘La trahison des clercs’ uit 1927 bedoelt, doet mij ook even slikken.
Ik heb een reeks erg boeiende citaten aangehaald en hier en daar van een soms wat uitgebreidere commentaar voorzien omdat Furedi in zijn boek toch met vaardigheid enkele heilige huisjes sloopt en zich op sommige punten vergist van sloophamer of gebouw.

Omdat hij – terecht '? de verantwoordelijkheid voor de intellectuele ellende bij de voornamelijk linkse intelligentsia van de voorbije decennia legt, en ik hem daarin kan bijtreden, probeer ik hier ook een inkijk te geven in de manier waarop het ' gelijke kansen' verhaal in het onderwijs in Vlaanderen en meer bepaald bij de sp.a werd gebruikt om de nieuwe voorzitter uit de startblokken te krijgen en wat de interpretatie van de Europese BaMa richtlijn van Bologna voor het hoger en universitair onderwijs in Vlaanderen zal betekenen.

Tot slot formuleren we enkele proeven tot verklaring van het falen van de sociaal democratie en de socialistische ideologie – vroeger, nu en morgen – met een paar bedenkingen over anders en het hoe en waarom, en ook weer niet.

Niets is immers wat het lijkt, zeker niet in de heksenketel van de wereldpolitiek.

 

Lees verder »

Archief

37ste Poetry International Rotterdam – Le Poseur de la Parole

21 juni 2006

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/257289748/

37ste Poetry International Rotterdam

http://www.poetry.nl/

Was het niet ooit passend en recht
Jongeren telkenmale de mond te snoeren
Met 'spreken is zilver en zwijgen is goud'?
En nu beloofde de affiche van het 37ste
Poetry International 2006 een open mond
Goud op de tong en aan de tand,
En twijfel over de aard van de lippen.
Terecht want zonder taal kunnen wij niet spreken
Alleen maar voelen en lezen in de ogen van de ander.
En naar die ogen had je het raden, op de affiche
Die wellust wilde wekken bij de toeschouwer.

Wellustig verlangen naar het woord van de ander
Die soms van heel ver was gekomen, voor zichzelf en
Voor al die anderen aan de Dam langs de Rotte
Een stad van zoveel talen, van woorden en gebaren,
Waarom dan nog het zwijgen vergulden
En het spreken verzilveren? Beklijft
De behoedzame klank van gouden tongen niet
Mooier dan het rinkelend zwijgen van zilverlingen.

Karine Martel was frêle en krachtig in haar tweespraak met Arjen Duinker die haar met zwier tot een tweepersoonsgedicht wist te verleiden en te vertalen: 'En dat? Ondeindig' bij Querido uitgegeven.
Han Dong had als kind met zijn ouders moeten 'leren van het veld' zoals de Grote Proletarische Culturele Revolutie hen had opgedragen. Hij gaf zijn baan als filosofie docent op en schrijft sindsdien onderkoelde poëzie met onverwachte wendingen die de lezer uit evenwicht halen, zoals heel zijn land uit evenwicht wordt gehaald. Ingehouden pijn met soms harde humor gedragen.
De opvoering van twee delen van Tang Zhimins 'Ik ben schoon water uit de bergen, ik heb geen vorm' was een indringende ervaring. De Tilburgse muzikant Tom America componeerde met stemcollages, muziek en beeld het levensverhaal van de Chinese vluchtelinge Tang Zhimin die zelf hongerstaker was op Tian-An-Men. Centraal staan haar stem en herinneringen aan China, van haar barre reis naar Peking tot haar schrijnende ervaringen tijdens de opstand.  America vertolkt haar verhaal door op zoek te gaan naar klank en melodie in het gesproken woord. Op die muziek bespeelt Tang Zhimin met haar stem de klankvormen van Chinese woorden en hun verschillende betekenis.

