knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Bert Koene , Over de betekenis van ons bestaan

9 februari 2025


uitgeverij AUP 2024 



Interessante en bevattelijke natuurwetenschappelijke benadering van kosmos en de ontwikkelingen tot vandaag met speculaties over A.I. morgen.



Dit geheel in tegenstelling tot een pijnlijk gebrek aan wetenschappelijke kritiek op de CO2 theorie van opwarming, stijging van de zeespiegel, klimaatgeinduceerde rampen die volgens de auteur allemaal kunnen bestreden worden door fysicochemische interventies om de aarde af te dekken tegen de zonnestralen.



Bert Koene lijkt daarin een oude opa die op een goed blaadje wil staan bij zijn klimaatgeconditioneerde kleinkinderen. 



Hij ziet wel heil in energie overvloed door toekomstige kernfusieprocessen. 



‘Mensen zijn denkende stukjes van de evoluerende kosmos. Onze samenleving lijkt echter een noodtoestand te naderen qua klimaat, milieu en mondiale conflicten. Bert Koene, natuurkundige en historisch onderzoeker, verkent onze voorgeschiedenis en onderzoekt toekomstscenario’s.



Hij laat zien dat de fysieke wereld heel anders in elkaar zit dan wij intuïtief denken, maar ook dat zij als het ware is gemáákt voor leven. 



Oorzaak van onzehuidige crises is volgens Koene het feit dat het gevoel niet goed kan omgaan metde steeds krachtigere technologieën die het verstand bedenkt. Kunstmatige intelligentie kan de situatie aanvankelijk verergeren, maar zou ons uiteindelijk kunnen redden.’ Aldus de uitgever. 



12. ‘De heersende milieucrisis en de beginnende klimaatramp zijn zware nevenschaden van de grote nieuwigheid die de mens in de wereld heeft gebracht: bewustzijn. Miljarden jaren lang heerste in de wereld alleen blind toeval, slechts door natuurwetten ingeperkt. De bewuste mens echter wéét van zichzelf en van zijn omgeving. ‘



33. ‘Het is een feit dat al vele malen onomstotelijk is vastgesteld: binnen een verstrengeld systeem is informatie onmiddellijk overal beschikbaar, waar de afzonderlijke delen van het systeem zich volgens onze berekening ook bevinden. Het staat even onomstotelijk vast dat de lichtsnelheid de universele snelheidsbegrenzer is in de wereld van ruimte en tijd die wij ervaren. Dit dwingt tot de conclusie dat ‘virtuele’ deeltjes, dat wil zeggen deeltjes die buiten hun eigen clan van verstrengeling met niets in contact staan, zich niet in onze ruimte en tijd bevinden. Dit klopt volledig met mijn eerdere bewering dat ruimte en tijd geen zelfstandige entiteiten zijn maar inkledingen van gebeurtenissen, dat wil zeggen van interacties tussen deeltjes. Zolang deeltjes niet aan contacten doen, hebben ze met ruimte en tijd niets te maken.



Het terugtrekken naar een bestaansvorm buiten ruimte en tijd geldt dan ook niet alleen voor verstrengelde deeltjes. Ook een solitair deeltje dat geen enkel contact met andere deeltjes heeft, houdt zich niet aan wetten van ruimte en tijd. Ik heb het verstrengelde paar alleen maar als introductie van het onderwerp gekozen omdat de onmiddellijke informatieoverdracht tussen de partners onomstotelijk aantoont dat zij niet gevangen zitten in beperkingen van plaats en tijd.’



36. ‘wat we menen waar te nemen is in werkelijkheid een eigen creatie, gebaseerd op activatie van zintuigcellen door de omgeving, maar met gebruikmaking van aanzienlijke artistieke vrijheden. Ook moeten we bedenken dat onze zintuigen slechts gevoelig zijn voor een klein deel van het elektromagnetische spectrum. Bovendien gooien onze hersenen veel van wat we wél waarnemen bij binnenkomst meteen als oninteressant weg. Het tegendeel, alles ‘volledig’ waarnemen en verwerken, zou trouwens een ramp zijn. Je zou aan niets anders meer toekomen dan je zintuigen bedienen.’



37. ‘In de volgende ronde vormden zich meercellige wezens doordat sommige kolonies van eencelligen overgingen op arbeidsdeling tussen groepen van cellen, gevolgd door fysiologische differentiatie tussen zulke groepen.



Deze laatste stap bracht een ware golf van emergente eigenschappen, waaronder het vermogen tot kennis vergaren en kennis doorgeven in de vorm van instinctief weten. Sommige dieren deden daar nog een stapje bovenop en bereikten bewustzijn. Het begrip bewustzijn is een verwarringstichter, want het wordt op heel verschillende manieren gebruikt. Voor mij betekent het: weten dat je weet en weten dat je waarneemt. Het duidt een hoger niveau van weten aan, een etage boven het simpele kennis hebben en waarnemen. Je beséft dat je dingen in de wereld om je heen waarneemt, en je bent je gewáár van je gedachten. Dat laatste schept zelfbewustzijn. Daarbij hoort een zelfbeeld, een idee van ‘ik’.’



