knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Stefan Zweig, Widerstand der Wirklichkeit – Reis naar het verleden.

24 juli 2014

Stefan Zweig, Widerstand der Wirklichkeit – Reis naar het verleden. uitg. Atlas 2009.

Wat kan die man schrijven.

40. Hij had ze zo vaak gelezen dat hij ze woord voor woord vanbuiten kende, zo vaak geopend dat de vouwen erin doorzichtig waren geworden en sommige woorden door tranen of kussen waren uitgewist. Als hij alleen was en wist dat er niemand in de buurt was, haalde hij ze soms tevoorschijn om ze woord voor woord met haar intonatie uit te spreken en zo de aanwezigheid van de verre geliefde magisch te bezweren.

45. Het ligt niet in de menselijke aard alleen op herinneringen te teren, en zoals planten en welk schepsel dan ook voedsel uit de aarde en steeds nieuw gefilterd licht uit de hemel nodig hebben, zodat hun kleuren niet verbleken en de bloemkelken (niet) verwelkt hun bladeren verliezen, zo hebben dromen, ook dromen die schijnbaar niet van deze aarde zijn, voedsel nodig van het zinnelijke, ondersteund door tederheid en beelden, anders stolt hun bloed en de intensiteit van hun licht verbleekt.

 

Archief

vrt deredactie.be – blog: In de ban van de Romeinse ring

21 juli 2014

Fietsreis naar Rome en terug deel 5 


In de ban van de Romeinse ring




Onder een dreigende hemel buiten de Romeinse Centrale Montemartini stelde ik na het serene afscheid van de muze Polimnia mijn gps in op de B&B in Cerveteri tussen de Etruskische dodensteden. Ten noorden van de Eeuwige Stad zou Sabrina mij aldaar volgens booking veilige rust bieden.



Met mijn voorkeur ’fietspaden’ kwam ik na veel keren en draaien op Romeinse straten richting Ostia aan de zuidelijke oever van de Tiber terecht. Deze had me als een genereus beekje van lang boven de ’Verrijzenis’ van Piero della Francesca in Sansepolcro tot voorbij Perugia van haalbare hellingen voorzien. Na Rome wordt het heilzame water al twee millennia lang een Styx met dodelijke dampen en ziektekiemen. Ergens moest een of andere Charon mij toch veilig over dit open riool kunnen tillen.




Vuil, lelijk en gemeen


Een brug van een Romeinse binnenring voert de eenzame fietser langs de stapvoets rijdende file van walmende diesel naar een gistend stort. Jonge vrouwen – meisjes nog in smerig verbleekte kleren – dwalen apathisch heen en weer met kinder- en winkelwagentjes langs wegwerpspuiten en gebruikte condooms tussen troosteloze appartementsblokken en een supermarkt beneden. Het heeft iets van Ettore Scola’s ’Brutti, sporchi e cattivi’. Zij het dat in deze film uit 1976 de bewoners van de sloppenwijk ’Trionfale’ nog dromen door het fenomenale uitzicht over de Eeuwige Stad en een uitkering voor het verlies van een oog.

Achter het ad-hocstort eindigt een splinternieuw fietspad dat me weliswaar voor een nieuwe poging terug naar de stad leidt. Van op de hoge berm zie ik een enorm onweer opbouwen in het zuidoosten achter de EUR wijk van de Wereldtentoonstelling in 1937. Tussen het lijkbleke Colosseo Quadrato – waarop Mussolini’s ode aan ’Un popolo di poeti di artisti di eroi / di santi di pensatori di scienziati / di navigatori di trasmigratori’ – en de vaalwitte Basilica dei Santi Pietro e Paolo is de hemel zwart met flitsende bliksems aan de verre randen.

In een nieuwe poging om voor de storm uit de ringen van Rome te breken naar het noorden duik ik in de drukkende vochtigheid van desolate straten met schotelantennes en autowrakken, al dan niet uitgebrand. Aan de uitpuilende vuilcontainers schrikken schurftige honden van mijn krijsende remmen. De achterkant van de beruchte Magliana wijk lijkt nog in alles op de municipio waar ’La banda della Magliana’ goed vijfendertig jaar geleden haar Romanzo Criminale begon.

Gelukkig ogen de doorgaande wegen vandaag beter. Maar ook zij drijven me weer naar de ring over de Tiber. Aan de zuidkant vind ik dan toch een verloren vervolg op het mooie fietspad naar de kust bij Ostia. De logica van Italiaanse fietsurbanisatie – onderbroken stroken zonder zinnig verband – wordt hier reusachtig uitvergroot. De randbegroeiing overwoekert ruim de helft van de rood geasfalteerde fietsweg. Een late slang geniet nog van de opgeslagen warmte tot ze mij voelt naderen.
Rijden op de hoge zomerdijk biedt een ruim panorama over de oude voorstad met verlaten industriële ruïnes en vervallen ’latifundia’. Op het hele traject rijdt slechts één fietser in blitse outfit mij tegemoet, met een rotvaart. Het ruisende riet schuurt langs onze schenen. De Romeinse beau monde lijkt nog lang niet aan de fiets, ook niet voor de show.




Circonvalliazione


Het wordt duister op volle middag met dikke druppels als ik aan het einde nog onder een pergola tussen het gespreide afval wil schuilen. De gps weet het blijkbaar niet meer en leidt me in bochten op de buitenring naar een laterale brug die ik in de gutsende regen maar liever verlaat. Ik leid mijn fiets met bagagetrein moeizaam achteruit tegen het trage verkeer in om onder de brug zelf te gaan schuilen. Het giet en het wordt steeds erger met toornig gerommel dat het verkeer overstemt. Beneden staat een lege auto verdacht te wezen. Er komt er nog een aan, een grote met een heer in pak met das aan het stuur en een erg luchtig geklede zwarte dame. Maar hij rijdt weg als ik blijf staan tussen de gebruikte condooms en de gore afvalverzameling.

Met het water dat nu in golvende gordijnen van de circonvallazione-bruggen naar beneden stort, spoelt het vuil richting rietbossen rond de reusachtige pijlers. Ik zoek voor mijn voeten een hogere plek en houdt mijn fietstrein recht tegen de stroom in. Na een uur of wat komen vier jonge kerels onder plastiek kappen met onduidelijke zakjes vanuit de rietbegroeiing aan het water argwanend naar de eenzame auto gelopen. Op mijn ontwapenende vraag in het Engels of ik met de fiets de brug over mag, zegt de oudste kortaf dat ik niet anders zal kunnen. Ze laden hun juten zakjes in en rijden zonder boe of bah weg. Ik sta daar drijfnat in mijn poncho en probeer de B&B uitbaatster te bereiken wegens intussen duidelijk dat ik niet voor 18 uur zal arriveren. Het is haar antwoordapparaat.

