knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Ryszard Kapuscinski (1932-2997): De kracht van het woord

28 januari 2007

 

Ryszard Kapuscinski is dé schrijver – journalist bij uitstek die de technieken van de macht van de heerser beschreef in de tweede helft van de twintigste eeuw in zijn beroemde reportageboek “De Keizer” (1984). Hij analyseert de heerserswaan van de Ethiopische keizer, Haile Selassie, die zijn land bijna vijftig jaar lang regeerde, alsof hij in de middeleeuwen leefde. Hij beschreef messcherp de technieken van de absolute macht: hoe de Negus zich iedere ochtend door al zijn vazallen en raadslieden individueel in het oor liet fluisteren wat volgens ieder van hen de stand der dingen wel zou zijn in de wereld van die dag en verder. Zoals moderne populistische partijleiders hun mobieltje aan het oor houden van bij het ontwaken tot het slapen om van ieder van hun vazallen en waterdragers de nieuwste ontwikkelingen in de partij, het land, de wereld en het heelal in het oor gefluisterd te krijgen als het centrum van het weten, het denken en het handelen.

http://www.janvanduppen.be/?p=144

 

Jan Donkers, NRC Handelsblad 26/1/2007:
'?Van Ryszard Kapuscinski en van Graham Greene heb ik geleerd om illusieloos naar de wereld te kijken. Wie uit het rijke, beschermde westen komt heeft toch onbewust de veronderstelling dat de wereld rechtvaardig in elkaar zit. Je opereert vanuit het idee dat de wereld is verdeeld in goed en kwaad, en dat je met je reportages de goeden een duwtje in de rug geeft. Greene en Kapuscinski laten afdoende zien wat een onzinnig uitgangspunt dat is. Zij kijken illusieloos, maar wel mild. ('?)
Hij onderzoekt politiek-maatschappelijk onderwerpen: corruptie, tirannie, de kloof tussen armoede en rijkdom. Zijn thema is hetzelfde als bij de grote romanciers; grote historische gebeurtenissen, bezien vanaf de grond, vanuit het alledaagse leven”
.
Lieve Joris, NRC Handelsblad 26/1/2007:
'?Wie in Nederland of België geboren is en door Zuid-Amerika of Afrika reist, moet alles nog leren. Maar hij kende de meeste dingen al: politieke machteloosheid, corruptie, machtsmisbruik, gebrek aan democratie. Het belangrijkste was misschien nog wel dat hij armoede heeft gekend. In zijn jeugd in Pinsk, moest hij met zijn vader, een onderwijzer, langs de deuren om pannen uit te blutsen voor geld. Dat maakt veel uit als je over armoede schrijft.
('?) Van Kapuscinski heb ik geleerd dat je moet durven schrijven over kleine dingen. Hij ontdekte dat zelf toen hij over Selassie wilde schrijven. Het moest een verhaal van lange adem worden, maar het kwam maar niet. En toen zag hij het hondje voor zich, het hondje van Selassie dat over de schoenen van de dignitarissen plaste, en toen kwam de rest vanzelf. Hij heeft het mooiste geschreven over de dingen die zonder betekenis lijken, over het wachten bijvoorbeeld, en de lamlendigheid die de reiziger in Afrika kan overvallen als er niets gebeurt. Hij ging daar overigens best ver. Ik heb wel eens gedacht: hij ziet een beeld en schept daar dan de werkelijkheid omheen”.


