knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

39ste Poetry International Festival te Rotterdam: T.S. Eliot, The Waste Land '? Vertaling Paul Claes, Het Barre Land '? uitg. De Bezige Bij 2007

12 juni 2008

T.S. Eliot, The Waste Land '? Vertaling Paul Claes, Het Barre Land '? uitg. De Bezige Bij 2007

Paul Claes levert met 'Het barre land' een schitterende vertaling op, met een intrigerende verklaring en een lankmoedige vermaning. Hij weeft een fascinerend spel in zijn toelichtingen rond een van de belangrijkste gedichten van de XXste eeuw, waar persoonlijk leed herkenbaar wordt in maatschappelijk lijden, en vice versa.
Thomas Stearns Eliot schreef van 1917 tot 1922 aan 'The Waste Land'.
Paul Claes levert geen zes maar zeven sleutels aan voor het mytische vers dat na de eerste wereldoorlog de toon zette voor de grootste crisis van de Europese cultuur.
In het wonderjaar 1922 verschenen nog twee toppers van het modernisme: Ulysses van James Joyce en de Duineser Eligien van Rainer Maria Rilke.
T.S.Eliot werkte zelf als klerk op de afdeling buitenlands betaalverkeer van de Lloyds Bank in de 'onwezenlijke Londense city', hét toenmalige geld- en handelscentrum terwijl de kanonnen op het vasteland donderden en de jeugd van Europa gesmoord werd in het loopgraveninferno van bloed en slijk, het gruwelijke offer aan de mammon.
De verzen over zijn persoonlijke onmacht lenen zich in ‘Het Barre Land’ tot indrukwekkende metaforen voor allen die hun geloof en de laatste illusies achterlieten in Flanders Fields, zoals ooit Dante Alighieri en Vergilius voor de hellepoort stonden in La Divina Commedia, Inferno, Canto 3, 1-9:

Per me si va ne la città? dolente,
Per me si va ne l'etterno dolore,
Per me si va tra la perduta gente. ('?)
'('?) Lasciate ogne speranza, voi ch'intrate.'
'Door mij komt men in de stad van lijden
Door mij komt men in de eeuwige pijn
Door mij komt men bij de verloren mensheid
'('?) Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt,'

Het Barre Land

I.Het begraven van de doden

April is de grimmigste maand, hij wekt
Seringen uit het dode land, vermengt
Herinnering en verlangen, port
Lome wortels op met lenteregen.
De winter hield ons warm, hulde
De aarde in vergetele sneeuw, voedde
Een restje leven met verdorde knollen.

T.S. Eliot apprecieerde dichtwerk ooit als volgt: 'Onrijpe dichters imiteren, rijpe dichters stelen; slechte dichters verminken wat ze overnemen en goede dichters maken het tot iets beters of althans iets anders.'

Op het 39ste Poetry International Festival te Rotterdam lichtte Paul Claes zijn zevende sleutel in een schitterende evocatie rond ‘Het barre land’.

Rond 2008 wonen er voor het eerst in de geschiedenis wereldwijd meer mensen in verstedelijkte gebieden dan op het platteland. Rond 2030 zal dat meer dan zestig procent zijn. De verhouding tussen stad en platteland zal door deze onomkeerbare ontwikkeling fundamenteel veranderen en daardoor implicaties hebben voor mens en samenleving hebben. Poetry International zal aandacht besteden aan poëzie uit stad en land en wat deze kentering voor de poëzie kan betekenen.

Poetry Special – The Waste Land
dinsdag 10 juni 2008

I will show you fear in a handful of dust
Uit: The Waste Land van T.S. Eliot

Tijdens dit programma zal de gehele tekst van The Waste Land integraal te horen zijn. James Fenton, dichter en voormalig Professor of Poetry aan Oxford University, belicht de literair-historische context van The Waste Land. Vertaler Paul Claes verleent eveneens zijn medewerking.

'Complimenti, you bitch. I am wracked by the seven jealousies,' schreef Ezra Pound aan T.S. Eliot nadat hij het manuscript van The Waste Land had gelezen. Het meer dan 430 regels tellende gedicht verscheen in 1922 en maakte Eliot van onbekende Bloomsbury salondichter plotsklaps wereldberoemd. Eliot gaf in The Waste Land gestalte aan de geestelijke leegte van de Westerse beschaving na de Eerste Wereldoorlog en maakte van Londen een hels landschap dat direct voortvloeit uit Dante's La Divina Commedia. In zeer hedendaagse taal laat Eliot aan de hand van verschillende stemmen uit alle lagen van de maatschappij zijn afkeer blijken van het moderne stadsleven. Sommige hedendaagse critici suggereren dat Eliot persoonlijk veel te verbergen had, maar in zijn essays pleitte Eliot ervoor om afstand te bewaren tussen het leven van de dichter en het gedicht als kunstwerk.

Laat dat nu juist precies zijn wat dichter en vertaler Paul Claes niet heeft gedaan. Aan zijn recente vertaling Het barre land voegde Paul Claes een uitgebreid nawoord toe, waarin hij ingaat op de biografische achtergrond van het gedicht en de seksuele lading ervan.

Met medewerking van Paul Claes (dichter en vertaler), William Cliff (België), David Eeles (acteur), James Fenton (Groot-Britannië), Andrea Gibellini (Italië) en Henk van der Waal (Nederland).

Archief

Parijs, Louvre: Jan Fabre – L’ange de la métamorphose '? André Zucca ‘Paris sous l’Occupation’

5 mei 2008

Parijs, Louvre: Jan Fabre – L’ange de la métamorphose '? Bibliothèque historique de la Ville de Paris André Zucca – Paris sous l’Occupation

