knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

vrt deredactie.be blog: Over de kunst van het fietsen

30 maart 2013

Over de kunst van het fietsen 

Een eindeloze stroom winterse onthullingen over medische toppreparatie van wielrenners – nu ook weer cortisonen op recept – kunnen liefhebbers van blikkerende wielen niet ontnuchteren. Zij blijven staren naar bewegende beelden van kleurig opgetuigde sandwichmen in bevroren voorjaarsklassiekers. Het gaat supporters noch kijkers om de werkelijkheid. Het is hen eerder te doen om de illusie waarmee ze hun identificatie onderbouwen.

Dat renners daarvoor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid – tot soms zelfs hun nageslacht – offeren als slaven van het asfalt, doet blijkbaar niets ter zake. Ministers en parlementairen loven en bieden op topsport als drive voor een Vlaanderen in beweging. Even later pleiten ze met een pokerface voor preventie van druggebruik.

Narren

Het heeft iets van voetbalsupporters die zich op zoek naar een identiteit graag bekennen tot een favoriete ploeg, ook al weten ze dat hun spelers overbetaalde huurlingen zijn met dito kapsones. Ook al weten ze dat voetbalwedstrijden gemanipuleerd worden ten behoeve van wereldwijd gokkapitaal.
Voor een flatterend zelfbeeld bij hun potentiële kiezers tooien zelfs nationale politici zich met de zotskap van de rode duivels en smeken ze als hyperactieve narren: ‘Aanbid mij want ook ik ben zoals gij’.

Maar er bestaat ook een andere vorm van bewegen, een ander soort fietsen.

“Op de fiets wordt een mens optimistisch. Dan ervaar je dat willen, kunnen en uitvoeren, één kunnen zijn in een ronddraaiend fiets-pantheïsme. Dan wil je wel juichen: Es geht, es geht, es geht!’, aldus de Duitse filosoof Peter Sloterdijk.

Overgangsritueel

Doorheen ons eigen bestaan bleken lange fietstochten onderdeel van een initiatieritus. In tegenstelling tot het gewone voetenwerk vermenigvuldigt een fiets louter eigen kracht tot een grotere dimensie in tijd en ruimte. En dit voor weinig geld.
Amper twaalf jaar oud rondden mijn broer, een vriend en ik met drie versnellingen een ronde van het landelijke Nederland. Dat kon op die leeftijd nog – midden de jaren zestig – en we hielden er een heuse Kröller-Müller beleving aan over.
Een zomer later leden we onder het betere klim- en daalwerk van Luxemburg, Moezel en Rijn. Jeugdherbergen waren nog goedkoop Spartaans en we leerden zelf technische problemen oplossen en lijfelijk lijden draaglijk te maken.
Uitputting en pijn bleken weliswaar broederlijkheid te kunnen splijten. Een eenzame fietser kromgebogen over het stuur kon een sterker mediterend gevecht met zichzelf leveren.
Vijftien jaar later ging het via de Bourgogne en de Route Napoléon naar Nice. Het jaar nadien nog een tocht naar het naturisme aan de Cèze en de Ardèche als schuchtere aanloop voor het grote werk: Athene – Antwerpen. De twijfel van de prille dertiger werd gewogen onder het lezen van het toen pas verschenen boek van Ronald Commers “De overbodigheid en de noodzakelijkheid van de moraal” .
Dat lag handig op mijn stuurtas en vergde om de paar bladzijden een eigen reflectie. Het verlichtte de wentelende eenzaamheid op wielen gedurende de paar duizend kilometer van het zuidoosten naar het noordwesten.

Ballingschap

Dik twintig jaar later werd mijn politieke carrière in de knop gebroken.
Omdat de fietsverhalen van vroeger bij onze zoon interesse had gewekt naar het geheim van de altijd wentelende wielen, leek een pelgrimstocht naar Marseille haalbaar. Zeker als ontwenningsritueel met het oog op een langdurige ballingschap als huisarts in Rotterdam.

Met zijn vriend maalden we langs oude spoorwegbermen, vergeten Romeinse heerbanen, Franse kanalen en rivieren, departementale routes bijna anderhalf duizend kilometer af tot Marseille.
Omdat zij als vijftienjarige veulens konden wedijveren, groeide hun begrip voor mijn ongeoefend lijden. Tijd zat om naast elkaar peddelend alle vragen van het komende leven en de reeds genoten literatuur te stellen.