En dan was er de film 'Le Maà?tre de la Parole' van Laurence Gavron en Hamidou Dix , die werd aangekondigd door Samba Ngoya Thiam, een aankomende griot van aan de Rotte.
De film geeft een onthullend beeld van de Hadj Ndjaga Mbaay die in Senegal de status had van een vedette. De zanger toonde zijn omgeving thuis en op verplaatsing in Dakar waar hij er een derde vrouw op nahield en vermits hij die naar eigen aanvoelen en inzicht allemaal gaf wat hen toekwam, had hij geen gezeur aan zijn kop en kon hij overal terecht voor zijn mannelijke behoeften. Zijn vrouwen zetten hun paasbeste glimlach op, blij dat ze bij tijd en wijle van de Hadj en zijn behoeften verlost waren. De meester en zijn hofhouding showden de hele film lang hun complete kleurrijke garderobe. De griot zelf leek eerder 'le farceur de la parole' of beter nog 'le poseur de la parole'. Hij deed volmondig uit de doeken dat er tegenwoordig zoveel jongeren griot willen worden, want dat verdient immers veel beter dan schrijnwerker of metselaar. Griots heb je in soorten: de zangers van de burgerlijke stand die de stamboom onderhouden en dus de naam van de eigen clan flink in de verf moeten zetten en anderzijds de hofzangers van de edelen, de horon. Een soort spindoctors die reclame maken voor de betalende edellieden en overal gaan verkondigen hoe goed, groot en sterk hun heer wel niet is.
Ndjaga Mbaay was dat stadium ontstegen, hij zong over het leven en de grote thema's van de samenleving. Bijaldien leek hij als twee druppels op de clerus van de Roomse Kerk die door de Congregatie voor de Clerus ook omschreven worden als 'le prêtre, maà?tre de la parole, ministre des sacrements et guide de la communauté en vue du troisième millénaire Chrétien'.
Ndjaga Mbaay bleek in de film een geroutineerde zedenpreker, een vredespreker voor een eenheid, een gedrag en een samenleving die er niet is. Hij preekt de taal van de heren, de praatjes van de machthebbers en een eenheidsideologie die in de schoot van de rivaliserende islamitische fracties in Senegal en zeker binnen de ‘Organisation de l’Unité Africaine’ ver zoek is. Hij wist zelfs te vertellen dat de Arabieren en de Zwarten in Afrika aan een nieuwe grote eenheid werken. In die zin is hij niet vergelijkbaar met de troubadours of met de Europese '? maar ook Afrikaanse – tradities van volkszangers die kritische liederen zingen over de machthebbers en hun gedrag. Zij zijn de narren van de koning, zij geven een stem aan ontevreden onderdanen.
Ndjage Mbaay is een fel tegenstander van hen die zingen over negatieve dingen en die altijd kritiek hebben op problemen in de samenleving. Hij is de waterdrager van de macht, his masters voice, het wandelende reclamebord van de wereldse en religieuze machten in zijn land: de moslim moet geduld oefenen en zijn lot te aanvaarden, de sociale vrede heeft voor hem de toekomst en met gretige gulheid krijgt eenieder de les gespeld.
Hij heeft ongetwijfeld een hele generatie jonge zangers geà?nspireerd die liever griot dan smid werden. Zij hangen hun karretje aan hem en hij geniet van het aanzien bij hen. Youssou N'dour zingt hem in een duetje op een groot concert publiek eindeloos veel lof toe en met Didier Awadi, een rapper van Positive Black Soul doet hij een ééntweetje.
Een mooie omschrijving kwam van een van zijn bandleden: '?Ndjage Mbaay is een jazzman die ter plekke improviseert'?. Dat kan muzikaal zo zijn, maar naar de woorden klopt dit voor geen meter, althans in de film.
Een 'echte meester van het woord' kent de kracht van het veinzen, weet het verhaal te vertellen in al zijn verzinsels en leugens, en kan daarmee de toeschouwers en luisteraars een spiegel voorhouden.
In de spiegel die Ndjaga Mbaay voorhield, liet hij zijn publiek geen ruimte voor het veinzen.
Hier stond de veinzer achter de spiegel en aan de microfoon: 'Le poseur de la parole'.
Bitter in de mond, houdt het hart gezond.
De pose van de griot heeft het goud niet in de mond, maar in zijn zakken.

Archief

Er kookt meer dan voetbal tussen Ruhr, Lippe en Rijn.

5 juni 2006

Die Erinnerung ist das einzige Paradis, aus dem wir nicht vertrieben werden Jean Paul

Al drijft de herinnering aan deze streek, ons eerder uit het hedendaagse paradijselijke denken, de Ruhr was de hele XXste eeuw de re?el geworden gruwel voor iedere rechtgeaarde toerist, mindere voetbalgod of Belgische militair, al dan niet beroeps.
Tijdens een ijselijk natte paasweek hebben we met de fiets de regio doorploegd en na een bezoek aan het Alvar Aalto theater in Essen waar een prachtige? Johannespassion werd uitgevoerd, zijn we overtuigd geraakt van de ongelooflijke boeiende kracht van deze fenix – regio.
De immense industri?le sites van de Ruhr lijken grotendeels gesaneerd.
http://www.route-industriekultur.de/routen/route.htm

Lees verder »
Categorie: Cultuur, Europa, Geschreven | Reacties uitgeschakeld voor Er kookt meer dan voetbal tussen Ruhr, Lippe en Rijn.

Archief

Zwerversliefde

8 mei 2006

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind -
want, o de maatlooze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie’ in de oude wind.

O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotsche hooge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder den wind in hulpeloos verdriet.

Wij zijn maar als de blaren in den wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind –

En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij same’ in ‘t oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.

Veel liefde ging verloren in den wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom – voor we elkander weer vergeten -
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.

A. Roland Holst

gehoord op het schoolfeest Kon.Atheneum Turnhout

« Volgende berichten Vorige berichten »