knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Mark Elchardus, Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie.

2 januari 2022


Mark Elchardus, Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie.



uitg. Ertsberg 2021



https://humanistischverbond.be/kritisch-lezen/543/reset-over-identiteit-gemeenschap-en-democratie/



‘Ik heb geaarzeld om dit boek te schrijven. Ik verwachtte dat ik er een aantal vrienden door zou verliezen. Uiteindelijk begon ik er op een min of meer regelmatige wijze aan te werken in oktober 2019 en heb het afgerond in mei 2021. Een dracht van twintig maanden, waarvan zeventien in coronatijden. Het virus heeft flink geholpen om me aan de werktafel te houden en elke dag voldoende uren aan het boek te besteden.



Tijdens het schrijven van een boek neem je onvermijdelijk afstand van opvattingen die je ooit koesterde, maar die inmiddels ontoereikend blijken. Je slaat nieuwe paden in, zonder vooraf goed te weten waar ze uiteindelijk naartoe leiden. Je doet dat, steeds vergezeld van de mensen die je in je draagt, die je mede gevormd hebben, je inspireren.’



Zelf vind ik het Reset-boek van Mark Elchardus een zeldzame uiting van moed en eerlijkheid bij het onderzoeken van eigen standpunten uit het verleden in een wijzigende wereldorde. 



Initieel uitgewerkt als een vlot lezende cursus politieke geschiedenis met filosofische fundering wordt het derde grote deel een indrukwekkende zoektocht naar migratie, woke, loterij-democratie, juristocratie en mogelijke oplossingen voor toenemende EU-problemen. 



Uiteraard vind ik dat een deel van de gesuggereerde oplossingen teveel neigt naar overheersende en solidaire groepsdruk die ik eerder als verstikkend en verstijvend herken.



Maar wat een moed, breed uitgewerkte vakkennis heeft de auteur aan de dag gelegd om tegen de stroom in te roeien.



384. ‘Een belangrijke oorzaak van recente humanitaire rampen is een teveel aan wat Max Weber Gesinnungsethik noemde – het handelen op basis van morele overtuigingen en attitude – gekoppeld aan een schromelijk tekort aan Verantwortungsethik, dat is de bereidheid en de bekwaamheid op een realistische wijze rekening te houden met de gevolgen van het eigen handelen. Dat geldt voor de inmenging in de interne aangelegenheden van soevereine landen. Dat geldt eveneens voor het bloedspel rond migratie. Ofwel open je de grenzen, ofwel hou je illegale migratie tegen, maar je laat geen mensen verdrinken om je gezindheid te plezieren.’



464. ‘We zijn ook getuige van een aanval op onze fysieke omgeving. Een groot aantal cultuurproducten, boeken, schilderijen, beelden… die ons mede gevormd hebben, die ons tot voorbeeld strekten of waartegen we ons hebben afgezet, worden incompatibel geacht met hedendaagse normen en in het licht daarvan verwijderd. We zien nog geen brandstapels boeken in de straten, maar waarschijnlijk zijn er weinig periodes in de recente geschiedenis waarin zoveel ‘boeken uit de rekken worden gehaald’. De nieuwe ‘boekverbranders’ menen ondanks hun intellectuele oppervlakkigheid, of misschien precies ten gevolge daarvan, in het bezit te zijn van een absolute waarheid die het vernielen van de sporen van andere opvattingen wettigt.



De sporen van ons verleden vormen geen inventaris van wat goed en slecht is. Zij vertellen gewoon wat onze voorouders ooit mooi, gedenkwaardig, lovenswaardig, belangrijk of misschien gewoon politiek strategisch achtten. Vertederend soms, irritant soms, confronterend bij wijlen. Koen Lemmens, die een mooi en wijs boek schreef over hoe we kunnen omgaan met de sporen van ons verleden, merkt terecht en droogjes op dat die sporen spreken over het verleden, niet over de toekomst.



5. ‘In de negentiende eeuw was het Westen de opdringerige koloniale, imperiale macht. Het Ottomaanse Rijk, de Japanse en Chinese keizerrijken, Azië, het Midden-­Oosten, Afrika… alles en iedereen werd geconfronteerd met het technologisch superieure, westerse militaire kunnen, brutaal ten dienste gesteld van winstbejag. Wat de belaagde volkeren trof in het Westen waarmee zij te maken kregen, was vast niet het idee van vrijheid. Velen van hen waren overigens het product van een beschaving en denkwereld waarin een concept als vrijheid zich moeilijk liet vertalen. Wat hen wel trof, was het technisch kunnen van de westerlingen én een drietal andere eigenschappen. Hun humanisme, de in de ogen van velen goddeloze overtuiging dat de mens de maat der dingen is, dat de orde in de wereld en de samenleving het product zijn van menselijk handelen, niet van goddelijke beschikking. Hun individualisme, de voor velen moeilijk van egoïsme te onderscheiden overtuiging dat de wereld en de gemeenschap er zijn voor het individu, niet omgekeerd. En hun faustiaanse karakter, de overtuiging dat via wetenschap en technologie de geheimen van het leven en de wereld kunnen worden ontsloten en dat die kennis de mens kan en moet dienen. Die beschrijving van het Westen was bedoeld als kritiek. Zij vat echter perfect de moderne westerse ziel, zoals die vanaf de zeventiende eeuw werd gevormd: humanistisch, individualistisch, faustiaans. Door dik en dun. Tegenwoordig geloven we bijvoorbeeld dat deze fragiele planeet te redden is, niet door spiritualiteit, maar door wetenschap en technologie.