De jonge goden streden op wielen over Boons Voorstad groeit, over Marquez’ 100 jaar eenzaamheid, over Multatuli’s Max Havelaar die ze het allerbeste boek ooit vonden. Het Verdriet van België deed voor hen nog onder voor De Metsiers.

De laatste Wereld

In talloze fiets- en tafelgesprekken werden moeilijke thema’s aangesneden. De Laatste Wereld van Christoph Ransmayr hielp de verhouding Octavianus – Ovidius te wegen bij diens verbanning naar Tomi. Het was niet wegens gescharrel met Augustus’ nymfomane dochter, Julia, zoals wel eens wordt beweerd, en ook niet wegens zijn Ars Amatoria – een liefdesleerboek dat al acht jaar een bestseller was, waarover Augustus boos zou geweest zijn wegens een inbreuk op zijn Ethisch Reveil. In onze wielergesprekken werd Ovidius verbannen omwille van de Metamorphosen. Juist wanneer Octavianus zich laat vergoddelijken als Augustus Divus en een altaar opricht voor zijn Gens Julia, presenteert zijn oude drinkebroer Ovidius met de Metamorphosen een kaakslag voor potentaten en partijbonzen.
Zoals ijzige halfgoden kunnen ook toppolitici enkel aanblijven door emoties los te koppelen van hun denken en doen. Nochtans leiden precies emotie en passie tot verandering. Niet dus bij autistische goden zonder mededogen.

Jaagpad

Aan de hand van Olivier Rolin ‘Papieren Tijger’ deden we het een jaar later nog eens dunnetjes over op de jaagpaden van Le Canal du Midi. Het weer was ijzig, wind en hagel evenzeer.

Wat is er dan mooier om dezer dagen opnieuw de bijtende waterkou te trotseren in de Morvan op het jaagpad van le Canal du Nivernais.
Al heb ik nu elektrische BionX assistentie om van mijn rustig peddelende zoon te kunnen horen hoe hij die wereld ontmantelend leest tot in de virtuele leegte waarop ieder van ons een eigen leven construeert.

‘Revolutie maken betekende niet zozeer de machtsovername voorbereiden, het was veeleer leren doodgaan. Dat lijkt nuttig als je erg jong bent. Vervolgens kwam de tijd dat jullie niet langer naar de bioscoop gingen, revolutie mocht met zulke beuzelarijen geen tijd verliezen, maar jullie leefden als het ware in een film, een low budget detective.’ Olivier Rolin, Papieren tijger.

 

Archief

Louis Van Dievel, Het Gewemel – stationsroman.

18 maart 2013

Louis Van Dievel, Het Gewemel – stationsroman. Uitgeverij Vrijdag Antwerpen 2013. 

Louis Van Dievel heeft als auteur iets van Leo Pleysier, naar beeld en klank met een fijngevoelig oor voor woorden en intonaties bij menselijke interactie.

Bij Van Dievel is de ruis op de achtergrond van het leven in zijn negende roman ‘Het Gewemel’ die van een spoorwegstation, meer bepaald dat van Mechelen. Tussen Brussel en Heide.

Op de voorgrond proef je zijn liefde voor het woord van de gewone man en vrouw en hoe ze met elkaar, hun werk, hun leven, hun wereld proberen klaar te komen.

Hij bouwt daartoe met de traagheid van rangerende treinen een plot op die onafwendbaar uit het gewemel opdoemt nu eens razend versnellend met een bulderende lach, dan weer besmuikt en luchtig voorbij denderend. Hij leert de lezer ervan te genieten hoe je medereizigers de biecht afneemt of laat afnemen en hoe ze zonder absolutie verder moeten: de biechtvader van de kleine luiden, de Franciscus van Neckerspoel en Heide.

Je ziet het glinsteren van de natte sporen in de lage zon op het enorme rangeerstation van het leven. En je weet als reiziger nauwelijks welke trein op welk spoor zal verschijnen. Een dagelijkse bron van spanning en twijfel voor veel pendelaars, niet alleen in de eerste maanden van 2013.

De auteur van ‘Het Gewemel’ houdt de cadans van al zijn personages op het ritme van den ijzerenweg dat onweerstaanbaar en overweldigend het leven van de pendelaars bepaalt. Allemaal hebben ze met elkaar te maken en allemaal kruisen ze mekaar op de wissels van de sporen.

‘Het Gewemel’ is bij mijn weten een van de eerste Nederlandstalige stationsromans die zich afspeelt op, onder, boven en naast de sporen.

