knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Milan Kundera, De grap.

9 oktober 2023


Ambo Anthos 1968 – 1988



Voor het eerst in al die jaren eindelijk dit meesterwerk gelezen en veel herkend in wat zich toen afspeelde , in de CSSR én bij hemzelf en zijn vrienden… Een indrukwekkende roman die ik niet licht vergeten zal. Niet in het minst als boek der gelijkenissen.





37. Gekheid ging niet samen met Markéta, en nog slechter met de tijdgeest. Het was het eerste jaar na februari ‘48; een nieuw leven begon, een heel ander leven en het gezicht van dit nieuwe leven, zoals het in mijn geheugen is gegrift, was verkrampt serieus, merkwaardig serieus doordat het niet fronste, maar leek op een glimlach; ja, die jaren verkondigden dat ze de vrolijkste jaren waren, wie niet blij was werd er onmiddellijk van verdacht dat de overwinning van de arbeidersklasse indroevig stemde dan wel (wat niet minder zondig was) dat hij individualistisch verzonken was in zijn intieme zorgen.



41. ’Optimisme is opium van het volk! ’n gezonde geest riekt naar domheid. Leve Trotski!’ Ludvík.



54. Natuurlijk, ik hield mezelf voortdurend het belachelijke voor van de hele affaire, maar tegelijkertijd begon ik de drie zinnen op de briefkaart te zien door de ogen van mijn ondervragers; de zinnen joegen me allengs angst aan en ik was bang dat ze onder het mom van een grapje misschien toch iets bloedserieus over mijn verrieden, namelijk dat ik nooit helemaal versmolten was geweest met het lichaam van de partij, dat ik nooit een echte proletarische revolutionair was geweest, maar dit dat ik me ‘bij de revolutie had aangesloten’ op grond van een simpele beslissing (voor ons gevoel was namelijk het proletarisch revolutionarisme om zo te zeggen geen kwestie van keuzes, maar een kwestie van essentie: of je bent revolutionair en dan vorm je met die beweging één collectief lichaam, denk je met haar hoofd en voel je met haar hart, of je bent het niet en dan blijft er niets anders over dan het te willen zijn; maar in dat geval ben je voortdurend schuldig omdat je het niet bent).



103. De jeugd is iets verschrikkelijks: het is een toneel waarop kinderen op hoge stelten en in de meest gevarieerde kostuums rondlopen en van buiten geleerde woorden uitspreken die ze amper begrijpen, naar waarin ze fanatiek op gaan. Ook de geschiedenis is iets verschrikkelijks, omdat ze zo vaak een speelplaats voor onvolwassenen wordt; speelplaats voor een piepjonge Nero, een piepjonge Napoleon, een uitzinnige massa kinderen wier afgekeken passies en primitieve rollen op slag veranderen in een catastrofaal werkelijke realiteit. 



Als ik eraan denk, draait de hele waardeschaal in mijn gedachten ondersteboven en voel ik haat tegen de jeugd – en omgekeerd een soort paradoxale vergeving jegens de geschiedeniscriminelen, wier criminaliteit ik opeens slecht zie als een griezelige ontoerekenbaarheid van onvolwassenen.



217. In wezen had de kameraadse met de vlecht me een kans gegeven om nog iets te redden. Het was mijn laatste kans om de strenge kritiek van de kameraden te begrijpen, me daarmee te vereenzelvigen, die te aanvaarden en op grond daarvan te streven naar een zeker begrip van hun kant. Mijn onvoorziene antwoord echter bande me plotseling uit hun gedachtewereld, ik weigerde de rol te spelen die werd gespeeld in honderden en nog eens honderden vergaderingen, in honderden tuchtzaken, ja zelfs korte daarop in honderden rechtszaken: de rol van de verdachte die zichzelf beschuldigt en door zijn gepassioneerde zelfbeschuldiging (volledige vereenzelviging met de aanklagers) om medelijden smeekt.


Reacties graag naar mailadres.