knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Matthew Stewart, De ketter en de hoveling. Spinoza en Leibniz en het lot van God in de moderne wereld. Meulenhoff 2008.

10 april 2010

Matthew Stewart, De ketter en de hoveling. Spinoza en Leibniz en het lot van God in de moderne wereld. Meulenhoff 2008.

Na zijn ? Managementmythe? meteen deze Ketter en Hoveling gesavoureerd. Een schitterend werk waarin hij met beproefde romantechnieken een bijzonder moeilijk en ingewikkeld filosofisch drama wet te onthullen, dat van de relatie tussen Leibniz en Spinoza. In elkaar afwisselende hoofdstukken weet Stewart ook hier de rokken van de ui te pellen om tot de kern van het dispuut te komen. Al lijken je ogen soms te tranen, ook vandaag speelt dit nog steeds een belangrijke rol, niet allen in de verhoudingen tussen religies en de moderne staat, maar ook in de hoofden van de mensen.
Hij weet duidelijk te maken wie Spinoza was en waarom hij vanuit zijn verleden als uitgewezen joodse banneling in die tijd tot die athe?stische wereldvisie kon komen. Hij weet duidelijk te maken hoe Leibniz omzeggens zijn hele leven heeft geworsteld met en tegen deze visie op God en de natuur waarbij hij de memorabele ontmoeting tussen beide filosofen als keerpunt weet te merken in Leibniz leven en denken.
Hij ontrafelt de constructies in Leibniz denken als reusachtige pogingen om onder de athe?stische – en volgens Leibniz als dienaar van het wereldse gezag bijzonder subversieve – denkrichting van Spinoza uit te komen.
Je snapt meteen veel beter de Dr. Pangloss-karikaturen die Voltaire over Leibniz presenteerde als pleitbezorger van de beste der werelden waarin we plegen te leven.

35. Ook deze dubbele ballingschap zou een kernpunt in de filosofie van Spinoza worden. Juist doordat hij zich aan de uiterste rand van de maatschappij bevond, kon Spinoza zo duidelijk zien dat de oude God stervende was en dat zijn theocratische heerschappij op aarde bezig was in te storten. Vanuit diezelfde positie ontwierp hij ook zijn remedie voor de moderne situatie.
In zijn politieke filosofie propageerde hij een tolerante, seculiere samenleving waarin hij zelf geen balling meer zou zijn. In zijn metafysische beschouwingen ontdekte hij een godheid die ver verwijderd was van de beperkingen van traditie, orthodoxie, bijgeloof ?n alle andere bronnen van de mening van de massa, een God die geen macht meer had om arbitraire wetten uit te vaardigen en die slechts verantwoording schuldig was aan het
universele licht van de geest, de richtlijn van de rede.
Spinoza’s excommunicatie bepaalde niet alleen zijn filosofie, maar gaf ook vorm en uiting aan zijn ongewone persoonlijkheid, een persoonlijkheid die even zeldzaam was als rijk aan paradox en inzicht.

321. Spinoza opende voor Leibniz een deur, zowel in letterlijke als in filosofische zin. Hij legde voor zijn bezoeker een werkelijkheid bloot die de jonge man vanuit praktisch oogpunt erkende als de wereld waarin hij zijn eigen filosofie situeerde. In oprechte en soms botte taal liet hij Leibniz zien wat het betekent om een moderne filosoof te zijn. Toch zag Leibniz deze werkelijkheid niet op dez?lfde manier als Spinoza. Als hij in de zwarte opalen
ogen van zijn gastheer keek, zag hij geen nieuwe godheid. Hij zag in plaats daarvan de dood van God. Zijn filosofie was in veel opzichten een poging om de deur te sluiten waarvan hij wenste dat hij hem nooit had geopend. Maar het was te laat: hij stond al aan de andere kant.

