Daisy Ver Boven, De rode aarde die aan onze harten kleeft
uitgeverij Reinaert & De Lanteern 1962
een fascinerende, indringende roman over Congo in de periode vlak voor en tijdens de onafhankelijkheidstrijd. Soms wat archaïsch taalgebruik, maar dat heeft ook zijn charme. Gelaagd en genuanceerd…
9. ‘Kind, wat ben je ijdel!’ zei hij spottend. ‘Je stelt je voor dat die hele Kongo op jouw schouders rust!’‘Helemaal niet. Maar terwijl jij hier bent gekomen als een soort toerist, ben ik hier gekomen met de vooropgezette bedoeling deze mensen te helpen en nuttig sociaal werk te verrichten. En toen ik er eenmaal was, heb ik gemerkt dat er hier heel wat meer lui rond liepen zoals jij, of met nog minder goede bedoelingen. Degenen die hier werkelijk iets volledig belangloos doen, zijn uiterst zeldzaam!’‘Gelukkig maar voor Kongo! Zuiver idealisme is voor een volwassen mens een belachelijk gevoel, en gevaarlijk bovendien!’‘Ach Frank…’‘Absoluut. Dit land heeft praktische mensen nodig, die eerst hun eigen belang zien, daaruit volgt later dat van de zwarten. Wie de zaak omkeert maakt ontevredenen en ijdele, verwende apen.’
59. ‘We moeten gebruik maken van de verdeeldheid die de blanken scheidt, en ze in ons voordeel uitbuiten. Toen de blanken hier de politiek invoerden, hebben ze hun eigen doodvonnis ondertekend!Sindsdien is er overal twist en onenigheid, proberen ze de een tegen de ander op te jagen en bieden ze om ter meest om het volk op hun hand te hebben.Maar de ontevredenheid die ze hebben gewekt, zal zich tegen hen keren. Wij moeten slechts wachten en er gebruik van maken… Het is een belachelijk idee van de blanken, te menen dat ze de massa ooit zullen kunnen tevreden stellen, al geven ze nog zoveel toe, al geven ze nog zoveel loonsverhoging. Het volk haat hen…’‘Ja, we kunnen nog beter arm zijn, maar onder ons, zonder de blanken!’ zei Nsoki, die dacht begrepen te hebben en die er diep in zijn hart wel iets voor voelde zijn dasje en zijn broek voorgoed aan een nagel te hangen en in het aartsvaderlijk dorp zijn oude dagen te gaan slijten.’Arm? Wie spreekt er van arm zijn?’ Nzalengi was in zijn wiek geschoten. ‘Wij zijn het rijkste land van Afrika, misschien wel van de wereld!’
87. ‘Een paar tafeltjes verder, omringd door een aantal jonge kerels die deden alsof ze aandachtig naar hem luisterden, doch die in feite slechts uit waren op de rondjes die hij rijkelijk betaalde, zat Monsieur Maurice.Het was een blanke, die lang geleden een vooraanstaande plaats had ingenomen in het Europese society-leven van Leo, maar die door jaren ontucht en dronkenschap volledig aan lager wal was geraakt.Hij was sedert lang een trouwe steunpilaar geworden van de bars in de inlandse wijk. Voor een talrijk gehoor dat op zijn kosten dronk, zette hij ingewikkelde utopistische theorieën uiteen, waarin sprake was van gelijkheid, broederlijkheid, socialisme en proletariaat…Niemand onder zijn simpele toehoorders kon hem volgen, maar dat was voor beide partijen van ondergeschikt belang, op voorwaarde dat ze samen gezellig hun potje konden drinken… Monsieur Maurice kreeg Nsimangi in de gaten en zwaaide hem vrolijk toe. Nsimangi groette koeltjes terug en verdiepte zich in zijn glas bier. Hij had vanavond helemaal geen zin om als ‘waardige spreekpartner’ op te treden, en hij wist dat de ander daarnaar zat uit te kijken.’
91. ‘Ze waren alle drie jong, enthousiast en bezield met veel ideaal. Ze waren bezeten door de hervormingsgeest van bijna iedere gloednieuwe koloniaal, die bij zijn eerste wankele passen al afkeurt wat vóór hem werd uitgevoerd, die vergaat van meelijden met de zwarte bevolking en de in zwang zijnde, beproefde methodes volledig afkeurt.Ze hadden de kinderziekte doorgemaakt, die in feite het beste bewijs is dat de jonge koloniaal bezield is met veel goede wil en menslievendheid. In de eerste periode van hun genezing hadden ze ingezien dat de zwarte niet zo arm, zo ongelukkig en zo verdrukt is als ze wel gedacht hadden, en ook niet zo onvoorwaardelijk goed, eerlijk en edel van inborst als ze hem gezien hadden…In de tweede periode van de normaal verlopende cyclus ondergingen ze de terugslag: de zwarte in Belgisch Kongo was met de beste zorgen omringd, hij had ruim genoeg om van te leven en neiging om brutaal en arrogant te zijn tegen zijn ‘weldoeners’, hij was slecht, diefachtig en volstrekt minderwaardig…Het koude stortbad op hun te blakerend enthousiasme was een uitstekend geneesmiddel. Ze hervonden hun evenwicht: de zwarte was niet beter of niet slechter dan om ‘t even welk ander mens ‘van om ‘t even welk ander ras. Het koloniaal bestuur spande zich naar best vermogen in om het sociaal, economisch en cultureel welzijn op te drijven en dat er veel hiaten en te kortkomingen waren ten overstaan van de fantastische behoeften die met de dag nog toenamen, kon niemand verwonderen; het werk dat reeds gedaan was bleek bij nader inzien helemaal niet zo te onderschatten. Het steunde op de kennis van de zwarte ziel in de mate waarin deze voor een blanke toegankelijk is, en op reeds jarenlange ondervinding…’
121. ‘Beschaving is iets wat langzaam inwerkt, iets wat niet met een lepel kan ingegeven worden! Iedere jonge koloniaal, die blakend van geestdrift en beschavingsdrang rechtstreeks uit België in de brousse gedeponeerd wordt, richt in de eerste zes maanden waarin hij gaat afschaffen, verbieden, hervormen en straffen, meer schade aan dan hij in de rest van zijn leven kan herstellen!’
184. ‘Wie had het wachtwoord gegeven? Vanwaar deze plotse eensgezindheid: ‘De blanken buiten! Weg met de blanken!’ Nsimangi dacht aan de politiecommissaris die hem zo onrechtvaardig behandeld had en een hete blijdschap vervulde hem: Ja, buiten! Weg ermee! Dan zag hij Karin zoals ze vanmiddag was geweest: hartelijk, kameraadschappelijk, en twijfel sloop in zijn hart.Ach, waarom had hij toch onderscheid leren maken, waarom had hij dit vreselijk erfdeel van de blanken, de kunst van het nuanceren, tot het zijne gemaakt? Waarom kon hij niet meer blind haten en onverdeeld verafgoden en navolgen?Dipanda! Dipanda!...’
Daisy Ver Boven, De rode aarde die aan onze harten kleeft