71. ‘Ten eerste krijgen zij, zoals het onderzoek van Joseph Veroff en medewerkers al liet vermoeden, steeds meer behoefte aan psychologische bijstand. De zelf-­betrokkenheid wordt zo groot dat zij de geestelijke gezondheid bedreigt. Ten tweede, verhoogt dat vruchteloze zoeken naar een ‘waar’ zelf niet alleen de behoefte aan zelf-­revelatie, maar ook aan erkenning en positieve bevestiging door anderen. Dat speelt in de kaart van de tycoons van de netwerksamenleving. De adolescenten, laat-­adolescenten en eeuwige adolescenten worden op die manier een onuitputtelijke bron van data, de gezochte grondstof, het equivalent van wat de steenkoolmijnen waren voor de tycoons van de eerste industriële omwenteling, met dit verschil dat steenkool eindig en data oneindig zijn.’



103. ‘De wijze waarop identitair particularisme gelijkheid benadert, is in elk geval incompatibel met de manier waarop burgerschap gelijkheid verwezenlijkt. Het onderscheidende kenmerk van het democratische burgerschap is dat het aan iedereen die de status van medeburger heeft, gelijke rechten geeft, ongeacht de particuliere eigenschappen van de betrokken persoon. Het identitair particularisme vestigt daarentegen de aandacht op de eigenschappen die moderne samenlevingen via het burgerschap nu net willen overstijgen. Voor het kleine identiteitsstreven is een persoon niet in de eerste plaats burger, Nederlander of Belg, maar wel man of vrouw, van specifieke origine, homoseksueel, transgender… Daarom zijn burgerschap en identitair particularisme moeilijk verzoenbaar. De Franse historicus Marcel Gauchet stelt het contrast tussen beide scherp: ‘Het burgerschap veronderstelt dat je afstand doet van je particuliere eigenschappen om het publieke domein te betreden’, het kleine identiteitsstreven komt er volgens hem op neer ‘[…] dat men zijn particularisme in het publieke domein wil doen erkennen’.



Concreet leidt de breuk met het democratische burgerschap tot drie gevolgen: een pleidooi voor afspiegelingsdemocratie, het verantwoorden van discriminatie en het vernielen van een gedeelde publieke ruimte.’



147. ‘De aanpassingen aan de verzorgingsstaat in de richting van een grotere persoonlijke verantwoordelijkheid en een actieve, werkende welvaartsstaat, niet zelden doorgevoerd door sociaaldemocraten, waren niet alleen nodig om de verzorgingsstaat te consolideren, maar brachten hem ook meer in lijn met de solidariteitsopvatting van de meerderheid van de bevolking: de dubbele solidariteit van ‘voor wat hoort wat’. Wie het nodig heeft, moet kunnen rekenen op de gemeenschap, maar deze laatste moet kunnen rekenen op de steun van iedereen die via werk, inzet en het betalen van belastingen kan bijdragen.



Om in landen met een sterke verzorgingsstaat en stevige arbeidswetgeving de positie van de werkende mensen toch te verzwakken, zocht het liberalisme zijn toevlucht tot het stimuleren van arbeidsmigratie en het gedogen van illegale migratie. Het merkwaardige van die ontwikkeling is dat de democratie daarbij volkomen opzij werd gezet. Mensen hebben nooit gekozen voor massamigratie en al zeker niet voor het gedogen van illegale migratie. Als partijen die een ander migratiebeleid voorstaan succes boekten, werden zij van regeringsdeelname uitgesloten of werd een dergelijke deelname internationaal veroordeeld. Op die manier blijft de druk op de verzorgingsstaat bestaan, wordt solidariteit binnen de gemeenschap ondergraven en wordt de arbeidsbescherming via de uitbreiding van van illegale tewerkstelling en de expansie van de zwarte markt toch ondermijnd.’