340. Zoals alle goede filosofen moeten Leibniz en Spinoza uiteindelijk
ergens buiten de geschiedenis tot rust komen. De twee mannen die elkaar in 1676 ontmoetten, vertegenwoordigen twee radicaal verschillende filosofische persoonlijkheidstypen die altijd deel hebben uitgemaakt van de menselijke ervaring. Spinoza spreekt voor degenen die geloven dat geluk en deugd mogelijk zijn met niets meer dan we in handen hebben. Leibniz staat voor
degenen die ervan overtuigd zijn dat geluk en deugd afhankelijk zijn van iets wat daar bovenuit stijgt. Spinoza adviseert een kalme aandacht voor ons eigen, diepste belang, Leibniz geeft uitdrukking aan ons onbedwingbare verlangen om goede werken weerspiegeld te zien in de lof van anderen. Spinoza bevestigt de totaliteit van dingen zoals deze is. Leibniz is dat deel van ons dat er onophoudelijk naar streeft om ons meer te maken dan we zijn. Ongetwijfeld zit er een beetje van allebei in iedereen, en soms moet er een keuze worden gemaakt.

342. Als Spinoza de eerste denker van het moderne tijdperk was, moet
Leibniz misschien gelden als de eerste mens van dit tijdperk.
Spinoza daarentegen was vanaf het begin duidelijk een rara avis. Met zijn geheimzinnige zelfgenoegzaamheid, zijn onmenselijke deugd en zijn minachting voor de massa kon dat niet anders. Toch is de boodschap van zijn filosofie niet dat we alles weten wat er te weten valt, maar dat er niets is wat niet gekend kan worden. Spinoza’s leer is dat de wereld geen ondoorgrondelijk mysterie bevat, geen andere wereld die alleen toegankelijk
is via openbaringen en epifanie?n, geen geheime waarheid over alles. In plaats daarvan is er alleen een langzame maar zekere opeenstapeling van vele kleine waarheden, en de belangrijkste daarvan is dat we niets m??r hoeven te verwachten om in deze wereld geluk te vinden. Spinoza’s filosofie is een filosofie voor filosofen, die tegenwoordig even zeldzaam zijn als ze altijd zijn geweest.

35. Voor de joden was hij een ketter, voor de christenen was hij bovendien
nog een jood.
Henry Oldenburg, de secretaris van de Royal Society in Londen en een van de voornaamste correspondentievrienden van Spinoza, gaf blijk van een voor die tijd kenmerkende mentaliteit toen hij Spinoza omschreef als ‘die vreemde filosoof die in Holland woont, maar geen Hollander is’.
De adellijke natuurkundige Christiaan Huygens, die optische geheimen met de filosoof uitwisselde, noemde Spinoza in priv?correspondentie ‘onze Isra?liet’ en ‘onze jood’. Toen de religieuze autoriteiten in Nederland
Spinoza aanwezen als ‘iemand die alle religies bespot’ en hem vergeleken met een vorm van ‘verrotting’ in de Republiek, lieten ze geen moment na om erop te wijzen dat hij daarbij ook nog een jood was. En Leibniz noemde hem met zijn onnavolgbare fijngevoeligheid ‘die scherpzinnige jood’.
Ook deze dubbele ballingschap zou een kernpunt in de filosofie van Spinoza worden. Juist doordat hij zich aan de uiterste rand van de maatschappij bevond, kon Spinoza zo duidelijk zien dat de oude God stervende was en dat zijn theocratische heerschappij op aarde bezig was in te storten. Vanuit diezelfde positie ontwierp hij ook zijn remedie voor de moderne situatie.
In zijn politieke filosofie propageerde hij een tolerante, seculiere samenleving waarin hij zelf geen balling meer zou zijn. In zijn metafysische beschouwingen ontdekte hij een godheid die ver verwijderd was van de beperkingen van traditie, orthodoxie, bijgeloof ?n alle andere bronnen van de mening van de massa, een God die geen macht meer had om arbitraire wetten uit te vaardigen en die slechts verantwoording schuldig was aan het
universele licht van de geest, de richtlijn van de rede.
Spinoza’s excommunicatie bepaalde niet alleen zijn filosofie, maar gaf ook vorm en uiting aan zijn ongewone persoonlijkheid, een persoonlijkheid die even zeldzaam was als rijk aan paradox en inzicht.