Jan Fabre – L’ange de la métamorphose

Het is tegenwoordig een bezoeking om de grote musea van Parijs te doorploegen.
Waar vroeger tijdens een schoolvakantie bemoedigende groepjes jongeren door betrokken docenten langsheen fascinerende kunstwerken werden gevoerd, waar het vaak ook voor de toeschouwer de moeite was om die leraars en leraressen hun verhaal te horen doen, liggen of lummelen nu horden jonge mensen met invulpapieren in de hand in de zalen van Musée d'Orsay of het Louvre.
Waar vroeger gedisciplineerde Japanners een aanvaring vermeden met raar geklede Amerikanen rukken nu Chinezen op die nauwelijks de aanstormende Russen in groot formaat kunnen ontwijken.
Museumbezoek dreigt vandaag moeilijk, uitputtend en versuffend te worden, althans in de zeer grote instellingen met lange wachtrijen waar ze eerder opteren voor de grote geldstroom, liever dan het fatsoen van een reservatie met uurschema.
Er is nog werk aan de winkel. Zeker in het Louvre waar de audiogids nauwelijks in ontwikkeling is (200 items tegen 2000 vroeger). Ze worden evenwel aan de volle prijs aan de achteloze bezoeker gesleten.
Een bezoek aan Jan Fabres 'L'ange de la métamorphose' was daarentegen een opluchtende belevenis. De dialoog van Fabre met de oude meesters is schitterend en verruimend na de beknelling elders.
‘De metamorfose of voortdurende beweging is het basisprincipe van mijn werk. Een kunstenaar mag nooit stagneren. Uit wat sterft, puurt hij nieuw leven, zoals de vlinder groeit uit de cocon', aldus Jan Fabre die in de zalen van de noordelijke kunst ( Vlaanderen, Nederland, Duitsland, Noord Frankrijk) herhaaldelijk op indringende wijze tussenkomt.
Hij haalt elementen uit de werken van de oude meesters en beantwoordt hun vragen met zijn eigentijds antwoord. Dit leidt tot verfrissende dialogen en tot ferme kritiek.
In de grote Rubenszaal waar Pieter Paul zich als een slaafse broodschilder te buiten is gegaan aan een mythologische verheerlijking van Maria de Medici en haar voorgangers heeft hij een immens kerkhof neergepoot. Zijn eigenste alterego kruipt hier als een zuchtende worm – 'Zonder wormen zou de aarde onvruchtbaar zijn. Zonder kunst is zij dat ook' - doorheen het brokkelige marmer waaronder een lange Nederlandstalige lijst van gestorven insecten als metaforen voor de schone kunstenaars , zerken van vergankelijkheid .
Zijn uilenkoppen , harnassen van botschijfjes , doods- en dekbedden , sferen en zwaarden van glinsterende kevers zorgen voor een verrassende confrontatie met de oude meesters en hun metaforen . Een trapzaal die bicblauw werd ondergescheten door ditto glazen duiven en een harnas voor Erasmus stemt tot anders denken, zeker na het filmpje van 2001 'The Problem' waar hij met Dietmar Kamper en Peter Sloterdijk Sisyphus' uitzichtloze opdracht al spelend analyseert. ( Dit zou onderhand ook eens op You Tube mogen verschijnen).
Nog tot 7 juli 2008 in de bovenverdieping van de Richelieu-vleugel van het Louvre.
De catalogus zou vanaf half mei ter beschikking komen van het publiek.

André Zucca – Paris sous l’Occupation

André Zucca 1897-1973 werkte tijdens de oorlog ondermeer voor Signal, het Duitse propagandablaadje, waardoor hij meer dan gemiddelde fotografische faciliteiten kreeg, zoals de beschikking over de toen nog zeer zeldzame kleurenfilmpjes.
Van de 1058 kleuropnames worden er 270 getoond in de Bibliothèque historique de la Ville de Paris, 22 rue Malher, 4e arrondissement. Ze zijn schitterend gerestaureerd en de kleuren werden magnifiek opgeschoond.
De tentoonstelling roept heel wat controverse op, ook bij de schuifelende toeschouwers die hun commentaren niet beperken tot het gastenboek.
Het stadsbestuur waarschuwt in een begeleidend schrijven dat het altijd zonnig en helder leek tijdens de nazi bezetting van Parijs omdat Zucca veel licht nodig had voor zijn kleurenfoto's!
Naar het gruwelijke leed onder de bezetting is het immers moeilijk zoeken. Indirect vallen de veerhakken van de damesschoenen op, de sjofele kleren, de rommelmarkten van Saint Ouen, de gammele auto's met koolvergassers. Het was zo te zien niet voor iedereen even erg onder de nazibezetting, zeker niet in het toeristische gedeelte van de Lichtstad.
Ook de enorme populariteit van de fiets is onmiskenbaar om evidente redenen.
Vandaag lijkt die fiets aan een nieuwe opmars.
Vélolib is zelfs populair bij dames op stiletto's en heren strak in het pak.
Met vrije busbanen en vertrekkersvoorrang aan de kruispunten, is de gemiddelde fietser sneller dan het autoverkeer. Met de fiets kom je overigens op plaatsen waar een normale toerist te voet of met het openbaar vervoer nooit verschijnt.
Langsheen het Canal St Martin vanaf Saint Denis over la Vilette Parijs binnenrijden tot op de Place de la Bastille is iedere keer weer een plezier.

Archief

Open Doek Turnhout 2008: Cartouches Gauloises – Calle Santa Fe – Disengagement – Lost in Beijing.

20 april 2008

Open Doek Turnhout 2008
'Cartouches Gauloises' Mehdi Charef.

