knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Euthanasie en hulp bij zelfdoding in de USA, ‘the land of the free’.

29 september 2013

Euthanasie en hulp bij zelfdoding in de USA, ‘the land of the free’.


Eindelijk tijd kunnen maken om twee boeiende films in uitgesteld relais te zien over euthanasie en hulp bij zelfdoding.

In ‘You don’t know Jack’ van HBO speelt Al Pacino met brille de rol van de Amerikaans-Armeense arts anatoom patholoog Jack Kevorkian ( 1928 – 2011).

Vanuit zijn morele overtuiging dat mensen bij uitzichtloos lijden recht hadden om zelf over hun levenseinde te beslissen lag hij mee aan de basis van de moeizame euthanasie discussie in de VS. HIj hielp 130 mensen om zelf een einde te maken aan hun ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Hij trotseerde daarbij tal van interventies van het openbaar ministerie maar overspeelde finaal zijn hand door een actieve euthansie uit te voeren en op film vast te leggen. Hiervoor werd hij veroordeeld voor doodslag waarmee hij hoopte een casus voor het Hoogste Gerechtshof van de VS uit te lokken, doch dit lukte hem niet zonder adequate juridische begeleiding. Hij sleet 8,5 jaar in de gevangenis van Michigan.

Hij slaagde erin de discussie herhaaldelijk in de media aan te zwengelen en lokte een zeer actief verzet uit van religieuze fundamentalisten die hem verweten de rol van God op zich te nemen.

Dr. Jack Kervorkians acties met de zelfmoordmachine die de patient zelf kon bedienen lagen aan de basis van een wet in Michigan die hulp bij zelfdoding verbiedt, wat voorheen wel toegelaten was op basis van het zelfbeschikkingsrecht van de individuele persoon.

Intussen zijn in verschillende staten van de VS bewegingen actief die het recht op hulp bij zelfdoding in hun wetgeving hebben vastgelegd: Oregon, Washington en Montana.

De film toont goed het ietwat monomane van het hoofdpersonage die ondanks zijn eigen missie, een hoge graad van wereldvreemdheid en een gebrek aan emotionele intelligentie ivm het gerechtsapparaat toch ook de nodige droge humor kon presteren.

How to die in Oregon.

De documentaire ‘How to die in Oregon’ - ook van HBO - werd voor het eerst vertoond op he Sundance Film Festival van 2011. Een groot deel van de toeschouwers verliet naar verluidt voortijdig de zaal en de rest bleef verslagen achter.

Documentaire maker Peter Richardson verklaarde hierover: «Ik ben zelf geboren en getogen in Oregon, de eerste staat in de VS die medisch begeleide zelfdoding toestond, in 1994. Patiënten die nog minder dan zes maanden te leven hebben, kunnen er legaal een fatale dosis barbituraten (geneesmiddelen die de activiteit van het centrale zenuwstelsel onderdrukken, red.) aanvragen. Dat was niet naar de zin van president Bush jr. diej ervoor ijverde de ‘Death with Dignity Act’ nietig te laten verklaren. Toen het Hooggerechtshof in 2006 oordeelde dat de wet van kracht zou blijven, wist ik meteen: híér wil ik een film over maken. Meer nog: als inwoner van Oregon voelde ik me haast verplicht om dit controversiële thema aan te kaarten. Want de ‘Death with Dignity Act’ kent toch vooral nog veel tegenstanders: afgezien van Oregon zijn Washington en Montana de enige staten waar terminale patiënten ervoor kunnen kiezen zelf hun leven te beëindigen. Wat dus betekent dat men in de andere zevenenveertig staten nog steeds vindt dat een doodziek mens niet zelf mag beslissen over leven of dood. Ik hoop dat ik met ‘How to Die in Oregon’ de kwestie toch wat uit de taboesfeer kan halen.”

‘How to die in Oregon’ is mooi gefilmd, gaat de reële problemen van terminale patiënten, hun familie en omgeving niet uit de weg. De angsten en de twijfels worden biet verzwegen bij mensen die zeker zijn van hun einde binnen afzienbare tijd.