77. Volgens de zeventiende-eeuwse manier van denken was een athe?st per definitie decadent. Als er geen God is (of in elk geval geen voorzienige, belonende-en-straffende God zoals die in alle traditionele religies wordt aanbeden), is alles toegestaan, was de redenering. Je zou dus verwachten dat een niet-gelovige zich overgeeft aan allerlei zinnelijke prikkelingen, regelmatig ontucht pleegt met de meest onbetamelijke partners, vol overgave liegt, bedriegt en steelt, en vervolgens een pijnlijke dood sterft zodra
de Almachtige hem in handen krijgt; maar pas nadat hij zijn ketterijen onder tranen heeft berouwd in aanwezigheid van een triomfantelijke geestelijke.
Volgens alle zeventiende-eeuwse interpreten verwierp Spinoza alle traditionele idee?n over God: hij was onweerlegbaar een athe?st. Maar zijn levenswijze was bescheiden en kennelijk vrij van zonden. Net zoals toen leek de filosoof ook nu een levende oxymoron te zijn: hij was een ascetische sensualist, een spirituele materialist, een sociabele kluizenaar, een wereldlijke heilige.
Hoe kon zijn leven zo goed zijn terwijl zijn filosofie zo slecht was? vroegen de critici.

92. Leibniz was even gebrand op filosofische roem als Spinoza.
Maar waar Spinoza het soort roem zocht dat toevalt aan leiders van ondergrondse revoluties, ging Leibniz op zoek naar een veel bovengrondser vorm van prestige. Hij verlangde ongegeneerd naar al die dingen die Spinoza versmaadde: titels, beloningen, salarissen, bezittingen. Zonder deze ornamenten van de roem, redeneerde hij, zou hij nooit in een positie zijn om bij te dragen aan het algemeen belang van het menselijk ras. In Leibniz’ geest was zijn eigen ‘verzekering voor de toekomst’ soms moeilijk te
onderscheiden van het algemeen belang van het menselijk ras.
Zodra Leibniz was bevorderd tot Hofrat aan het hof van Mainz in de zomer van 1670, startte hij een agressieve campagne om zichzelf in de schijnwerpers van de pan-Europese intellectuele kringen te plaatsen. De eerste fase van deze campagne bestond uit rechtstreekse brieven aan vooraanstaande figuren in de republiek der letteren. Hoewel hij nu een niet onbelangrijke politieke positie bekleedde, had de jonge diplomaat nog geen
reputatie gevestigd in de intellectuele wereld; deze eerste brieven waren eigenlijk een soort reclamecampagne.
Onder de eerste geadresseerden van Leibniz’ introductiebrieven was Thomas Hobbes, de bejaarde en uiterst controversi?le materialistische filosoof die toen in Londen woonde. ‘Ik weet niemand die nauwkeuriger, helderder en eleganter heeft gefilosofeerd dan u, niet uitgezonderd Descartes, die man van goddelijk genie,’ zegt Leibniz tegen Hobbes, en vlak daarna oppert
hij dat de overal gehoonde materialist misschien krachtiger zou kunnen optreden tegen degenen die zeggen dat hij niet in de onsterfelijkheid
van de ziel gelooft. Hobbes, die in de tachtig was, antwoordde niet.

109. Zoals de meeste moderne theoretici fundeert Spinoza de legitimiteit
van de politieke autoriteit in het eigenbelang van het individu. Hij betoogt niet alleen dat iedereen (en alles) wordt gedreven door eigenbelang, maar ook dat het zo moet zijn. ‘Hoe meer ieder mens poogt en in staat is om zijn eigen voordeel te zoeken, des te meer hij begiftigd is met deugd,” zegt hij in de
Ethica. ‘Te handelen in absolute overeenstemming met de deugd is niets anders in ons dan te handelen, te leven en ons eigen wezen te behouden (deze drie dingen betekenen hetzelfde) met de rede als richtlijn op basis van een streven naar ons eigen voordeel.”
Het blijkt natuurlijk dat menselijke wezens met eigenbelang veel te winnen hebben bij samenwerking. Spinoza benadrukt dat mensen in erbarmelijke omstandigheden leven als er geen geordende samenleving is. Net als Thomas Hobbes v??r hem stelt hij zich zoiets voor als een ‘sociaal contract’ waarin individuen hun rechten afstaan aan een soevereine gemeenschap ter wille van de voordelen van een leven volgens wetten.