Als motto draagt Het Gewemel een citaat van de Duitse arts, psychiater en schrijver Alfred Döblin uit Berlijn Alexanderplatz: ‘Het leven is van ijzer, als een stoomwals komt het zwaar en langzaam dreigend op ons toe. Daar helpt geen weglopen aan, daar komt het al, daar is het al vlakbij.(...) Daar nadert het en niemand kan eraan ontkomen. Hoort die machine bonzen en stampen. Als het straks weer licht wordt, zullen we zien wat er overgebleven is.’

Siegfried Bracke had het in zijn feestelijke voorstelling over de titel: ‘ Deze roman heeft als titel Het Gewemel. Dat woord ‘gewemel’ is een van onze mooiste Nederlandse woorden. Men weet naar verluidt niet waar dat woord precies vandaan komt, maar interessant is dat het een zogeheten frequentatief is van wemen, wat kwetsen betekent. Ik kom hier nog op terug. Gewemel, dames en heren, is wat God ziet als hij naar de mensen kijkt. En omdat elke schrijver per definitie God is in zijn eigen roman, én omdat wij allemaal God zijn in het diepste van onze gedachten, weten wij wat het is, Gewemel. Het is hoe wij de anderen zien. Mensen op, door, in, over, naast, met elkaar. Bij Louis Van Dievel is dat het station. Een van de personages zegt het letterlijk: ‘Dat is zo met een station, daar is altijd gewemel.’ Het stationsgewemel als metafoor van het algemeen Gewemel. Daarover gaat Het Gewemel.”

Het spreekt voor zich dat Het Gewemel voor de NMBS zeer zinvol kan dienen als genoegdoening aan haar klanten en personeel voor de zoveelste afgelasting of vertraging van treinen: ‘Ik had Isolde opgegeven, daar kwam het op neer. Alles slijt, ook het verdriet, ook de liefde.’  

Archief

vrt deredactie.be blog: Hoe Dionysos verscheen in Haren… en elders.

18 maart 2013

Hoe Dionysos verscheen in Haren… en elders.

Vorig jaar ging een via Facebook publiek gemaakte ‘sweet sixteen party’ in de Nederlandse gemeente Haren ‘viraal’. Op 21 september raasden zowat 5000 jongeren als in de ‘Project X’ – film uitzinnig door de deftige landelijke gemeente onder de rook van Groningen. Naar goede Nederlandse gewoonte werd na afloop een commissie opgericht onder leiding van de vroegere PvdA coryfee Job Cohen die recent een rapport presenteerde onder de titel: ‘Twee werelden. You Only Live Once’.
Kortom het YOLO gevoel was in Haren aan de orde geweest.
Volgens deze overigens boeiende analyse botsten te Haren twee werelden. Het was Dionysos, de Griekse god met het wijnglas in de hand, versus Apollo, de god van de orde. Tegelijkertijd was het ook een botsing van de volwassenen- en de jongerenwereld. Twee werelden met dusdanig verschillende perspectieven dat de groepen elkaar niet goed begrepen en de ingezette interventies van de autoriteiten niet het gewenste effect sorteerden bij de jongeren.

Friedrich Nietzsche…
Zoals Geert Mak in 1996 onderzocht ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ om te begrijpen wat er in de 50 jaar na de oorlog in de luwte van het Friese boerenleven veranderd was, rijst vandaag voor politici en politie de vraag of die god van de uitzinnigheid, Dionysos, ook elders zal verschijnen.
De commissie besluit dat volgende omstandigheden daarvoor bepalend kunnen zijn: jongeren zien onvoldoende risico’s en worden lang niet altijd voldoende afgeremd in hun zoektocht naar uitdaging; de gegroeide feestcultuur in Nederland; onvoldoende bescherming van de openbare orde doordat de autoriteiten onvoldoende voorbereid waren; verkoop en gebruik van alcohol.
Ik geef toe, ik stond enigszins paf van de moed van de commissieleden en vooral van de voormalige burgervader van Amsterdam en gesjeesde PvdA leider, Job Cohen, om in deze oud en schrijnend zeer van Friedrich Nietzsche over Dionysos op te poetsen.

... en de vervoering.
Roberto Calasso waarschuwde in ‘De bruiloft van Cadmus en Harmonia’: ‘Apollo en Dionysus zijn schijnvrienden en ook  schijnvijanden. Onder het oppervlak van hun twisten, hun ontmoetingen en verwisselingen, ligt iets dat hen voor altijd verbindt en van alle andere goddelijke metgezellen onderscheidt: de vervoering. Zowel Apollo als Dionysus weten dat vervoering de hoogste vorm van kennis en de hoogste vorm van macht is. Dat is de kennis, dat is de macht die ze verlangen.’
Menselijk gedrag wordt immers niet geleid door wijsheid tegen passie, ratio versus emotie. Het gaat niet over schoonheid tegenover enthousiasme (het zichzelf als goddelijk dromen). Menselijk gewemel is op zoek naar vervoering tussen Apollo (muziek en schone kunsten) en Dionysos (theater en dans).