Omdat de regen van geen ophouden weet en ik toch al doorweekt ben, duw ik mijn fietstrein toch maar weer de brug op. De wat uitgedunde autostroom rijdt nu stapvoets door de enorme plassen. Langs de rand probeer ik de brug over te komen waar het enkelhoge water opspat als ik er mijn hele hebben en houden doorheen trap. Aan de overkant moet ik naar rechts een pechstrook op want 100 meter verder staat een reusachtig bord fietsers te verbieden. Daar voert deze oprit naar de grote circonvallazione rondom Roma.

Een stevige poort sluit de toegang tot de dijkweg af die aan de noordkant van de Tiber onder de brug doorloopt. Het is ook de toegang tot een manege verder in de uiterwaarden richting de kust. Naast het hek is de pechstrook afgezet met een vangrail van goed anderhalve meter hoog met extra versterking onderaan. Er is geen doorkomen aan. Fietsroutes in Rome lopen naar nergens of naar de circonvallazione als de kringen in Dantes Goddelijke Komedie.







Satyricon


Er stopt een auto, alweer. Deze keer met lichtsignalen. Ik ga er naartoe in de hoop dat hij de poort wil openmaken of mij hulp kan bieden.
Nee dus. Naast de grijzende chauffeur zit halfnaakt een slanke negerin schaapachtig te lachen. Hij wil zelfs het raampje niet openen. De ruiten van de Fiat beslaan terwijl de regen mindert en ik me gevangen voel in een gore rattenkooi. De herinnering besluipt me aan een verslag van Nederlandse fietstoeristen die enkele jaren geleden door de Carabinieri van de Circonvallazione werden geplukt. Behoudens loeiende sirenes en blauwe zwaailichten in de andere richting, merk ik niets van hulp in de trage verkeersstroom.

Omdat ik reeds lang alle hoop heb laten varen, rest me geen wanhoop meer. Gestaag voort ploeteren helpt met rustige vastheid omdat iedere weg begint met een eerste stap.Toch?
Gezien de gps suggestie van een fietspad op de noordelijke winterdijk langs de Tiber til ik eerst mijn bagagekar over de vangrails. Als ik er zelf bovenop balanceer, lukt het net. Mijn fiets is te groot en te zwaar. Mijn voorwiel draait telkens weg bij het tillen. Dus eerst alles demonteren om de naakte fiets bovenop de vangrail in evenwicht te houden onderwijl er zelf bij op klimmen om hem aan de andere kant in één beweging neer te laten. Zonder veel brokken lijkt het gelukt. De regen druilt intussen nog wat na.

De grijze figuur – naar ik nu kan inschatten van mijn leeftijd – komt uit de Fiat Doblo om opgelucht in de berm zijn water te maken en omstandig zijn broek op te hijsen. De zwarte dame blijft zitten. Al onttrekt de begroeiing de pechstrook en toegangspoort wat aan geïnteresseerde blikken, mijn fietsacrobatie lokt ’vind ik leuk’-getoeter.

Steil glijd ik naar beneden over een modderig pad onder de bruggen van de Circonvallazione langs de manege, waar het op de winterdijk verder doorloopt. Volgens de gps is er weer perspectief voor dik tien kilometer fietsweg langs de noordkant van de Tiber richting kust.
Maar wat voor kilometers. Het karspoor blijkt steeds dichter begroeid met stevig onkruid dat door de storm in vlagen is platgeslagen. Wonderwel rijdt mijn fiets met bagagekar makkelijker op deze verende mat over de uitgesleten zompige geulen.

”Op het ’einde’ van mijn levensweg
bevond ik mezelf in een donker woud
want de rechte weg was verloren gegaan.”
(vrij naar Dantes Goddelijke Komedie, De Hel, I, 1-3)




Eind goed, al goed


Het karspoor wordt alsmaar erger maar er is geen weg terug noch een pad eraf. Alle velden zijn met overvolle grachten, dreigende prikkeldraad en hoge hekken afgesloten zodat er geen uitwijken naar verre hoeven mogelijk is. Doornat en smerig van de opspattende modder heb ik nog 35 km tot mijn slaapplaats te trappen!

Ruim over de helft wordt de dijkweg wat beter berijdbaar met minder onkruid maar bredere gele plassen. Aan het einde duikt een stuk geasfalteerd naar beneden een brug onderdoor. De enkeldiepe poel van zwart slijk kan ik gelukkig op snelheid doorkomen. Gelardeerd met zwarte ’fango’ rijd ik langs alweer een gelegenheidsstort door een proletarisch kustplaatsje onder de rook van de internationale luchthaven Fiumicino die dan ook nog Leonardo da Vinci wil heten!

Vandaar op normale wegen – enfin wat heet hier normaal als de gaten in het asfalt intussen gevuld zijn met water en slijk – rijd ik de ziel uit mijn lijf met één oog op de gps én mijn batterijreserve.
Pas tegen 20 uur zou ik dank zij de iPhone van een behulpzame jogger uiteindelijk de weg naar de B&B vinden. Aan een villa met Bulgaarse nummerplaten op dure 4X4’s voor de elektronisch beveiligde poort slaan de honden aan. Vermits aanhoudend komt een vrouw kijken die me nog een halve kilometer verder verwijst naar het verlossende opschrift. Mijn batterij en gps hebben het reeds lang laten afweten. De grote stalen poort draait open en ik rijd een oude vijgenbongerd binnen met op het einde een nieuwbouwwoning in Romeinse stijl. De galerijen met zuilen in gele tufsteen rond een groot atrium met grasveld en monoliet hebben deuren en ramen in tralies met muggengaas. ’Tegen de bandieten’, zegt Sabrina mij, als ze de tuinslang gaat halen want haar man is mountainbiker en die spuit ze met al zijn spullen zo ook schoon.

Onder een peilloos blauwe hemel achter witte wolkenformaties met roze randen van Tiepolo schraap ik tussen haar nieuwsgierige honden het slijk en de plantenresten van mijn bagagekar. Dan mijn fiets en alle fluo dekzeiltjes, fietszakken, schoenen en benen met de tuinslang. Waarna een heerlijke douche in een mooie kamer. De vele verzoeken van booking om andere beoordelaars te beoordelen, laat ik aan mij voorbijgaan. Met alweer Bob Dylans ’Shelter from the storm’ op mijn iPadmini vallen mijn ogen dicht.

‘Twas in another lifetime, one of toil and blood
When blackness was a virtue and the road was full of mud
I came in from the wilderness, a creature void of form.
“Come in,” she said,
“I’ll give you shelter from the storm.”



Archief

Bart Meuleman, De jongste zoon.

18 juli 2014

Bart Meuleman, De jongste zoon.

uitg Querido 2014

‘Het heil ligt in de vlucht – In Fuga Salus’ – wapenspreuk van de stad Turnhout

86. Maar hoe zou Turnhout ook kunnen ontsnappen aan de orde van de dag? Turnhout is de orde van de dag zelf.

122. Het goede huis is het huis waar je vergeet goe het met de wereld is gesteld.

129. ’Werkelijkheidshalve kunnen wij maar één enkel verhaal vertellen: het onze.’ Daniel Robberechts.

275. Met architectuur valt niet te lachen. Ze beslist over leven en dood. Een huis is veel meer dan een dak boven het hoofd. Waar je woont dat ben je.

