Peter Vermeersch, Polsslag
DeBezigeBij 2025
24. De Korjo Saram, die in de loop van de negentiende eeuw uit Korea geëmigreerd waren om in de regio van Vladivostok rijst te telen, waren in de tsaristische tijd vaak vervolgd. Hier viel veel over te weten: bijvoorbeeld hoe traditionele Koreaanse gebruiken in deze gemeenschappen werden doorgegeven (hun pikante wortelsalade groeide in de hele Sovjet-Unie uit tot een klassiek gerecht), en hoe deze mensen in de jaren dertig van de twintigste eeuw ervan werden verdacht in het geheim bondgenoten te zijn van de Japanners. Stalin was ervan overtuigd geweest dat Japan de Sovjet-Unie zou aanvallen via Mantsjoerije, aan de zuidgrens in het Verre Oosten van Rusland, en daarom werd in 1937, dat gitzwarte jaar van de Grote Zuivering, de hele bevolkingsgroep (ruim 170.000 Koreanen) met geweld naar Kazachstan gedeporteerd, de eerste van meerdere gedwongen etnische volksverhuizingen die Stalin op zijn conto zou schrijven. Het deportatieverhaal van de Korjo Saram – doordrenkt van dood,lijden en verdriet, zoals geschiedenis in Rusland zo vaak is – was weinig bekend, mocht in de Sovjet-Unie niet worden verteld, en Viktor stond er ook zelden bij stil.
26. De Sovjet-Unie was, naast alle andere dingen die ze was, een koloniaal project en zolang je Russisch sprak en in Leningrad woonde, kon je ingepast worden in het ideaalbeeld dat de staat vooropstelde: het idee dat er zoiets kon bestaan als een neutrale Sovjetmens, homo sovieticus, een bestaansvorm die allerlei particuliere nationale en etnische identiteiten achter zich had gelaten. Zolang je die gedachte omarmde – of tenminste deed alsof – en zolang je maar aanvaardde dat je eigenlijk toch Russisch hoorde te spreken en dus stiekem ook Russisch hoorde te zijn, leek je een normaal lid van de samenleving, ook al was dat normale leven in feite vaak een spel van ontwijken, redderen en overleven.
70. Als het over de blijvende aantrekkingskracht van de autoritaire leider gaat, moet ik altijd denken aan het gesprek dat ik in 2015 had met de dochter van Eduard Goldstücker, de Kafka-kenner en Tsjechoslowaakse diplomaat die in de vroege jaren vijftig werd gearresteerd op verdenking van volksverraad. Het regime was stalinistisch, het antisemitisme heerste alom.Tijdens een showproces werd Goldstücker veroordeeld tot de doodstraf. Zijn dochter – toen een kind van zes – vertelde me wat ze had gevoeld toen ze destijds het nieuws vernam, de schaamte als een gloed onder haar huid, het trauma dat achteraf bleef trillen. Ze herinnerde zich ook de reactie van haar moeder, die ervan overtuigd was dat Stalin persoonlijk zou interveniëren om die dwaling recht te laten zetten. De moeder bleef namelijk doordrongen van het idee dat alles aan een misverstand te wijten was, een menselijke vergissing, en dat niets mis was met het systeem zelf. Dat kón niet. Er waren nu eenmaal verraders onder ons, dat wist ze, alleen niet haar man, dat kon niet, en dus zou Stalin binnenkort interveniëren. Haar geloof in de onderdrukker bleef intact. Dat was de tragiek van wie opkijkt naar de autoritaire leider: de illusie dat het gevaar altijd een ander treft. Dat alleen opstandelingen, herrieschoppers, verslaafden en criminelen in het vizier komen van de veiligheidspolitie. Het uitschot, de illegalen en natuurlijk de rijke, frauduleuze elite. Maar zo werkt het niet. Het systeem kijkt niet weg; vroeg of laat kan het zich ook tegen jou keren.
89. Als de protesten massaal genoeg zijn en voldoende zichtbaar in de media, ontstaat de kans dat sommige leden van de elite de machthebbers de rug toekeren. Dan gloort de doorbraak. In het Rusland van eind 2011 en begin 2012 had het er even naar uitgezien dat het zou lukken. De getrouwheid van de veiligheidsdiensten zou afbrokkelen en de hoogste legerleiding leek, als het erop aankwam, niet automatisch de kant van het Kremlin te kiezen.