185. Maar dergelijke haarkloverijen beletten ons niet om te begrijpen
wat Spinoza met zijn theorie van de geest wil weerleggen.
Het grootste deel van de filosofie sinds Plato stond voor de overtuiging dat de geest iets speciaals is, begiftigd met vrije wil en onsterfelijkheid, en dat het bezit ervan menselijkheid verschaft en uitsluiting van de natuurwetten. En dit is de overtuiging die Spinoza wil vernietigen. Als Spinoza’s theorie?n waar
zijn, vermorzelen ze niet alleen de theorie?n van zijn filosofische
tegenstanders, maar ook veel van de religieuze doctrines die ze probeerden te beschermen, om nog maar te zwijgen van de algemeen verspreide intu?ties over geestelijk leven die zelfs vandaag nog courant zijn. En Spinoza aarzelt niet om deze ketterse en tegen-intu?tieve implicaties te expliciteren.
Uit Spinoza’s positie volgt om te beginnen dat menselijke wezens geen vrije wil hebben in absolute zin. Onze ervaring van vrijheid, zegt Spinoza, bestaat uitsluitend hierin: dat we ons bewust zijn van onze verlangens, maar onbewust van de oorzaken die deze verlangens bepalen. Als een steen die in de lucht wordt gegooid, plotseling een bewustzijn zou krijgen, betoogt Spinoza in een beroemde passage, zou die steen denken dat hij uit vrije
wil vliegt. Leibniz pakt dit punt duidelijk op: ‘De mens is vrij voor zover hij niet door externe oorzaken wordt bepaald. Maar aangezien dat in geen enkele van zijn handelingen het geval is, is de mens in geen enkel opzicht vrij, ook al heeft hij meer deel aan vrijheid dan andere lichamen.’
Spinoza is nog niet tevreden met zijn uitroeiing van het idee van de vrije wil en suggereert vervolgens dat er in zekere zin helemaal geen wil is.

196. Zoals Hegel ooit zei, is een grote filosofie tevens zijn eigen tijd, gevat in het denken. Als de uil van Minerva staat ze op in de schemering en overziet ze alles wat is voorafgegaan. De tijd die Spinoza overzag met zijn grote en meedogenloze ogen was er een van grote overgangen, een wereld in een verandering van de middeleeuwse naar de moderne periode. Met een scherpzinnigheid die deels aangeboren en deels het gevolg van zijn ongewone levensomstandigheden moet zijn geweest, doorzag Spinoza de
kwetsbaarheid van het zelf, de wisselvalligheid van de vrijheid en de onherleidbare diversiteit in de nieuwe samenleving die rondom hem verrees. Hij zag dat de vooruitgang in de wetenschap bezig was de God van de openbaring te achterhalen en de speciale plaats van de mens in de natuur al had ondermijnd, en dat het probleem van het geluk nu een kwestie van het individuele geweten was. Hij begreep dit alles omdat dezelfde ontwikkelingen
de natuur van zijn eigen bestaan als dubbele balling in de Gouden Eeuw van de Nederlandse Republiek ondermijnde.
Doordat Spinoza in een bepaald opzicht tevens zo hoog boven de geschiedenis uitrees, voorzag hij haar algemene richting met een vaak griezelig vooruitziende blik. Hij beschreef een seculiere, liberale, democratische orde, een hele eeuw voordat de wereld hiervan duurzame voorbeelden gaf. Twee eeuwen voordat Darwin een theorie voorstelde waarin werd verklaard hoe het grote ontwerp van de natuur evolueert volgens natuurlijke processen, zonder noodzaak van een ontwerper, kondigde Spinoza in feite al aan dat een dergelijke verklaring onvermijdelijk was. In een tijd waarin de hersenen over het algemeen werden beschouwd als even complex als een kommetje vla, voorzag hij inzichten van de neurowetenschappen die nog drie eeuwen op zich zouden laten wachten. De wereld die hij beschrijft, is in veel opzichten de moderne wereld waarin wij leven.
Het voornaamste kenmerk van Spinoza’s filosofie is de omarming van deze nieuwe realiteit. Zijn werk is een poging om de nieuwe wereld die hij om zich heen tevoorschijn zag komen, tot fundament te maken van een nieuwe vorm van godsdienstigheid: de verwerkelijking van een nieuwe en onmiskenbare vorm van het zelf. Om het in zijn eigen woorden te zeggen: zijn filosofie
kan worden beschreven als een actieve vorm van moderniteit.
Het is een poging om datgene wat ze beschouwt als de nieuwe waarheden van de wereld om ons heen, te identificeren met de bron van alles wat in het leven waardevol is.

