knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Reanimatie is een soort bezwering en medisch gezien betrekkelijk zinloos.

19 mei 2009

Hugo van der Wedden: Reanimatie, een sociologische analyse van een modern ritueel
Universiteit van Amsterdam, sociologie

?

Via Relevant kwam ik deze maand op een bachelor scriptie van de Nederlandse sociologiestudent en voormalig verpleegkundige Hugo van der Wedden.

Een boeiende benadering van het fenomeen reanimatie en urgentie dat voor gewetensvolle en reflecterende artsen zeer herkenbaar is en vaak tot gewetensproblemen aanleiding geeft.

Het draait immers bijna altijd rond de perceptie van de omstaanders en nabestaanden, wanneer amper 14 procent succesvol verloopt, met of zonder defibrillator en angstfilmpjes om de kassa van sommige verenigingen, isntellingen?en specialismen draaiende te houden.

Reanimatie als een ritueel
?

Reanimatie is medisch gezien betrekkelijk zinloos, stelt Hugo van der Wedden in zijn afstudeerscriptie.?

Wat is de zin van reanimatie als er zo weinig levens door worden gered? Antwoord: onder meer het geruststellen van toeschouwers. Hugo van der Wedden schreef er een bachelor-scriptie over.
Toen sociologiestudent Hugo van der Wedden nog verpleegkundige was, zag hij tientallen pogingen tot reanimatie. Hij kende daardoor de zwaarte van het werk. Van tevoren weten verpleegkundigen immers dat de kans van slagen erg klein is – amper 14 procent – en dat de schade vaak groot is. In zijn bachelor-scriptie Reanimatie. Een sociologische analyse van een modern ritueel legt Van
der Wedden uit dat een mislukte poging om iemands leven te redden in elk geval uitstel biedt. Als op straat iemand onwel wordt en sterft, is dat voor de omstanders moeilijk verteerbaar. Als ambulancemedewerkers iemand reanimeert en meeneemt, ontstaat het idee dat een leven is gered. Reanimatie wordt daarmee een soort bezwering; het biedt publiek ?n direct-betrokkenen een manier om zich een houding te gevenen zich minder snel schuldig te voelen. ‘Er is alles aan gedaan’, denkt men. (RELEVANT2/2009 – ?NVVE Nederland)

Hugo van der Wedden maakte als verpleegkundige tientallen reanimaties mee. Het onderwerp liet hem niet meer los en als student sociologie schreef hij er een bachelorscriptie over.

Iemand een hartmassage en mond-op-mondbeademing geven, is geen sinecure. Het gaat alles behalve zachtzinnig, is een mentale en fysieke uitputtingsslag en veel minder vaak succesvol dan de meeste leken denken. Van de 25.000 pogingen tot reanimatie in Nederland is nog geen veertien procent een succes. En zelfs als de pati?nt overleeft, zijn er de nare gevolgen van de tijd dat de hersenen het zonder zuurstof moesten doen.

Reanimatie heeft dus een veel positiever imago dan recht doet aan de werkelijkheid. Met dank aan de helden uit de televisieserie ER en de promotiefilmpjes van de Hartstichting.

Het reanimeren van een ernstig zieke bejaarde is voor verpleegkundigen vaak een traumatische ervaring. Volgens Van der Wedden weten ze immers al vaak van tevoren dat het niet goed zal aflopen. Een coma, klaplong en versplinterde ribben, een onpersoonlijke dood op de intensive care en zelf slapeloze nachten omdat je iets hebt gedaan waar niemand beter van is geworden.

Het gebeurt volgens hem geregeld dat verpleegkundig personeel daarom een reanimatie saboteert, door expres traag te handelen of stomme fouten te maken. Van der Wedden weet niet hoe vaak dit voorkomt, maar heeft op een paar discussiefora op internet aanwijzingen gevonden die zijn persoonlijke ervaring bevestigen. ( Het Parool)

http://www.nursing.nl/leren-en-loopbaan/studenten/article/4691/reanimatie-ritueel-rondom-de-dood

