knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Rik Torfs, Wie gaat er dan de wereld redden? – uitg Van Halewyck 2009

23 februari 2010

Rik Torfs, Wie gaat er dan de wereld redden? – uitg Van Halewyck 2009

Zoals steeds slaagt Rik Torfs erin om weer als discrete gymleraar op te treden bij zijn programma van gymnastiek voor de geest van de lezer. Hij doet het met brio en je voelt zijn plezier in zijn zinnen. Hij laat de lezer dan ook delen in de intellectuele pret waarmee hij ondermeer zijn eigen politieke ambitie-ballonnetjes heeft gewogen en te licht bevonden. Hij doet het voorzichtig en glunderend en de lezer is niet boos wanneer hij zich erin geluisd voelt. Rik Torfs laat echter obstinaat de machtsvraag in het midden. Voor wie de wereld gaat redden is dat een ondraaglijke handicap. Al weet hij dat in kerkelijk recht redelijk te compenseren. (‘Het kerkelijk wetboek heeft het niet over mensenrechten, maar over plichten en rechten van de christengelovigen. Plichten en rechten. In die volgorde. p.99) Hij heeft de relativiteit van zijn eigen denken leren toetsen aan dat van Rik Torfs, en dat laat vaak een fijn schurend gevoel na. Schurend, zeker, want hij weet zijn lezers nog steeds hinkelend te lokken: nu eens op een linker-, dan weer op een rechterbeen, een intellectueel hinkelspel. Fijn ook, want zonder grove truken laat staan unieke zekerheden die door de strot moeten geramd. Rik Torfs haalt ze zelf met vaardigheid onderuit. Hij maakt het zelfs begrijpelijk hoe draaglijk, ja zelfs aangenaam, het geloof in de verrijzenis kan zijn. Torfs behandelt individualisme, trouw en solidariteit, normen en waarden, leven en dood. Rik Torfs lezen is balsem voor de ziel, ook van de ongelovige.

20. Je kunt immers ook knielen om je van anderen te onderscheiden. Hen op hun fouten te wijzen. Wie knielt verheft zich om wie niet knielt te vernederen.

23. Gustave Thibon: ? La solidarit? devient enfer d?s qu?on veut en faire un paradis?.

31.Gustave Thibon ziet in krampachtige trouw een cultus van het ik: ?Alle omstandigheden om mij heen kun je veranderen, maar ik voor mij verander niet, omdat ik het niet wil. Mijn verbintenis is niet afhankelijk van de levende uitwisseling waarover jij spreekt, zij heeft voor mij een absolute waarde, geheel op zichzelf, en ik zal haar nakomen tot elke prijs.?

49-50. Omdat de universiteiten hun kritische functie niet meer kunnen of willen vervullen, vluchten ze in een moreel discours. Als ze niet langer de nieuwe idee?n leveren, dan toch de moraal. Door zich op moraal en solidariteit te storten proberen hun rectoren hun macht te herwinnen. (...) De laatste decennia zijn ze zo gewoon geraakt om zich naar regeltjes te plooien, dat ze zich nauwelijks nog een werkelijkheid kunnen inbeelden die niet door die regeltjes wordt beheerst.

86. Daarbij moet worden gedacht aan een variabel solidariteitsmodel. De West-Europese solidariteit blijft bestaan. Ze moet ook in de toekomst een pijler zijn van onze samenleving, zelfs al levert ze ons dat tegenvoer Amerikanen, Indi?rs of Chinezen concurrentieel nadeel op (vaak cynisch ge?xploiteerde) schaamte en morele verontwaardiging, is er nood aan een meer pragmatische solidariteit die in het begrip zelf gradaties durft te ondertekenen, gradaties die trouwens vak overeenstemmen met de keuzes van het solidaire individu.

95. Gedeelde waarden maken het leven draaglijk. Hun charme bestaat erin dat ze niet als vrijheidsbeperkend worden aangevoeld.

97. Wanneer waarden niet langer door de burgers worden gedeeld, zijn er normen om deze lacune te ondervragen. Waarden zijn niet afdwingbaar, normen wel. De norm versterkt de waarde niet, hij vervangt haar.

