knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Sus van Elzen, De draak en de rozentuin. De titanenstrijd tussen het regime en de kunstenaars in China.

19 oktober 2008

Sus van Elzen, De draak en de rozentuin. De titanenstrijd tussen het regime en de kunstenaars in China. Uitg Atlas 2008.

Sus Van Elzen geeft met dit boek een boeiende kijk achter de decors van Peking en de hele Chinese samenleving. Hij laat daartoe enkele interessante kunstenaars aan het woord die destijds een heldenstatus hadden en in de moderne Chinese geldeconomie tot randfiguren werden herleid. Nu telt alleen nog de hoeveelheid geld die iemand kan verzamelen, Deng Xiaopings uitspraak indachtig: 'Rijk worden is eervol.'
Kunstenaars zijn echter bewaarders van de herinnering aan het verleden en dragers van reflectie over het heden en de toekomst. Het uitgommen van het verleden was gedurende millennia een belangrijke activiteit van Chinese heersers. Ook vandaag.

Van Elzen heeft in zijn boek gedenkwaardige interviews verzameld waarmee hij in een wentelend amalgaam niets onverlet laat: de Chinese urbanisatieplannen, de hedendaagse architectuur als schuim voor de natie, de taal, het schrift, de werk- en wooneenheden en de invloed hiervan op de stad en het platteland. Handzame ideeën om te in te snuisteren voor wie China na de Olympische Spelen probeert te begrijpen.

Het is een schrijnend verhaal, zeker nu het morgen zeer spannend zal worden met de economische crisis die de Chinese massa's zwaar treffen zal.
Misschien mogen ze na de jaarlijkse nieuwjaars reis naar huis, niet eens meer terug te keren naar het westen. Al zullen alle zeilen bijgezet worden om de reusachtige kaap van de wereldtentoonstelling in Shanghai 2010 harmonieus te ronden.

25. ‘Het is de aard van de stad’, zegt Qi Xin. ‘Peking is totaal anders gebouwd dan typisch Europese steden, en zodoende heeft het ook een totaal ander karakter. De stad Peking – heel de stad Peking, en ook veel steden buiten Peking, voorzover dat administratieve centra waren, provincie- of kanton hoofdsteden – is in de eerste plaats opgezet als administratieve hoofdstad. Daarbij werd niet gedacht aan commerciële of culturele activiteiten, maar alleen aan het bestuur. Dat is een heel andere stadsconcept dan in Europa gangbaar was.
Die stad werd praktisch enkel en alleen gebouwd voor één persoon, en dat was hier in Peking de keizer. Alle andere inwoners van de stad waren min of meer dienaars van die keizer. Als resultaat daarvan is Peking voor een stedelingen niet zo gemakkelijk om in te wonen.

37. De macht etaleert zichzelf niet, die blijft verborgen achter hoge muren en gesloten poorten. Dat was zo onder de keizers – zij putten hun macht uit het feit dat zij onzichtbaar waren voor het volk, terwijl ze zichzelf vanuit een paleis alles konden overzien. Dit gold ook voor Mao Zedong.

41. Het is iets wat vaker voorkomt in de Chinese geschiedenis: de macht voert een voorwendsel aan om een monument voor zichzelf op te richten, het volk vat het voorwendsel letterlijk op en gebruikt het als repliek. Het pretendeert de gestorven helden te eren, en doet zodoende een aanval op de heersende macht.

53. Was de ‘nieuwe mens’ dan niet meer dan een variant op de confucianistische mens? Zoals veel van zijn toepassingen en formuleringen doen denken dat het Maoà?stische ‘marxisme’ weinig méér was dan confucianisme overgoten met een dikke stalinistische saus en aangedikt met verkeerd vertaalde – dacht men, maar eigenlijk met aan de Maoà?stische agenda aangepaste betekenissen – technische termen inbegrepen.


63. ‘De schade is nu eenmaal aangericht. De stad is niemands eigendom. De huizen zijn niemands eigendom. Dus niemand herstelt ook maar iets. Je mag zelfs niets herstellen, als je daar al toe in staat zou zijn, omdat je geld hebt om de reparatie te verrichten. Maar je mag je eigen huis niet mooier maken dan dat van de buren, dat ook een slechte staat verkeert. Alle bezit is van de staat, maar de staat draagt nergens zorg voor omdat het zo’n enorm bureaucratisch apparaat is. Die kan nooit iets beheren. Dat is gewoon niet mogelijk. Zij hebben het nooit geleerd. Zij hebben het zelfs nooit willen leren.’ Kunstenaar Ai Weiwei over de verloedering van Peking.