In 1971 heb ik voor het eerst 'La Bataille d'Alger' gezien van de Italiaanse communistische cineast Gillo Pontecorvo (+2006) en de Algerijnse 'terroristenchef' Yacef Saadi uit 1966. Het was een heldenprent over de onafhankelijkheidsstrijd van het FLN dat in 1957 de Casbah van Algiers in handen kreeg met de terreurmiddelen van de arme onderdrukte rechtgelovigen: het leven van zoveel jonge mensen. In Frankrijk was de film jarenlang verboden, maar in 2003 werd hij nog gebruikt als pedagogisch materiaal voor de Amerikaanse officieren die in Bagdad te maken kregen met een stadsguerilla bij hun uitzichtloze zoektocht naar de illusoire wapens voor massavernietiging..
Hij was immers gemaakt met de hulp en technisch advies van de helden zelf die de onafhankelijkheidsoorlog en de daaropvolgende onderlinge afrekeningen hadden overleefd. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog kostte het leven aan ruim 1,5 miljoen mensen '? meer dan 10% van de bevolking – waaronder 150.000 Algerijnse harkis die met de Franse overheid meewerkten als soldaat of ambtenaar. In Frankrijk zaaiden de OAS van de Franse colons terreur en mislukte in 1961 een staatsgreep van de legertop om Algerije Frans te houden .
De zwartwit film '? naar inhoud en beeld '? was voor ons indrukwekkend in dat oude kloostergebouw aan de Lierse Vredebergstraat, wegens in 1971 de wereld nog simpel en de liefde nog jong, en dus ook rechtlijnig.
Enkel de Russische tanks die in de film het Franse leger dienden, leken aberrant met wat wij van de wereld, de revolutie, de partij en het volk meenden te weten. Ze bleken door het Algerijnse leger uitgeleend aan de filmploeg.
Intussen weten we zo ondraaglijk veel meer dat bij het aanschouwen van de kleurige beelden van 'Cartouches Gauloises' een vergelijkbare aberratie in het oog springt: de Franse troepen gebruiken een type MAN vrachtwagens die pas vanaf 1975 in het Belgische opdoken. Een vergelijkbaar armoedig anachronisme waardoor de troepen in de ogen van de jeugdige hoofdrolspelers nog groter en imposanter leken.
'Cartouches Gauloises' is een clichématige film waar geen enkel karakter wordt uitgetekend, zelfs dat van Ali komt niet verder dat een vragende blik naar de vrouwen dun en dik. De film geeft wel een idee van hoe verwarrend en moeilijk het leven moet geweest zijn voor normale mensen die zich hopeloos buiten het strijdgewoel probeerden te houden.
Er is wat afgeslacht door het Franse 10 de para met Massu om de Franse belangen te verdedigen, én door de FLN bevrijders om het eigen volk te zuiveren van collabo's en verraders.
Deze zuiverheidstraditie zou zelfs na de verbanning en terugkeer met huisarrest van de eerste president Ben Bella blijven voortduren en een nieuw hoogtepunt bereiken met de opmars van het FIS en de GIA in 1991, parallel aan de bevolkingstoename. (1961 11 miljoen '? 1991 27 miljoen '? 2003 33 miljoen).
Wijze woorden worden gesproken door de Franse stationschef tegen de kleine Ali die dagelijks zijn krant komt afleveren: 'Je mag ons niet vergeten, kleintje, anders rest er niets meer'.

Calle Santa Fe '? Carmen Castillo

Wanneer na 11 september 1973 in Chili een bloedige militaire staatsgreep werd gepleegd door de ware Broeders onder leiding van generaal Augusto Pinochet werd de Volksfrontregering van een andere Broeder en arts, Salvador Allende, afgezet door een legerkliek die gestuurd en gefinancierd werd door de CIA. Het verzet tegen de bloedige staatsgreep werd in de kiem gesmoord door brutaal geweld en het systematisch oppakken en liquideren van alle mogelijke leiders van het Volksfront en de partijen die ervan deel uit maakten.
Een van de linkse partijen die Allendes regering kritisch steunde was de M.I.R – Beweging van Revolutionair Links, een samenraapsel van alle mogelijke linkse overtuigingen. Zij boden van 1973 tot 1977 gewapend verzet. MIR-leden die gepakt werden, ondergingen langdurige folteringen, gevangenschap en dood of verbanning.
Al bleek het Unidad Popular bewind van Allende democratisch linkse ideeën te omhelzen, er was een hoop aan de hand in Chili waar de middenklassen zich verzetten tegen een al te dirigistische staatseconomie. De MIR trad toe tot het Volksfront en steunde de campagnes van illegale landbezetting en de stakingen in de kopermijnen, tegen de gematigde politiek van de regering van Allende. Merkwaardig was dan ook de verkalring van enkele oude kopstukken van de MIR dat zij de gewapende lijfwachten leverden voor de veiligheidsdienst van president Allende. Ze gingen er prat op dat de leider van het Volksfront de eigen staatsveiligheid niet vertrouwde en liever beroep zou gedaan hebben op de extrreem linkse kameraden. Diezelfde kameraden van de MIR vonden Allende een veel te gematigde reformist en opteerden volmondig voor het aanzwengelen van allerlei revolutionaire opstootjes waardoor zijn Volksfrotn regering steeds meer in moeilijkheden kwam.
Wanneer ik kort na de staatsgreep in Leuven een vol Michotte – auditorium van mijn faculteit psychologie opriep tot solidariteit met de Chileense slachtoffers van de staatsgreep '? zo ging dat nog in die tijd '? stond er een non op van de eerste rij. Gewijde studenten muntten toen nog uit door het stelselmatig in vol ornaat innemen van de eerste rijen aan de Alma Mater '? onder het aanschijn van de prof was leven en leren wellicht draaglijker. Niet dat die eerste rijen in een auditorium anders benomen zouden worden. Niemand van de overige studenten was geneigd zich daar te installeren.
De zuster in kwestie beweerde met overslaande stem dat Allende een dictator was die zijn volk uithongerde.
Kortom, een makkie om te pareren en dan de prof naar huis en het hele jaar naar buiten voor een luidruchtige betoging over de Tiensestraat.
Edoch, mijn repliek over de arbeidersklasse die samen met de boeren het land verdeelden en dus de maakbaarheid van het land menselijk maakte voor iedereen, werd weg gejouwd. De non liet niet af en bleek jaren gewerkt te hebben in een poblacià?n van Santiago de Chile waar volgens haar enkel eten werd bedeeld aan de armen als ze hun kaart van de partij of de vakbond konden tonen. Wie de Roomse kerk een warm hart toedroeg, leed volgens haar honger.
Priester Camillo Torres was al dood, Felipe Gonzales pas afgestudeerd en nog lang geen eerste minister van Spanje, Leuven liep nog vol met Latijnsamerikaanse studenten die droomden van de revolutie in hun land, Zappatisten, aanhangers van de guerrilla in Brazilië, Ecuador, Colombia, Bolivia, Argentina, Uruguay, Nicaragua, El Salvador, Mexico, om van de Afrikaanse revolutionairen nog te zwijgen. Het kon niet op.
Met hen was het boeiend discussiëren over de revolutie en de klassenstrijd en de oorlog in Vietnam en het marxisme-leninisme. We hoorden hun verhalen over de volksoorlog met rode oortjes.
En dan bleken na een jaar revolutionaire activiteiten elders mijn eigen jaargenoten meer geloof te hechten aan tante nonneke dan aan de drager van de ware solidariteit die al een heel jaar niet meer was op komen dagen wegens klassenstrijd in het hele land belangrijker dan de les.
Chili hakte er behoorlijk in bij Links in Vlaanderen.
Ludo Martens had de dag na de staatsgreep een pamflet doorgebeld naar het Rode Boek dat door mij was genotuleerd aan de telefoon en nadien uitgetikt op stencil, om 's anderendaags bij de duizenden bedeeld te worden aan alle Leuvens studentenrestaurants. Gezagsgetrouw als ik toen nog was had ik zijn revolutionaire titels in de door hem gedicteerde volgorde boven het pamflet gezet. Hij begon uiteraard met een aanval in regel op de reformist Allende die zijn volk de wapens had geweigerd om zich te verdedigen tegen het leger en de Amerikaanse geheime diensten. Alleszins een originele opener voor een pamflet vlak na de staatsgreep van Pinochet.
Dat werd ons door niemand in dank afgenomen. En nadien was het volgens de Grote Leider niet in die volgorde bedoeld en zou de kritiek op het reformisme enkel als een tussentitel moeten gediend hebben. De Grote LM kon zich altijd vrijpleiten. Hij was immers onfeilbaar als leider en de rest blaakte van foute ideeën, verworven, zoniet aangeboren.