Het meest interessante in beide films is de discussie over hulp bij zelfdoding of actieve euthanasie door een arts.

Ik blijf voorstander van hulp bij zelfdoding bij mensen die in een toestand van ondraaglijk en uitzichtloos lijden verkeren. Wie dit zelf niet meer kan met het innemen van barbituraten, kan dan IV middelen toegediend krijgen.

In de film wordt secobarbital als hét middel gepresenteerd, waar de literatuur in Nederland hier meer twijfels heeft over de efficiëntie.

http://gebu.artsennet.nl/Archief/Tijdschriftartikel/Richtlijn-uitvoering-euthanasie-en-hulp-bij-zelfdoding.htm

 

 

 

Archief

vrt deredactie.be blog : De verzorgingsstaat is stervend

29 september 2013


De verzorgingsstaat is stervend 


 

Inmiddels is het bijna 10 jaar geleden dat ik me als nieuwkomer in Nederland ietwat overdonderd voelde door de gesmeerde collectieve offergang van mijn patiënten bij het jaarlijkse ritueel van de griepvaccinatie. Het had iets van een door de overheid georganiseerde bedevaart naar de mythologische behoeder van influenza en aanverwant of erger leed.




Zegening


Wie in aanmerking kwam voor de gratis griepprik, werd door mijn assistente aangeschreven en in cohorten meldde iedereen zich gehoorzaam op dag en uur voor de preventieve prik.

Het had iets van een zegening: de dokter volbracht de tekenen en de aanrakingen. Op die manier was het makkelijk kennismaken voor de nieuwe huisarts en kon zijn bezwerende kracht gewogen worden.

Die werd duidelijk niet te licht bevonden want een Belgische dokter had in de zwoele onderbuik van de wereldhaven nog een exotisch profiel: ook een allochtoon of een nieuwkomer die nog sprak zoals de ouwe opa.

Enkele maanden later werd de bevolking nog eens extra warm gemaakt voor de griepvaccinatie wegens een mogelijk levensbedreigende variant van het griepvirus. Het bleek achteraf een voorbode van de dure speculaties op de pandemie van de Mexicaanse varkensgriep. De preventieve mantra’s werden geolied en ingereden.




Solidariteit


En toen dreigde in 2005 een pandemie van vogelpest, waartegen een antiviraal medicijn levensreddend ingezet zou kunnen worden. Omdat Volksgezondheid tot het aanschaffen van grote hoeveelheden van deze virusremmer werd verleid, betekende Tamiflu een goudmijn voor de firma die dit op de markt bracht. Bovendien zou het ook nog helpen tegen het griepvirus. Zeker bij wie bejaard, zwak of ziek zou zijn.

Het levensreddende middel was door de grote vraag maar beperkt voorradig. Het zat niet in het verzekeringspakket en het was niet bepaald goedkoop. Later zou blijken dat Tamiflu onvoldoende deed wat toen nog beloofd en door velen geloofd werd. Idem dito voor de griepvaccinatie bij ouderen en mensen met een zwakker immuunsysteem.

In volle mediahype vroegen steeds meer patiënten naar een voorschrift voor dit medicijn. Doorgaans slaagde ik erin – volgens de richtlijnen van de rijksoverheid en huisartsenstandaarden – om mijn patiënten te behoeden voor dure aankopen van het antivirale wondermiddel. De minister van Volksgezondheid probeerde de hype te keren door een beroep te doen op solidariteit bij een beperkte voorraad van het medicijn.
Met als gevolg dat de vraag ernaar verder steeg, al kon ik toch standhouden.




