knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Volker Ullrich, Duitsland 1923. Het jaar van de afgrond.

21 maart 2023






uitg. Arbeiderspers 2022



Ullrich laat zien hoe ogenschijnlijk uiteenlopende gebeurtenissen op elkaar hebben ingegrepen, dat de Duitse politiek een hoge inflatie op de koop toe had genomen – totdat ze in 1923 onbeheersbaar werd. Ook corrigeert hij de gangbare opvatting dat het met de Duitse economie de eerste jaren na de verloren wereldoorlog al bedroevend was gesteld. In feite beleefde Duitsland tussen 1920 en 1922 een periode van hoogconjunctuur met een lage werkloosheid (1,2 procent in oktober 1921). Mede om die reden meenden de geallieerde mogendheden zware herstelbetalingen van Duitsland te mogen eisen: zijn economie kon wel een stootje verdragen. Het zijn allemaal geen nieuwe inzichten, maar ze dragen wel bij aan de helderheid van het verhaal dat Ullrich heeft willen vertellen. Aarzelend komt Ullrich tot de conclusie dat de jonge Weimarrepubliek de krachtproef van 1923 heeft doorstaan. Weliswaar niet glansrijk, maar ze is er evenmin dodelijk door verwond. ‘De doorstane schrikervaring had het effect van een schokbehandeling’, schreef Klaus Mann. ‘Na zo’n vreselijke ingreep voelt de patiënt zich gereduceerd en beverig, maar ook opgelucht en verfrist.’ Zo voegt Ullrich zich bij de historici die de Weimarrepubliek niet zien als de wegbereider van het Derde Rijk – zoals de historiografische mode lange tijd voorschreef – maar als een kansrijk experiment dat onder een iets gunstiger gesternte had kunnen slagen. Helaas kan daarover slechts worden gespeculeerd.



https://www.volkskrant.nl/boeken/rampjaar-1923-had-voor-duitsland-nog-veel-erger-kunnen-aflopen-stelt-hitler-biograaf-volker-ullrich~bd4b0641/?







34. ‘Bovendien richtte het Duitse leger de  blik op  de Sovjet-Unie. In februari 1923  ging een delegatie van  het ministerie van de  Reichswehr naar  Moskou om de  mogelijkheden van een nauwe samenwerking op het gebied van de  wapenproductie te bespreken. Aanvankelijk waren de uitkomsten niet  erg veelbelovend, maar er was wel sprake van  een nieuw  hoofdstuk  in de militaire betrekkingen tussen beide landen.’







Monica Black beschrijft in haar ‘Een bezeten land Heksen, gebedsgenezers en de spoken van het verleden in naoorlogs Duitsland’ een onthullende schaduwgeschiedenis van naoorlogs Duitsland – 25 jaar later.



In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog volgden het aantal bovennatuurlijke gebeurtenissen in het door oorlog verscheurde Duitsland elkaar in een rap tempo op. Miljoenen mensen werden getroffen door schijnbaar ongeneeslijke ziekten (waaronder blindheid en verlamming) en een golf van apocalyptische visioenen woedde door het land. Messiaanse gebedsgenezers stonden vanuit het niets op, gebedsgroepen voerden duiveluitdrijvingen uit en enorme menigten reisden door het land om een glimp op te vangen van verschijningen van de Maagd Maria. Het meest opvallend was dat tientallen mensen hun buren van hekserij beschuldigden, waarna zij op hun beurt voor de rechter werden gesleept op beschuldiging van laster, mishandeling en zelfs moord. Wat deze gebeurtenissen – na een vernietigende oorlog en de Holocaust – met elkaar verbond, was een wijdverbreide obsessie met het kwaad.

Waar vele geschiedwerken de snelle overgang van Duitsland van genocidale dictatuur naar liberale democratie benadrukken, zet Een bezeten land het giftige wantrouwen, de diepe bitterheid en de spirituele malaise daartegenover. De veelgeprezen historicus Monica Black put uit niet eerder gepubliceerd materiaal en beweert dat de obsessie met het bovennatuurlijke het gevolg was van de onuitgesproken schuld en schaamte van een natie die opmerkelijk stil was over wat ‘het meest recente verleden’ werd genoemd. Deze schaduwgeschiedenis verandert onherroepelijk onze kijk op het naoorlogse Duitsland en onthult het beladen emotionele leven van het land, de morele onrust en de kosten van het proberen begraven van een gruwelijke erfenis.