De M.I.R. was in de ogen van onze Grote Leider dan wel een bende trotskisten maar ze werden door het toenmalige Amada toch gesteund en besnuffeld wanneer in 1974 vlak voor de '1. May' in Frankfurt een internationaal congres van de Derde Wereldbewegingen plaatshad. De latere Groene Buitenlandminister Joschka Fischer sprak daar de aanwezigen nog als marxist wollig toe. De kameraden van de M.I.R hadden allemaal een ferme snor terwijl wij het toen nog met een vlassen baardje moesten stellen. Maar ze accepteerden onze revolutionaire solidariteit.

De leider van die M.I.R. – eveneens arts – Miguel Enriquez , zat in die tijd ondergedoken met zijn zwangere vrouw en twee dochters in het huis aan de Calle Santa Fe 727.
Ze zouden daar omsingeld worden door het leger en in een vuurgevecht werd de secretaris-generaal van de MIR gedood. Zijn vrouw was zwaargewond en werd door een ambulance afgevoerd. Na een internationale solidariteitsactie kon ze naar Frankrijk waar ze na een wereldtourne voor solidariteit haar leven probeerde op de sporen te krijgen.
Haar dochters groeiden op in Cuba als kinderen van de revolutie.
Carmen Castillo kwam 30 jaar na de staatsgreep terug naar Chili en maakte een film over haar verleden en dat van haar kameraden bij de MIR, vroeger en nu.
Zij voelde bij haar terugkeer nog steeds de walging van ballingen bij zoveel onverschilligheid, bij de anderen, bij hen die zo goed en zo kwaad mogelijk hun leven verder hadden geleefd ‘met zo weinig mogelijk herinneringen, want zo zien ze alleen nog de leegte’.
De film laat zeer traag en omzichtig het proces van het bezoek aan de straat, de buurt en finaal het huis zien waar het zich allemaal afspeelde in 1974. Ze kon zich troosten bij de gesprekken met haar buren, die haar geholpen hadden, die haar naar het ziekenhuis hadden gevoerd en die nooit geweten hadden wie zij waren. Dokters en verpleegsters die haar in het ziekenhuis hadden beschermd tegen de agenten van de DINA.
Pijnlijk was de confrontatie van haar met haar dochters en de huidige bewoner van het huis. Hij wou er vanaf wegens veel te veel pelgrimstochten van de linkse jongeren.
Zij wou het kopen en inrichten als een cultureel centrum voor de linkse jeugd van vandaag. Maar die linkse jeugd zag dat niet zitten en haar hedendaagse leiders vonden het zo al erg genoeg om iedere jaar een grote herdenking te moeten opzetten voor alle vermoorde kameraden. Er waren er ook zoveel!
De Chileense autoriteiten leden in 2003 nog steeds aan geheugenverlies.
Het werd dan finaal een stel betonnen tegels met tekst voor de deur van Calle Santa Fe 727 waar volgens de buurman Miguel gemakkelijk had kunnen vluchten. Hij keerde echgter terug naar zijn gewonde vrouw waardoor hij in de tuin van de buren werd afgemaakt.
De kogelgaten in de muur en het trottoir herinneren er nog aan.
De film is een soms uitputtend verhaal over een moeizame toenadering van Carmen Castillo tot wie de beweging overleefd had, waarvan ze ooit zelf deel uitmaakte. Haar man, vader van haar kinderen en zelf arts, had zijn leven gelaten voor haar. In de finale momenten had hij ervoor gekozen naar zijn gewonde zwangere vrouw terug te keren ipv te ontsnappen in het belang van de partij, het volk en de revolutie. Haar dochters weigerden elke commentaar. Zij hadden hun jeugd doorgebracht in Cuba, ver van hun moeder.
Andere MIR kinderen in ballingschap werden bij elkaar gebracht in een internaat in Frankrijk wanneer de partijleiding besliste met zoveel mogelijk militanten terug naar Chili te gaan om de gewapende strijd te hervatten.
De confrontatie met de toenmalige militaire leider van de MIR was ontluisterend.
Op haar vraag of het allemaal die doden wel waard was geweest, antwoordde hij alleen dat de MIR fouten had gemaakt wegens nog erg jong (in 1965 opgericht) en hij draaide zijn riedeltje van marxistische prietpraat over de loop van de geschiedenis.
Voor en na waren de confrontaties met de ouders die hun drie zonen als MIR militanten hadden verloren, en met haar eigen ouders die ook een zoon aan de revolutionaire activiteiten van de MIR verloren, schrijnend.
De waardigheid waarmee deze mensen de keuze van hun kinderen droegen, was verpletterend voor het imago van de overlevenden onder de partijleiders.
Maar ze filmt ook haar eigen moeder wanneer deze aan haar een brief schrijft waarin ze vraagt na al die jaren, al die doden te laten rusten. Dat het niet menselijk meer is om al dat leed opnieuw fris op te rakelen, om al de pijn opnieuw te beleven, ook voor haar als weduwe van Miguel Enriquez.
Het thema van de film en sommige stukken eruit zijn zeer de moeite waard, ook nu nog.
Niet alleen in Chili. Carmen Castillo probeert een waardige afstand te bewaren van haar eigen emoties, haar eigen verleden en de dwaasheden uit haar leven, waarbij ze ook anderen betrokken heeft.
De MIR top en de stichters waren allemaal studenten uit begoede middens. Miguel Enriquez en verschillende van de partijleiders waren arts geworden. Vanuit hun sociaal engagement om een einde te maken aan zoveel ziekte, honger, pijn en sociale achteruitstelling en hun jeugdige hang naar 'wetenschappelijke' theorieën om maatschappelijke problemen op te lossen hadden ze een eigen redenering opgezet: het pseudo – wetenschappelijke karakter van marxistisch -leninistische gesloten denksystemen die een antwoord kunnen bieden op alle vragen en dus ook maakbaarheidsoplossingen bieden voor alle schrijnende sociale problemen.
De gevolgen waren verschrikkelijk. Alleen de sociale acties in sloppenwijken voor voedsel, scholen en gezondheidszorg leken een positief effect te blijven sorteren.
Voor de partijleden die er nooit in geslaagd waren om een leven op te bouwen buiten de partij, voor wie de MIR hun enige familie was en de revolutionaire theorie de enige zin van hun bestaan, stortte de wereld in als de MIR ontbonden werd. Een militante overleefde het door de steun van een psychiater '? voormalig partijlid.
Een landloze boer die lid geworden was van de MIR had een mooie verklaring voor de voorbije periode:'Wij hadden geen land, geen inkomen. Wij trokken naar de steden en werden marxistisch geschoold of raakten aan de drank.'
Revolutie of verslaving!
Was het allemaal zoveel doden waard?