Ieder voor zich


Maar op visite werd ik in een morele houdgreep geklemd door een hoogbejaarde dame die me in de beslotenheid van haar flat indringend toefluisterde dat ik haar een voorschrift van dat levensreddende medicijn diende te bezorgen. Ondanks haar leeftijd en dankzij haar heldere geest en goede gezondheid wou zij koste wat kost nog langer leven te midden van de dreigende pandemie. Ze had alleen verre familie die amper naar haar omkeek, maar ze trotseerde graag de wereld van radio, krant en tv. En vooral wou ze zelf de regie houden over haar eigen leven. Niet afhankelijk zijn van anderen en hen niet tot last zijn.
Mijn mantra werd telkens gepareerd.
Over de prijs: ‘Maakt niet uit, dokter, ik kan mijn geld toch niet meenemen in mijn graf’.
Over de beperkte effectiviteit van het medicijn: ‘Beter iets dan niets, toch?’
Over de solidariteit met mensen die het echt nodig hadden bij een beperkte voorraad:...
De dame keek me lang stilzwijgend aan en zei toen: ‘U begrijpt dat niet, dokter. U bent hier nieuw. Als Belgische dokter weet u niet hoe het er in dit land aan toe kan gaan. Als het water echt aan de lippen staat, is het ieder voor zich. En dan sta je als bejaarde helemaal aan het einde van de rij als je het moet hebben van solidariteit en steun van de overheid. Dat is hier altijd zo geweest, wat voor mooie praatjes onze politici ook vertellen. Dan is het ieder voor zich.’




Participatiesamenleving


Sinds Prinsjesdag vorige week duikt dit gesprek van jaren terug weer op uit mijn herinneringen.
In de oproep uit de troonrede van Zijne Majesteit Willem-Alexander onder het blauw-rode kabinet Rutte-Samsom klinkt de discussie over de transitie van verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving: “Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven”.
Voormalig PvdA-coryfee Wouter Bos reageerde voluit: ‘Als dat niet slechts de mening van de VVD-leider is, maar ook van de coalitie, is er bij de PvdA sprake van een kleine ideologische revolutie. Geen visie meer op de overheid die er ook voor de middenklasse is, een overheid die verbindt omdat iedereen eraan meebetaalt en iedereen ervan meegeniet. In plaats daarvan een overheid louter voor de allerzwaksten. Amerikaans, klassiek liberaal en zichzelf uiteindelijk marginaliserend. Zeg me dat het niet zo is!’




God voor ons allen


Het wordt dus weer ‘ieder voor zich en God voor ons allen’.
Maar onze publieke godheid is al lang dood.
Zij het dat Hij weer springlevend is bij islamisten die hun Ene en Ware met alle geweld aan de publieke ruimte willen opdringen.
In 2010 verklaarde de vandaag zegevierende Duitse bondskanselier Angela Merkel de multiculturele samenleving dood.
En nu verklaart de Nederlandse regering ook nog de verzorgingsstaat dood en inruilbaar voor de participatiesamenleving.
Het terugtreden van de overheid zal mensen dwingen zich zo te gedragen dat andere mensen bereid zijn voor hen te zorgen. Ook in ruil voor geld, goederen of diensten in natura. Familiale, religieuze of andere netwerken zullen nauwer gaan spannen en uitsluiten. Daarbuiten zal handel, ook in zorg, volgens de principes van vraag en aanbod een ontmoetingsplatform creëren op de vrije markt.
De verontwaardiging hierover zal weer het masker van de billijkheid dragen.




Voor wat hoort wat


Door de kapitaalvlucht, het op grote schaal uitstoten van laaggeschoolden uit de arbeidsmarkt en een wereldwijde bankencrisis krimpen de economische fundamenten van die verzorgingsstaat verder terwijl de vraag naar zorg onevenredig stijgt. Bovendien worden reeds meer dan een halve eeuw die zo geroemde marktprincipes van vraag en aanbod ondermijnd door het toelaten van massale immigratie in de verzorgingsstaat.

Of zoals de vroegere Antwerpse burgemeester Patrick Janssens het in zijn boek ‘Voor wat hoort wat, naar een nieuw sociaal contract’ formuleerde: “In de mate echter dat de migratie rechtstreeks of onrechtstreeks leidt tot meer mensen die uitkeringen ontvangen uit het bijstandssysteem of die een beroep doen op sociale dienstverlening (onderwijs, gezondheidszorg) zonder dat belastingen of bijdragen worden betaald, vormt dat een bedreiging van ons systeem. Dat is geen morele maar een puur economische vaststelling. En een relevante: in Antwerpen is vandaag meer dan 60 % van de leefloontrekkers via een of andere vorm van migratie ons land binnengekomen”.