Dit boek richt zich op het verleden en op de eerste, buitengewoon moeilijke jaren in de Bondsrepubliek na de Duitse nederlaag in de Tweede Wereldoorlog. Maar de geschiedenis van de naoorlogse heksenmanie en de mystieke genezingen roept ook algemenere vragen op, waarvan er vele zijn die vandaag de dag nog even relevant zijn als in de jaren vijftig. Een van die vragen is welke samenhang er in de samenleving bestaat tussen kennis, autoriteit, vertrouwen en moraliteit. Dat is belangrijk om beter te begrijpen onder welke sociale voorwaarden ideeën geloofwaardig worden of, omgekeerd, welke ‘ideeën afbreuk doen aan de kenbaarheid van de wereld en de geloofwaardigheid van kennis. Als de samenleving is samengesteld uit een aantal algemeen aanvaarde ideeën over de manier waarop de wereld in elkaar zit, wat gebeurt er dan als de voorwaarden die zo’n consensus mogelijk maken, niet langer bestaan? Kan zo’n samenleving voortbestaan, of zal ze verbrokkelen en uiteenvallen? http://www.janvanduppen.be/?p=4748





84. ‘Een  neveneffect van de apocalyptische stemming die door de  gierende  inflatie was aangewakkerd, was  de opkomst van de zogenaamde ‘inflatieheiligen’.  Ze trokken met een wapperende christushaardos over  de landwegen, gehuld  in juten lompen en met  sandalen aan de blote  voeten. Overal waar ze kwamen, verkondigden ze ten overstaan van een deels geërgerd, deel gefascineerd gehoor de  ‘verlossing van de chaos’, de ‘vernieuwing van de wereld uit de geest  der liefde’. ‘De verlossers van de nieuwe  tijd  met hun  lange haren  en  hun  drieste fantasieën trekken  van alles aan, vooral labiele geesten die niet  zonder ondersteuning kunnen,’ schreef de Kölnische Volkszeitung in september  1922.  Dit  profetendom is een gevaarlijk symptoom van  de geestesgesteldheid in het huidige Duitsland. Men  dient het  niet  te onderschatten: het zal zich tijdens de  crises die  nog  gaan komen  verder uitbreiden.’ Die wandelaars met hun jezusappeal waren een antwoord op de noden  der tijd.  Aan hen  bleven  de verlossingsverlangens en  de wederopstandingsfantasieën van juist de gedeklasseerde  of met deklassering bedreigde  bevolkingslagen  kleven.



Een van  deze profeten was Friedrich Muck-Lamberty,  de ‘Messias  van  Thüringen’. Met de door  hem  opgerichte groepering ‘Neue Schar’, een jeugdige dans- en  toneelgroep, trok  hij in 1920 door  dorp en stad. ‘En overal  waar de karavaan halt hield,  zorgde hij voor een regelrechte  dansroes,  zorgde hij ervoor  dat  duizenden mensen bevangen werden  door een extatische  bedwelming. Daardoor konden ze de sociale ongelijkheid  en  de  dagelijkse  zorgen in  elk  geval  voor  even vergeten.



Een andere heilverkondiger die van zich deed  spreken, was de  schilder Max Schulze-Sölde, iemand van grootburgerlijke komaf.  Na 1918  bekeerde  hij zich tot het religieuze socialisme en stichtte, samen  met  anderen, de landcommune Lindenhof, in de  buurt van Itzehoe. Daarna  werkte  hij als vrijwilliger in een mijn bij Hamborn,  om de mijnwerkers  tot  een nieuwe  revolutie aan  te  zetten.  Toen dat mislukte,  wisselde hij zijn rol van  linkse politiek agitator  in voor die van een wedergekeerde ‘apostel Johannes’, die dwars  door  Duitsland trok en een ‘christensocialistische volksgemeenschap’ voor zijn idee  probeerde  warm te maken.’



‘Wat  betreft  invloed werden Muck-Lamberty en Schulze-­Sölde ver overtroffen  door Ludwig Christian Haeusser – waarschijnlijk de kleurrijkste  figuur onder de inflatieheiligen.  Deze voormalige producent  van  sekt had  zich onder invloed van de wereldoorlog tot levensreformer  ontwikkeld en zich  meer en meer een Christusrol aangemeten.  Hij omringde  zich met een groep discipelen en jonge vrouwen,  onder wie menige seksueel  van hem  afhankelijke  vrouw die  niets liever wilde dan ‘de nieuwe  mens’  van hun aanbeden  meester  op de wereld zetten. Haeusser benutte de modernste middelen  om reclame voor zijn  lezingen te  maken. De retoriek  waarmee hij  een breed publiek bereikte was een  eigenaardige mix van religieuze vurigheid, krachtige schuttingtaal en wilhelminische  grootheidswaanzin. Van alle inflatieheiligen waagde alleen  Haeusser zich in de  politiek.  In 1922 stichtte hij de Christlich-radikale Volkspartei,  die echter  net  als de  later opgerichte Haeusser-Bund het  stadium van een  sekte nooit wist te ontgroeien.



Net als  Haeusser  zagen zijn talrijke discipelen en  navolgers zich als ‘waarheidsmensen’,  zoekers op  weg naar nieuwe  vormen van  menselijk  contact.  De door hen  gekozen levenswijze als ascetische nomade verschilde hemelsbreed van de protserige levensstijl van de door de  oorlog rijk geworden nouveau  riche en inflatieprofiteurs.  Ze ontleenden  hun zelfbewustzijn niet  aan ‘uiterlijkheden en  spullen,  maar aan  de zoektocht  naar hun  eigen ego, dat bij sommigen de trekken van een  pathologische zelfaanbidding aannam.



