knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Roberto Calasso – Het Boek van Alle Boeken.

5 februari 2023


Roberto Calasso – Het Boek van Alle Boeken. Vertaald door Els van der Pluijm. Wereldbibliotheek, Amsterdam.



199. Het dilemma van Freud  was niet heel anders  dan dat wat aan veel geassimileerde Joden uit zijn  tijd knaagde,  zij  het op  lagere niveaus  van luciditeit: de onmogelijkheid om religieus  te zijn  ging hand in  hand  met de onmogelijkheid om af te zien van de  uitverkiezing, besloten  in een ver verleden door een  God  waarin ze niet geloofden. Jahweh was een legende, zoals alles wat  tot de  religie behoorde, maar  de Joodse weg bleef de beste, de meest verlichte,  progressieve, intellectuele.  Freud  elimineerde Jahweh als een van de vele symptomen  van de dwangneurose, maar ter compensatie schreef hij  het maximum aan realiteit  toe aan een man, ‘de man Mozes’. In hem herkende  hij  de reïncarnatie van de  oervader,  die de  broeders van de horde hadden gedood. Ook Mozes was gedood – en nogmaals door zijn eigen volk.  Maar dat  was gebeurd op de drempel  van de geschiedenis, in tijden  die konden worden aangegeven, op plekken  die bekend waren, in Egypte en Palestina.  Ditmaal hoorde de vader niet thuis in een niet nader bepaalde  prehistorie, voor iedereen even ver weg.  Ditmaal was het  veel dichterbij en behoorde het tot een enkele, onmiskenbare geschiedenis. De voorsprong van  de Joden op alle anderen zat  hierin: de gevolgen  van de  dood van Mozes hadden rechtstreeks invloed op hen.  Hun voorrecht was dubbel: dat ze het dichtst  bij het heilige  stonden en het hadden  gedood. Zij kenden het  het beste – en hadden zich er voor de  anderen van ontdaan.



212. Vooral beweren dat de Jood de creatie  van een enkeling  was – en  dat die  man, Mozes, een  ‘vreemdeling’  was –  kon geringschattend klinken  voor een  volk dat zich zo had  ingespannen om zich  van elke vreemdeling te  onderscheiden.  Maar misschien wekte  alles  wat  met de besnijdenis  samenhing nog  meer spotlust.  Dat,  wat het teken, het  enige teken was geweest van de  scheiding die Jahweh aartsvader Abraham had opgelegd, bleek een  gebruik  dat ‘onlosmakelijk was  verbonden met  Egypte’, dat de Egyptenaar Mozes had geïntroduceerd als  een ‘concessie’  aan zijn volk toen hij had besloten zich aan te sluiten bij de stam van  de  Israëlieten. De besnijdenis werd dus een herinnering  en  een getuigenis van alles  wat Egypte betekende. En  degene die de  instelling ervan eiste was zelf  een  Egyptenaar.



Wat de  Levieten  betreft, de stam waaraan de eredienst in  de Tempel zou worden toevertrouwd, die waren niets  anders dan het  ceremoniële  gevolg  van  Mozes.  ‘Het  is ondenkbaar dat een voornaam heerschap als de Egyptenaar Mozes  zonder begeleiding een  hem onbekend volk  benaderde.’ In de  reconstructie van  zijn ‘historische roman’ haalde Freud met een paar  pennenstreken het fundament  onder het  Jodendom vandaan. Wat er zou overblijven kon ongetwijfeld een ontwikkeling  naar een ‘hogere spiritualiteit’ aantonen,  maar had  niets meer te maken met het geheimzinnige wezen dat  zichzelf  had voorgesteld met  de woorden: ‘Ik ben de God van Exodus.’ Hij  zei  verder: ‘Ik ben de God van Abraham,  de God van Izaäk  en de God van Jakob’, toen Hij  in het  brandende  braambos aan  de  Egyptenaar Mozes was verschenen.  Dat wezen was  inmiddels, net als  Mozes, op een  onbekende  plek begraven.  En  dat was wat  Freud steeds had  gewild.