Archief

vrt deredactie.be blog: Over misbruik van empathie en solidariteit

16 september 2013

Over misbruik van empathie en solidariteit

11/09/2013 

“‘t Is weer voorbij die mooie zomer – Die zomer die begon zowat in mei – Ah, je dacht dat er geen einde aan kon komen – Maar voor je ‘t weet is heel die zomer – Al weer lang voorbij.”

Vanmiddag bleef deze evergreen van de Nederlandse cabaretier, zanger, schrijver en Rotterdammer Gerard Cox door mijn hoofd spoken. Na die mooie zomer met de fiets visite rijden in stortbuien is een echte bezoeking. Bij een bejaarde de column kunnen lezen van Gerard Cox in ‘De Oud Rotterdammer, de gratis krant voor de 50-plusser’ stemt dan weer tot vreugde als de regen de grote ramen op de 8ste verdieping van de galerijflat geselt. Kunnen invallen wanneer je patiënt het voorbije-zomerlied aanheft, maakt de empathie weer groot. Bij ons allebei.

School gesloten

Minder groot was mijn empathie wanneer ik zeer weinig beweging zag in en om de oude schoolgebouwen van de beruchte Islamitische Scholen Gemeenschap Ibn Ghaldoun. Het hek stond open en de blauwe gordijnen hingen nog even verfomfaaid als voor de zomer toen de grootste examenfraude ooit aan het licht kwam.

Vandaag deelde de staatssecretaris voor onderwijs mee dat per 1 november de openbare financiering van de school wordt stopgezet. Hij deed dit op basis van een uitgebreid inspectierapport. De problemen beslaan zoveel terreinen en zijn in hun onderlinge samenhang zo groot, dat het binnen een beperkte periode onmogelijk is om tot een voldoende en duurzame kwaliteitsverbetering te komen. Het bestuur heeft de afgelopen jaren wel werk gemaakt van kwaliteitsverbetering, maar de ernstige reputatieschade van de examenfraude heeft de school op een vrijwel niet in te halen achterstand gezet.

De laatste Islamitische Scholen Gemeenschap in Nederland ‘Ibn Ghaldoun’ heeft al jaren te kampen met slepende kwesties, zoals grote financiële problemen, onbevoegde en gebrekkig Nederlands sprekende docenten, een gesloten en slechte bedrijfscultuur, achterblijvende onderwijsprestaties en slechte panden. Er worden taallessen gegeven door docenten die daar niet de juiste diploma’s voor hebben, op de lessen Arabisch na, die worden door eerstegraads bevoegde docenten gegeven.

Empathisch frauderen

In de laatste zomermaand maakte het Openbaar Ministerie bekend dat 42 scholieren vervolgd zullen worden voor het helen en verkopen van gestolen eindexamens. Elf onder hen worden beschuldigd van het daadwerkelijk ontvreemden van 27 eindexamens uit de school.

De grootste examenfraude ooit kwam toevallig aan het licht omdat iemand de vragen van de in Nederland centraal georganiseerde eindexamens van het middelbaar onderwijs via internet te koop aanbood. Een dergelijke grootschalige fraude kon alleen dankzij een dwingende zwijgplicht, grote empathie en solidariteit tussen de leerlingen en leraren van de bewuste school. Wie zich hierbij aansluit, wijst een emanciperende onderwijsvisie af. Diploma’s van leerlingen uit die scholengemeenschap verliezen elke waarde. Onderlinge solidariteit drijft dan als een vorm van zelfmedelijden op verontwaardiging over racisme en discriminatie.