Disengagement '? Amos Gitai 2007 met Juliette Binoche

Zelden zo'n lamentabele film gezien, zo'n eindeloos aaneenrijgen van slecht geacteerde scènes met ridicule mikmak van politiebevelen en rabbijnenbezweringen onder het blazen van de ramshoorn naar het einde toe.
Een oude joodse prof overlijdt in zijn stadspaleis in Avignon, zijn dochter '? Juliette Binoche '? regelt de uitvaart ( met nota bene de zwarte operadiva Barbara Hendrickx voor de kaddisj van de rouwenden ) .
Haar halfbroer komt uit Israel terug want hij is daar intussen politieman van de special forces.
De oude heeft testamentair bepaald dat Juliette Binoche naar haar dochter moet in de Gazah strook waar ze zelf als jong meisje vrijwilligers werk deed en zich liet bezwangeren. Haar kind werd ter plekke voor adoptie achtergelaten. De oude prof bleek al die jaren achter haar rug contact te hebben gehouden met zijn kleindochter. Ze was onderwijzeres in een nederzetting die door de troepen van haar halfoom ontruimd worden om de Gazah helemaal over te laten aan de Palestijnen.
Treurnis alom, naar inhoud, naar vorm en naar acteerprestaties.

Lost in Beijing van Li Yu 2007.

Je zou zowaar sympathie krijgen voor de Chinese censor die deze prent in China verbood. Naar verluidt omwille van enkele – wat heet – expliciete sexscènes. Wellicht probeerde de brave man de Chinese bioscoopbezoeker te behoeden voor een Chinese versie van 'Slisse en Cesar', de Vlaamse evergreen van Jos Gevers.
De humor en de plot van de film is van het niveau van voornoemde successerie. En dus is het hele verhaal nauwelijks meer dan opgeklopte lucht en flauwe kul als smaakmaker.
Een ruitenwasser ziet tijdens zijn waswerk hoe zijn vrouw genaaid wordt door haar baas, hij denkt hieruit een slaatje te kunnen slaan met afpersing voor verkrachting, vrouw blijkt zwanger, baas heeft geen kind, betaalt voor uitdragen van zwangerschap, vervalsen van de bloedgroepdocumenten, ruitenwasser toch liever weg met eigen zoontje, vrouw van massagesalonbaas ook weg met nieuwe auto, enzovoort enzoverder.
En dat alles in de stedelijke hoogbouwjungle van Beijing waar de ruitenwassersmaffia een eigen cultuur vormt van roven en stelen langs ieder openstaand raam of niet gesloten terrasdeur. Maar daarover geen woord. Sex in de massagesalons.
De wereld draait uitsluitend om de drie 'G's : geld, gat en god, zeker in Beijing.
En dat was het dan.
Zonder de attente zorg van de Chinese censuur was ons wellicht 'Lost in Beijing' bespaard gebleven wegens ten prooi aan de zoete onbenullige vergetelheid.

Archief

Philippe Claudel, 'Il y a longtemps que je t'aime ', een film om niet te vergeten.

30 maart 2008

Philippe Claudel, 'Il y a longtemps que je t'aime ', een film om niet te vergeten.

Het is natuurlijk géén toeval dat een schrijver als Claudel een film maakt die in roulatie komt tijdens een hernieuwd debat over euthanasie in Frankrijk en België.
In Frankrijk kreeg Chantal Sébire van de rechtbank geen toestemming voor euthanasie wegens ondraaglijk en uitzichtloos lijden door een bottumor in het aangezicht.
Jamais je ne t'oublierai…
In België besliste Hugo Claus om de dood tegemoet te treden op het tijdstip dat hijzelf verkoos omdat hij de verwarrende verbrokkeling van zijn woorden als ondraaglijk en uitzichtloos herkende voor zichzelf en zijn geliefden.
Jamais je ne t'oublierai…
Philippe Claudel werkte ruim twee jaar aan zijn eerste langspeelfilm en als een groot schrijver weet hij de sluipende pijn in een samenleving te traceren en durft hij het aan de oorzaak van dat leed te onderzoeken.
In zijn boeken worstelen vooral mannen met hun positie in de maatschappij en hun plaats in zichzelf, waarbij terugtreden vaak de beste oplossing (b)lijkt: ’ J’abandonne ‘ – Zonder mij.
In zijn film proberen vrouwen hun positie in de maatschappij te handhaven en hun plaats in zichzelf te behouden, waarbij naar voren treden vaak de beste oplossing (b)lijkt: ’ J’y suis ‘.

