knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Thomas Mann, Doctor Faustus. Het leven van de Duitse toondichter Adrian Leverkühn, verteld door een vriend.

8 februari 2025


Arbeiderspers 2007





24. Realiseerde hij zich dat wanneer hier werkelijk van een geheimschrift sprake



was geweest, de natuur over een eigen, uit haarzelf geboren, georganiseerde



taal had moeten beschikken? Want welke door de mens uitgevonden taal zou



zij moeten kiezen om zich uit te drukken? Reeds toen echter, als knaap, zag ik



heel duidelijk in dat de buitenmenselijke natuur radicaal analfabeet is, wat



haar in mijn ogen nu juist zo sinister maakt.





De dubbele hélixstructuur van de genetische code werd onthuld door Watson & Crick in 1953. 



94. Bij gelegenheid waren we het erover eens geworden, of, juister gezegd,



hadden we ons bij de vaak geuite mening aangesloten, dat de filosofie de



koningin der wetenschappen is. Zij nam, zo hadden we vastgesteld, ongeveer



dezelfde plaats onder ze in als het orgel onder de instrumenten. Zij overzag ze,



was hun intellectuele samenvatting, ordende en zuiverde de resultaten van alle



onderzoeksgebieden tot een wereldbeeld, tot een overheersende en



beslissende, de zin van het leven ontsluitende synthese, tot een intuïtieve



bepaling van de plaats die de mens in de kosmos inneemt. Als ik nadacht over



de toekomst van mijn vriend, over een ‘beroep’ voor hem, was ik altijd bij



dergelijke voorstellingen uitgekomen. Zijn veelzijdige inspanningen, hoe ze



me ook voor zijn gezondheid lieten vrezen, zijn door commentariërende



kritiek begeleide ervaringsdrang rechtvaardigden zulke dromen. Het



universeelste, de levensvorm van een soevereine allesweter en wijsgeer, had ik



maar net goed genoeg voor hem gevonden, en… verder had mijn fantasie mij



niet geleid.



309. ‘Geef toe,’ zei ik tegen hem, ‘dat de verschrikkingen van de natuurkundige



schepping op geen enkele manier religieus productief zijn. Welke eerbied en



welke uit eerbied voortkomende civilisering van het gevoel kan nu worden



afgedwongen door de voorstelling van zo’n onmetelijke flauwekul als het



exploderend heelal? Absoluut geen enkele. Vroomheid, eerbied, geestelijk



decorum, religiositeit zijn alleen via de mens en door middel van de mens, in



de beperking tot het aards-menselijke mogelijk. Hun vrucht zou moeten, kan



en zal zijn een religieus getint humanisme, geleid door het gevoel voor het



transcendente geheim van de mens, door het trotse bewustzijn dat hij niet een



louter biologisch wezen is, maar met een beslissend deel van zijn wezen tot



een geestelijke wereld behoort; dat hem het absolute is gegeven, de ideeën van



waarheid, vrijheid, gerechtigheid, dat hem de verplichting is opgelegd het



volmaakte te benaderen. In dit pathos, deze verplichting, deze eerbied van de



mens voor zichzelf is God; maar in geen honderd miljard melkwegen kan ik



hem vinden.’



335. Dit is geen roman, bij de compositie waarvan de auteur de



harten van zijn personages indirect, door een toneelmatige schildering voor de



lezer ontsluit. Als biografische verteller ben ik ten enenmale bevoegd de



dingen rechtstreeks bij hun naam te noemen en eenvoudigweg psychische



feiten te constateren die op de door mij te beschrijven levenshandeling van



invloed zijn geweest. Maar na de eigenaardige uitingen die mijn geheugen



zojuist aan mijn pen heeft gedicteerd, uitingen van een, ik zou willen zeggen,



specifieke intensiteit, kan omtrent het mede te delen feit vermoedelijk geen



twijfel bestaan. Ines Rodde hield van de jonge Schwerdtfeger, en daarbij



waren maar twee dingen de vraag: ten eerste of zij het wist, en ten tweede,



wanneer, op welk tijdstip, haar oorspronkelijk kameraadschappelijke



verstandhouding met de violist, een verstandhouding als van broer en zus, dit



hartstochtelijke, gekwelde karakter had aangenomen.