Archief

Gerrit Kouwenaar, als er geen oorlog is.

9 juli 2014

als er geen oorlog is

Als er geen oorlog is is men geborgen, huizen
zijn woonachtiger dan greppels sluiers asters, wit
eet alleen, alleen het zwart moet men vasten

men tafelt oneven in zomers als deze, doden
ontleden in andere oorden, eten in woorden
sneeuwt hongerwinters zolang men vlees moet lezen

men kan de telefoon alarmeren, in pillen uittreden
men kan oneindig zijn om zich te verkleinen

buiten op pleinen dreigt vallende stilte, binnen
steeds zachter haarstrelen, nergens is onweer –

Gerrit Kouwenaar, het bezit van een ruïne, 2005.
Met dank aan Peter Vermeersch – Ex. Over een land dat zoek is.

Archief

Ine Roox, De schaduwkant van een zonovergoten land

9 juli 2014

Ine Roox, De schaduwkant van een zonovergoten land

55. Vaak heb ik mij de vraag gesteld hoe het mogelijk is dat een maffialid zichzelf omschrijft als een overtuigde katholiek’, zegt de Siciliaanse oud-magistraat, zelf een praktiserende katholiek. ‘Ooit heb ik het ook gevraagd aan een maffioso, die ons net een honderdtal moorden had opgebiecht. Met een uitgestreken gezicht antwoordde hij: “Meneer de rechter, ik zweer u op het hoofd van mijn kinderen dat ik nooit heb gemoord vanuit persoonlijk belang, maar dat ik altijd daartoe eerst de opdracht had gekregen.” Voor mij staat het buiten kijf dat vulgaire maffiamoordenaars in Italië sociale erkenning hebben gekregen als “mannen van eer” die je moet respecteren, precies omdat de Kerk hen in het verleden heeft gelegitimeerd. Stilzwijgend heeft deze Kerk het vertikt om maffiageweld te veroordelen – ook al verwerpt de leer van Christus juist elke vorm van geweld.’ Pietro Grasso beschuldigt de Kerk van een jarenlange, stilzwijgende medeplichtigheid aan het fenomeen maffia, en aan de sociale aanvaarding ervan. Hij verwijst daarbij naar religieuze processies die volledig zijn gefinancierd door maffialeden, en naar de pastoor die uit dankbaarheid met zijn processie halt houdt onder het balkon van de lokale maffiabaas. ‘Waarom’, vraagt Grasso zich kwaad af, ‘heeft de Kerk zo lang aan haar functie om als een moreel kompas te dienen verzaakt, door maffialeden en hun kinderen met alle egards de katholieke sacramenten toe te dienen? Waarom al die maffiahuwelijken, -begrafenissen en -doopsels? In plaats van de maffialeden juist openlijk de deur te wijzen, desnoods te excommuniceren, hen uit de geloofsgemeenschap te bannen, weigert de katholieke Kerk wél de sacramenten aan wie gescheiden is of aan wie zelfmoord heeft gepleegd. Tegelijk spreekt de Kerk zich ook resoluut uit tegen de voorstanders van abortus en van euthanasie, in naam van een zogenaamd recht op leven dat maffialeden elke dag opnieuw met de voeten treden!’

270. In de boutade ‘In Italië is een vrouw ofwel de maagd Maria, ofwel een hoer’ schuilt een kern van waarheid. Het beeld van de vrouw in de Italiaanse media – een sexy stoeipoes die verder mag zwijgen – strookt niet helemaal met de sociale realiteit. Italiaanse vrouwen hebben geen politieke, maar wel een andere, verborgen macht. Italië is het land van de mammoni, volwassen mannen die moederskindjes blijven en hun moeder een leven lang zullen verafgoden. Kleine jongetjes worden in Italië rot verwend. Later leidt dat tot een ambigue relatie tussen moeder en zoon, waarvan de toekomstige echtgenote het slachtoffer zal zijn. Zij komt in een ongelijke concurrentiestrijd terecht met la mamma, een strijd die ze van haar leven niet zal kunnen winnen. Voor de Italiaanse man zijn er twee categorieën van vrouwen: eerst en vooral heb je zijn mamma, als de verpersoonlijking van de Heilige Maagd, en dan zijn er nog alle andere vrouwen. Dat nergens anders dan in katholiek Italië de Madonnacultus zo sterk is, kan geen toeval zijn.
In dat oerkatholieke Italië blijven seks en erotiek verboden terrein, want eigenlijk is het toch maar een beetje vies. Italianen zijn er wel op belust, maar het is ook zondig. Die overdaad aan bloot op tv is dus een beetje als gluren door het sleutelgat. Krachtig naakt kan Italië niet aan: een Italiaanse theatervoorstelling die in het Schotse Edinburgh ettelijke prijzen wegkaapte, werd in de Italiaanse pers slechts kort vermeld, en geen enkel theater durfde het aan het stuk te programmeren. De reden: het vrouwelijke hoofdpersonage houdt een lange monoloog, en is daarbij helemaal naakt.

275. In 2012 kwamen in Italië meer dan honderd vrouwen bij geweld om het leven. Halfweg 2013, in augustus, stond de teller van het aantal vermoorde vrouwen in Italië al op meer dan tachtig. Veruit de meeste slachtoffers werden omgebracht door een vriendje, echtgenoot of ex-partner, en veel van die vrouwen hadden de politie voor de fatale afloop laten weten dat ze werden lastig gevallen. De trieste balans is dat tussen 2000 en 2012 in Italië 2200 vrouwen zijn vermoord, en dat twee derde van die vrouwen is vermoord door hun partner of door een ex. In het land van mooie vrouwen en van dolce vita wordt volgens die cijfers ongeveer om de twee dagen een vrouw van het leven beroofd. Volgens een onderzoek door het Italiaanse bureau voor statistiek in 2007 naar mishandeling van vrouwen en seksueel geweld tegen hen, binnen en buiten de familiale context, worden 6,7 miljoen Italiaanse vrouwen tijdens hun leven het slachtoffer van fysiek geweld. In zowat alle rapporten – Italiaans of internationaal – scoort Italië bijzonder slecht wat vrouwonvriendelijkheid en geweld tegen vrouwen betreft. In een rapport van de Verenigde Naties uit 2012 wordt huiselijk geweld de ‘meest voorkomende vorm van geweld in Italië’ genoemd. Maar Italië is zich nog niet bewust van de omvang van dit probleem. Sommigen leggen zelfs een rechtstreeks verband tussen geweld tegen vrouwen en hun pogingen tot emancipatie.

Archief

Richard Powers, Orfeo

9 juli 2014

Richard Powers, Orfeo

205. Onzekerheid zal altijd een groei-industrie blijven. De economie is tegenwoordig afhankelijk van angst.

218. Omstanderseffect, genovesesyndroom. Momenteel was hij het veiligst in grote groepen. En dan vooral groepen jongeren die de neiging hadden vol gêne hun blik af te wenden van iedereen die zo slordig was geweest zichzelf oud te laten worden.

