Juan Gabriel Vásquez, De vorm van ruïnes
Vertaald door Brigitte Coopmans. Signatuur. 2017
32. Hij kwam op voor de vrijheid maar wist de moordenaar van een journalist uit de gevangenis te houden. En niemand die er de tegenstrijdigheid van inzag. Moraal van dit verhaal: geloof nooit een goede spreker.’
44. ‘Amper vijftig maakte Dokter Benavides, zoals hij daar stond in een oud wollen vest dat nauwelijks bescherming bood tegen de Bogotaanse avondkou, op mij een vermoeide indruk. Andermans leed kan ons op al dan niet subtiele wijze leegzuigen; Benavides had er vele jaren van zijn leven mee te maken gehad, hij had met zieken hun angst en lijden gedeeld en die compassie had zijn energie ondermijnd. Buiten hun werksfeer worden mensen vaak plotseling oud, wat we soms toeschrijven aan het eerste wat we voorhanden hebben: onze kennis over iemands leven, tegenslagen die we van een afstand gevolgd hebben, een ziekte waarover iemand ons verteld heeft. Of, in het geval van Benavides, dingen inherent aan zijn werk, waarvan ik voldoende wist om hem, of beter gezegd zijn toewijding aan anderen, te bewonderen, om te betreuren dat ik zelf niet was zoals hij.’
119.’Ergens in het leven krijgt iedere zoon te maken met het Kafka-syndroom, ofwel de behoefte om zijn vader te schrijven ‘waar het op staat’ en hem voor de voeten te werpen hoe onrechtvaardig en egoïstisch hij is of geweest is, hoe weinig begrip en verdraagzaamheid hij heeft getoond. Op een bepaalde leeftijd voelt de zoon zich namelijk de koning van de schepping en eist hij alle toewijding en aandacht voor zich op; en als hij die van zijn vader niet krijgt, keert hij zich rancuneus en verongelijkt tegen hem, wordt hij ongehoorzaam en vijandig of haalt hij, zoals Kafka, op verschrikkelijke wijze zijn gram via het geschreven woord.’
121. ‘Voor kinderen bestaat de jeugd niet; voor volwassenen is hun jeugd juist dat lang vervlogen land dat we ooit kwijtraakten en vergeefs proberen terug te krijgen door het met vage en niet-bestaande herinneringen te bevolken, die meestal slechts een afschaduwing zijn van andere dromen. Daarom werpen we ons ook zo graag op als de notaris van het geheugen van ons kind, van dingen die het zelf snel vergeet, maar die voor de vader het beste bewijs zijn dat hij nageslacht heeft voortgebracht. ‘
122. ‘als ik ergens spijt van heb, dan is het wel dat ik mijn vader nooit verteld heb hoezeer ik hem bewonderde en hoeveel ik van hem hield. ‘
139. ‘We hebben allemaal verborgen levens, maar soms waait het gordijn een stukje op en vangen we een glimp op van een handeling of een gebaar waar we meer achter vermoeden; we zullen echter nooit weten of het verborgene ons zo intrigeert omdat we het niet kunnen zien of vanwege alle moeite die iemand doet om het verborgen te houden. Om wat voor geheim het ook gaat (het kan heel platvloers zijn of bepalend voor een mensenleven), het verborgen houden is altijd lastig en omgeven met strategieën en tactieken waar een goed geheugen en vertelkunst, overtuigingskracht en zelfs een zekere mate van geluk voor nodig zijn. En daarom maken leugens mensen zo interessant: omdat geen enkele leugen perfect of homogeen is; omdat, als we maar lang en aandachtig genoeg kijken, de gordijnen vanzelf een keer bewegen en we een glimp opvangen van wat die ander voor ons verborgen wil houden. ‘
172. ‘In die anderhalf jaar dacht ik continu terug aan die tijd, anderhalf jaar lang dacht ik aan die doden, ik leefde met hen, sprak met hen, hoorde hun jammerklachten en beklaagde me op mijn beurt omdat ik niets kon doen om hun lijden te verlichten. Maar ik dacht vooral ook aan ons, de levenden, die nog altijd proberen te bevatten wat er gebeurd is, die na al die jaren nog steeds verhalen vertellen om een verklaring te vinden. Dat was wat ik deed: ik probeerde een verklaring te vinden, ik vertelde een verhaal, ik schreef een boek. En ik zweer dat ik na het voltooien van Het geluid van vallende dingen dacht dat daarmee mijn persoonlijke rekeningen met het geweld dat ik in mijn leven had meegemaakt wel vereffend waren. Ik vind het ongelooflijk dat ik toen niet inzag dat ons geweld niet alleen het geweld is dat we zelf hebben meegemaakt, maar dat het ook het geweld van vroeger is, omdat alles met elkaar verbonden is door onzichtbare draden, omdat het verleden in het heden besloten ligt, omdat het verleden een zuiver aanvaarde erfenis is en we dus alles krijgen: gezond verstand en mateloosheid, successen en mislukkingen, onschuld en misdaad.