67. De danwei werd de hoeksteen van maoà?stische samenleving. De gecollectiviseerde dorpen, de volkscommunes, op het platteland en de gigantische staatsbedrijven in de steden namen de rol over van de familie. Zij zouden voortaan voor de Chinese arbeiders en boeren zorgen en hun beschermen van de wieg tot aan het graf: dit was het beeld van de onbreekbare, ‘ijzeren rijstkom’. Huisvesting, crèches, ziekenhuizen, scholen, in alles werd voorzien door de danwei. Lange tijd blijven de Chinezen in principe gebonden aan de plaats waar ze werkten. Ze konden dus niet verhuizen en elders gaan werken tenzij hun dat opgedragen werd, aangezien dit de organisatie en controle over de leden zou belemmeren. Zolang het duurde functioneerde dit systeem vrij goed. Dat wil zeggen, tot de danwei hun monopoliepositie verloren door het teniet gaan van de grote industriële staatscomplexen door de economische modernisering en de ontbinding van de volkscommunes op het platteland.
Na het maoà?sme werd de danwei die de familie verving die het dorp verving, stilaan zelf ook opgelost. In het zich moderniserende China wordt het kleine gezin – een echtpaar met een kind of hooguit twee – steeds meer de basiseenheid. Soms resteert zelfs alleen het individu. De mensen die uit de binnenstad verjaagd worden door de kaalslag en de nieuwbouw, verliezen de banden die ze hadden met hun leefgemeenschap, en vertrekken als gezinnetje, of als individu, maar de Zesde Ring. En waarschijnlijk is deze overgang van de traditionele grote familie naar het gezin en het individu als basiseenheid van de samenleving voor de Chinese maatschappij een ingrijpender verandering dan alle volkscommunes van het maoà?sme.

91. Kunst en politiek.
Het blijft opvallend hoe dicht in China politiek, poëzie en schilderkunst met elkaar verwant blijven via het schrift zelf ook na decennia van uit het Westen overgewaaid realisme, al is het dan in de vorm van socialistisch-realisme. Die nauwe verwantschap bestaat nog in 1919 en die blijft behouden onder Mao Zedong, en die zal zo blijven bij de sterren groep in 1979 – wat daarna komt valt nog te bezien. Dit komt doordat het schrift meer dan welke culturele factor ook aan de basis ligt van de specifiek Chinese beschaving. Het is per slot het schrift, en niet zozeer de taal, dat het uitgestrekte Rijk van het Midden al die en eeuwen bij elkaar gehouden heeft. Het schrift heeft zich ontwikkeld tot schilderkunst: Chinese traditionele schilderijen die men moet lezen, de poëzie als ultieme wendbaarheid van de taal in het schrijven, de kalligrafie als penseelkunst bij uitstek.

126. Het verleden uitgewist.
Geheugen is voor de Chinese communisten nooit heel belangrijk geweest. Doorgaans volstond het als zijn onderdanen onthielden wie de grote roerganger was en zijn recentste slogans konden reproduceren. Een geheugen dat verder terugging in het verleden was eerder contraproductief.

128. Men begrijpt de blunder van de schriftvereenvoudiging vanuit de optiek dat het niet versimpelde karakterschrift en hoe dan ook veel te moeilijk was. De hervorming heeft echter tot resultaat dat wie het oude schrift zou willen leren lezen nu twéé sets moeilijke karakters te verteren krijgt. Het leren van beide schrijfwijzen heeft zin, want de oude karakters worden gebruikt in Chinese diaspora en op Taiwan. Ze zijn dus niet in onbruik geraakt. Het effect van de ingreep wordt verergerd door de recente tendens bij jongere Chinezen om op een computer te schrijven, waarvoor ze de details van de karakters die ze intikken niet eens hoeven te kennen. Zij kunnen het moderne Chinees grotendeels wel lezen, maar steeds minder goed schrijven.