42. ‘Alleen op het gebied van bruut geweld is de menselijke technologie nog geen partij voor natuurverschijnselen. De explosieve kracht van de huidige voorraad atoombommen is klein in vergelijking met de energie die vrijkomt in één jaar van wind, bliksem, waterstromen, vulkanen en aardbevingen. Toch hebben de menselijke activiteiten al tot een zware klimaatcrisis geleid. In vergelijking daarmee zijn de verwoestingen die natuurrampen aanrichten slechts incidenten. Hoe komt dat?



Het verschil zit in gerichtheid, in samenhang. In de natuur gebeurt nu eens dit en dan weer dat, nu eens hier en dan weer daar. Werkingen heffen elkaar soms op, er zijn periodes van herstel. Menselijke samenlevingen handelen juist niet willekeurig. Er zit coherentie in, samenhang door sturing. Die sturing bestaat soms uit niet veel meer dan kuddegedrag, andere keren is er een doordacht plan en vaak gaat het om een mengsel van beide, maar in ieder geval werkt men langere tijd naar één doel toe. Dan versterken acties elkaar, ten goede of ten kwade.



Het element van gerichtheid in het menselijk handelen is in kosmisch perspectief een nouveauté. Het is een emergent fenomeen. Voordat de mens verscheen werd evolutie uitsluitend gedreven door de stroom van gebeurtenissen die in de materiële structuur van de wereld was ingebakken. Het opeenvolgend ontstaan van waterstofatomen, sterren, nieuwe chemische elementen, planeten en leven was als het ware voorgeprogrammeerd. Het moest er gewoon van komen dat de temperatuur in de ruimte laag genoeg zou zijn om elektronen stabiel aan protonen te binden. Zo vormden zich gigantische wolken van waterstofgas. Daarbinnen moest de zwaartekracht wel tot plaatselijke verdichtingen leiden waar kernfusie zou beginnen. Enzovoort.



Wel bleef het een zaak van toeval hoe alles binnen die opeenvolging van stappen precies verliep. Alle materie van de wereld was in chaotisch beweging, dus het was onvoorspelbaar waar en wanneer zich sterren van welke type met welk soort planeten zouden vormen.’



46. ‘Diverse scenario’s om de opwarming van de aarde met inzet van technologie te beteugelen of terug te draaien zullen de status van serieuze mogelijkheden krijgen wanneer energie geen knelpunt meer is. Er zijn twee soorten maatregelen. Om te beginnen kun je ervoor zorgen dat de atmosfeer en het aardoppervlak minder zonlicht absorberen, bijvoorbeeld door meer bewolking te creëren, of door zwaveldeeltjes in de stratosfeer uit te zaaien zodat veel zonlicht meteen wordt teruggekaatst. Ook kun je tussen zon en aarde een ruimteparasol opzetten. Zulke ingrepen kunnen snel effect hebben, maar zij pakken het probleem niet bij de wortel aan. Dat gebeurt pas als de concentratie van CO2 in de atmosfeer omlaag gebracht wordt.



Het verwijderen van CO2 gaat helaas langzaam, doordat de oceanen ook meedoen. Nu we nog CO2 in de atmosfeer pompen, wordt veel daarvan door de oceanen opgenomen. Dat remt de opwarming van de aarde. Gaat men later in deze eeuw of in de volgende eeuw juist CO2 aan de lucht onttrekken, dan zullen de oceanen hun overschot weer afgeven aan de atmosfeer. Men zal dus de atmosfeer én de oceanen moeten afpompen.’



55. ‘De klimaatcrisis zal veel ellende opleveren voor een aantal generaties na ons. Hoeveel ellende voor hoeveel generaties? Dat hangt ervan af welke tegenmaatregelen men nog gaat nemen. Wat overheden, bedrijfsleven en burgers zouden moeten doen, is al decennia geleden door klimaatwetenschappers vastgesteld. Door overheden is in verdragen veel beloofd. In 2015 ondertekenden bijna alle naties het Akkoord van Parijs waarin stond dat men ernaar zou streven de mondiale opwarming sinds de pre-industriële tijd te beperken tot 1½ of 2 graden Celsius, maar er wordt te weinig gedaan om dat te bereiken. Pas wanneer de ellende en schade van hongersnoden, overstromingen, migratiestromen, burgeroorlogen en andere rampen ten gevolge van de opwarming tot een permanente, wereldwijde noodsituatie leiden, zal men echt in actie komen. Over wat men dan het beste kan doen, is al veel nagedacht en geschreven. Het onderwerp klimaatcrisis is eigenlijk een open boek maar men weigert vooralsnog om daarnaar te handelen.



