knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Zhang Yueran, De spijker. 

19 april 2024


Uit het Chinees vertaald door Annelous Stiggelbout. Prometheus 2023





343. ‘In de herfst van het jaar daarna had de jongen zijn eerste korte verhaal klaar. Hij stuurde het op naar een literair tijdschrift in Shanghai. De titel van het verhaal was ‘De spijker’, het was gebaseerd op een incident waar hij in zijn jeugd getuige van was geweest. In het compound voor ziekenhuismedewerkers waar hij woonde was een dokter van de galerij naast de zijne tijdens een strijdbijeenkomst een spijker in het hoofd gedreven. De dokter verloor langzaam zijn vermogen tot spreken en bewegen, hij raakte in vegetatieve toestand en lag sindsdien in het ziekenhuis. In die roerige jaren waren er in de omgeving van de jongen vreselijke dingen gebeurd, maar om een of andere reden had dit incident een onuitwisbare indruk bij hem achtergelaten. Een maand later kreeg de jongen bericht van het tijdschrift dat zijn verhaal was geaccepteerd. Blij vertelde hij het nieuws aan zijn vriendin en ze vierden het samen. Maar weer een maand later kreeg hij een brief van de redacteur, waarin die schreef dat zijn meerderen het verhaal te negatief van toon vonden en dat ze het helaas niet konden plaatsen. Hij had te vroeg gejuicht. De jongen deed het manuscript in een la en keek er nooit meer naar. Daarna schreef hij nog een aantal verhalen, allemaal donker van toon, waar hij nooit meer iets over hoorde nadat hij ze had opgestuurd. Na zijn afstuderen bleef hij als docent verbonden aan de universiteit en trouwde hij met zijn vriendin. ‘





https://www.volkskrant.nl/boeken/het-is-bijzonder-dat-een-auteur-van-zhang-yuerans-generatie-schrijft-over-de-culturele-revolutie~b8a3a1dd/?





https://www.standaard.be/cnt/dmf20240311_97215765





13. ‘Alleen stond je hartvormige gezicht strak en gespannen, de uitdrukking van iemand die te lang in de grote stad heeft gewoond. ‘



19. ‘Pas later leerde ik dat het witte huisje pas in de jaren vijftig is gebouwd. Er werd toen een beroemde onderwijskundige aangesteld als rector magnificus van de medische universiteit en de overheid liet het gebouwtje speciaal voor hem neerzetten. Maar hij vond het overdreven luxe en sloeg het diplomatiek af. Het hielp niet: in de Culturele Revolutie kreeg hij er evengoed de rekening van gepresenteerd. Hij werd vastgezet omdat hij zich ‘afscheidde van de massa’ en ‘speciale privileges genoot’ en op deze plek werd tegen hem ‘gestreden’. Hij bleef dagenlang opgesloten, tot hij op een avond in een kamer op de eerste verdieping – misschien wel de kamer waar wij nu zitten – met een scheermesje dat hij stiekem had verstopt zijn aderen openlegde. Die rector had vast nooit gedacht dat het gebouwtje waar hij zo ellendig zelfmoord pleegde later het gelukkige decor zou zijn voor de trouwfoto’s van al die bruidjes.’





142. ‘Het was gebeurd in 1967. De Culturele Revolutie was aan de gang. De medewerkers van het ziekenhuis waren verdeeld in twee kampen. Als bestuurder van het ziekenhuis hoorde opa bij de ‘Royalisten’. De andere partij waren de ‘Rebellen’. Royalisten en Rebellen, die woorden kende ik wel, want als papa vroeger ging kaarten, verdeelden de spelers zich ook in die twee kampen. Ik wist niet zeker of dat precies hetzelfde was, maar het leek er in elk geval op neer te komen dat die twee partijen water en vuur waren. Dus de Rebellen begonnen te strijden tegen de Royalisten. ‘Strijden’ was ook zo’n woord dat toelichting nodig had. Zoals tante het uitlegde, was het iemand geestelijk en lichamelijk martelen. Opa werd op die manier gemarteld en daarna opgesloten in een koeienstal. Een ‘koeienstal’, ik dacht eerst dat daar echt koeien in stonden, zo’n gebouwtje met een rieten dak waar je vee in hield, maar dat leek helemaal niet te kloppen. Elke plek kon een koeienstal zijn, de Dodentoren bijvoorbeeld. De koeienstal waar opa in werd opgesloten was de Dodentoren geweest, diezelfde Dodentoren waar wij elke dag gingen spelen. Alleen was de Dodentoren destijds nog een doodgewone watertoren, zonder lijken of ‘lijken of bassin met formaline. Tijdens een strijdbijeenkomst werd opa in elkaar geslagen en daarna werd hij opgesloten in de toren. Toen oma hem de volgende dag kwam ophalen, was hij verward. Hij kon niet praten, hij kon niet tegen licht en hij moest steeds overgeven. Oma dacht dat hij gewoon in shock was en dat hij met een paar dagen rust wel zou herstellen. Maar het werd steeds erger. Hij raakte het gevoel in een arm kwijt en kon hem niet meer optillen. Zijn benen werden gevoelloos, zodat hij niet meer kon lopen. Weer een paar dagen later kon hij zijn poep en plas niet meer ophouden en bracht hij alleen nog maar wat onduidelijke klanken uit.’



145. ‘Niet lang daarna sloot mijn vader zich aan bij de ‘Rode Gardisten’, waar hij eindelijk een uitlaatklep voor zijn woede vond. De rode armband die de Gardisten droegen werd zijn vergunning voor geweld. Huizen plunderen werd een ware verslaving voor hem. Zodra hij hoorde dat er iemand ergens op af ging, stormde hij al de deur uit. Als er een poosje niet geplunderd werd, kreeg hij het op zijn heupen en begon hij de spullen van zijn eigen familie overhoop te halen. Toen de Culturele Revolutie voorbij was, werden de andere Rode Gardisten weer gewone burgers, maar mijn vader kon niet meer stoppen en bleef een vandaal.


Reacties graag naar mailadres.