132. Deng Xiaoping stelde in 1990 dat het land de economische ontwikkeling moest aanmoedigen, en dus ging het hele land die kant uit. Dit was het moment van Dengs ‘getting rich is glorious’. De kunstenaars en intellectuelen wisten niet meer waar ze stonden. Voorheen, in de jaren 80, waren zij helden in de ogen van het volk, maar na verloop van tijd waren alleen rijke zakenlieden nog helden voor het volk. Kunstenaars en intellectuelen raakten daardoor ontgoocheld en voelden zich verloren.

175. Huang Rui : Het lijkt erop dat de machthebbers spectaculaire gebouwen oprichten, en daartussen gebouwen die vervangbaar zijn, zonder groot belang, die ze nodig hebben om er de mensen in te huisvesten, maar die binnen 15 of 20 jaar weer gesloopt kunnen worden. Tijdelijke, voorlopige dingen. Die tijdelijkheid vind je ook terug in grote landen met megalomane heersers, die het geld en de macht hebben, en de mensen om ervoor te zorgen dat hun onmiddellijke doel gauw bereikt wordt: we gaan dat hier nu even direct neerzetten. Daardoor plannen ze alles ook veel te kortstondig. Ze denken er niet genoeg over na en proberen niet op een lange termijn en in stappen naar een toekomstig doel te werken.
Ik vrees dat in China een tendens ontstaat die ik in Japan meegemaakt heb, waar de mensen heel materialistisch en op cijfers ingesteld zijn. Die trend wordt hier ook steeds sterker. Vaak letten de mensen alleen op de cijfers.
Maar veel nieuwe gebouwen hier zijn vluchtig van karakter als schuim, zonder eigen inhoud. Dat zijn de gebouwen die alleen om economische redenen neergezet zijn. Andere factoren waarmee men normaal rekening moet houden worden hier absoluut niet in acht genomen. En dat zorgt allemaal voor die vluchtigheid.

178. Ai Weiwei: In de afgelopen 20 jaar heeft de partij gaandeweg alles verkocht dat te gelde gemaakt kon worden: fabrieken, grondstoffen en macht. Macht, d.w.z. voordelen, privileges voor deze of gene. Omdat de partijleden de enigen zijn die macht hebben kunnen zij er iets van delen met iemand met wie ze samen kunnen spannen en met wie ze de winst kunnen delen. Daarop is de hele hervorming van China gebaseerd: op de verkoop van land, van grondstoffen, van alles wat verkoopbaar is. Om het even wat! Dat is de manier om toch aan wat geld te komen…

179. Het fenomeen van verwaarloosde mensen die arm zijn en geen hoop hebben, geen medicijnen en geen opleiding, bedreigt nu al de stabiliteit van de staat. De evolutie van de stad ontsnapt in realiteit aan elke controle. Dit is geen kwestie van architectuur of urbanisatie meer, het is een politieke kwestie. En veel bredere kwestie.
Die ambtenaren van het planbureau zijn verstandige mensen, die weten best waarmee ze bezig zijn. Maar als je geen democratisch systeem hebt, en je hebt als planner of als architect geen toegang tot een hogere macht, dan kunnen je plannen altijd gewijzigd worden. Eén persoon kan je plan al wijzigen. Plannen is nutteloos. Wij hebben politieke hervormingen nodig, anders komt er nooit een einde aan het probleem. Individuen die rijk worden en zo trachten te overleven zijn geen oplossing. De netwerken zelf leveren problemen op. We hebben een andere partijen nodig, oppositie. Dat staat natuurlijk niet op het programma. Oppositie is de ergste misdaad die je hier kunt begaan. Het probleem is nu zo groot dat de partijleiding het zich realiseert, maar ze weten niet wat gedaan. Ze zien de problemen natuurlijk wel. Alle dagen is er wel wat. Dit zijn praktische mensen. Ze geloven niet eens in communisme, ze zien gewoon de macht. Maar ze kunnen de problemen niet aan, en hebben geen zin om de macht af te geven. Het is ook niet iets wat één persoon kan veranderen, ook niet de allerhoogste geplaatste. ('?)