201. Alsof hij zichzelf wil behoeden tegen mogelijke verdere afdwalingen,
stelt Leibniz zichzelf een doel: ‘We moeten aantonen dat God een persoon is, dus een intelligente substantie.’ Hier klampt Leibniz zich, net als in zijn hele verdere loopbaan, stevig vast aan het idee dat God een handelende instantie, een besluitvormer moet zijn die voor mogelijkheden staat en keuzes
maakt. De uitdrukking ‘we moeten aantonen’ behelst ook iets van de essentie van Leibniz’ voortdurende filosofische instelling.
De morele imperatief om de ‘correcte’ filosofie te produceren is overheersend. Achter het ‘we moeten aantonen’ ligt een typisch Leibniziaanse angst, een onuitgesproken ‘of anders .. .’ Of anders wat? Wat gebeurt er als hij niet kan bewijzen dat God een persoon is en niet ‘iets metafysisch’?

258. De wereld aan de top, de beste van alle mogelijke werelden, blijkt de feitelijke wereld te zijn, de wereld waarin we leven.
De visie is onmiskenbaar barok. Het is wellicht een goede weergave van hoe het voelt om te verdwalen in Versailles, en we kunnen er misschien het beste over lezen met de muziek uit die tijd op de achtergrond. (H?ndel was overigens Leibniz’ favoriete hoveling in Hannover in het jaar waarin de Theodicee werd gepubliceerd.)
De passage straalt ook het optimisme uit dat Voltaire er later toe zou aanzetten een satire op Leibniz te schrijven in de figuur van dr. Pangloss. Tenslotte zouden velen hebben gedacht dat onze wereld zich minstens een of twee niveaus onder de top van de piramide zou bevinden.

283. Onvermijdelijk begon Leibniz, net als vrijwel alle ouder wordende filosofen, te lijden aan een zekere mate van intellectuele sclerose. In zijn latere jaren kwamen de elementen van het metafysische systeem dat hij voor het eerst in het Discours had uiteengezet, hem voor als zo evident dat hij vaak geen reden zag ze te bewijzen

300. Als Leibniz naar Newton keek, zag hij Spinoza, net zoals wanneer hij naar Descartes en Locke keek. En dit feit verklaart, naast het gebruikelijke verhaal van de grote ego’s aan weerszijden van het Kanaal, veel van het smadelijkste dispuut in de geschiedenis van de wiskunde.

