Nino Haratischwili – Het achtste leven (voor Brilka).
Nino Haratischwili – Het achtste leven (voor Brilka).
Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post.
Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam 2017
‘Ik heb deze regels te danken aan een eeuw die iedereen heeft bedrogen en misleid, iedereen die hoop koesterde. […] Ik heb deze regels te danken aan mezelf, omdat ik mijn vaderland verliet om mezelf te vinden en mezelf toch meer en meer verloor, maar ik heb deze regels vooral te danken aan jou, Brilka. Ik heb ze te danken aan jou, omdat je het achtste leven verdient. Omdat ze zeggen dat het getal acht voor de eeuwigheid staat, voor de terugkerende rivier. […] Ik heb jouw hart geadopteerd. Ik heb het mijne weggeslingerd. Neem mijn acht aan. Jij bent het toverkind.’
Deze ferme turf in de grote Russische traditie is geen vluggertje en ook geen dameslectuur gebleken. Al begon ik bij het middelste derde toch te geloven dat het boek na een fors begin in die val zou eindigen wegens te voorspelbaar en een dip in historische overzichten en uitleggerige hoofdstukken. Maar in het laatste derde herpakt Nina Haratischwili zich met verve om in de grote traditie af te ronden met een open einde: het achtste hoofdstuk… aan Brilka om het zelf in te vullen.
‘De mop was me weer te binnen geschoten, de mop die eigenlijk geen mop was en die Christine me vertelde op de dag dat ik haar, precies achttien jaar geleden, voor het laatst zag. Ik heb beloofd hem je te vertellen als het zover zou zijn. Nu is het zover. Dante loopt door het vagevuur. Misdadigers en brute geweldplegers branden ellendig in het helse vuur, sommigen van hen staan op het punt in een zee van bloed te verdrinken. In de verte ziet Dante een man die maar tot aan zijn knieën in het bloed staat. Hij komt dichterbij, herkent Lavrenti Beria en vraagt: ‘Waarom is het bij u zo ondiep, Beria?’ En Beria antwoordt met een valse grijns: ‘Ik sta op de schouders van Jozef Stalin, meneer!’ En ook al was die mop helemaal geen mop, Brilka, toch moest ik er op dat moment om lachen. Toen ik met één been in de school stond en Christine probeerde vast te houden, kon ik er niet om lachen. Maar nu wel.’
Voor mij zal ‘Het achtste leven’ blijven bovendrijven omdat de auteur erin geslaagd is haar protagonisten hun leven en lijden in de eindeloos lijkende ellende van de Unie der Socialistische Sovjet Republieken als soeverein boven de poel van miserie uit te blijven tillen. Zelfs in de dood. En dus ver te blijven van teren op compassie, als sneeuwvlokjes beschermd in de safe rooms van de zo vaak vervalste geschiedenis.
Een constante factor in uw boek is een geheim chocolade recept, dat als een soort vloek functioneert. Zijn niet al uw personages vervloekt?„In mijn boek stel ik als een soort rode draad voortdurend de vraag of dat gevoel van lotsbestemming er nog steeds toe doet. Juist omdat we in het Westen in de illusie leven dat we alles zelf kunnen bepalen en het lot niet bestaat. Ook wilde ik dat mijn lezers zich zouden afvragen in hoeverre dat echt zo is en in welke mate we overgeleverd zijn aan bijvoorbeeld het politieke systeem waarin we leven. Ik heb daar niet zo’n duidelijk antwoord op gevonden. Sommige van mijn personages geloven in die vloek en het lot, terwijl anderen het onzin vinden.” NRC Handelsblad, 17 januari 2017 Michel Krielaars ‘Het leven is niet zo zwart-wit als we vaak denken’
59. ‘Persoonlijk geloof ik niet dat revoluties een roep zijn van het volk, ik geloof eerder dat ze voortkomen uit het slechte geweten van de bevoorrechten,’ voegde hij er bijzonder bedachtzaam aan toe.
‘Jij gelooft dus dat onze bevrijder tsaar Alexander II, toen hij destijds de lijfeigenschap bij wet afschafte, vanuit een dergelijk complex handelde, maar er niet aan dacht dat die stap economisch en vooral ideologisch op een catastrofe kon uitdraaien?’ vroeg een bijzonder geëngageerde leerling.
‘Ja, dat geloof ik. Want doordat hij de boeren de vrijheid schonk, werden de sociale verschillen in de maatschappij alleen nog maar scherper zichtbaar. En we mogen ook niet vergeten dat duizenden jonge mensen de afgelopen jaren uit de grote steden naar het platteland zijn getrokken om de boeren voor te lichten en daar alleen op desinteresse, berusting en onbegrip zijn gestuit.’
316. ‘Juist vermoedens zijn het waard verteld te worden, niet de zekerheden.’
597.’Het meest tragische van de ballingschap, zowel van de ruimtelijke als van de mentale, was misschien wel het feit dat je alles begon te doorzien en niets meer mooier kon maken, dat je jezelf moest accepteren zoals je was. Degene die je in het verleden was, noch de voorstelling van degene die je in de toekomst kon zijn, telde nog.’
Lees verder »