Wat ze wel kunnen doen is hier en daar wat monumenten neerzetten, en de ruimte ertussen met tijdelijke structuren opvullen, tijd winnen, later zullen ze wel nadenken. Dat is natuurlijk een tendens: een hypotheek nemen op de toekomst, een beetje als een overval. Je pakt het geld en je loopt weg. Politieke functionarissen veranderen telkens van functie. De aanstelling duurt vier jaar, en zodra je mandaat voorbij is heb je niets meer, of ben je heel rijk geworden… Iedereen houdt er liefst iets aan over. Het hele systeem zit met een enorm probleem.

184. Qi Xin: Wij hebben dat niet meegemaakt. Wij beleefden de revolutie, en daarna dat geloof in het communisme, waarin we dan teleurgesteld werden, met als gevolg dat we nergens meer in geloven. China was voordien al land zonder veel geloof – het was nooit echt een religieus land geweest – en nu geloven we nog minder. Dat is een belangrijke factor in onze opening naar de conservatieven. Conservatieve landen zijn vaak religieuze landen.
Je hoort in China over een opbloei van alle mogelijke religieuze sekten, maar die kunnen hier nooit een massale aanhang krijgen. Dat is wel goed. Het land is een beetje multicultureel, een beetje meer open, ieder kan geloven wat hij wil, zoals in Europa zou je zeggen. In Frankrijk bijvoorbeeld heb je al die stromingen wel, maar het is wel een katholieke land. Bij ons kan de een moslim zijn en de andere boeddhist en nog een derde katholiek, maar een geloof zal nooit de overhand krijgen onder de bevolking.

187. Ai Weiwei: De Chinese cultuur bleek echter heel sterk. De bezetters kwamen en verdween weer, maar wat ze meegebracht hadden bleef. Je ziet het gebeuren: vanaf het moment bijvoorbeeld dat de Han- dynastie vervangen werd door de vreemde Tang dynastie met haar sterke Perzische invloed, nam de cultuur alle elementen van de Tang dynastie over. Vormen, kleuren, esthetiek werken die van Tang. De Tang dynastie hield van 'fat ladies', de Qin-dynastie voorheen hield van heel magere vrouwen die de wind kon wegblazen. Niets in de Tang dynastie is Chinees, zelfs niet de aardewerk paarden, die totaal van de paarden van Han-dynastie verschillen.

195. De Falung Gong sekte heeft de toorn van de partij over zich afgeroepen en wordt nog steeds actief vervolgd, omdat ze de leiding al te zeer heeft laten schrikken: ze was al doorgedrongen tot hoog in de gelederen van de communistische partij zelf.
Confucius kan dan verketterd zijn als reactionair feodaal en wat al niet, zijn leer is tenminste geen godsdienst en hij is in hoge mate gezagsgetrouw. Natuurlijk zou men kunnen zeggen dat de basistekst van het confucianisme, de 'Gesprekken van Confucius' of de Analecten, passages bevat omtrent het gedrag van een ernstig man die in de huidige Chinese samenleving als subversief of zelfs dissident gelezen zouden kunnen worden.

202. Georg Blume, Die Zeit Peking: China is een door en door agrarische samenleving die momenteel aan een veel te snelle verstedelijking bezig is, met alle groeipijnen vandien. Er bestaat in China veel dat zeer oud en een ingeworteld is, en onzichtbaar voor de buitenstaander. Veel zichtbare ontwikkelingen zijn voorlopige oplossingen, schuim en improvisatie; in de bouw en architectuur maar ook elders. Omdat de overheid niet weet wat ze wil en geen notie heeft en geen tijd om na te denken. Maar misschien ook omdat er in haar eigenlijk een kracht is die wil dat erniets verandert.

203. Ai Weiwei: De regering is nog nooit zo zwak geweest. Wat ze ook beslist, ze moet nu altijd rekening houden met de bevolking, want die kan de leiding dwingen af te treden en voor haar beslissing te betalen. Het communistische regime heeft zich daar nooit om bekommerd, maar nu begint het ineens over een 'harmonieuze samenleving'. Het is zowaar bereid om te luisteren. De leiders zijn lang niet meer zo zeker van zichzelf. Maar het blijft altijd testen. Je weet niet hoe diep het water is.

205. De eerste taak van de Chinese regering, behalve zelf aan de macht blijven, is het land bij elkaar te houden. Heel wat economische en sociale cijfers lijken nu echter te impliceren dat China op uiteenvallen staat.

Reacties graag naar mailadres.