knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Kenzaburo Oë, Seventeen & Homo sexualis

18 april 2023


Kenzaburo Oë, Seventeen & Homo sexualis



1961-1963. Uitg Meulenhoff 1995-2021



12. ‘Scholieren van mijn leeftijd  zijn wel  eens  opstandig  en frivool, maar ze hebben vooral behoefte aan leraren  die hun steun en toeverlaat  zijn als  ze problemen  hebben.  Zelf zou ik  soms  ook liever hebben dat  hij zich  bemoeide met  mijn  problemen.  Dat  mag zelfs een beetje vitterig zijn. Zijn huidige manier  van doen  mag dan  de Amerikaans-liberale  stijl  voorstellen, hij lijkt  wel een  vreemde  in plaats van een vader. Mijn vader heeft geen academische scholing gehad.  Hij is een autodidact die  in tal van  baantjes  zijn portie kommer  en kwel heeft gekend. Na het behalen van  zijn  lesbevoegdheid kwam hij op zijn huidige  post  terecht en die positie wil hij  nu koste wat kost veiligstellen door zo  min  mogelijk met  andere mensen  te  maken te hebben. Hij is bang  door  toedoen van  anderen  in  moeilijkheden te  komen of verwikkeld te raken in andermans conflicten, en zo opnieuw een  hard leven  te moeten leiden onder aan de  ladder. Dat  pantser van zijn  instinct tot  zelfbehoud legt hij zelfs voor  zijn zoon niet af. Al wat hij  doet is  afstandelijke,  koele kritiek leveren, zonder  emoties te  tonen, om zich  toch  maar niet  bloot te  geven en zijn  waardigheid  te verliezen.





146. ‘Perverselingen handelen gewoonlijk  in stilte. Als  het toch  praters  zijn, draaien hun acties  en hun geleuter gewoon rond in een  kringetje. Net  als de koorddansers  in het circus  zwijgen de perverselingen.  Maar  als ze eenmaal zijn gesnapt en de vijandige  ogen van de anderen  hen hebben gebrandmerkt vanwege hun  ware perverse  natuur, dan  zijn er die  aan een aandoenlijke zelfpromotie  beginnen.  Ten tijde  van de hevigste politieke onlusten in het naoorlogse Japan  werd er tussen  de betogende  massa  van honderdduizend mensen  die het parlement omsingelden, een  zedendelinquent  gevat. Toen hij bekende  aan de politie, zei hij: ‘Honderdduizend boze politiek  geëngageerde mensen  verdringen momenteel hun  seksuele  opwinding. Het  is  er nu niet  het moment  voor, zeggen ze alle honderdduizend. Hun seksuele opwinding heeft zich blijkbaar geconcentreerd in mijn bevoorrechte  vingers, die de kont van een willekeurig meisje te midden van de  massa hebben uitgezocht. Mijn vingers  handelden in een gloed van gelukzaligheid. En dat  heb ik  gedaan  voor de neus van  de massale politiemacht van de gewapende Vierde Oproerbrigade!’ Ziehier de plechtstatige koorddansers  van alledag.’



165. ‘Intussen zag hij voor  zich onafgebroken  het voorkomen en de lichaamshouding van zijn vader, van wie hij net afscheid had genomen, als het beeld  van zichzelf over veertig jaar. Net als  zijn vader nu zou hij over  veertig jaar  nooit zijn conformistische pokerface  verliezen, ook  al leed hij aan kanker of werd  hij geconfronteerd met de risico’s van een hartinfarct. Ziezo, zijn nieuwe leven van zelfbedrog  en conformisme was begonnen. Met  de zwierige schouders van  een  drukke, capabele  zakenman liep hij door de  automatische deur van het gebouw  in  de richting van de Jaguar, die geparkeerd stond naast de ingang van de metro. Toen raakte  hij hevig  opgewonden, liet de Jaguar voor wat hij was en rende,  sprong  bijna,  de  trappen  af naar de metro.



J stapte een volle metrowagon in en baande zich een weg tussen  de  opeengepakte  mensenlichamen. Zonder  aarzelen, alsof het zo was afgesproken, kwam hij achter  een jonge vrouw terecht. Hij  keek even vluchtig om zich heen.  In zijn  oren werd het geraas van de  trein  en het geroezemoes van de passagiers nu al  verzwolgen door  het suizen van heet bloed. Hij kneep zijn ogen dicht  en wreef zijn naakte penis ritmisch  in de intieme,  warme  holte  tussen de  billen van  de  vrouw.  Ze waren vet als die van  een  fazant en  boden hem weerstand. Opeens voelde  hij dat hij  op het punt stond een stap te zetten  waarna geen terugkeer mogelijk was.  Een nieuw  leven, een nieuw leven  zonder  zelfbedrog.  Zijn  hoofd was roodgloeiend en hij kreunde  zachtjes. Al het externe kabaal kwam weer tot leven. Zijn  zaad  besmeurde  het  ondergoed van de jonge vrouw, onuitwisbaar en onloochenbaar. Het bestond echt,  als een bewijsstuk. Ogenblikkelijk leken tien miljoen anderen zijn naam uit te  schreeuwen: J!  Een  golf van angst,  die wedijverde met gelukzaligheid,  slokte J in één  gulp  op. Talrijke  armen grepen hem stevig vast.’


Reacties graag naar mailadres.