237. Het leven vult de wereld met kopieën van zichzelf. Zowel muziek als virussen zetten hun gastheren er stiekem toe aan hen te kopiëren.

Archief

vrt deredactie.be blog: De kronkelweg naar Rome

3 juli 2014

De kronkelweg naar Rome 



Een lange afdaling over een gammele landweg leek me te gevaarlijk voor mijn zwaarbeladen fietstrein en dus reed ik langs de strada statale door een grote industriezone. De helft van de gebouwen bood ruimte aan uitbundig onkruid op lege parkings. De andere helft had iets met stenen: kappen, zagen, vermalen, polieren. Kunstzinnige ateliers presenteerden aan de passant dansende dolfijnen en naakte dames die zich begoten met waterkruiken. Ik leek wel te hallucineren.

Marilyn

Dus in arren moede het eerste benzinestation opgedraaid voor water en koelte. Op een bruine skaien zetel met uitpuilende voering bestudeerde een hoogbejaarde man met
levervlekken mijn afstijgen. Hij knikte joviaal.

Ik stormde de bar binnen waar het wat koeler leek tot ik de dienster achter de toog zag. Struis met aangedikte rode lippen, een poker-face, een lange platinablonde pruik en een tenorstem
boven haar borsten die sonoor mee trilden. Ze repliceerde krachtig op flemende vragen van een rat met een zwarte bril die haar zowat met zijn kin op de blinkende formica toog lag aan te staren. Ze had eindeloos lange nagels in groene glitter en geen kouwe koffie, maar wel koud water.

Intussen was ik voldoende in beeld opdat ze mij bezorgd voorstelde een koffieshake te maken met ijsblokjes. En dan nog een fles spuitwater uit de koelkast. Haar verfrissing verhelderde ook mijn blik. De tatoeages van engelenvleugels op haar bovenrug waren nog prominent, die op haar armen gekrompen door het rimpelen van haar huid.

De hele bar bleek behangen met affiches van Marilyn Monroe. Aan de kassa hing de waaier foto’s van haar jongere zelf gesigneerd met ‘Marilyn’. Achteraan onder een bleirende flatscreen verstilde de huiskamersfeer met een oude man over een krant gebogen terwijl la mamma pontificaal zat tebreien binnen de gekoesterde microkosmos. Opa buiten op de bank en de resterende zoon aan de benzinepompen.

Jeugdige ritmiek

Bij mijn vertrek vroeg ik kraantjeswater voor mijn bidon. Ik kreeg galant ijsblokjes toe. Terwijl de rat continu aan haar gepruikte kop zat te zagen en haar simulatie van interesse niet bleek vol te houden, gebruikte ze mijn leed en zweet om hem even te onderbreken voor de verzorging van mijn bidon. Geen soigneur zou het beter hebben gekund dan zij die zo taalde naar behagen.
Mijn hallucinaties leken voorbij. Maar de hitte niet. Bij het bestijgen van mijn rijwiel zat de ouwe nonno nog steeds met open mond naar mijn fietstrein te staren. Hij leek uit op het waarheen, waar vandaan, waarom. Ik kon alleen nog ‘Roma’ uitbrengen waarna hij voor zich uit mijn reisdoel bleef herhalen in telkens een andere toonaard.

Die nacht waren de muren in de omgebouwde stallen van een sjieke Agriturismo erg dun. Het gebalk van stamboekezels waarmee gefokt werd voor het vlees van de veulens en het gekrijs
van pauwen om regen werd gelardeerd met ritmisch gebonk van een bedhoofd tegen de muur. Maar liefst drie sessies kort na elkaar na de eerste match van de Azzurri in Brazilië. Tegen de ochtend aan werd ik nogmaals gewekt door het gebonk. Dit keer was het trager en langduriger en werden pauwen en ezels opgeschrikt door een luide schreeuw uit de verbouwde stallen. Gelukkig geniet de Italiaanse jeugd nog volop van eigenliefde in haar dromen.

Bermmaaiers

Treurig oogt ’s ochtends het verbeten genot waarmee figuren met vizier en gele oordoppen motormaaiers hanteren. Vroeger sloeg men ook in Italie de hand aan de zeis of de pik. Liefdevol gehaard en gewet. De maaier zette zich in spreidstand rechtop en met het zingende blad sneed hij sierlijk grassen, onkruid en bloemen die in de voet geknakt werden afgelegd. Met schouders en bovenrug een Manetachtige serpentine draaiend kon je met zo’n zeis teder en ruisend snijden. De zeis was genadig voor de planten en ook voor de rug van de maaier. Gemeentelijke en private bosmaaiers zijn een aanfluiting van beschaving. Het razende lawaai, de wegspringende steentjes en de uitzinnige destructie van alle plantjes door een geselende plastiek draad laat een spoor van groene smurrie getuigen van hun nietsontziende brutaliteit.

Historische straten en pleinen ontberen dan weer bomen en schaduw. In die stenen woestijnen drukt de zinderende hitte van de middag als lood. Niet alleen in Italiaanse renaissancesteden.
Het lijkt wel besmettelijk hoe dat verlangen naar scherpe lijnen tussen licht en donker ook Vlaamse pleinarchitecten heeft aangetast. Minstens in de Kempen waar schaduwrijk groen plaats moet ruimen voor dure pronksalons die iedereen probeert te mijden. Van ontmoetingsplaats wordt de openbare ruimte een lege staalkaart van gevelarchitectuur.
‘La Città Ideale’ is een dwingende fata morgana: nacht in de middag.
In ‘Ali en Nino’ schreef Kurban Saïd reeds: ‘Misschien bestaat er slechts één juiste indeling van de mensen: in bosmensen en woestijnmensen. Het bos is vol vragen. Alleen de woestijn vraagt niets, geeft niets en belooft niets. De woestijnmens heeft slechts één gevoel en kent slechts één waarheid. De bosmens heeft vele gezichten. De fanaticus komt van de woestijn, de scheppende
mens van het bos
.’

Prelaat

De antieke bibliotheek La Malatestiana van Cesena is trots op de Unesco titel van Werelderfgoed. Rondleidingen worden druk bezocht door dames en heren op leeftijd – dus nog veel ouder dan ik – en in een ietwat andere outfit. Een van de dames van het selecte groepje dat ik mocht vervoegen voor mijn vijf euro kreeg een prikkelhoest van mijn bijeen gefietste aura. De begeleidende prelaat
gaf me ruimhartig een hand ter verwelkoming. Ook al had ik mijn fietshandschoenen aangehouden wegens lastig af te stropen. Vermits ze de vingertoppen vrij laten hoef ik ze
nauwelijks nog af te leggen tenzij bij een waterkraan of bij het smeren van UV bescherming. De monsignore onderhield met zwier zilvergrijze dames van betere katholieken huize en een wat
vertwijfelde man op hoge leeftijd. Met de fiets van Vlaanderen naar Rome, dat maakte wel indruk. Vooral gezien de ernst van de zonden die een dergelijke penitentiële bedevaart noodzakelijk
maakten. Hij vroeg me of ik een prelaat uit het Brugse kende. Helaas was ik niet gelovig, maar wel geïnteresseerd aan kerk en religie. Dat was toch wel een schok.