428. ‘Ik weet niet meer wanneer het besef rees dat het verleden van mijn land ongrijpbaar en ondoorzichtig voor me was, een duister gebied, en ik herinner me ook niet op welk moment precies al wat tot dan toe betrouwbaar en voorspelbaar was geweest – de plaats waar ik opgroeide, waarvan ik de taal spreek en de gewoontes ken, de plaats waarvan de geschiedenis me op school en op de universiteit is onderwezen, waarvan ik normaal gesproken het nu kan interpreteren en kan voorwenden te begrijpen – donkere hoeken kreeg waaruit bij de geringste onachtzaamheid de gruwelijkste monsters tevoorschijn sprongen. In de loop der tijd ben ik tot het inzicht gekomen dat schrijvers juist daarom hun kinder- en tienertijd en ook hun jonge volwassen jaren als onderwerp gebruiken: niet om te schrijven over dingen die ze al kennen en begrijpen, laat staan omdát ze die kennen en begrijpen, maar juist vanuit een besef dat alle kennis en begrip van toen onbetrouwbaar was, een luchtspiegeling, een illusie, en daarmee kunnen en zullen hun boeken dus nooit meer zijn dan uitgewerkte betuigingen van verwarring; breedvoerige, op diverse manieren vormgegeven uitingen van verbijstering. Alles wat me zo eenduidig leek, denk je, blijkt vol dubbele bodems ‘en verborgen bedoelingen te zitten, alsof je door een vriend verraden wordt. Op deze onaangename en vaak ronduit pijnlijke openbaring geeft een schrijver het enige antwoord dat hij kan geven: een boek. Daarmee probeert hij zijn ontreddering te verlichten, het gat te dichten tussen het onbekende en datgene wat hij kan achterhalen, en vooral ook zijn diepliggende onenigheid met die onvoorspelbare realiteit te beslechten. ‘Uit de conflicten met anderen maken we retorica,’ zei Yeats. ‘Uit de conflicten met onszelf, poëzie.’ Maar wat nu als die twee conflicten zich tegelijkertijd voordoen, als ons gevecht met de buitenwereld een weerspiegeling of een transformatie is van een onderliggende, voortdurende strijd met onszelf? Dan schrijf je een boek, zoals ik nu doe, en vertrouw je er blind op dat het voor een ander ook betekenis heeft.’
480. ‘Er zijn twee manieren waarop je kunt kijken naar wat we geschiedenis noemen: de ene baseert zich op toeval en zegt dat ze het resultaat is van een eindeloze aaneenschakeling van irrationele handelingen, onvoorziene gebeurtenissen en toevallige feiten (het leven als een onherroepelijke chaos waarin de mens wanhopig probeert orde te scheppen); de andere is de samenzweringsvisie, een scenario van schimmen en onzichtbare handen en spiedende ogen en fluisterende stemmen op straathoeken, een theater waarin alles gebeurt om een reden, waarin ongelukken en zeker toevalligheden niet bestaan en het waarom van een gebeurtenis wordt verzwegen om redenen die nooit iemand te weten komt. “In de politiek gebeurt niets toevallig,” heeft Franklin Delano Roosevelt eens gezegd. “Als er iets gebeurt, kun je er zeker van zijn dat het zo gepland is.” Dit citaat, dat ik in geen enkele betrouwbare bron terug heb kunnen vinden, is zeer geliefd bij aanhangers van samenzweringstheorieën, misschien omdat het afkomstig is van een man die over zo’n lange periode zoveel beslissingen nam (ofwel zo weinig ruimte liet aan het toeval of het lot). ‘