156. ‘Links had die kans kunnen grijpen, kunnen pleiten voor het evidente: het reguleren van de verplaatsingen van kapitaal, goederen en mensen. Links had zich, kortom, kunnen opwerpen als de verdediger van grenzen: van de grenzen van onze staten, van ethische grenzen, van grenzen aan wat er gebeurt met onze levens en ons leefmilieu. Het heeft die kans laten liggen. Het heeft geen voorstellen ontwikkeld om de internationale financiële markten te reguleren, heeft geen pogingen ondernomen om de verplaatsing van goederen te reguleren, heeft dergelijke pogingen daarentegen al snel gedoodverfd als protectionisme. Het heeft geenszins het voortouw genomen in het reguleren van migratie, heeft zich daarentegen niet zelden aan de kant van de liberale opengrenzenlobby geschaard. Heeft die positie in elk geval behandeld als moreel superieur aan die van consequente grensbewaking. Met het gevolg dat de weerstand tegen hyperglobalisering niet van links, maar van het nationalisme is gekomen. Het doet sterk denken aan wat Ernst Gellner schreef naar aanleiding van de houding van de socialistische partijleidingen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog: ‘Net zoals de extreme sjiitische moslims geloven dat aartsengel Gabriël een fout maakte en de Boodschap die in feite bedoeld was voor Ali bij Mohammed bezorgde, zo denken de marxisten dat de Geest van de Geschiedenis en de Bewustwording zich vergiste. De boodschap van bewustwording was bedoeld voor klassen, maar werd door een verschrikkelijke fout van de posterijen per ongeluk aan naties bezorgd.’



157. ‘Vele mensen associëren links niet meer met een sociaaleconomische opstelling, een breideling van het kapitalisme door controle op grensoverschrijdende verplaatsingen van kapitaal, goederen en mensen, maar met een voorkeur voor massamigratie, een lakse aanpak van illegale migratie en slappe integratie. Kortom, in de ogen van velen is links een politieke beweging die net als neoliberalen de wereld graag ziet als een markt waarop kapitaal, goederen en mensen zich ongehinderd kunnen verplaatsen, maar die minder aandacht heeft voor persoonlijke verantwoordelijkheid en initiatief dan rechts.



De kiemen van die ontwikkeling zijn al te vinden in twee boeken die verschenen, een tegen het einde van de jaren zestig, het andere rond het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. In zijn Vertoog over bevrijding (uit 1969) stelt Herbert Marcuse dat niet de arbeider in de industrielanden, maar studenten, samen met de ‘verworpenen der aarde’, de gettobewoners, de werklozen en de dagloners uit de arme landen, voor revolutie en een andere wereld zouden zorgen. Het andere boek verscheen een decennium later. In Vaarwel aan het proletariaat (1981) stelt André Gorz dat de sleutel tot maatschappelijke transformatie niet langer bij hardwerkende mensen ligt, maar bij mensen die op een andere manier produceren ‘bij studenten, filosofen, kunstenaars, werklozen, kortom bij zoiets als de artistieke scène van de Europese grootsteden. Het waren profetische boeken. Links werd inderdaad in grote mate een zaak van studenten en professoren die zich de illusie aanpraatten minderheden te bevrijden.



In 2004 publiceerde de Franse journalist Éric Conan een boek waarvan de titel de gevolgen van dat alles samenvat: ‘Links zonder het volk’. Juister nog was geweest: ‘Links zonder volk’. Na een tijdje werd het inderdaad nodig de electorale strategie van linkse partijen af te stemmen op het adieu van de gewone werkende mensen. Wat niet moeilijk bleek omdat de kaders van die partijen inmiddels bevolkt waren door mensen die sociologisch mijlenver van hen afstonden. De Franse Socialistische Partij, bij monde van haar denktank Terra Nova, maakte in 2011 de balans op: ‘De [linkse] beweging belichaamt zich nu in verdraagzaamheid, openheid, een positieve houding ten opzichte van migranten, van de islam, van homoseksualiteit en solidariteit met de minst bedeelden. De arbeiders…’ zo vervolgt Terra Nova ‘…liepen in omgekeerde richting. Werkloosheid, sociaaleconomische kwetsbaarheid, verlies van collectieve identiteit en van klassebewustzijn […] leidden naar een terugplooien op zichzelf: tegen immigranten, tegen steuntrekkers, tegen het verlies van waarden en tegen wanorde in de samenleving. ‘Opvallend in die uitspraak is niet enkel het gemak, het dédain waarmee afscheid wordt genomen van de arbeiders, de ‘suffies’, maar ook en vooral een onderscheid dat vanzelfsprekend wordt geacht. De kaders van de beweging maken keuzes, het zijn mensen begiftigd met rede en wil. De arbeiders daarentegen reageren op kwetsbaarheid en op verlies. Het zijn reflexen, gedreven door instincten. Het is ontluisterend vast te stellen hoezeer en zonder daar erg in te hebben, de nieuwe kaders van de oude arbeiderspartijen hun klassieke achterban ontmenselijken.



De Franse PS is inmiddels nagenoeg verdwenen. In verschillende Europese landen verkeert de sociaaldemocratie in diepe crisis. Het resterende progressieve electoraat verschuift in recente verkiezingen tussen sociaaldemocraten, groene partijen en een aantal progressieve afsplitsingen, die geen van allen nog een breed electoraat kunnen aanspreken. ‘


Reacties graag naar mailadres.