Conclusie uit de scriptie van Hugo van der Wedden:
De reanimatiepraktijk is in Nederland in een relatief korte periode verworden tot wat de
socioloog Emile Durkheim ‘un fait social’ noemt. Het is vrijwel onmogelijk om plotseling te
sterven in de publieke ruimte zonder dat er een reanimatie wordt opgestart. Voor deze
ontwikkeling heb ik in mijn inleiding twee reden gegeven. Succesvol beleid en een zeer
positief imago.
Een derde reden voor de snelle verspreiding van de reanimatiepraktijk is wellicht in het
verloop van deze scriptie aan de orde gekomen. Een reanimatie, ook al slaagt deze niet, heeft
vijf belangrijke rituele functies. Het draagt, op de eerste plaats, bij aan het geciviliseerd
verlopen van een crisissituatie. Hoe minder emoties, hoe groter de kans op succes. Op de
tweede plaats zorgt een reanimatie er doorgaans voor dat het sterven plaatsvindt achter de
coulissen van het maatschappelijk leven, daar waar het sterven binnen onze cultuur normaal
gesproken plaatsvindt. Op de derde plaats bevestigt een reanimatie de sociale waarde van het
slachtoffer en is het fenomeen reanimatie een uiting van gemeenschapszin. Door elkaar te
reanimeren, mocht dat nodig zijn, maken we zichtbaar dat we ??n gemeenschap vormen
waarin iedereen belangrijk is. Op de vierde plaats onderdrukt een reanimatie schuldgevoelens
die samenhangen met het sterven van een naaste. Met het uitvoeren van een reanimatie laten
we zien dat er echt alles aan gedaan is, hetgeen een belangrijke bijdrage levert aan het
rouwproces dat op het afscheid volgt. Op de vijfde plaats cre?ert een reanimatie ruimte voor a
good fight en awareness of dying, twee fases die volgens Allen Kellehear belangrijk zijn
willen we het sterven als ?goed? bezien.
Zodoende is reanimatie meer dan een medische, levensreddende handeling. Het is een ritueel
rondom de plotselinge dood dat naadloos aansluiting vindt bij de wijze waarop we normaal
gesproken omgaan met sterven in onze cultuur. Door te reanimeren zijn wij beter in staat de
dood een plaats te geven. En ook dat verklaart misschien, naast de levensreddende
kwaliteiten, het brede draagvlak voor de hedendaagse reanimatiepraktijk.
Het zeer positieve imago is hoe dan ook van enorm belang om reanimatie als zinvol ritueel
rondom de dood te laten functioneren. Wanneer het geloof in de reanimatie als
levensreddende handeling wegvalt, vallen ook de latente functies weg. Dan wordt een
reanimatie net zoiets als bidden terwijl er niet in God wordt geloofd, en verandert de
reanimatie in een zinloos, zelfs gewelddadig ritueel. Er wordt dan ook veel in het werk
gesteld, onder andere door de Hartstichting, het succesvolle imago van de reanimatiepraktijk
in stand te houden.
Dat het succesvolle imago niet in overeenstemming is met de werkelijkheid leidt in
samenhang met de latente, vaak symbolische functies, tot een problematische
reanimatiepraktijk binnen het ziekenhuis. Wanneer de dokter om medische redenen af wil
zien van een reanimatie, ontneemt hij daarmee ook een deel van de sociale waarde van de
pati?nt en de mogelijkheid voor de familie om het gevoel te krijgen dat er alles aan gedaan is.
Om een conflict of spanningen te voorkomen wordt er dan soms toch gekozen om te
reanimeren ook al is de kans op succes te verwaarlozen. Deze praktijk leidt er toe dat van
verpleegkundigen wordt verlangd dat ze soms geweld toepassen op hoogbejaarden die in hun
beleving overleden zijn. De reanimatie verandert daardoor soms in een matig toneelstuk, dat
wordt uitgevoerd uit angst voor juridische consequenties en om de familie tevreden te stellen.
Veel van wat in deze Bachelorscriptie aan de orde is gekomen verdient diepgaander
onderzoek. Met name de vraag of de latente functies van de reanimatiepraktijk wel echt zo
latent zijn lijkt mij van belang. In mijn Masterscriptie, die ik volgend jaar ga schrijven, zal ik
misschien wel op deze vraag in gaan, want klaar met dit boeiende thema ben ik nog lang niet.

Reacties graag naar mailadres.