De ‘onsterfelijke haat’  jegens de  Joden had altijd  twee doelwitten: de orthodoxe Jood  en de geassimileerde Jood. De  orthodoxe  Jood  omdat hij zich  hardnekkig bleef onderscheiden van iedereen, gehoorzaam aan bepaalde  tradities, qua kleding, qua voedsel, qua  rituelen.  De geassimileerde Jood omdat hij  bepaalde activiteiten van de  niet-Joden maar al te  goed imiteert: in de advocatuur, financiën, zaken, wetenschap,  eruditie  en handel.  Activiteiten  die  exemplarisch zijn voor wat Sapiens  onderscheidt van het  zoölogische continuüm.  Scheiding  en imitatie zijn  twee  doodzonden. En die lieten in de Jood al  te duidelijke sporen na, waar niemand aan terug wilde denken:  de  afscheiding  van het zoölogische continuüm  en de imitatie van een segment van dat continuüm: de predatoren. Op momenten van spanning  – en  dat kunnen alle momenten zijn –  richtte die haat  zich op degenen die onaangename herinneringen opriepen.  Die konden maar beter worden  verwijderd – of  geëlimineerd.



Op het Egyptische toneel was Jozef de  eerste. Een geassimileerde  Jood; Mozes was  de eerste die  zich had afgescheiden. Maar dat  hield in dat  assimilatie vóór  afscheiding kwam, en dat de  afscheiding  zelf was geïntroduceerd door een Egyptenaar, dus  dat de  Jood  geen  eigen aard had. Dat was de  zwaarste klap die Freud de Joden met de nodige aarzeling toebracht.



De geassimileerde  en verlichte Jood  is de Jood  die zichzelf drooghoudt, die  elk contact  met de  wateren, van boven- of onderaf mijdt.  Die  meent dat hij wars is  van elke religiositeit en daar trots  op is.  Maar wel zijn uitverkiezing als een gegeven feit  beschouwt.  Dat is tenslotte het  ultieme verschil  dat hem belet  zich onder de  onafzienbare schare gojim te  mengen.



214. Volgens Levenson  verdient de grove uitdrukking ‘Jodenhaat’ binnen  bepaalde  contexten de voorkeur boven  het  beschaafdere eufemisme  ‘antisemitisme’  als we bedenken dat veel Semieten antisemieten  zijn – en het sprekendste voorbeeld was de moefti van  Jeruzalem, een  vurig aanhanger van Hitler. Freud  meed dan ook in de hele Mozes de  term ‘antisemitisme’, ook  al was  het  voornaamste doel van het boek, zoals hij Arnold Zweig had geschreven ‘de  oorsprong ontdekken van  de “onsterfelijke  haat”’ die de Joden hadden  gewekt en ondergaan. En ondanks de talloze hindernissen  en  struikelblokken  had het  boek  dat doel bereikt. Vergeleken met ieder  ander hadden de  Joden  dé gebeurtenis van  alle gebeurtenissen  in de geschiedenis van Sapiens, het  doden van de oervader –  ofwel van  de Grote Predator, wiens  plaats Sapiens vervolgens zou innemen, minder goed weggemoffeld. Voor sommigen moesten  de  Joden wel onuitstaanbaar worden  omdat ze  te dicht  bij  ieders oorsprong stonden, te sterk leken  op een verontrustende herinnering.  Ofwel op  dé verontrustende  herinnering. In  plaats van de Joden nieuwe narcistische verwondingen toe te brengen  – dat had hij  zijn hele leven  lang al  gedaan –  hoopte  Freud in  zijn laatste werk tot  deze ontdekking  te komen.  Nu zou  het  ‘onverloste spook’ voor iedereen te zien zijn.


Reacties graag naar mailadres.