Het verminderen van de uitstoot van CO2 verloopt zo traag dat een opwarming van 3 tot 4 graden in plaats van de afgesproken 1½ tot 2 graden is te verwachten voordat ergens in de tweede helft van deze eeuw de netto-emissie tot nul zal zijn ‘teruggebracht. Doe je daarna niets anders dan de uitstoot op nul houden, dan zit je eeuwen later nog steeds in de hitte. Uit zichzelf zal de concentratie van CO2 in de atmosfeer namelijk slechts heel langzaam afnemen. Op den duur zou het poolijs helemaal wegsmelten.



Het volledig verdwijnen van het landijs van Groenland leidt tot een zeespiegelstijging van circa twee meter. Zou al het land­ijs van Antarctica wegsmelten, dan zou dat een stijging van 50 tot 60 meter opleveren, maar dit zou een proces van eeuwen of zelfs van millennia zijn. Gepubliceerde schattingen variëren van 500 tot 5000 jaar. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat men zich in al die tijd niet zou inspannen om CO2 aan de atmosfeer te onttrekken. Zulk defaitisme is alleen bij totaal instorten van de civilisatie denkbaar.



Het tempo van ingrijpen om de temperatuur op aarde weer te laten zakken, zal niet alleen afhangen van beschikbare techniek. De politieke constellatie wordt minstens zo belangrijk. Ontstaat onder druk van de omstandigheden een wereldregering, blijft het bij rivaliserende blokken die over alles moeizaam moeten onderhandelen, of breken zelfs klimaatoorlogen uit? Dat laat zich niet voorspellen.



Hoe erg dit allemaal ook is, de klimaatcrisis luidt niet het einde ‘van de mensheid in. Van een afstand bekeken is het niet meer dan een zware terugslag, hoogst onaangenaam voor een aantal generaties en helaas wereldwijd van omvang, maar niet dramatischer dan de middeleeuwse pestepidemieën in grote delen van Europa en Azië.’



93. ‘Wij zijn een product van natuurlijke selectie. Wij bestaan nog, maar alle andere mensensoorten zijn uitgestorven. Zij konden zich blijkbaar niet goed genoeg aan veranderingen in hun leefomstandigheden aanpassen. Eén van die veranderingen was de opkomst van onze soort, homo sapiens,. Door oorlogjes, door verdrijving, door besmetting met ziektes, door wat dan ook, zijn onze voorouders er misschien de schuld van geweest dat de neanderthalers en de andere vroege tijdgenoten van homo sapiens zijn uitgestorven



De dreigingen waaronder wij nu zelf leven, zijn van een heel andere aard. Die komen niet van buiten, we zijn er zelf de oorzaak van. Om te beginnen zijn er de klimaatcrisis, de wereldwijde milieuvervuiling en de uitputting van hulpbronnen. Zij verslechteren onze leefomgeving drastisch, zij maken het leven moeilijker, maar de doodsteek brengen zij ons niet toe. Die dreigt te komen van de brute kracht van onze technologie: op zich een prachtig product van menselijk weten en kunnen, maar levensgevaarlijk in handen die zich laten sturen door primitieve driften.



De tweede bijzonderheid van ons geval is dat wij geen weerloos object zijn. Wij beseffen wat er gebeurt en kunnen ingrijpen. De meest radicale ingreep die zich laat denken – alle technologische kennis zomaar laten verdwijnen – is niet mogelijk. Het is niet meer de tijd van de Romeinen, wier kennis, toen ze uit Germaanse en Keltische streken vertrokken waren, daar vaak verloren ging. Tegenwoordig is er één wereld van kennis en die kennis laat zich niet uitwissen. Alles is overal opgeslagen.



99. ‘En hoe zit het met zingeving? Er is objectief geen zin aan het bestaan van de wereld toe te schrijven, maar mensen, en misschien ook wezens op andere planeten, hebben het vermogen zin te geven aan hun eigen leven. Kan dat ook een beetje afgeven op de wereld in het algemeen? Niet echt. Iets heeft alleen zin in de ogen van een zingever. Zin hebben is geen eigenschap van iets maar is een oordeel over iets. Wanneer alle zinzoekende wezens uitsterven, blijft de wereld weer zinloos achter.



Zelf vind ik zulke bespiegelingen irrelevant. Voor mij telt vooral het besef deel te zijn van de kosmische evolutie. De gedachte daarin vanzelf te worden meegevoerd ervaar ik als rustgevend. Het feit dat de wanverhouding tussen gevoel en verstand juist in de huidige tijd de vooruitzichten van de mensheid nogal wankel maakt, doet weinig af aan het gevoel van geborgenheid binnen het grote geheel. Ik heb er aandacht aan besteed dat geschiktheid voor het ontstaan van levensvormen één van de bijzonderheden is van dat grote geheel. Dit feit alleen al verleent betekenis aan ook óns leven.’




Reacties graag naar mailadres.