Maar ik kon iets zeggen over de miniatuurkunst van de gebroeders van Limburg uit Nijmegen met de ‘Très Riches Heures du duc de Berry’ en die kende de oude man ook, en bijgevolg werd mijn zondig ongeloof en fietsersoutfit met de mantel van de kenners toegedekt. Aldus begon de prelaat – kunstig goud met een robijn aan de vinger en een minstens honderd gram gouden ‘IHS’ op zijn gewelfde buik – met een mooie stem de koralen die voorlagen op de gedigitaliseerde lezenaar te zingen. Hij genoot van zijn sonore resonantie in de enorme zaal. De dames ook. Hij leek alle serieuze en dus Italiaanse pausen van de laatste honderd jaar zowat
persoonlijk gekend te hebben en vertelde bij die van de streek enkele gesmaakte anekdotes die mij ontgingen, behalve die over Pius de zoveelste die soberheid aanhing en stelde ‘Si pranzo, no
cena
!’ Al was ook hij daarvan geen liefhebber.

Het totemdier van de Malatesta clan – een Indische olifant wegens geheugen en volharding – troonde boven de indrukwekkende leeszaal met lange rijen lezenaars waaronder belangrijke te consulteren boeken aan de ketting. Licht langs links en rechts en een groot rozet voor de gang in het midden. Fascinerend hoe de Malatesta familie er toch maar mooi in geslaagd is met zo’n naam de intellectuele wereld van eeuwen te verleiden en de loef af te steken. Zelfs met hun cartografie probeerden ze het probleem van de wassende kaart in het platte vlak een oplossing te geven.
Mijn fiets-gps zou er nog wel bij varen.

Roma Termini

Op voorwaarde dat de op booking vermelde adressen van overnachtingsplaatsen correct werden aangemeld vindt mijn Garmin probleemloos de weg. Omdat de naam van Spoleto commercieel mooier klinkt dan Cortaccione, werd ook ik verleid tot een hotel waarvan het opgegeven adres op een snelwegviaduct bleek te liggen. Bij wegdeemsterende batterijen bood een jonge pompbediende gelukkig redding. De Via Flaminia naar Rome had een tunnel die fietsers naar Terni op het oude steile stuk dienden te ronden en vermits vanaf Narni nog veel klimmersvreugde tot Rome opteerde ik – na een droeve nacht in het hotel dat net door een ietwat anarchistische coöperatie was overgenomen – meteen voor de trein naar Termini.

In Italië kan je voor vijf euro extra blijkbaar overal je fiets meenemen. Meer nog, de vriendelijke stationschef van Spoleto zou bellen om te weten in welke wagon ik terecht kon voor de snelle trein van Ancona naar Roma Termini. Gelukkig vertrok die ook nog eens op spoor 1 waardoor ingewikkelde toestanden om op het juiste perron te geraken mij bespaard bleven. Tegen de aankomst van de trein liet de chef weten dat het de laatste wagon was. Dus ik naar het einde van spoor 1 waar twee schattige novicen in een grijze voddige pij met blote voeten op sandalen hun aardse schoonheid probeerden te verbergen onderwijl op echte iPhones sms’end. Ik was er helemaal klaar voor wanneer de ene non haar zuster en mij verontwaardigd porde met de mededeling dat de trein voor Rome op spoor 2 zou stoppen. Het had iets van ‘Les vacances de monsieur Hulot‘: iedereen door de smalle ondersteek naar spoor 2. Als laatste de reiziger met fiets en zware bagagetrein.

Het spoorwegpersoneel dat op de perrons borden verving door exact dezelfde borden dat je niet over de sporen mag voor perronwissels, maar dan nu in een versie op inoxpalen, hielp me mijn hele hebben en houden inladen. De tunnels, het landschap en het regenweer onderweg bevestigden mijn keuze voor de trein in dit laatste stuk naar de Eeuwige Stad. Het vlakke gedeelte tussen Terni en Narni was de moeite niet wegens monotone nieuwbouw na de bombardementen van de tweede werelddoorlog en verder enorme industriezones.
In Roma Termini eindigde de trein op het meest achterlijke spoor, dus een halve kilometer lopen eer ik uit het station was. Ik heb me daar aan de noordkant tussen de pakjesbedelers, dealers en
Somalische dames helemaal opgetuigd voor de trip naar de Centrale Montemartini waar ik voor de derde keer de Polyhymnia zou bezoeken.

De Via Merulana

De gps voerde me wel langs de Piazza Vittorio Emanuele midden Chinatown waar ik vijftien jaar geleden met de kinderen nog via Best Western geld moest beuren omdat de Italiaanse
bankautomaten toen zo mogelijk nog slechter werkten en mijn kaart niet wilden herkennen. Ik herinnerde me de merkwaardige tocht door een quasi uitsluitend Zwart-Aziatische buurt. Nu huizen
er meer Indiërs en Pakistani. En zo stond ik plots alleen met mijn fiets op de Via Merulana waar we toen logeerden niet ver van een museum van vooral Afghaanse kunst.

Op die Via Merulana was het een verschrikkelijke herrie van mensen die vanuit open autoraampjes de file van de nodige commentaar voorzagen. Een camionette liet mij toeterend oversteken en bijna werd ik gepakt door een halve gare die met zijn brullende moto voorbijstak maar mij niet had verwacht. Hij slingerde vervaarlijk bij het ontwijken. Een getier en gevloek in regel volgde, waarvoor ik de chauffeurs zeer heb bedankt.
Frans Denissen leek niet voor niets Carlo Emilio Gadda te hebben vertaald als ‘Die gore klerezooi in de Via Merulana‘.
Vandaar via een raar gps-parcours tegen het verkeer in – zonder overzichtskaart op de tast als het ware – langs het Colosseum naar de Pyramide van Cestius. Langsheen de Cimitero Accatolico naar de via Ostiense 106 alwaar de Centrale Montemartini staat.