413. Men citeerde Tocqueville (Alexis de), die had gezegd dat aan de Revolutie



als uit een gemeenschappelijke bron twee stromen waren ontsprongen: de ene



ten gunste van de mensen gaande naar vrije instituties, de andere naar de



absolute macht. Aan ‘vrije instituties’ geloofde van de bij Kridwiss



converserende heren niemand meer, vooral ook omdat de vrijheid innerlijk



tegenstrijdig was, voor zover zij om zich te handhaven was gedwongen de



vrijheid, die van haar tegenstanders namelijk, in te perken, dat wil zeggen,



zichzelf teniet te doen. Dit was haar noodlot, indien niet al bij voorbaat het



vrijheidspathos van de mensenrechten overboord werd gegooid, waartoe de



tijd veel meer geneigd bleek dan om eerst aan het dialectische proces te



beginnen dat de vrijheid in de dictatuur van haar partij veranderde. Op



dictatuur, op geweld liep het tóch allemaal uit, want met de vernietiging van



de overgeleverde politieke en maatschappelijke vormen door de Franse



Revolutie was een tijdperk aangebroken dat, bewust of niet, toegegeven of



niet, op de despotische dwingelandij over genivelleerde, geatomiseerde,



contactloze en, evenals het individu, hulpeloze massa’s afstevende.



419. Ik geloof werkelijk dat ik een rood hoofd had bij het meelachen toen 



onder intellectueel vergenoegde hilariteit de toenemende geneigdheid van tandartsen werd



besproken om tanden met een afgestorven zenuw zonder dralen te trekken,



daar men het besluit had genomen ze voortaan als infectueuze indringers te



beschouwen – - na een lange, moeizame en tot raffinement naderende



ontwikkeling van de techniek der wortelbehandeling in de 19de eeuw. Let wel



en het was met name dr. Breisacher die dit scherpzinnig en onder algemene



instemming opmerkte – : het hygiënische gezichtspunt moest daarbij min of



meer als een rationalisatie van de primair aanwezige tendens tot laten vallen,



opgeven, zich afwenden en vereenvoudigen worden beschouwd, – bij



hygiënische argumenten was de verdenking van ideologie altijd op haar plaats.



420. Zonder twijfel zou men ook voor het niet-conserveren van het zieke op



grotere schaal, het doden van niet levensvatbare en zwakzinnige mensen,



wanneer men daar op een dag toe overging, volks- en rashygiënische motieven



aanvoeren, terwijl het in werkelijkheid – men wilde dat in het geheel niet



ontkennen, men legde er integendeel de nadruk op om veel dieper liggende



besluiten, om het afzweren van alle humane verwekelijking zou gaan die het



werk van het burgerlijke tijdperk was geweest: om een instinctief conditie-



opbouwen van de mensheid voor harde en duistere, met de humaniteit



spottende ontwikkelingen, voor een era van omvangrijke oorlogen en



revoluties die ons waarschijnlijk tot ver achter de christelijke civilisatie van de



middeleeuwen zou terugvoeren en veeleer het obscure tijdperk van vóór het



ontstaan daarvan, na de ondergang van de antieke cultuur, weerombrengen…



430. Er kwam nog iets anders bij waardoor Clarissa’s leven in de knoop raakte.



Zij hield, zoals mij allang tot mijn leedwezen was opgevallen, toneel en leven



niet goed uit elkaar: zij was actrice en keerde ook buiten het theater de actrice



naar buiten, misschien omdat zij geen echte was; het lichamelijk-persoonlijke



karakter van deze kunst verleidde haar tot een ornamentering van haar



burgerlijke persoon met gezichtscosmetiek, opgevulde kapsels en overdreven



decoratieve hoeden, – een volstrekt nodeloze en op misverstanden berustende



schijnvertoning, die op wie vriendschap voor haar voelde een pijnlijke, op de



burger een provocerende en op de wulpsheid van de mannen een



aanmoedigende uitwerking had, – geheel abusievelijk en volkomen onbedoeld;



want Clarissa was een uiterst spottend-afwijzend, koel, kuis, nobel schepsel,.



al was dit harnas van ironische hoogmoed misschien ook een creatie die haar



voor verlangens van haar vrouwelijkheid moest behoeden en die haar toch



weer tot een echte zuster van Ines Institoris, de minnares, of minnares



cidevant van Rudi Schwerdtfeger, stempelden.



588. Sinds meer dan honderd jaar wordt er in het Duits op een schandalige



manier met het woord ‘faustisch’ omgesprongen. Onder de invloed van



Goethes Faust-drama wordt dit woord het prototype van de Duitse eigenheid,



de Duitse geest, het Duitse zielenleven. Alles wat met het zoeken naar



eeuwige waarheden en laatste antwoorden, met het gevecht om de onthulling



van de diepste geheimen te maken heeft, wordt faustisch genoemd. Waarmee



tegelijkertijd deze eeuwige waarheden en diepste geheimen een in zekere zin



Duits-nationale aangelegenheid worden: de Duitse mens is faustisch én



Luther is de faustische mens als zodanig. 


Reacties graag naar mailadres.