Theater van de morele verontwaardiging.
Een ander voorbeeld van vervoering krijgen we bijna dagelijks opgevoerd in het theater van het goede om het goede, dat van de morele verontwaardiging. Onmisbaar om angst te laten renderen.
Met de beelden van de vloedgolf door de zeebeving op 11 maart 2011 voor de Japanse stad Sendai met nadien de meltdown van de kerncentrale ven Fukushima werd het woord ‘tsunami’ nog eens ferm gemunt. Sindsdien geldt ‘tsunami’ voor al wat ons verschrikkelijk en onverwacht zal overkomen wanneer we morele plichten zoals preventie blijven negeren.
Populair is tegenwoordig de tsunami van de vergrijzing met bij voorkeur dementerende bejaarden. Daartoe moet gespaard en bespaard worden en ook geïnvesteerd in Alzheimeronderzoek.
Morele verontwaardiging spat van het beeldscherm wanneer Duitse bejaarden opgevangen worden in Hongaarse verpleegtehuizen. Pensioenen zullen niet langer volstaan en kinderen moeten (dementerende) familieleden  laten aanleunen in hun woning.

Het genot van een jeremiade.
Dat er dit en de volgende jaren onvoldoende onderwijzend personeel en schoollokalen voorzien werden voor een nieuwe generatie schoolplichtige kinderen, is wel degelijk verontrustend. Een dergelijke demografische evolutie doemt reeds enkele jaren op en was perfect te voorspellen. Kinderen sterven immers niet massaal in vredestijd. Bijgevolg hebben de beleidsmakers onmiskenbaar gefaald.
Maar een jeremiade over de tsunami van vergrijzing is een vorm van vervoering die de profeten en hun entourage tot orgastische zelfbevrediging voeren.
Vooreerst leiden mensen een eindig leven, ze sterven gewoon. De een al wat vroeger dan de andere. Demografische schattingen zijn in deze nooit zo accuraat als het aantal te verwachten schoolplichtige kinderen.

De fabels voorbij.
Bovendien veranderen de verwachtingen van mensen met de jaren. Al droomt iedere beleidsmaker van electoraal succes door het belijden van ‘vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid’ – de meeste bejaarden zijn lang niet zo dom.
Hoe ouder iemand wordt, hoe makkelijker deze door het theaterspel tot in de coulissen kan kijken. Levenservaring helpt om het verhaal achter de fabels te vatten. Dat heeft te maken met hun houding tegenover het leven, doorgaans zonder veel angst en nog minder geloof en met veel relativerende herinneringen aan bedrieglijke fabels uit hun jeugd.
De last der jaren vormt niet alleen bezwaren maar leert ook beperkingen aanvaarden. Recht op vrijheid en gelijkheid en broederlijkheid leidt vooral tot vervoering van jongere mensen. Gelukkig kan je ouderen dat soort fabels amper nog slijten.

‘We dachten dat we in een verlichte en ontnuchterde wereld leefden, aantoonbaar en verifieerbaar. In plaats daarvan verkeren we in een wereld waar alles een ‘fabel‘ blijkt. Hoe moeten we ons oriënteren? Op welke fabel moeten ons verlaten, terwijl we weten dat die misschien door een andere fabel aan het oog wordt onttrokken? Dat is de verlamming, de kenmerkende onzekerheid van de moderne tijd, een verlamming die we sindsdien allemaal gewaarworden.’  Roberto Calasso De literatuur en de goden.

Archief

Johann Wolfgang von Goethe – Wandrers Nachtlied II (1780)

15 maart 2013

Wandrers Nachtlied II (1780)

 

Über allen Gipfeln

Ist Ruh,

In allen Wipfeln

Spürest du

Kaum einen Hauch;

Die Vögelein schweigen im Walde.

Warte nur, balde

Ruhest du auch.

 

Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)

 

Wandelaars Nachtlied II

 

Boven alle toppen

heerst rust,

nergens in het lover

merk je een zucht;

de vogels houden

zich stil in het woud.

Wacht nu maar,

die rust komt gauw

ook voor jou.