Zoals in zijn literair werk bouwt hij in de film met ogenschijnlijk losse stapstenen een spanning waarop de toeschouwer kan steunen met de eigen stemme. Het beeldenspel van aangezichten, waarin we elkaar herkennen, wordt door de muziek in verschillende lagen uitgelicht. Hij kiest opzettelijk voor een verhaal en een beeldentaal die ruimte laat voor interpretatie, ook bij de finale onthulling.
De dreigende vragen rond vijftien jaar gevangenschap wegens moord door een jonge arts en moeder blijven wegen als een moreel dilemma tussen wie uitgesloten uit gevangenschap terugkeert en een maatschappij die niet weet hoe ze ermee om moet gaan.
'Il y a longtemps que je t'aime ' wordt in heel het Franse taalgebied onmiddellijk gevolgd door de tweede regel van het oude 'kinder'-liedje 'à? la claire fontaine' : 'Jamais je ne t'oublierai '.
Vrouwen vergeten niet, zij bewaren de verhalen van hen die niet meer zoeken naar een stem. Mannen moeten daarentegen leren vergeten en vergeven, zoals in 'Het verslag van Brodeck' door de burgemeester wordt opgemerkt.
Philippe Claudel onderzoekt in zijn literair en cinematografisch '? maar daarom niet minder literair '? werk het menselijk gedrag en zijn drijfveren. Zijn bevraging helpt beter begrijpen en biedt stapstenen voor het vermijden van nog meer pijn en lijden.
En daaraan dreigt de komende decennia hoge nood: het kan geen toeval zijn dat God weer terug is van weggeweest, als handzaam middel om de kudde kopschuw te drijven waar ze volgens zelfverklaarde herders hoort en volgens hun horige honden wezen moet. Fulminerende kardinalen en etalerende pausen, bezwerende imams en televisiedominees dreigen met hel en verdoemenis, met schuld en schaamte, gewetenloos egoà?sme en gebrek aan respect voor de ander, de stigmata van eigenbelang en het brandmerk van de weigering van de uitgestoken hand in het gedeelde lijden voor al wie zich dreigt te onttrekken aan de angst voor de dood. Alsof mensen die zelf hun lot en leven in eigen handen nemen en daarvoor in medemenselijkheid de volle verantwoordelijkheid opnemen, het vleesgeworden kwaad vertegenwoordigen.
Het kwade, jazeker, het kwade en bedreigende voor wie zich de macht heeft toegeëigend en het spel van en met die macht niet wil onderwerpen aan de kritiek van de kudde.
Want wie zich van die angst voor de dood heeft bevrijd, laat zich niet kopschuw maken, door hond noch herder.
In die zin is Philippe Claudel een behoedzame, solidaire en medelevende humanist, in woord en beeld.
In die zin is zijn film een ode aan de menselijkheid in een stad als Nancy die in haar huizen, straten, pleinen, parken en musea schatten van medemenselijkheid bewaart.
Niet alleen Karel de Stoutmoedige vond er de dood.

De muziek van Jean Louis Aubert, het spel van Elza Zylberstein als Léa Fontaine en van de Engelstalige Kristin Scott Thomas als Juliette Fontaine maken ‘Il y a longtemps que je t’aime’ onvergetelijk.

à? la claire fontaine
1.
à? la claire fontaine
M'en allant promener,
J'ai trouvé l'eau si belle
Que je m'y suis baigné.
Il y a longtemps que je t'aime,
Jamais je ne t'oublierai.
2.
Sous les feuilles d'un chêne,
Je me suis fait sécher.
Sur la plus haute branche,
Le rossignol chantait.
3.
Chante, rossignol, chante,
Toi qui a le cœur gai;
Tu as le cœur à? rire,
Moi je l'ai à? pleurer.
4.
J'ai perdu mon amie
Sans l'avoir mérité,
Pour un bouquet de roses
Que je lui refusai.
5.
Je voudrais que la rose
Fût encore à? planter
Et que ma douce amie
Fût encore à? m’aimer.

Philippe Claudel, Rivier van vergetelheid (Meuse l’oublie), uitg.De Bezige Bij 2006.

64. Slaap maakt ons naakt. Je kunt nooit dichter bij iemand komen dan wanneer hij slaapt: alsof je met de brutaliteit van een boerenkinkel zijn onwetende intimiteit, zijn onschuld betreedt. Of de leugen van zijn intimiteit.

Philippe Claudel, Grijze Zielen

152. De menigte zwelt aan, krijgt iets dreigends, sluit zich steeds dichter om de gevangenen heen, waarom weet niemand, misschien omdat menigtes altijd erg dom zijn. Er wordt met vuisten gezwaaid, er vliegen beledigingen en daarna stenen door de lucht. Wat is een menigte nou eigenlijk?
Als je één op één met mensen praat, zijn de mensen niets, een stelletje onschuldige heikneuters. Maar als ze met z’n allen zijn, dicht op elkaar pakt in een geur van lichamen, zweet en ademen, en elkaars gezichten zien, kunnen ze bij het minste woord in dynamiet veranderen, in een helse machine, een soepterrine gevuld met stoom die in je gezicht uit elkaar kan ploffen als je hem alleen maar aanraakt.

Archief

Lou Ye ‘Summer Palace’ en ‘Chinees Blauw’ van Micha X. Peled

9 maart 2008

'Summer Palace' – in het Frans 'Une jeunesse chinoise' – weegt op de kijker die soms tergend traagzaam de protagonisten kan volgen van het noordelijke Tumen naar de overvolle studentenkamertjes met de geur van lichaamsvocht en goedkope sigaretten, van de Beida – Universiteit in Beijing. De Lente van 1989 overwint de Hemelse Vrede in het hart, in een wolk van zaadpluisjes en gierende hormonen die hijgend verlangen naar de geur van wat als vrijheid wordt voorgespiegeld.
Geen jaar zal voor de generaties uit de tweede helft van de XXste eeuw meer betekenen dan 1989: meer dan 1953, meer dan 1956, meer dan 1968, meer dan 1984, meer dan 2000. Al zal het nog jaren duren eer we dat ook in ons hebben opgenomen: meer dan een nacht lang zitten janken voor de eindeloze reply op CNN van de student die met zijn plastik tasje een rij tanks probeert op te houden.
Een geloof dat ons jarenlang bitter had gedreven bleek een leugen van de macht. Een utopische zoektocht naar vrijheid, gelijkheid en broederschap bleek met het oog op de Hemelse Vrede niet haalbaar, erger nog: vooral niet wenselijk wegens als een beklemmende harmonie vanuit de Hemel telkens weer op de kudde neergelaten.
1989 was ook een verademing met veel onzekerheid over wat komen zou: in het voorjaar de Lente van Bejing , in de zomer het verbrokkelen van het Sovjet imperium, in het najaar de val van de muur in Berlijn en het einde van het Genie der Karpaten.

Voor de cineast Lou Ye is '1989' in zijn film 'Summer Palace' als de Lang-Leven-Heuvel waar de overbodigen en de overgeblevenen zich onsterfelijk weerspiegelen in het Kunming Meer aan de voet van de Heuvel, dat eeuwig de Tuinen van de Harmonie voeden zal.
Het leven van China's toekomst na 1989 is als de labyrintische chaos van het Zomerpaleis met honderden kamers, hoeken en kanten voor alle emoties van de menselijke metamorfose.