Het gele gevaar

In een Europa waarin het eurocentrisme zijn smalste top had bereikt, is het een veelzeggend getuigenis van de breedte van Leibniz’ intellectuele interesses en de oprechtheid van zijn wens om de hele mensheid in ??n stad van God te verenigen, dat hij zoveel belangstelde in de geschiedenis, religie en filosofie van de Chinezen. Er is wel gezegd dat het woord ‘China’ in zijn werken vaker voorkomt dan ‘monade’ of een van de andere termen uit
zijn metafysica.
Leibniz’ fascinatie voor het Rijk van het Midden dateert in elk geval uit zijn epische reis naar Itali?. Daar ontmoette hij de jezu?et Claudio Grimaldi (1638-17I2) die zeventien jaar als missionaris in Beijing was geweest. Het voornaamste discussiepunt onder de Europese sinologen in die tijd was hoe de bekering tot de christelijke religie in China moest worden aangepakt. Moesten de lokale rituelen die werden geassocieerd met het confucianisme,
worden beschouwd als seculier en dus verenigbaar met het christendom? Of waren het in werkelijkheid heidense rituelen die streng moesten worden onderdrukt? Omvat de Chinese religie begrippen die verenigbaar zijn met de christelijke God en de onsterfelijkheid van de ziel? Of is het een vorm van heidendom? of erger, athe?sme?
Getrouw aan zijn vredestichtende natuur nam Leibniz een zeer verzoenende houding aan. In zijn werken over China beweert hij dat missionarissen niet moeten proberen lokale tradities te onderdrukken, maar beter de rituelen kunnen incorporeren die niet direct in strijd zijn met de christelijke boodschap.
Bovendien geeft hij een heel gunstig oordeel over de filosofie die aan de meeste Chinese theologie ten grondslag ligt. Zijn argument is in het kort dat de Chinese filosofie, vooral in haar oudste vorm, sterk lijkt op zijn eigen filosofie; en aangezien hij een goede christen is, zijn de Chinezen dat dus ook.
Meer in het bijzonder beweert hij dat de meeste Chinese religieuze
denkers een ‘bovenaardse intelligentie’ erkennen, dat de scherpzinnigsten onder hen de ‘ziel’ hebben ontdekt en dat het enige wat hen misschien ontbreekt, een kennismaking is met de nieuwste ontwikkelingen in Europa, ‘door hen bekend te maken met de ware systemen van de macrokosmos en de microkosmos, zodat ze kunnen worden opgenomen binnen een universele
christelijke kerk. Hij laat zelfs doorschemeren dat de beschaafdste Chinezen daartoe misschien al behoren. Het principe van de li, een kernbegrip in veel van het Chinese denken, kan niet alleen worden gelezen als de propositie ‘Alles is ??n’, zegt Leibniz, maar ook als de propositie ‘E?n is alles’. Hierdoor zou het natuurlijk een versie worden van zijn eigen monadologie en een
mooier exemplaar van christelijke metafysica is niet denkbaar. Maar helaas, merkt de droevige monadoloog afkeurend op, is er in China ook een ‘verkeerde’ versie van filosofie in omloop.
Deze verkeerde filosofie is vrijwel geheel het werk van moderne Chinese denkers: ‘heterodoxe en athe?stische geleerden [... ] die in China hun goddeloosheden ongestraft mogen uiten, in elk geval mondeling’.

321. Spinoza opende voor Leibniz een deur, zowel in letterlijke als in filosofische zin. Hij legde voor zijn bezoeker een werkelijkheid bloot die de jonge man vanuit praktisch oogpunt erkende als de wereld waarin hij zijn eigen filosofie situeerde. In oprechte en soms botte taal liet hij Leibniz zien wat het betekent om een moderne filosoof te zijn. Toch zag Leibniz deze werkelijkheid niet op dez?lfde manier als Spinoza. Als hij in de zwarte opalen
ogen van zijn gastheer keek, zag hij geen nieuwe godheid. Hij zag in plaats daarvan de dood van God. Zijn filosofie was in veel opzichten een poging om de deur te sluiten waarvan hij wenste dat hij hem nooit had geopend. Maar het was te laat: hij stond al aan de andere kant.