‘Mutanten van het type  Hitler’  noemde  de  historicus Ulrich  Linse de inflatieheiligen. Er waren inderdaad enkele opvallende overeenkomsten  in de openbare optredens en de  programma­punten,  zoals  de cultus van  de  Messiaanse  alleenheerser, de afwijzing  van de partijeneconomie of de nadruk  op de alle klassenbarrières  opheffende ‘nationale  gemeenschap’. Niettemin moet men ervoor  waken de rondtrekkende predikers in de  buurt van de  demagoog uit München  te plaatsen of hen  zelfs als wegbereiders  te  zien. Hun boodschap was  uiteindelijk te  verwarrend en te halfbakken om  hen bij een specifiek  politiek kamp te kunnen scharen. Behalve  aanknopingspunten met het nationaalsocialisme  was  er ook sprake van verbanden met het linkse communisme en het anarchisme,  en soms gingen beide zelfs  hand in hand: de swastika  naast de hamer en sikkel.  Het  provocerende spel  met  symbolen en het verlangen naar choquerende prikkels was  voor de inflatieheiligen belangrijker dan een goed  doordacht programma  en een doelgerichte  politieke strategie. Niet in  de  laatste plaats waren ze hierdoor voor de luidruchtige Hitler  geen serieuze concurrentie. De grootste bijval  kregen ze  in 1923, toen de hyperinflatie haar  hoogtepunt ‘bereikte. In de  daaropvolgende  jaren van economische  en  politieke stabilisatie van  de Weimarrepubliek  zou hun invloed vrijwel nihil worden.’



253. ‘Volgens de Vossische Zeitung lag de oorzaak  van Strese­manns falen  erin  dat hij ‘niet trouw’  aan zijn politiek was gebleven, maar dat hij  ‘te diep in het net van de tactiek’ verstrikt was geraakt.  Voor zijn tegenstanders op rechts,  die  een verbond waren aangegaan  met de oppositie in zijn eigen partij,  was hij ‘stap voor stap  teruggeweken, steeds weer met hetzelfde fiasco’: ‘Zijn tegenstanders  werden alleen maar onverschrokkener en zijn parlementaire basis werd  steeds  smaller.’ Heel onvriendelijk  viel het oordeel van de Weltbühne  uit:  Stresemann heeft zijn kanselierschap gebruikt  ‘om  het  Duitse volk uit te leveren aan het  leger’. Uit angst voor radicaal-links had hij zich ‘aan de  borst van de keizerlijke generaal’ Von Seeckt geworpen:  ‘Cuno heeft ons van  het  Ruhrgebied beroofd. Stresemann heeft ons  van  onze burgerlijke vrijheid beroofd.’ Ook het Tageblatt  maakte  een negatieve  balans op: Stresemann  heeft  ‘het grootste politieke kapitaal dat  enig rijkskanselier  sinds Bethmann bezat  in drie  maanden verkwanseld’.



Tegenwoordig  zijn  historici het er verregaand over eens  dat Stresemann tijdens  zijn korte  ambtstijd belangrijke prestaties zowel in de buitenlandse als de  binnenlandse politiek heeft geleverd.  Met het stoppen van het passieve verzet aan  de Ruhr had hij  de  voorwaarden ‘voor een ontspanning  in de  buitenlandse politiek  gecreëerd die de weg naar een oplossing voor  het herstelbetalingsprobleem zou vrijmaken. Met de invoering van de  Rentebank en de rentemark was het gelukt  de hyperinflatie in te dammen en de koers voor  een stabilisering van de valuta en een  economisch  herstel  uit te  zetten. En ten slotte bleek  hij tijdens de grootste existentiële crisis van de republiek, waar de  sterke krachten in rijksleger, economie en politiek op dictatorische oplossingen inzetten, een  vastberaden verdediger  van de grondwettelijke  orde en het parlementaire systeem te zijn. Vooral dat maakt duidelijk welke lange weg hij sinds de revolutie  van 1918-1919 had afgelegd.



299. Niet weinig  Duitse kunstenaars en schrijvers gingen  aan het begin  van de  jaren twintig  op weg naar de Sovjet-Unie, waarin ze, ondanks alle alom bekende  problemen, het  enige  veelbelovende model  voor de toekomst zagen. In de  zomer van  1922 reisde ook  George Grosz naar het postrevolutionaire Rusland.  De excursie  werd een grote teleurstelling. De grootste indruk maakte de honger die in het land heerste. In  plaats  van veelbelovende  tekenen  van de socialistische opbouw  zag Grosz alleen maar overal sporen  van verval. Ook aan Lenin, die al door ziekte was  getekend en aan wie hij in het Kremlin werd voorgesteld, kon  hij ‘niets van betekenis’ ontdekken. Ontnuchterd en een  illusie armer keerde Grosz na zes maanden  terug  naar Berlijn. Hij  zou zich het daaropvolgende jaar stilzwijgend van de  KPD  afkeren  door  gewoon te  stoppen met het betalen voor  zijn lidmaatschap.’


Reacties graag naar mailadres.