knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Stephan Vanfleteren ‘Belgicum’

27 oktober 2007

Wij zijn allemaal mensen,
Lelijke mensen dat zijn wij.
En wie van zichzelf denken
Hoe mooi ze wel niet zijn
Worden door Stephan Vanfleteren
Genadeloos op hun plaats gezet,
Op zijn portfolio en in 'Belgicum'
Waar hij de schoonheid genadeloos
Belicht tussen al dat zwart en wit
En de lelijkheid weet te strelen
Tot nog eenzelfde matte glans rest,
Waarop we onze fantasie vrijelijk
Kunnen botvieren zodat we zijn
Beelden herkennen als oervormen
Van het leven dat we in onze hoofden
Lijden en waarvan we de ander graag
Lankmoedig zien getuigen over het verval.

Wie 'Belgicum' als een unicum herkent,
Weet van zichzelf dat wij veel kunnen verdragen,
Dat we veel kunnen dragen zoals bijvoorbeeld
Water naar de zee en zand naar het strand.

Dat maakt de atavistische beelden van Vanfleteren
Zo herkenbaar voor 'ene van ons, ene van hier'
Zoals een socialistisch politicus van de Koekenstad
ooit als slogan voerde in de Seefhoek van 't Stad.

Voor bezoekers van verre moet 'Belgicum '
een bizarre caleidoscoop verbeelden
van een land waar ze niets van begrijpen,
omdat de regels van het spel hen vreemd blijven.

Bij Vanfleteren kijken de mensen niet in de spiegel,
Zij kijken door de lens als door een raam naar buiten
Waar het leven anders is, waar het gras groener is.
Ze zijn er zich van bewust, maar ze kunnen veel verdragen.

Foto's van Vanfleteren hebben iets van relieken
Aan het einde van de beeweg naar nergens
Waar het leven goed was en de dood zoet.

In zijn portfolio werden sommigen
Als Hongaren genaamd, en heeft iedereen
De blik op oneindig want allemaal weten ze
Dat de beloofde verhalen soms prachtig klinken
En desondanks steevast blijken te stinken.

'?Meer dan vijftien jaar heb ik doorheen het territorium 'Belgicum' geslenterd, verdwaald en gejaagd met ontroering en vaderlandsliefde. Eerst als actualiteitsfotograaf voor de dagkrant, later meer op mijn eigen tempo. Doorheen het vlakke land, over de taalgrenzen, door vervallen industriebekkens langs oneindige lintbebouwingen en zelfs af en toe over de landsgrens in Frans-Vlaanderen. Een tocht door een land met littekens op zoek naar een onvindbare identiteit maar met de melancholische ziel van een 177 jaar oude natie. Vanwaar die manier van kijken? Dat achterna hollen op het perron van de verglijdende tijd en ruimte? Waarom kan ik niet voluit genieten van een nieuw opgetrokken mooi gebouw zonder die ene altijd wederkerende gedachte te moeten trotseren dat het ten koste van iets anders was, iets dat er eerder was, iets met een oudere ontstaansdatum? Of het nu een braakliggende grond is, een huis of wat dan ook. Is het angst voor het afscheid? Angst voor het nieuwe? Angst voor verandering?

Misschien is het een overgebleven 'traumaatje' van een jongen die de kust heeft zien ombouwen tot een betonnen draak. Ik word triest van dat neurotisch gedoe, van snel vooruitgaan en drastische verandering. Onze economie gelijkt op een Canadese populier die maar blijft groeien tot hij te hoog komt en door zijn gewicht bij de eerste grote storm afknakt. Jammer dat onze wereld niet meer een oude eik is, of een treurwilg. Ik herinner me als scholier in een streng college het moment dat de geschiedenisleraar vooraan in de klas de woorden uitsprak: 'wie kan er nu iets tegen vooruitgang hebben?' Ik wilde nog mijn hand opsteken om wat tegen te sputteren maar ik durfde niet. Nu wel.'? Stephan Vanfleteren ( Kortrijk 1969)

Tot 6 januari 2008 in het Antwerps Fotomuseum.

Reacties graag naar mailadres.