Ismail Kadare, Het Dromenpaleis – 1982
Uitg Querido.
Nacht na Nacht arriveren in Constantinopel koeriers met zakken vol dromen, op schrift gesteld in steden, dorpen en gehuchten tot in de verste uithoeken van het enorme Osmaanse rijk. In het Dromenpaleis worden ze gesorteerd, beoordeeld en geduid om er de wekelijks aan de sultan aangeboden ‘meester droom’ uit te halen waarin de toekomst van het rijk en van zijn heerser te lezen is. De jonge Ebu Qerim, telg van een oude Albanese familie die het Turkse rijk tal van ministers, generaals en gouverneurs heeft geleverd, wordt klerk in die ontzagwekkende bureaucratie waar het collectieve onder bewustzijn van het rijk wordt vermalen en geanalyseerd. In een (vooral voor hemzelf) verbazend tempo doorloopt hij de hiërarchie, tot hij er uiteindelijk de almachtige eerste man van wordt. Over Ebu Qerims schouder ontdekt de lezer de intriges, de gruwelen en de verhulde machtsstrijd waar deze droomverwerkingsfabriek en de klieken eromheen in verwikkeld zijn.
“Ik heb het meesterlijke “dromenpaleis” gelezen als een allegorie op het gebruik van modellen in volksgezondheidsambtenarijen om gewenst beleid te ondersteunen en ongewenste partijen uit te schakelen. Zo goed dat het universeel is en de Albanese overheid de dodelijke kritiek miste. “ Luc Bonneux op X
143. ‘Het Dromenpaleis is gesitueerd in de Ottomaanse hoofdstad Istanbul. Een dergelijke instelling wordt in Turkse bronnen niet vermeld. Klaarblijkelijk creëerde Kadare zijn Dromenpaleis als symbool voor de Albanese staat, die tot in detail wilde weten en controleren wat er zelfs in de intiemste gedachten van zijn onderdanen omging.
Het gebouw waarin de instantie zetelt, wordt beschreven als een immens, doolhofachtig complex dat doet denken aan de overheidsgebouwen in Tirana. De dagelijkse routine lijkt op die in een groot, ouderwets overheidskantoor. Er is sprake van dossiermappen, chefs, directeuren en onderdirecteuren en er worden zinswendingen gebruikt die zijn gebaseerd op het socialistische jargon, zoals ‘de basisprincipes van het Dromenpaleis’ versus ‘de basisprincipes van het marxisme-leninisme’. In de kantine is behalve koffie ook salep verkrijgbaar, een warme drank gemaakt van melk en poeder van orchideeënwortel, die in het socialistische Albanië alleen bij bepaalde overheidsinstellingen te krijgen was.’
14. ’ Want zo’n droom, die als een verloren vonkje neerdaalt in het brein van één enkeling onder de miljoenen mensen die liggen te slapen, kan ervoor zorgen dat onze staat en de vorst voor onheil worden behoed, dat een oorlog of een pestepidemie wordt afgewend of dat er nieuwe ideeën worden geboren. Daarom is dit Dromenpaleis zelf niet zomaar een droom, maar een voor ons rijk onontbeerlijke instelling. Hier kan men, meer nog dan op grond van onderzoek, processen-verbaal, de rapporten van politie-instanties of de verslagen van gouverneurs in onze pasjadommen, beoordelen hoe het in het keizerrijk werkelijk gesteld is. Want in het nachtelijk dromenrijk vinden we het licht en de duisternis van de mensheid, het is een rijk van honing en vergif, van grandeur en malheur. Van alles wat tot onrust of gevaar kan leiden, of dat nu meteen of na een paar jaar of pas enkele eeuwen later gebeurt, is de eerste aanwijzing te vinden in wat de mensen dromen. Er is geen hartstocht of boosaardige gedachte, geen plaag of catastrofe, geen revolte of misdaad die niet zijn schaduw vooruitwerpt voordat hij zich werkelijk in deze wereld manifesteert.
85. ‘Die benadrukte dat de meesterdromen uiterst belangrijk waren, zeker nu hun familie steeds meer in het nieuws kwam. De vizier keek hem lang en onderzoekend aan, alsof hij zich ervan wilde overtuigen dat Mark-Alem begreep dat de familie Qyprilli altijd problemen met dromen had gehad en in het bijzonder met de meesterdromen. ‘Hoor je wat ik zeg?’ vroeg hij. Er leek over zijn ogen een donkere sluier te hangen waar lichtpuntjes doorheen fonkelden. ‘In een meesterdroom komt alles met elkaar samen…’ De manier waarop de vizier sprak, kreeg weer iets vaags en opnieuw viel er af en toe een stilte. ‘Er doen veel geruchten de ronde,’ vervolgde hij, ‘maar goed, ik zal je niet vertellen of die waar zijn of niet, ik wil je alleen zeggen dat een meesterdroom tot belangrijke veranderingen in ons rijk kan leiden.’ In de ogen van de vizier verscheen een felle schittering. ‘Het idee om de belangrijkste Albanese leiders tijdens een feest in Manastir om te brengen, werd door een meesterdroom ingegeven. Ik neem aan dat je daar wel eens over hebt gehoord. En het was aan een meesterdroom te danken dat het beleid tegenover Napoleon werd gewijzigd en dat grootvizier Yusuf ten ‘kwam. En zo kan ik nog veel meer voorbeelden geven. Ze zeggen niet voor niets dat jullie directeur, die er zo eenvoudig uitziet en geen titel heeft, met ons in een machtsstrijd is verwikkeld omdat de invloedrijkste viziers van dit rijk uit onze familie afkomstig zijn.’
Hij glimlachte verbitterd. ‘Hij is met ons in een strijd verwikkeld,’ vervolgde hij langzaam, ‘omdat hij een verschrikkelijke macht bezit en heel goed weet dat die nergens op is gebaseerd.’
Mark-Alem keek zijn oom sprakeloos aan. ‘Een verschrikkelijke macht… die nergens op is gebaseerd,’ herhaalde hij geschrokken, terwijl zijn oom vertelde dat er van het Tabir Saray? zelf nooit een bevel was uitgegaan en ook nimmer zou uitgaan, tenzij de instelling daar zelf behoefte aan had. Het kwam echter wel met ideeën, die, volgens de vizier althans, uit de oeroude, onpeilbare diepten van de collectieve Osmaanse ziel stamden en dankzij de wonderlijke manier waarop het mechanisme functioneerde een onheilspellende invloed kregen.’
112. ‘Mark-Alem kon zijn ogen niet afhouden van de dunne snaar die eenzaam via een kammetje over het geitenvel liep dat boven de holte van de klankkast was gespannen. Het klaaglijke geluid dat de snaar voortbracht werd door de klankkast beantwoord en versterkt tot een luid, angstaanjagend klaaglied. En ineens besefte Mark-Alem dat de klankkast van het instrument de borst symboliseerde waarin de ziel huisde van het volk waartoe hij zelf behoorde en vanwaaruit een doordringende, eeuwenoude klacht opsteeg. Hij kende daar al een paar fragmenten van, maar nu hoorde hij het epos in zijn geheel. Het was alsof de klankkast van de lahutë en Mark-Alems borstkas met elkaar één waren geworden.
Daarna zette een andere rapsode de ballade over de brug in, en in de diepe stilte die in de salon hing, meende Mark-Alem het geluid te horen van de troffels waarmee onder een stralende, maar ijskoude zon een brug werd gebouwd die was bevlekt met het bloed van het mensenoffer dat ervoor was gebracht, en die samen met haar naam ook de vloek die op haar rustte aan het geslacht Qyprilli zou doorgeven.’