Michel Serres, De parasiet
uitg. Boom 1980 – 2023
In De parasiet laat de Franse filosoof Michel Serres zien dat het leven door en door parasitair is. Leven betekent dat je neemt en er niets of weinig voor teruggeeft. Dat geldt voor kleine microscopische wezens, maar ook voor andere levende wezens zoals dieren, kinderen, belastingadviseurs, landbouwers, filosofen, politici en managers. Kenmerkend voor het parasitaire leven is ondankbaarheid of het uitblijven van compensatie.Toch blijft Serres niet hangen in moraliseringen. De parasiet is degene die naast (para) het eten (sitos) zit, maar juist door zijn afzijdige positie kan hij wat aan de eettafel gebeurt ook in beweging zetten, veranderen en vernieuwen. Zonder parasieten zouden we allemaal in een vermoeiend paradijs leven waar nooit iets gebeurt.De tekst zelf is ook parasitair. Serres teert op de verhalen van grote fabelvertellers als Aesopus en La Fontaine, op de ideeën van filosofen als Leibniz en Rousseau, en op de Bijbel. De parasiet is daarmee ook een boek dat naast de filosofie staat, een parafilosofisch boek dus, iets wat ook blijkt uit de literaire en lyrische stijl waarmee deze parasietenmaaltijd wordt opgedist.De Parasiet is vertaald door René ten Bos, die samen met Arjen Kleinherenbrink de inleiding verzorgde
228. ‘De levenservaring zegt bijvoorbeeld dat een afgewezen kind nooit zichzelf zal zijn. Ook is er een culturele dwang die zegt dat een vrouw van gedaante moet wisselen. De sociale ervaring tot slot leert dat om het even wie geofferd kan worden. Maar het is bovenal een joodse uitvinding, een verbluffende noviteit in de Vruchtbare Sikkel, die zegt dat de geofferde vervangen moet worden of dat het slachtoffer plotsklaps iets anders moet zijn: een bok, een geitenbokje, maar ook het begin van een heel andere serie.’
239. Hij ziet meteen dat de stad van de kastanjes leeft die de boeren uit de boom halen en dat de stedelingen zullen blijven eten totdat de boeren dood neervallen. De twee ratten zijn geen tafelgenoten meer, maar staan, precies als de aap en de kat, in een reeks. Raton is niet tevreden, de boer trekt zich voor altijd terug. Achter hem vreet de mensheid zich vol; hij voedt mensen, maar zij doden hem. Ooit was hij bang en had hij goede redenen om bang te zijn. We maken vandaag de dag de tijdloze waarheid mee die de fabel al aankondigt: niet alleen het vluchten van de boer, maar ook de moord op hem. De hele landbouw, oeroud en primair parasitisme, wordt vernietigd ‘door hogergeplaatste parasieten die aan het lawaai van de Megalopolis gewend zijn. Stadsratten hebben de veldratten verslonden. Zoals de magere koeien de vette koeien opvreten. Deze imbecielen bevroeden niet wat er zal gebeuren als de boeren verdwenen zijn.’
287. ‘Anders gezegd is het bedrog (imposture) uitstekend gelukt. Want de term imposture heeft ons gepermitteerd de link te vergeten met belasting heffen (perception d’impôt) of met wat we exactie (knevelarij, uitknijpen) noemden. Imposture is een term die de aandacht verlegt naar zwendelarij en religieuze huichelarij, en zo bedekt hij de economische handeling van het onttrekken of verduisteren. Toch is de religie niet wezenlijk. Als het nodig zou zijn om vandaag een nieuwe Tartuffe te schrijven, dan zouden een ideoloog, een politieke moralist of een avant-gardistische intellectueel degenen zijn die hun zakken vullen en de macht grijpen door de mensenrechten te verdedigen en net te doen alsof ze bereid zijn zich ervoor op te offeren. Als mij nu over Tartuffe verteld zou worden, dan zou ik hem zien als een econoom, financieel expert of inderdaad belastingadviseur. O, ik kan er niets aan doen, zegt hij over die myriaden aan invorderingen en afpersingen, het is een noodzakelijk gevolg van economische groei, van geld en van productiviteit. De hemel is van plaats veranderd, maar de strategie is hetzelfde gebleven. Een Tartuffe weet zijn lokale afpersingspraktijken altijd te voorzien van een globale theorie.’
‘Helemaal blut is Tartuffe bij een rustige familie binnengekomen, en daar ging het hem goed; zijn gedrag is precies dat van een parasiet: hij zet niet alleen het testament, maar ook de vrouw en het vermogen naar zijn hand, hij verjaagt iedereen met als doel zichzelf als heer des huizes te vestigen. Hij plaatst ons voor een dilemma: uitsluiten of uitgesloten worden. De schijnheiligheid komt hier slechts op de tweede plaats, ze is hier een middel, een methode. Wat is schijnheiligheid?
Om de onvermijdelijke afweer- of uitsluitingsreacties toch te vermijden scheidt een dierlijke parasiet in de buurt van het contactpunt tussen zijn eigen lichaam en dat van de gastheer weefsel af dat identiek is aan dat van zijn gastheer. Het geparasiteerde, misbruikte en bedrogen lichaam reageert niet meer (zoals de bedoeling was), maar accepteert de bezoeker, het handelt dus alsof deze een eigen orgaan is. Het lichaam stemt ermee in de bezoeker te onderhouden en buigt derhalve voor diens eisen. De parasiet is een mimespeler. Hij speelt niet zozeer dat hij een ander is, hij speelt dat hij dezelfde is.’