In een interview met Niels Ruëll in De Standaard (05122007) lichtte Lou Ye dit toe:

De gebeurtenissen op het Tiananmen-plein spelen slechts zijdelings een rol in ‘Summer palace’. Waarom zoomt u liever in op het seksleven van een jonge studente?

‘Door de heisa is het misverstand ontstaan dat Summer palace over 1989 gaat, maar de film strekt zich uit van 1987 tot 2001. Om 1989 te begrijpen, moet je ook kijken naar de jaren ervoor en erna.’
‘Ook als je een liefdesverhaal vertelt, is het goed te kijken naar voor en na. En als je eerlijk over de liefde wil praten, dan moet je openhartig zijn over seksualiteit. Seks is belangrijk en speelt ook een grote rol in mijn herinneringen aan 1989. Jongeren die voor het eerst de liefde ontdekken, vallen altijd ten prooi aan een lawine van emoties. In Summer palace komt daar ook nog eens de onzekerheid bij van veranderende tijden. Dat maakt het allemaal nog complexer en vermoeiender.’
‘Het hoofdpersonage leeft in voortdurende onzekerheid: is het nog aan? Ziet hij mij nog graag? Als het te goed gaat, wordt ze argwanend. Maar als het slecht gaat, voelt ze zich helemaal ellendig. Je mag van de liefde niets verlangen. De liefde brengt niet noodzakelijk geluk en leidt niet automatisch tot een lang huwelijk.’
‘Er is zoveel te vertellen. De razendsnelle groei van de economie veroorzaakt veel problemen. Het land staat onder extreme druk. Het voordeel daarvan is dat de overheid niet al te veel tijd heeft om zich zorgen te maken over kunstenaars. Schilders en muzikanten worden met rust gelaten. Filmmakers springen helaas iets meer in het oog.’

Door Beijing na de Lente te ontvluchten naar Berlijn werd Lou Ye niet meegesleept in de collectieve depressie die destijds vele studenten onder overviel:

'In de jaren negentig heeft mijn generatie economisch gezien het nodige bereikt. Maar geestelijk kwamen velen in een vacuüm terecht.
'Summer Palace' is in China verboden maar zal in beperkte kring wel illegaal worden verspreid. Veel mensen zullen tot tranen toe worden geroerd. Het zal hen pijnlijk herinneren aan hun passie en het gevoel dat hun hart heeft verloren. Nu hebben ze alleen mooie huizen en een snelle auto om hun leegte te compenseren.'

Lou Ye prijst zich gelukkig dat hij als filmer een uitlaatklep heeft voor zijn gevoelens en die van zijn generatiegenoten. Als die niet worden gesublimeerd, kunnen ze volgens de filmer ontaarden in woede en geweld: het grote gevaar voor China.

'Voor de jeugd van nu in China zal de film minder herkenbaar zijn. Ze is volslagen afgesneden van de geschiedenis. Zij hoeven niet te leven met de vernedering van de culturele revolutie en ze weten ook niets van de pijn van de studenten van 1989. Op een bepaalde manier is dat gevaarlijk maar het is tegelijkertijd ook een zege voor China. Die onwetendheid waarborgt veel openheid en levensmoed.'

'Summer Palace' is zeker niet filmisch maar wel historisch een Chinese versie van 'La Meglio Gioventà? ' van Franco Tullio Giordana.
De protagonisten worden uit elkaar gedreven. Zhou Wei vlucht vanuit Beijing naar Berlijn. Na de zelfmoord van Li Ti keert hij terug naar China. Yu Hong trekt naar Shenzen, Wuhan, Sjanghai om finaal terecht te komen in de monsterlijk groeiende stad Chongqing, met meer dan 40 miljoen inwoners het barstende waterhoofd van centraal China
De slotscène van 'Une jeunesse chinoise' speelt zich af op het eindeloze strand van Beidaihe waar de ‘overgebleven bloem’ uit het noorden, Yu Hong de eens zo intense beminde Zhou Wei ontmoet als de poëtische omschrijvingen van jaren geleden: 'Liefde is als een wonde. Eens genezen is het voorbij'
'Summer Palace ' werd in China verboden en Lou Ye kreeg (na 2 jaar cameraverbod voor ‘Suzhou river’ een filmverbod van 5 jaar) voor de originele beelden uit de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede en vooral omwille van de vele seksscènes die ‘Summer Palace’ ongetwijfeld een cultstatus zal verlenen als voorlichtingsfilm in het land van de publieke preutsheid.
Triester is de cultstatus die 'Summer Palace' zal krijgen als film noir over de onmogelijkheid van vriendschap en liefde in tijden van vrijheid en verlossing.

Op het graf van Li Ti in Berlijn staat geschreven:

'Of vrijheid en liefde bestaan of niet, in de dood is iedereen gelijk. Ik hoop dat de dood je einde niet is. Je hield van het licht, dus je zult de duisternis niet vrezen.'

De uitbarsting van emotionele, seksuele en sociale vrijheid in 1989 lijkt een peilloze leegte over te laten die moeizaam gevuld wordt met neurotisch consumeren van de nieuw verworven rijkdom. De jeugd van toen doorstond het loden tijdperk en kan zijn kinderen vandaag de schoonheid, kracht en wijsheid niet voorhouden van een vrijheid die zich onbevangen durft te binden aan de ander. Wie liefde ervaart als een wonde, is dermate misbruikt en mishandeld dat het een hele generatie drijft tot automutilatie. Wie zich niet durft te binden en geen engagement meer durft aangaan, is gedwongen zijn hele leven te lijden in angst en neurose. Menselijke relaties worden verengd tot kille zakelijke contacten waardoor het pluis van de lente vergeefs zal wolken in het land van de overgebleven één-kind-gezinnen, waar één schoonheid uit het noorden een land kon ruà?neren:

'n Zeldzame schoonheid uit 't noorden.

is de mooiste vrouw ter wereld. Aan één oogopslag van haar gaat een stad ten onder, Eén aanraking ruà?neert het hele land. Liever dan de rede van het weten
Proeven wij de vernietigende passie
van een schoonheid als deze'?
Uit 'House of Flying Daggers' van Zhang Yimou

“Chinees Blauw” van Micha X. Peled op Lichtpunt – Canvas
Zondag 9 maart 2008 23 uur '? als DVD bij http://www.lichtpunt.be/intern/programma/voorwaarden_01.html

Het kostte de filmmaker Micha Peled enorm veel moeite om een fabriek te vinden waar ze in volledige vrijheid mochten filmen. Uiteindelijk hapte een directeur toe die het een eer vond om in een Amerikaanse film te mogen spelen. Zijn fabriek is ontegenzeggelijk een van de betere van het land, maar dan nog werken de arbeiders er minimaal elf en maximaal vierentwintig uur per dag. Ze mogen tijdens hun dienst twee keer naar de wc en wonen vlak naast de fabriek met twaalf personen op één kamer waar ze moeten betalen voor warm water. En nee, het loon wordt niet netjes iedere maand op dezelfde dag uitbetaald. Het is steeds maar weer afwachten wanneer het komt en hoeveel het is.