Polimnia

In deze oude elektriciteitscentrale staat het modernste beeld van de Capitolijnse Musea, wellicht van de hele klassieke oudheid. De manier waarop dit meisje als de muze Polimnia afgebeeld werd, is adembenemend. De jonge vrouw leunt in haar stola met haar kin op haar vuist waarbij ze met de elleboog steunt op een abstracte boomstam. Ze denkt na, open en vrij maar behoedzaam en ook wel terughoudend in haar hunker naar schoonheid.
Toen ik dit beeld voor het eerst zag, werd ik niet alleen door de omgeving maar vooral door haar houding omver geblazen. Dat mensen toen een dergelijke beeld konden en durfden maken,
bestellen, betalen en nadien voor de komende barbaren verborgen als hun kostbaarste bezit, blijft mij verbazen. Wegens voor de derde keer op bezoek bij deze Polimnia, nu met de fiets vanuit België, verleende de stad Rome in hoofde van de loketbediende mij een gratis ticket.
Ik ben eerst uitgebreid naar de propere toiletten geweest om mij mentaal en fysiek te fatsoeneren voor deze lang verbeide ontmoeting. Eerst heb ik uitgebreid de kelderverdieping gedaan. Nu zag ik de link die de Capitolijnse Musea leggen met hun reservestukken en de industriële archeologie van dieselturbines die Franco Tossi uit Legnano destijds installeerde voor stroom en licht in de Eeuwige Stad. Witmarmeren beelden zonder actuele functie versus zwart, nutteloos geworden
gietijzer en staal. Zachtjes ben ik naar boven gegaan, naar de zaal van de beelden. Ik heb niet naar de Polyhymnia gekeken, ik hield mijn blik afgewend en ben eerst alle andere beelden langs geweest en heb ook veel foto’s gemaakt. Maar er was een gids met een grote Italiaanse school aan een rondleiding bezig, en dus moest ik wel, voor zij om haar heen zouden
dringen.
Ze was er nog steeds en precies zoals ze in mijn herinnering bestond: na tweeduizend jaar en tweeduizend kilometer een van de meest menselijke beelden uit de oudheid. Hoe men zo lang geleden schoonheid herkende in dit van oorsprong Griekse beeld en de indruk die zij vandaag op ons maakt. Hoe ze mij telkens weer verrast, verwondert en verleidt.
En hoe wie haar in huis had, haar schoonheid probeerde te verbergen voor de barbaren die naar Rome optrokken. Hoe dit witmarmeren beeld bijna zeventien eeuwen in een afgesloten kelderruimte voor zich uit staarde omdat wie haar verstopte, gevlucht, vermoord of dood was en dus niemand na een generatie nog van haar bestaan afwist. De herinnering aan haar stierf met wie haar ooit zag en lief heeft gehad. Van zoiets smelt ik nog steeds.
Daarna ben ik behoedzaam de rest van het museum langsgegaan achter een groep Amerikaanse studenten met een verstandige lerares. Het was allemaal nog veel mooier dan ooit tevoren, vooral omdat ik er uiteindelijk eens echt tijd voor kon nemen. Alleen met mijn herinneringen en de tijdeloze schoonheid van deze Polimnia. Geruststellend ondanks de barbaren, tenminste voor mensen die bereid zijn zichzelf te blijven bevragen over wie ze zijn, waar ze vandaan komen en waar wie na hen komt, mogelijk eindigen zal.

Caminante, no hay camino.

Reiziger, jouw voetsporen
zijn de weg en niets meer;
Reiziger, er is geen weg,
die maak je door jouw stappen.
Gaandeweg ontstaat het pad,
en kijk je om dan zie je de weg
die je nooit meer zal gaan.

Reiziger, er is geen weg
alleen schuimsporen op zee.

Antonio Machado

Archief

vrt deredactie.be blog: Leven is bewegen

3 juli 2014

Leven is bewegen


In een oeroud BRT interludium op de beeldbuis konden Canadese houtvesters nooit stilstaan op hun rollende bomen die als een reusachtig vlot door de rivier naar zagerijen aan de kust werden gedreven. Zo dreigen ook mensen die niet bewegen tussen de wiebelende stammen waarop wij leven het water in te glijden. Deel 3 van de mijmeringen tijdens een elektrische fietstocht naar Rome en terug.

Gezwinde trance

Leven is bewegen om evenwichtig te bewaren. Zeker op de fiets is geen stilstand mogelijk behalve ‘surplacen’ bij sprintende pistiers. Zonder beweging verliest een fietser zijn dynamisch evenwicht en zonder tegensturen vallen we in bochten naar binnen.
Ook mentaal is beweging noodzakelijk om een paar duizend kilometer recht te blijven. Ondanks gps missers, gebroken spaken, kapotte pedaal, versleten band en remblokjes, geplooide spiegels.
Zoals mijn Bion X motor resets nodig heeft, behoeft een eenzame fietser ook in zijn gedachten noodzakelijke resets. Lang fietsen voert tot trance, waarbij de vaart en het genot van de altijd durende gezwindigheid knie-, nek- en rugpijn tempert. Ook het gevoel in handen en kruis en de mentale alertheid zwakken af: tijd om de beweging te onderbreken.

Water

De stramme pijn speelt op in alle spieren wanneer bij een storm massa’s water over de lamentabele asfaltwegen stroelen. Dan blijken op landwegen – waar ik voordien nog speurde naar waterpunten om de hitte te compenseren – alle huizen en schuiloorden achter hekken gesloten. Een enkele verkoopt fruit van eigen teelt en heeft een overdekte patio waar de vrouw des huizes nog gauw ramen en deuren sluit en toestemt in mijn smeekbede voor onderdak bij haar afdak: ‘Shelter from the storm’.

De betekenis van water bij lange fietstochten is zeer dubbel.
Het is je beste vriend, trooster bij een moeizame klim, beloner bij een welverdiend oponthoud. Het is je enige airco in de hitte van de volle middag wanneer de rijwind je natgemaakte fietskleding koelend droogt.

Maar het kan ook in plots opkomende hozende stortbuien tekeer gaan. Waarna de zon weer onthaald wordt door het lokale vogelbestand. Het vinkendialect wisselt zowat om de dertig kilometer, met of zonder suskewiet.

Europa’s mooiste fietspad

Voorbij de Reschenpas klinkt het ruisen van de snelstromende Etsch/Adige als muziek wanneer ik bij een wegomlegginkje weer eens verloren reed in de immense appelboomgaarden. Wanneer de GARMIN Edge Touring gps van slag is, helpt het geluid van het water in het bomenlabyrint de weg terug te vinden.
De enorme vallei van de Adige is een boomgaard van tegen palen opgebonden smalstammen, met althans in de verkoop langs de weg lekkere appels (van vorige oogst).
Wanneer de ochtendnevel tussen de bergen rondom verdwijnt en de zon nog fris is, geeft de rivier zelf een basisruis met daar bovenop vogels in alle toonaarden. En dat in een decor van vijftig tinten groen. De fietspaden zijn een onderdeel van een zeer uitgestrekt en goed aangelegd netwerk dat zich na de Via Claudia Augusta langs de Adige graag het Keizerin Maria Theresia fietspad laat noemen.
Naarmate de dag vordert zijn er meer wielrijders op pad. Tourfietsers en gezinnen met kinderen, die goed leren rijden over lange trajecten. Zowat de helft blijken lokale Duitstaligen. De anderen komen uit Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Een enkele Nederlander of Vlaming. Tegen de middag wordt het geluid van de rivier gedempt tot zacht murmelen wegens hoge waterstand en trager verval.

In tegenstelling tot Trentino Alto Adige zijn de wegen in de Veneto lamentabel. Lokale en landbouwwegen lijden het meest onder de provinciegrens met de Alto Adige Trentino.Tot daar loopt het asfalt als een biljartlaken en vanaf het Veneto-bord is het brokkelig met scheuren, bijgegoten met teerpotten, losgereten, uitgevreten en dan vooral de zijkanten waarvan je als fietser ten volle mag genieten. Subsidies voor de aanleg van veilige ronde punten op nog halflege shoppingzones werden in de Veneto ook maximaal benut. Inclusief rood geschilderde nieuwe asfalt tussen hekken om de verschillende verkeersstromen naar nergens te scheiden. Die nieuwe fietspaden leiden vaak naar abrupte stops met forse drempels, waarvoor je alle remmen dicht moet gooien om erger te voorkomen.