RYSZARD KAPUCINSKI. De kracht van het woord.
Kan het schrijven ook maar iets veranderen?Ja, ik geloof daar diep in. Zonder dat geloof zou ik niet kunnen schrijven. Ik ben me bewust van allerlei beperkingen die de omstandigheden, situaties, geschiedenis en tijd on opleggen. Mijn diepe geloof is daarom niet absoluut, niet blind.
Wat is nu de belangrijkste beperking? Die schuilt in de omstandigheid dat schrijven maar zelden, in uitzonderlijke gevallen, een rechtstreekse, radicale en onmiddellijke invloed heeft op mensen en op de geschiedenis. De uitwerking van het geschreven woord is eerder indirect en op het eerste gezicht, kan die zelfs onzichtbaar, niet waarneembaar zijn. Het geschreven woord heeft immers tijd nodig om tot het bewustzijn van de ontvanger door te dringen en dit te vormen, te veranderen, om via die omweg tot slot invloed uit te oefenen op onze latere beslissingen, standpunten en daden.
Of het schrijven iets kan veranderen, hangt niet zozeer af van de auteurs als wel vooral van de lezers, hun gevoeligheid en vertrouwen in het woord, hun bereidheid en wil op het ontvangen woord te reageren, te antwoorden. Ook de context waarin het woord wordt uitgesproken en gehoord, de omringende sfeer, de tijdgeest, de staat van de heersende cultuur zijn daarbij van belang. Die omstandigheden kunnen vaak de waarde en de kracht van het geschrevene doen verzwakken en zelfs teniet doen, iets dat de auteur, de schepper van de tekst, niet noemenswaardig kan beà?nvloeden.
Ondanks dit obstakel ben ik er zeker van dat schrijven wel degelijk iets kan veranderen, veel zelfs. Ik beweer dat op basis van ervaringen van mijn collega’s die hun leven riskeren, en soms ook offerden, al met hun werk, met hun schrijven, niet alleen maar te informeren over de wereld, maar om met behulp van die informatie de waargenomen werkelijkheid te veranderen, het kwaad te ontmaskeren, de situatie te verbeteren, de wereld humaner te maken.
Ik geef het bijvoorbeeld, een van de velen. Rwanda, vanaf 1959 land dat systematisch terugkerende stammen- en kastenslachtingen, waarvan de wereld niet op de hoogte was omdat het land decennialang geen journalisten toeliet. Tijdens mijn verblijf in het naburige Tanzania heb ik meermalen geprobeerd er naartoe te gaan, zonder resultaat. Pas het schrijven over de slachtingen van 1994 schudde de wereldopinie wakker en sindsdien hield Rwanda op, voor het eerst in zijn geschiedenis, een plek van massale en bloedige interne afrekeningen te zijn.
Juist dat ontmaskerende en veroordelende, maar vaak ook simpelweg informerende geschrijf had een belangrijk aandeel in de liquidatie van concentratiekampen, in de omverwerpen van vele moorddadige regimes, zoals de dictaturen van Pol Pot, van Mobutu, van Amin of van Duvalier. Juist omdat het geschreven woord altijd al veel kon veranderen, vormde het eeuwenlang de schrik van elke autoritaire macht, die je daarom op alle mogelijke manieren bestreed. Vandaar het plaatsen van boeken op kerkelijke indexen, boekverbrandingen, het dwingen van schrijvers tot immigratie en hen ter dood veroordelen. Je kunt je geen leerboek geschiedenis voorstellen waarin een hoofdstuk zou ontbreken over de invloed van het geschreven woord, in de vorm van circuleerde vlugschriften, geheime blaadjes, ondergrondse pers en niet regulier uitgaven, op de uitkomsten van de gevoerde sociale en politieke strijd.
Als de vraag “kan het schrijven ook maar iets veranderen?” wordt gesteld, gaan we er meestal van uit dat het om een positieve, gunstige verandering gaat, een betere wereld. We moeten niet vergeten dat schrijven onze wereld ook slechter kan maken. Een dergelijke rol speelt altijd het geschrijf in de geest van fanatisme en xenofobie, fundamentalisme en racisme.
De vraag naar de relatie tussen schrijven en verandering – en mocht hij bestaan ook naar haar aard – is belangrijk en actueel. Die vraag ontstaat vanuit de bezorgdheid over de effectiviteit van onze schrijfactiviteiten, over de waarde van het schrijven zelf. Enerzijds zien we immers een enorme proliferatie van het geschreven woord – er komen steeds meer boeken, tijdschriften en kranten bij,  anderzijds zien we ook veel kwaad in de wereld, we merken dat het aantal problemen en conflicten op onze planeet eerder toeneemt dan afneemt. Vandaar de scepsis bij veel auteurs, vaak ook gebrek aan vertrouwen en zelfs ongeloof in de zin van ons schrijven.
Het brein van de moderne mens wordt overspoeld door een waterval van woorden waardoor ze aan waarde en kracht inboeten, ons deze oriënteren, uitputten en vermoeien. En toch moeten we niet ontmoedigd raken door die overvloed, die overproductie. Literatuur nam altijd haar verantwoordelijkheid. Al duizenden jaren vergezelde ze het leven van opeenvolgende generaties, veranderde het vaak ten goede en ook vandaag de dag is ze van die plicht niet ontheven. Integendeel, de moeilijke tijd waarin we leven, gebiedt ons bijzonder krachtig en vol geloof te verkondigen: ja, schrijven aan iets ten goede veranderen, en al is het niet veel, het kan dat wel degelijk.
Ryszard Kapuscinski sprak deze tekst uit in april 2005 in New York.

Hij werd woensdag herdrukt in  Gazetta Wyborcza.

Vertaling Ewa van den Bergen-Malaka. De Volkskrant
 

 

 

Reacties graag naar mailadres.