Empathie die steunt op het ‘identificeerbare slachtoffereffect’ kan ons op het verkeerde been zetten. Bij voorkeur wordt hiervoor een beroep gedaan op beelden van kinderen. Hen wordt onschuld en hulpeloosheid toegedicht. Nochtans worden kinderen niet zomaar geboren. Kinderen worden gemaakt en opgevoed door hun ouders. Ze voelen zich vooral solidair met het eigen gezin, de eigen familie met alles erop en eraan.

Slachtoffereffect

Sommige ouders in India brengen hun kinderen blijvende opvallende verwondingen toe om ze daarmee tot effectievere bedelaars te maken. Yale-psycholoog Paul Bloom zei hierover in The New Yorker van 20 mei ll.: ‘Geld geven bij het pijnlijke aanblik van een gemutileerd kinderlijf, de logische empathische reflex, houdt het probleem in stand, terwijl meer analytisch denkwerk nodig is om het probleem bij de wortels aan te pakken.’

Afgewezen vluchtelingen en vermeende asielzoekers zetten graag in op dat identificeerbare slachtoffereffect als een vorm van emotionele chantage.

Empathie en principiële verklaringen over solidariteit blijken echter ongeschikt als moreel kompas in een samenleving.
Het aanzwengelen van onze empathie leidt meestal niet tot oplossingen. Erger zelfs. Onze empathie wordt graag misbruikt.
Niet alleen in 1914 om in Groot-Brittannië massaal te mobiliseren tegen de verkrachting van het kleine België door de Pruisische Hunnen. Maar ook de recente beelden en verhalen van de slachtoffers van vermeende gifgasaanvallen in Syrië drijven op dit soort empathie. Het wordt gebruikt als propagandamateriaal voor een als moreel noodzakelijk verklaard westers ingrijpen in de Syrische burgeroorlog.

Onzinnige veralgemening

Menselijke solidariteit heeft lang niet alleen maar goeds opgeleverd.
Het gedrag van voetbalhooligans en politieke of religieuze extremistische rellen zijn ook gebaseerd op solidariteit tussen de deelnemers onderling. Groepsgewijs georganiseerde uitkeringsfraude steunt evenzeer op onderlinge solidariteit. Beurshandelaars en -makelaars kennen alles van empathie en solidariteit als hun banken dreigen om te vallen.
Vaak wordt onze empathie bevraagd om ons solidair op te stellen.
Maar dat is geen eenvoudige opdracht wanneer werkloze autochtonen merken dat de arbeidsmarkt verstoord wordt door immigranten die uitgestuurd werden om kapitaal voor het thuisfront te vergaren. Vraag en aanbod worden zo van buitenaf verstoord.

Bij solidariteit, empathie, compassie en steun is het veralgemenen van principes bijna altijd onzinnig aangezien er geen gelijkheid bestaat tussen mensen onderling.

‘Empathie is wat ons menselijk maakt, objecten en subjecten van morele zorg. Empathie verraadt ons echter als we het als morele gids proberen te gebruiken.’ - Paul Bloom.

 

Archief

11 09 1973 – 11 09 2013 Santiago de Chile – Over de film ‘Calle Santa Fé’ van Carmen Castillo

11 september 2013

11 09 1973 – 11 09 2013 Santiago de Chile – Over de film ‘Calle Santa Fé’ van Carmen Castillo

11 september 2013 om 16:12

Calle Santa Fé  – Carmen Castillo – Open Doek Turnhout 2008

http://www.youtube.com/watch?v=7p9rleNFNL4

Wanneer na 11 september 1973 in Chili een bloedige militaire staatsgreep werd gepleegd door de ware broeders onder leiding van generaal Augusto Pinochet werd de Volksfrontregering van een andere broeder en arts, Salvador Allende, afgezet door een legerkliek die gestuurd en gefinancierd werd door de CIA. Het verzet tegen de bloedige staatsgreep werd in de kiem gesmoord door brutaal geweld en het systematisch oppakken en liquideren van alle mogelijke leiders van het Volksfront en de partijen die ervan deel uit maakten.
Een van de linkse partijen die Allendes regering kritisch steunde was de M.I.R – Beweging van Revolutionair Links, een samenraapsel van alle mogelijke linkse overtuigingen. Zij boden van 1973 tot 1977 gewapend verzet. MIR-leden die gepakt werden, ondergingen langdurige folteringen, gevangenschap en dood of verbanning.