98. Iets wat je spontaan doet, kan het voorwerp van rebellie worden wanneer het verplichtend wordt gesteld. (...) Als een waarde die ik altijd heb nagestreefd plotseling, zonder dat ze van inhoud verandert, tot norm wordt verheven, heb ik de neiging de nieuwe norm meteen te overtreden. De norm berooft de mensen immers niet alleen van hun autonomie, maar ook van de mogelijkheid om genereus te zijn.

101. Toch gaat er een zekere charme uit van de Romeinse norm. eerder dan een echte norm, is hij een officieel erkende en bekroonde waarde, zonder dat hij in het persoonlijke leven van concrete mensen dwingend afdwingbaar wordt. Niettemin kleeft er ??n belangrijk nadeel aan de Latijnse normcultuur: je moet een insider zijn om te weten wanneer het echt serieus wordt. Wanneer de norm niet alleen om eerbiediging, maar ook om naleving vraagt. Het volstaat niet te lezen wat er staat, zwart op wit. Je bent verplicht een kunstenaar te zijn om in te schatten of de norm naleving vereist. Een kusntenaar? Op zijn minst een levenskunstenaar. Dat vinden wij niet fijn, want levenskunstenaars wensen wij niet te worden.

119. Je dient je onder te dompelen in het bloedeloze jargon van de onderwijskundigen, een beroepscategorie die er alles aan doet om de bijzonder simpele redeneringen die zij ontwikkelt in een ontoegankelijke jargontaal te verpakken, zodat ze voor de gemiddelde burger volledig ontoegankelijk worden en er dus een schijn van geleerdheid ontstaat.

131. Normen en waarden zijn geen synoniemen. Waarden zijn gedragswijzen die door mensen spontaan worden gevolgd. Normen worden opgelegd en zijn afdwingbaar. Naarmate de waarden sterker verdampen, is er nood aan meer normen, maar dat is geen succes, en allerminst een teken van maatschappelijke gezondheid.

148. Gruwelijk is de samenleving waarin aan niemand iets te verwijten valt.

162. De idealistische Chirojongens die in de jaren zestig of zeventig van de vorige eeuw plotseling mao?st werden in plaats van naar het priesterseminarie te trekken zoals amper een decennium voordien, veranderden niet echt van mening. Ze ruilden de ene zekerheid voor de ander in, belangrijk was vooral dat ze geen dag zonder zekerheid waren.

196. Wat iedereen kan delen, of toch zou moeten delen, is een publieke redelijkheid die wetenschappelijk kan worden onderbouwd. Daarnaast is er een soort van private, minder wetenschappelijke redelijkheid die je niet zomaar met anderen kan bespreken en al zeker niet kan opdringen. Het gaat daarbij niet langer om het zuiver rationele. Onze gevoelens sijpelen erin binnen en kleuren de idee?n.

202.Over smaken, kleuren en vrouwen kan niet worden gediscussieerd. Wat een ongelooflijke onzin! Want waarover zouden we anders in godsnaam moeten discussi?ren?

207. Over twijfel gesproken. Zit daar niet een groot deel van de spirituele identiteit van Europa? Europeanen hebben geleerd te twijfelen. Doe je dat niet, en heb je altijd gelijk, dan dreig je de andere, die helaas altijd ongelijk heeft om die reden te vermoorden. Dat hebben wij in Europa heel vak gedaan, denk maar aan de godsdienstoorlogen. Ook later speelde een gebrek aan twijfel ons parten. Adolf Hitler zal wellicht neit worden herinnerd als de man die zijn volk leerde twijfelen. Twijfel bevrijdt ons van fanatisme. Twijfel en humor, die natuurlijk ook een vorm van twijfel is, omdat humor wat absoluut lijkt van zijn voetstuk haalt.

222. Maar de vrijheid die het risico inhoudt dat er echt een mening wordt vertolkt die geprefabriceerde gedachten verstoort, stuit nog steeds op meer argwaan dan doorgaans wordt vermoed. Zeker aan de universiteiten, maar ook in creatieve milieus.

238. We zijn ons verrijzenisgeloof kwijtgespeeld omdat we bang zijn om te dromen en te vertrouwen.

Reacties graag naar mailadres.