Ismail Kadare, ‘Een breuk in april’
Ismail Kadare, ‘Een breuk in april’, uitgeverij Van Gennep
https://mappalibri.be/?navigatieid=61&via_navigatieid=17&recensieid=10221
23. Al snel begreep hij, enigszins tot zin verbazing, dat de regels om iemand ter dood te brengen maar een klein onderdeel van het gewoonterecht vormden in vergelijking met alle regels die niets met bloedwraak te maken hadden. Toch warn al die regels als door tientallen draden met elkaar verbonden en niemand wist waar de regels rond de bloedwraak ophielden en de andere begonnen. Alles scheen zo te zijn opgezet dat de ene regel de andere voortbracht; wit een regel om iemand te doden kon een bepaling voortvloeien die daar los van stond, en andersom, en zo werd het jaar in, jaar uit van geslacht op geslacht doorgegeven.
25. Hij dacht aan de families die bij geen enkele bloedvete betrokken waren, en er was niets waaruit hij kon opmaken dat zij zich gelukkiger voelden. Het was eerder alsof zij, omdat ze geen vergelding hoefden te vrezen, het leven niet naar waarde wisten te schatten. In de huizen waar de
bloedwraak haar intrede had gedaan, leken de dagen en seizoenen op een bijzondere manier, als met een innerlijke huivering, te verstrijken; de jongens zagen er knapper uit en de meisjes voelden zich door hun mannelijk voorkomen aangetrokken. Zelfs de twee nonnen die hij daarnet was
gepasseerd hadden hem een beetje merkwaardig aangekeken toen ze de zwarte band zagen die hij om zijn rechterarm droeg als teken dat hij iemands leven had moeten nemen of dat zijn leven zou genomen worden
dus dat hij iemand had gedood of zelf door de dood werd achtervolgd.
Maar dat was niet het belangrijkste. Het belangrijkste speelde zich af binnen in hem, en ook al kon hij het zelf niet omschrijven, het was mooi en gruwelijk tegelijk. Het was alsof zijn hart uit zijn borst naar buiten kwam en
zich naar alle kanten uitspreidde, zich volledig bloot gaf zodat het door alles, hoe groots of nietig ook, kon worden gekwetst of zich beledigd, gekweld, verheugd of bedroefd kon voelen, en de aanleiding daartoe kon van alles zijn: een vlinder, een ontluikend of verwelkend blad, een uitgestrekt sneeuwlandschap of zo’n trieste, eindeloze regendag als vandaag. Hoe hij ook door het lot of de elementen kon worden getroffen, en dat niet alleen in dit vooriaar, maar in elk jaargetijde, en hoe onbarmhartig de hemel zich nog over hem zou kunnen uitstorten, hij zou dat, en nog veel meer, kunnen verdragen.
52. Tot slot zei hij dat een bergbewoner volgens hem maar één doel had: in zijn leven zo veel eer te verzamelen dat hij een kapitaal opbouwde waarmee na ziin dood een monument voor hem kon worden opgericht.
‘Ik heb een paar liederen gehoord over mannen die het slachtoffer werden van bloedwraak, zei ze, ‘en die zijn al net zo treurig als de gedenktekens hier’
‘Inderdaad. Ze zijn net zo deprimerend als die stapeltjes stenen. Je zou kunnen zeggen dat aan de liederen en deze monumentjes dezelfde kijk op het leven en de dood ten grondslag ligt.’
Diana slaakte opnieuw een zucht. Het was alsof zich binnen in haar een oneindig diepe leegte opende. Besian leek dat aan te voelen en haastte zich om uit te leggen dat dit alles, hoe treurig ook, tegelijk iets majestueus had. Hij probeerde haar duidelijk te maken dat de dood aan het leven van
de mensen in het noorden uiteindelijk een verheven dimensie gaf, want daardoor waren ze in staat boven de banaliteit van het dagelijks bestaan uit te stijgen.
‘Als je de dagen van het leven volgens de maatstaven van de dood kunt meten, is dat in de eerste plaats een godsgeschenk, zei hij, of denk jij van niet?’
Ze glimlachte en haalde haar schouders op.
‘En dat geldt ook voor de Kanun, en zeker voor het gedeelte dat handelt over de dood’, vervolgde Besian. ‘Weet je nog?’
‘Ja’, zei ze, ‘dat weet ik nog heel goed?’
‘Het is als het ware een grondwet van de dood, zei hij en hij draaide zich naar haar om. ‘Er worden veel dingen over de Kanun verteld, maar hoe primitief en onbarmhartig die ook mag lijken, toch ben ik van één ding overtuigd: het is een van de imposantste verzamelingen van wetten en bepalingen die de mensheid heeft voortgebracht, en daar moeten wij als Albanezen buitengewoon trots op zijn.’
Hij leek even te wachten tot zij iets zou zeggen. Zou ze het eens zijn met wat hij vertelde? Ze zei echter geen woord, maar keek hem net als daarvoor glimlachend aan.