Al bleek het Unidad Popular bewind van Allende democratisch linkse ideeën te omhelzen, er was een hoop aan de hand in Chili waar de middenklassen zich verzetten tegen een al te dirigistische staatseconomie.

De MIR trad toe tot het Volksfront en steunde de campagnes van illegale landbezetting en de stakingen in de kopermijnen, tegen de gematigde politiek van de regering van Allende. 

Merkwaardig was dan ook de verklaring van enkele oude kopstukken van de MIR dat zij de gewapende lijfwachten leverden voor de veiligheidsdienst van president Allende. Ze gingen er prat op dat de leider van het Volksfront de eigen staatsveiligheid niet vertrouwde en liever beroep zou gedaan hebben op de extreem linkse kameraden.

Diezelfde kameraden van de MIR vonden Allende een veel te gematigde reformist en opteerden volmondig voor het aanzwengelen van allerlei revolutionaire opstootjes waardoor zijn Volksfront regering steeds meer in moeilijkheden kwam.

Leuven

Wanneer ik enkele weken na de staatsgreep van 11 september 1973 bij het begin van het academiejaar in Leuven een vol Michotte – auditorium van mijn faculteit psychologie opriep tot solidariteit met de Chileense slachtoffers van de staatsgreep – zo ging dat nog in die tijd – stond er een non op van de eerste rij.

Gewijde studenten muntten toen nog uit door het stelselmatig innemen van de eerste rijen in de auditoria van de Alma Mater. In vol ornaat van de eigen congregatie of religieuze orde leek leven en leren in het aanschijn van de prof draaglijker.

Niet dat die eerste rijen in een auditorium anders benomen zouden worden. Niemand van de overige studenten was geneigd zich daar te installeren. Afstand tot de wijsheid in pacht werd toen nog hogelijk geapprecieerd.
De zuster in kwestie beweerde met overslaande stem dat Salvador Allende een dictator was die zijn volk uithongerde.
Kortom, een makkie om te pareren en dan de prof naar huis en het hele auditorium naar buiten voor een luidruchtige betoging over de Tiensestraat.

Edoch, mijn repliek over de arbeidersklasse die samen met de boeren het land verdeelden en dus de maakbaarheid van het land menselijk maakte voor iedereen, werd weg gejouwd.

De non liet niet af en bleek jaren gewerkt te hebben in een población van Santiago de Chile waar volgens haar enkel eten werd bedeeld aan de armen als ze hun kaart van de partij of de vakbond konden tonen. Wie de Roomse kerk een warm hart toedroeg, leed volgens haar honger.

Revolutionair in Leuven.

Priester Camillo Torres was al dood, Felipe Gonzales pas afgestudeerd en nog lang geen eerste minister van Spanje, Leuven liep nog vol met Latijnsamerikaanse studenten die droomden van een revolutionaire carrière in eigen land: Zapatisten, Sandinisten, Tupamaros, aanhangers van de guerrilla in Brazilië, Ecuador, Colombia, Bolivia, Argentina, Uruguay, Nicaragua, El Salvador, Mexico, om van de Afrikaanse revolutionairen nog te zwijgen.

Het kon niet op.
Met hen was het boeiend discussiëren over de revolutie en de klassenstrijd en de oorlog in Vietnam en het marxisme-leninisme. We hoorden hun verhalen over de volksoorlog met rode oortjes.
En dan bleken na een jaar revolutionaire activiteiten elders mijn eigen jaargenoten meer geloof te hechten aan tante nonneke dan aan de drager van de ware solidariteit die al een heel jaar niet meer was op komen dagen wegens klassenstrijd in het hele land belangrijker dan de les en jaargenoten.
Chili hakte er behoorlijk in bij links, ook in Vlaanderen.