Hoofdstad van de fiets

Van Verona over Ferrara naar Ravenna fiets je door de Bucolica van Vergilius, langs Savonarolla die nog steeds met wijde armen van onder een dreigende capuchon het stedelijke verkeer staat te regelen. Giorgio Bassani vertelt in ‘Het verhaal van Ferrara’ hoe zijn generatie jonge mannen op het plein schijnbaar achteloos onderuit gezakt op een cafestoel de meisjes aanschouwden die na de dienst koket de Duomo verlaten. Vandaag kan het niet meer wegens het plein een bouwput. En ook niet omdat meisjes – zoals die van Ferrarese schrijver – de Duomo niet echt meer frequenteren. Misschien nog wel de tennisclub zoals in zijn ‘Il giardino dei Finzi-Contini’.

Ferrara gaat prat op de slogan ‘hoofdstad van de fiets’, zoals Hasselt die van de smaak.

Het is een wat speciale titel voor de onoverzichtelijke vloot versleten rijwielen die de stad hebben ingenomen. Tegen het stelen, zeggen sommigen. Goedkoop vervoer in een studentenstad kan ook. Maar vaak gaat het om aftandse rijwielen met een ferme antiquarische waarde die goed onderhouden worden. Met zo’n rijwiel kan je in de stad flaneren zoals hoogbejaarde fietsers over de mooie fietspaden cruisen in roze of gele wollen koerstrui op mintkleurige Colnago’s uit de jaren zestig van de vorige eeuw.

Mausoleum

En dan is er Ravenna. Bij het mausoleum van Theodorik de Grote is alles nu uiteraard anders. De grafkamer van de eerste koning van Ravenna is onderdeel geworden van de nieuwe toeristische. route van de religieuze mozaïeken. Al was hij als Ostrogoot niet-katholiek, maar Ariaan. Het mausoleum bergt geen mozaïeken meer, en geen levenslabyrinth. Geperforeerde metalen deuren hoeden de duistere leegte.
Van Patrick Lateur die recent nog de Ilias van Homerus vertaalde in vijfvoetige jamben, kreeg ik het indrukwekkende vers uit zijn bundel ‘Ravenna’ toegestuurd.

Mausoleum

‘Ik kan Boëthius nu niets meer vragen,
mijn vriend, een man van wijsheid, mijn verrader.
Hij stierf vertroost, mij vreten onbehagen
en onrust aan, mijn dood komt alsmaar nader.

Men bouwt mijn graf buiten de stad: de luister
van oude keizers en de geest van Goten,
een kalken decagoon rondom het duister
van leegte met een monoliet gesloten.

Lemuren groeten me terwijl ik traag
de trap beklim, me hoed voor de fantomen
en loer in mijn porfieren sarcofaag.
Laat nu het orthodoxe gif maar komen.’

(Ravenna, P, Leuven, 2001)
 Fiamminghi op de fiets

Ik ben hier dertig jaar geleden naartoe gereden omdat de foto ooit in een boek van Latijn of geschiedenis stond. Bij mijn eerste bezoek kwam deze ‘kalken decagoon met een monoliet gesloten’ mij al zo vertrouwd voor dat ik er mijn fiets tegenaan zette als kwam ik thuis in de deuropening. Wellicht werd ik ook verleid door de vertrouwde vorm en verhouding zonder ornamenten rondom het ‘duister van leegte’ die we zelf invullen.

Daar stond ik dan: magerder, peziger, onschuldiger en daardoor zelfbewuster. Want ik had me nog niet zolang met pijn en moeite geïmmuniseerd tegen de orthodoxie van Marx en wie na hem kwamen. Nu sta ik er oog in oog met mijn jongere zelf en wat allemaal nog komen zou en intussen voorbij is, of volbracht. De bewaker die zijn bezoeker alert observeerde, raadde me aan om ook het Baptiserium van de Arianen te bezoeken. Het was waarlijk verbluffend.

Een beetje zoals de ontmoeting met hoogbejaarde klanten bij een onooglijke fietshersteller die wel de juiste pedalen en het juiste spatbord uit zijn chaotische verzameling kon toveren.

Ze vroegen me of ik Vlaming was of Waal, of zoals Eddy Merckx beide. Ze kenden Rik Van Looy. En Rik van Steenbergen, dat was de grootste van allemaal. Als hij niet zoveel werk had met al die vrouwen, zei er een. Dat was later, zei de fietsenmaker in een grijze stofjas met blauwe latex handschoenen.
Fiamminghi op de fiets, het is ook altijd wat.

Archief

vrt deredactie.be blog: Zen en de kunst van het fietsen

3 juli 2014

Zen en de kunst van het fietsen.


Tien jaar geleden fietste ik met mijn zoon en zijn vriend van Turnhout naar Marseille om mezelf terug te vinden na enkele uitputtende jaren in het beweeglijke spel van de macht. Of wat er toch in parlementen, commissies en raden voor door moest gaan. Dat fietsritme lijkt nu terug. Het heeft wel wat oefening gevraagd en vele dagen van 100 km. Maar behoudens een valpartij in een Zuid-Hessische hoogstamboomgaard met hooiweiden die traditioneel de dorpen omkransen, begin ik zachtjesaan opnieuw evenwichtskunsten op een zwaar beladen fiets met bagagekar te ontwikkelen.

Oefening baart kunst

Zoals ik dertig jaar geleden in veertien dagen van Athene naar Antwerpen kon fietsen – weliswaar met de ferry van Patras naar Brindisi – is mij niet meer gegeven. Maar toch, in het aanschijn van de finale afdaling van mijn leven word ik als eenzame fietser kromgebogen over mijn stuur weer optimistisch zoals ik mij een weg baan door wind en regen, vliegjes en rijen mee- en tegenfietsers aan de oevers van de Rijn.

Er is ook de vreugde van herkenning, zij aan zij fietsend met enorme vrachtschepen die brandstof, bulk en containers vanuit Rotterdam met wijde boeggolven stroomopwaarts naar het zuiden duwen. Tussen de rotsen van de Lorelei roept de containerbak ‘Marjan’ uit Barendrecht met de scheepshoorn pleziervaartuigen wakker die zich etaleren op de machtige stroom.
’s Zomers doorkruiste ik na gedane arbeid graag de Maasstad met de fiets. Aan de Rijnhaven en de Afrikanerbuurt hoorde ik hoe bannelingen zoals ik en menselijk wrakhout uit heel de wereld alert gehouden werden met de vaste sirenes en het loeien van de schepen.

Na de Sneeuweifel lijkt aan de boorden van de Rijn ‘willen, kunnen en uitvoeren’ weer te versmelten in het ronddraaiende fietspantheisme. Dan wil je wel juichen: ‘Es geht, es geht, es geht!’, aldus de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, die hier wat verder in Karlsruhe fascinerende leerstellingen bouwt aan de voormalige Fachhochschule.