De Amerikaanse filosoof Eric Hoffer verkende in zijn klassieker The True Believer: Thoughts on the Nature of Mass Movements (verschenen in 1951 en geschreven toen hij havenarbeider was) de omstandigheden die ervoor zorgen dat een autoritair leider aan de macht blijft. Steun van de zwijgende massa, onbegrensde brutaliteit, minachting van integriteit, grootschalige loyaliteitsrituelen, ze spelen allemaal een rol. Het sluitstuk is volgens hem nog belangrijker: ‘a capacityfor winning and holding the utmost loyalty of a group of able lieutenants’.
Het is bekend hoe het in 2012 afliep voor Poetin: hij werd opnieuw president, ondanks het gezang. Achteraf begreep iedereen hoe onvermijdelijk dit was geweest. Hij zou het niet anders hebben kunnen laten aflopen. Je kon ook zeggen dat hij het geluk aan zijn zijde had, en de demonstranten niet. Kennelijk beschikte het Kremlin over voldoende ‘able lieutenants’. Voor zover we weten, wankelde de dienstbaarheid van de veiligheidsdiensten geen ogenblik.
103. Op z’n minst hadden de Belarussische opposanten aangetoond dat tegenactie mogelijk bleef, zelfs in ogenschijnlijk onmogelijke omstandigheden. Ik zou hun visie zo willen samenvatten: door te geloven dat democratische vrijheid opgeëist kan worden, kun je die vrijheid in leven houden, in weerwil van een verwoestend machtsapparaat. Het is een scheppende kracht. Mensen die gezamenlijk hun recht op democratische vrijheid opeisen, laten vormen van verbondenheid en betrokkenheid zien waar een dictator alleen maar jaloers op kan zijn. Dat is de vertrouwenssprong van naïeve demonstranten die zingend door de straten trekken in naam van wat hen onderling verbindt. De dictator, hoe sterk ook, zal altijd eenzamer zijn.
199. Maar wie beter keek zou gezien hebben hoe opmerkelijk het onderwerp was voor deze plek: poëzie.‘Ze zag het levenslicht op 9 augustus 1910 in Žloba?cy, op een landgoed in de regio Hrodna,’ begon Maryna haar hand op een fotokopie van een wazige foto. Ze had het over Larysa Hienijuš, over wie ik, net als de anderen in dit gezelschap, niets wist. Maar wat een levensverhaal had ze, zo zouden wij snel leren. Deze vrouw werd geboren in wat toen nog tsaristisch Rusland was, raakte verliefd op een Tsjechische dokter, kreeg met hem een zoon, verhuisde eind jaren dertig naar Praag en raakte daar betrokken in de wereld van de Belarussische diaspora. Ze sprak toen al Russisch, Belarussisch, Pools én Tsjechisch, en ze studeerde ook Scandinavische en Engelse literatuur. Haar eigen gedichten publiceerde ze in een bekend Belarussisch emigréblad dat in Berlijn werd uitgegeven. In 1942 verscheen haar eerste bundel. Maar het was wat je noemt een tragische tijd: bij de inval van het Rode Leger in de regio van Hrodna in 1939, dat toen deel was van Polen, was haar vader doodgeschoten. In Praag werd ze lid van een Belarussische hulporganisatie die Joden probeerde te redden. In 1943 benoemde de Rada van de Belarussische Volksrepubliek haar tot secretaris-generaal. En nu komt het: na de oorlog werd ze door Tsjechoslowakije uitgeleverd aan de Sovjet-Unie en vastgezet wegens vermeende anti-Sovjetactiviteiten tijdens de oorlog. Ze werd opgesloten in gevangenissen in Wenen, Lviv en Minsk en ten slotte veroordeeld tot vijfentwintig jaar werkkamp in de Sovjet-Unie. Ook in de mensonterende omstandigheden van de goelag bleef ze gedichten schrijven – over die omstandigheden. Ze deelde ze met haar medegevangenen en in ruil kreeg ze hun bewondering. De gevangenen leerden de verzen uit hun hoofd en zeiden ze op. Als gebeden, werd nadien gezegd. Geprevelde poëzie voor een god die op geen enkele manier aanwezig was in de witte hel van Siberië.
Na de dood van Stalin kwam Hienijuš vrij, maar ze werd nooit gerehabiliteerd en zelf aanvaardde ze nooit het Sovjetburgerschap. Ze bleef liever stateloos. Haar literaire roem groeide niettemin – ondergronds. Een hele generatie Belarussische dichters bewonderde haar gevangenispoëzie. Onbezorgd zou haar leven echter nooit meer worden, vanwege de harde grens. Ze bleef voor altijd gescheiden van haar zoon, die inmiddels in Polen woonde, en ze stierf in 1983, lang voordat iemand had kunnen denken dat de Sovjet-Unie zou verdwijnen.