Ludo Martens had als voorzitter van AMADA de dag na de staatsgreep een pamflet doorgebeld naar het Rode Boek dat door mij was genotuleerd aan de telefoon en nadien uitgetikt op stencil, om ’s anderendaags bij de duizenden bedeeld te worden aan alle Leuvens studentenrestaurants. Gezagsgetrouw als ik toen nog was had ik zijn revolutionaire titels in de door hem gedicteerde volgorde boven het pamflet gezet. Hij begon uiteraard met een aanval in regel op de reformist Allende die zijn volk de wapens had geweigerd om zich te verdedigen tegen het leger en de Amerikaanse geheime diensten. Alleszins een originele opener voor een pamflet vlak na de staatsgreep van Pinochet waarbij Allende om het leven was gekomen. Naar later bleek door zelfmoord.
Dat werd ons door niemand in dank afgenomen. En nadien was het volgens de Grote Leider niet in die volgorde bedoeld en zou de kritiek op het reformisme enkel als een tussentitel moeten gediend hebben.

De Grote LM kon zich altijd vrijpleiten. Hij was immers onfeilbaar als leider – toen toch nog – en de andere leden blaakten van foute ideeën – verworven, zo niet aangeboren.

De M.I.R. was in de ogen van onze Grote Leider dan wel een bende trotskisten maar ze werden door het toenmalige Amada toch gesteund en besnuffeld wanneer in 1974 vlak voor de ‘1. May’ in Frankfurt een internationaal congres van de Derde Wereldbewegingen plaatshad. De latere Groene Buitenlandminister Joschka Fischer sprak daar de aanwezigen nog als marxist wollig toe. De kameraden van de M.I.R hadden allemaal een ferme snor terwijl wij het nog met een vlassen baardje moesten stellen. Maar ze accepteerden volgaarne onze revolutionaire solidariteit in harde D-Mark.

De leider van die M.I.R. – eveneens arts – Miguel Enriquez , zat in die tijd ondergedoken met zijn zwangere vrouw en twee dochters in het huis aan de Calle Santa Fé 727.
Ze zouden daar omsingeld worden door het leger en in een vuurgevecht werd de secretaris-generaal van de MIR gedood. Zijn vrouw was zwaargewond en werd door een ambulance afgevoerd. Na een internationale solidariteitsactie kon ze naar Frankrijk waar ze na een wereldtournee voor solidariteit haar leven probeerde op de sporen te krijgen.
De dochters groeiden op in Cuba als kinderen van de revolutie.

Carmen Castillo kwam 30 jaar na de staatsgreep terug naar Chili en maakte een film over haar verleden en dat van haar kameraden bij de MIR, vroeger en nu.

Zij voelde bij haar terugkeer nog steeds de walging van ballingen bij zoveel onverschilligheid, bij de anderen, bij hen die zo goed en zo kwaad mogelijk hun leven verder hadden geleefd  ‘met zo weinig mogelijk herinneringen, want zo zien ze alleen nog de leegte’.

De film laat zeer traag en omzichtig het proces zien van het bezoek aan de straat, de buurt en finaal het huis waar het zich allemaal afspeelde in 1974. Ze kon zich troosten bij de gesprekken met haar buren, die haar geholpen hadden, die haar naar het ziekenhuis hadden gevoerd en die nooit geweten hadden wie zij waren. Ze sprak met dokters en verpleegsters die haar in het ziekenhuis hadden beschermd tegen de agenten van de DINA staatsveiligheid.
Pijnlijk was de confrontatie van haar met haar dochters en de huidige bewoner van het huis. Hij wou er vanaf wegens veel te veel pelgrimstochten van de linkse jongeren.
Zij wou het kopen en inrichten als een cultureel centrum voor de linkse jeugd van vandaag.

Maar die linkse jeugd zag dat niet zitten en haar hedendaagse leiders vonden het zo al erg genoeg om iedere jaar een grote herdenking te moeten opzetten voor alle vermoorde kameraden. Er waren er ook zoveel!
De Chileense autoriteiten leden in 2003 nog steeds aan geheugenverlies.