340. Kants poging om het bestaan te bewijzen van een ‘noumenale’
wereld van pure zelven en dingen in zichzelf op basis van een kritiek van de zuivere rede, de negentiende-eeuwse pogingen om de teleologie te verzoenen met mechanismen die begonnen met Hegel, Bergsons claim dat hij een wereld van levensvormen had ontdekt die immuun was voor de analytische omarming van de moderne wetenschap, Heideggers oproep tot omverwerping van de westerse metafysica om de waarheid over het Zijn te kunnen herontdekken, en het hele ‘postmoderne’ project van de deconstructie van de fallogocentrische traditie van het westerse denken:
al deze verschillende trends in het moderne denken hebben ??n ding gemeen, namelijk dat het in de grond allemaal vormen zijn van de reactie op de moderniteit waarvan Leibniz het eerste voorbeeld is.
Ze beginnen allemaal met de overtuiging dat er een vitaal aspect aan de ervaring is die aan het moderne denken ontsnapt.
Allemaal houden ze vol dat het doel van het leven begint waar de moderniteit eindigt. Allemaal claimen ze dat ze de speciale en ongrijpbare betekenis van het bestaan hebben begrepen door een analyse van de veronderstelde missers van het moderne denken.
En allemaal blijven ze onlosmakelijk verbonden aan precies datgene waartegen ze zich verzetten.
Leibniz’ recentere volgelingen geven het extramoderne mysterie in de kern van het bestaan allerlei namen: Zijn, Worden, Leven, het Absolute, de Wil, niet-lineaire rationaliteit, en nog veel meer, Maar in principe is het niet anders dan wat Leibniz het principe van de activiteit, de onsterfelijke ziel en uiteindelijk de monade noemt. De moderne leibnizianen plakken een
even diverse reeks etiketten op datgene waar ze tegenin gaan:
mechanisme, instrumentele rede, de Verlichting, westerse metafysica,
fallogocentrisme, enzovoort. Maar in feite is de filosofie van hun tegenstanders niets anders dan wat Leibniz het materialisme noemt, de filosofie van de modernen, ‘de opinies van bepaalde recente vernieuwers’, of in momenten van helderheid, spinozisme.
Zoals alle goede filosofen moeten Leibniz en Spinoza uiteindelijk
ergens buiten de geschiedenis tot rust komen. De twee mannen die elkaar in 1676 ontmoetten, vertegenwoordigen twee radicaal verschillende filosofische persoonlijkheidstypen die altijd deel hebben uitgemaakt van de menselijke ervaring. Spinoza spreekt voor degenen die geloven dat geluk en deugd mogelijk zijn met niets meer dan we in handen hebben. Leibniz staat voor
degenen die ervan overtuigd zijn dat geluk en deugd afhankelijk zijn van iets wat daar bovenuit stijgt. Spinoza adviseert een kalme aandacht voor ons eigen, diepste belang, Leibniz geeft uitdrukking aan ons onbedwingbare verlangen om goede werken weerspiegeld te zien in de lof van anderen. Spinoza bevestigt de totaliteit van dingen zoals deze is. Leibniz is dat deel van ons dat er onophoudelijk naar streeft om ons meer te maken dan we zijn. Ongetwijfeld zit er een beetje van allebei in iedereen, en soms moet er een keuze worden gemaakt.

342. Als Spinoza de eerste denker van het moderne tijdperk was, moet
Leibniz misschien gelden als de eerste mens van dit tijdperk.
Spinoza daarentegen was vanaf het begin duidelijk een rara avis. Met zijn geheimzinnige zelfgenoegzaamheid, zijn onmenselijke deugd en zijn minachting voor de massa kon dat niet anders. Toch is de boodschap van zijn filosofie niet dat we alles weten wat er te weten valt, maar dat er niets is wat niet gekend kan worden. Spinoza’s leer is dat de wereld geen ondoorgrondelijk mysterie bevat, geen andere wereld die alleen toegankelijk
is via openbaringen en epifanie?n, geen geheime waarheid over alles. In plaats daarvan is er alleen een langzame maar zekere opeenstapeling van vele kleine waarheden, en de belangrijkste daarvan is dat we niets m??r hoeven te verwachten om in deze wereld geluk te vinden. Spinoza’s filosofie is een filosofie voor filosofen, die tegenwoordig even zeldzaam zijn als ze altijd zijn geweest.

Reacties graag naar mailadres.