Maar als de mens inderdaad de mens voortbrengt, doet hij dat juist niet door middel van de arbeid en de concrete resultaten daarvan, ook niet door de tegenwoordig zo veelvuldig geprezen ‘arbeid aan zichzelf’, en al helemaal niet door de als alternatief gepresenteerde ‘interactie’ of ‘communicatie’: hij doet het door te leven in oefeningen.” ( Peter Sloterdijk, Je moet je leven veranderen.

Trekken en duwen

Fietsen langs de Rijn en volgens de Reitsma-route naar Rome kan nu zonder een dwingend verlangen. Vroeger lokten uitdagingen mij als de wortel een ezel op weg naar oneindig. Nu heet zoiets vaak ‘drive’, toen nog meer verlangen. Langs prachtige promenades met mooie Biergarten en parken smaakt dit vandaag onder een vrolijke zon helemaal anders.

Al fietsend word ik nu meer geduwd dan verleid. Niet alleen door mijn Bion X elektrische fietsondersteuning.
Jeugdig verlangen we vaak naar snelheid en efficiëntie ook al is het leven nog jong en hebben we vermoedelijk nog jaren te gaan. Toen selecteerden we nog overal culturele toppers die we absoluut eens grondig zouden bezoeken zoals boeken die je tot aankoop verleiden om later te lezen. Dat ‘voor later’ krijgt een omvang die je nooit nog redelijkerwijs kan uitlezen, laat staan grondig bezoeken. Voor ieder landschap, kunstvoorwerp, gedenkteken of museum is het nu mijn laatste keer gezien de kans op een nieuwe ontmoeting eerder asymptotisch op oneindig ligt.

Gelukkig helpt de vreugde van jaren vol herinneringen mezelf milder te stemmen in de spiegel. Verleiding zit nu eerder in de beweeglijke rust van een wankel evenwicht tussen ketting en kamwiel. Het ritme van de trappers oefent de verwondering die mij zover gekregen heeft.

Permanent infinitesimaal oefenen helpt niet alleen je eigen limieten de veel te steile helling op met de kleinste versnelling en maximale ondersteuning. Desnoods duwend naast mijn ‘radicaldesign -cyclone’ bagagetrein die gelukkig goed spoort, ook bij snelle afdalingen.
Infinitesimaal oefenen helpt ook bij vallen en weer opstaan zoals Sisyphus zijn rotsblok telkens weer naar boven duwde waarbij we hem volgens Albert Camus als een gelukkig mens moeten voorstellen. Hij is ook gelukkig, want hij tart met iedere stap of trap de absurde en zinloze wil der goden.

Vaderdag, geen moederdag

Veertig dagen na Pasen wordt in Duitsland vaderdag gevierd op de christelijke feestdag van Hemelvaart. Dan keerde de Verlosser immers terug naar Zijn Vader.
En dus worden in Noordrijn-Westfalen bushokjes en reclamepanelen met het oog op Hemelvaart voorzien van een zwart-wit-rode affiche voor een vat Keuls bier dat zich aanprijst met de slogan “Ist ja schließlich kein Muttertag” (Uiteindelijk is het niet Moederdag).
 

Langs de oevers van Rur worden passerende fietsers geconfronteerd met knapen die in groepjes geconcentreerd op bierflesjes zuigen. Ze voeren bier aan in bakken op bolderkarren, waarbij steevast een forse geluidskast met hectische muziek. In de uiterwaarden organiseren sommige gemeentebesturen zelf vaderdagvieringen waar jong met oud moet verzoenen bij traditionele spelletjes en optredens van lokale vedetten. Pils wordt wel eens opgekrikt met schnaps wat de gemoederen verhit waardoor politie nooit ver weg is.

Gebrek aan eigenliefde

Soms nodigt zo’n groepje een zwaar bepakte fietser uit voor een fles tegen de dorst die nog komen kan. Maar naast het flesje gezelligheid hoor je alleen de boxen, waarbij de 16 plussers sloom zwijgend voor zich uit staren. Enkel ritmisch wiegen op de muziek veroorzaakt nog enige solidaire deining. Een enkeling lijkt ver heen in een spastische Sint Vitusdans op een vermoedelijk ritme uit de eigen oordopjes. Keer op keer reiken zijn lijf en leden asymmetrisch hoog omhoog zoals het beeld ‘Verwoeste stad’ van Zadkine in Rotterdam. Maar alleen bij deze puistenbleke knaap in het zwart gekleed steunt het teken van afschuw op verlangen. Niemand keurt zijn broeder een blik waardig. Iedereen verzinkt in een eigen waas. Tenslotte is het vandaag toch geen Moederdag. De bloem van de Duitse natie is op echte vaderdag iedere narcistische eigenliefde verloren. Het Duitse geboortecijfer is dramatisch gedaald tot slechts 0,72, waar een vrouw toch 2,1 kinderen moet baren voor een stabiele bevolking.

Aan de oude dorpspomp schurken fuchsia en paarse vespa’s tegen elkaar aan waarop meisjes zitten te roken en luidruchtig woorden wisselen. Alleen bedrijfswagens van sponsors en kleine jongetjes op de fiets dragen nog de fiere kleuren van de Mannschaft voor zich uit.

Te veel narcisme

Oudere en beter boerende Duitse jonge mannen en vrouwen hebben het laatste decennium in nauw aansluitende fietspakjes de wielerkunst ontdekt. Langs populaire parcours die op internetsites gretig becommentarieerd worden, laveren zij snedig op slanke koersfietsen tussen bejaarde wielertoeristen die dementie proberen te bestrijden op oerdegelijke e-bikes.

Sommige racers dragen een ‘gopro’- camera op helm of stuurstang om het hele parcours of de spectaculairste episodes op te nemen en de wereld via you tube van hun krachtige schoonheid kond te doen.

Maar een vloeiende aaneenschakeling van beelden ontbloot ongenadig de werkelijkheid zodat herinneringen geen ruimte meer krijgen voor eigen verhalen. Zoals vele film – zelfs gemonteerd – genadeloos het kijken bepalen, laten foto’s verstilde ruimte voor de fantasie van wie kijkt.
Foto’s zijn zelfs digitaal genadiger voor de herinnering van wie achterwaarts op het leven terugblikt.
‘Gopro-Hero3’ filmpjes manipuleren een technische werkelijkheid die geen ander verhaal meer toelaat. Zo wordt ook hun narcisme steriel en dreigen ze hun creatieve drive te verliezen.

Ze werden voor de keuze gesteld koningen of koeriers te zijn. Zoals alle kinderen wilden ze allemaal koeriers zijn, daarom zijn er louter koeriers. En omdat er geen koningen zijn, lopen ze doelloos in het rond en roepen elkaar hun zinloos geworden berichten toe. Graag zouden ze een einde aan hun ellendige leven willen maken, maar vanwege hun ambtseed durven ze dat niet‘. (Franz Kafka 1914)