Het werd dan finaal een stel betonnen tegels met tekst voor de deur van Calle Santa Fé 727 waar volgens de buurman Miguel gemakkelijk had kunnen vluchten. Hij keerde echter terug naar zijn gewonde vrouw waardoor hij in de tuin van de buren werd afgemaakt.
De kogelgaten in de muur en het trottoir herinneren er nog aan.

De film is een soms uitputtend verhaal over een moeizame toenadering van Carmen Castillo tot wie de beweging overleefd had, waarvan ze ooit zelf deel uitmaakte. Haar man had zijn leven gelaten voor haar. In de finale van het vuurgevecht had hij ervoor gekozen naar zijn gewonde zwangere vrouw terug te keren ipv te ontsnappen in het belang van de partij, het volk en de revolutie. Haar dochters weigerden elke commentaar. Zij hadden hun jeugd doorgebracht in Cuba, ver van hun moeder.
Andere MIR kinderen in ballingschap werden bij elkaar gebracht in een internaat in Frankrijk wanneer de partijleiding besliste met zoveel mogelijk militanten terug naar Chili te gaan om de gewapende strijd te hervatten.

De confrontatie met de toenmalige militaire leider van de MIR was ontluisterend.
Op haar vraag of het allemaal die doden wel waard was geweest, antwoordde hij alleen dat de MIR fouten had gemaakt wegens nog erg jong (in 1965 opgericht) en hij draaide zijn riedeltje van marxistische prietpraat over de loop van de geschiedenis.
Voor en na waren de confrontaties met de ouders die hun drie zonen als MIR militanten hadden verloren, en met haar eigen ouders die ook een zoon aan de revolutionaire activiteiten van de MIR verloren, schrijnend.
De waardigheid waarmee deze mensen de keuze van hun kinderen droegen, was verpletterend voor het imago van de overlevenden onder de partijleiders.
Maar Carmen Castillo filmt ook haar eigen moeder wanneer deze aan haar een brief schrijft waarin ze vraagt na al die jaren, al die doden te laten rusten. Dat het niet menselijk meer is om al dat leed opnieuw fris op te rakelen, om al de pijn opnieuw te beleven, ook voor haar als weduwe van Miguel Enriquez.
Het thema van de film en sommige stukken eruit zijn zeer de moeite waard, ook nu nog. Niet alleen in Chili. 

Carmen Castillo probeert een waardige afstand te bewaren van haar eigen emoties, haar eigen verleden en de dwaasheden uit haar leven, waarbij ze ook anderen betrokken heeft.
De MIR top en de stichters waren allemaal studenten uit gegoede middens. Miguel Enriquez en verschillende van de partijleiders waren medici. Vanuit hun sociaal engagement om een einde te maken aan zoveel ziekte, honger, pijn en sociale achteruitstelling en hun jeugdige hang naar ‘wetenschappelijke’ theorieën om maatschappelijke problemen op te lossen hadden ze een eigen redenering opgezet: het pseudo – wetenschappelijke karakter van marxistisch -leninistische gesloten denksystemen kan een antwoord bieden op alle vragen. En dus ook maakbaarheidsoplossingen bieden voor alle schrijnende sociale problemen.
De gevolgen waren verschrikkelijk. Alleen de sociale acties in sloppenwijken voor voedsel, scholen en gezondheidszorg leken een positief effect te blijven sorteren.
Voor de partijleden die er nooit in geslaagd waren om een leven op te bouwen buiten de partij, voor wie de MIR hun enige familie was en de revolutionaire theorie de enige zin van hun bestaan, stortte de wereld in als de MIR ontbonden werd.

Een militante overleefde het door de steun van een psychiater – voormalig partijlid.
Een landloze boer die lid geworden was van de MIR had een mooie verklaring voor de voorbije periode: ‘Wij hadden geen land, geen inkomen. Wij trokken naar de steden en werden marxistisch geschoold of raakten aan de drank.’
Revolutie of verslaving!
Was het allemaal zoveel doden waard?