Dat geldt ook voor het jonge meisje Jasmine dat op zestienjarige leeftijd werk vindt in de spijkerbroekenfabriek. Ze wordt te werk gesteld als draadjesknipper, wat inhoudt dat ze voor vijf eurocent per uur de losse draadjes van broeken afknipt. Na zeven uur ’s avonds is de officiële werkdag afgelopen, maar Jasmine werkt geregeld langer door. Dat kan oplopen tot wel vijfendertig uur extra per week. Onbetaald, want overwerk wordt nooit vergoed. Door de krankzinnige werktijden slaapt Jasmine zelden meer dan vier uur per nacht. Als haar eerste, slopende maand is afgelopen, hoort ze dat ze geen loon krijgt, maar overstappen naar de concurrent doet ze niet, want niemand wil het risico lopen om ook daar de eerste maand niet betaald te krijgen. Klagen heeft geen zin, want vakbonden zijn verboden en voor elke vacante plek zijn er in China niet tien, maar duizenden gegadigden.

Door niet alleen de arbeiders te volgen, maar ook de trotse directeur Lam en zijn staf reikt Chinees Blauw verder dan een oppervlakkige verkenning van ellende. Het eenzijdig verhogen van de arbeidslonen is namelijk niet de allesomvattende oplossing van dit probleem. Verhelderend is een gefilmd gesprek tussen de directeur en een Engelse importeur over een grote bestelling spijkerbroeken. De importeur biedt niet meer dan €2,75 per broek. Vraagt Lam meer, dan gaat de importeur simpelweg naar een concurrerende fabriek waar de arbeiders in nog slechtere omstandigheden werken. Lam zakt dus met zijn prijs in de overtuiging dat hij die bewuste order alleen winstgevend kan houden door de lonen nog verder te verlagen.

Regie: Micha X. Peled.
Productie: Teddy Bear Film en ITVS., met de steun van de Corporation for Public Broadcasting, het Sundance Documentary Fund en NAATA., VS 2005.

© Lichtpunt 2008

Archief

Voor medici en wetenschappers: ‘Vaak blijkt de wijsheid van vandaag de vergissing van morgen.’

3 maart 2008

‘Vaak blijkt de wijsheid van vandaag de vergissing van morgen.’
Frits L. Meijler, em. hoogleraar hart- en vaatziekten
in Arts&auto 4/2008 p. 19 – Oswin Schneeweisz

'Ik ben altijd al gefascineerd geweest door het schilderij dat Rembrandt
in 1654 maakte van de bijbelse figuur Bathsebah
'?, zegt Frits L. Meijler.

'?Zijn vrouw Hendrikje stond model. Als je goed kijkt, zie je op haar linkerborst
een verkleuring en intrekking van de huid. Aangezien Hendrikje kort na het
gereedkomen van dit portret overleed, rijst dan ook de vraag of zij is gestorven
aan borstkanker. Misschien dat mijn oog daarom op het boek van James Olson
viel. Het portret van Rembrandt siert de cover van dat boek.'?

Olson verhaalt over de geschiedenis van borstkanker van de oudheid tot nu
en beschrijft hoe mensen al eeuwen bezig zijn vat te krijgen op deze ziekte.
Meijler: '?Tot op de dag van vandaag weten we nog steeds de oorzaak niet,
waardoor een goede behandeling ontbreekt. Natuurlijk zijn we vooruitgegaan,
maar we behandelen mensen nog steeds zonder dat we echt weten hoeveel zin dat heeft.
De ene vrouw leeft er een half jaar langer door, de ander geneest.
Juist omdat de kennis zo beperkt is, zie je hoezeer de geneeskunde zich
laat beà?nvloeden door allerlei hypes. Men verschuilt zich achter nietszeggende
statistieken of mutileert vrouwen in de hoop dat een stevige behandeling enig effect heeft.
Er is zelfs ooit een serieus voorstel geweest om bij alle vrouwen de borsten preventief te amputeren. Dat geeft de onmacht van de medische stand wel aan.'?

Het boek geeft talloze voorbeelden van die onmacht. Dat maakt het niet
alleen voor oncologen, maar ook voor andere medici interessant. Meijler ziet
bijvoorbeeld raakvlakken met de cardiologie.

'?De kransslagaderchirurgie is op precies dezelfde manier begonnen als de
borstkankerchirurgie. We sneden van alles weg in de hoop dat het effect had.
Pas zeer recent is men terughoudender geworden met borstkankerchirurgie
omdat de effecten soms te beperkt zijn, maar dat besef heeft wel honderd jaar
geduurd. Het boek toont niet alleen het gevecht dat medici voeren. Het gaat ook
over de enorme impact die borstkanker heeft op het leven van een vrouw: het verlies
van intimiteit en toekomstidealen. Niet zelden voelen vrouwen zich onbegrepen
door een mannelijke chirurg.'?

Wat de belangrijkste les is van Batsheba's Breast?

Meijler: '?Dat medici net mensen zijn. Ze hebben een blind vertrouwen in de wijsheid van vandaag, maar niet zelden blijkt de wijsheid van vandaag de vergissing van morgen.

'?

Archief

Lucian Freud Gemeentemuseum – Peter van Straaten Meermanno – Den Haag

25 februari 2008

Gemeentemuseum Den Haag Lucian Freud
nog tot 8 juni 2008

Een trektocht doorheen het prachtige Haagse Gemeentemuseum van Berlage is dezer dagen wat droef te moede.
Niet om het lege maar heldere vormenspel van César Domela (1900-1992) - jongste zoon van de Nederlandse socialistische politicus Ferdinand Domela Nieuwenhuis die de bezoeker begeleidt naar Mondriaans Victory Boogie Woogie (1942-1940)
Niet om het ontbreken van een fors deel van 'De Stijl'- collectie
Niet om het lijn- en vlakkenspel van Hanns Schimansky (1949)
Niet om de mooi georkestreerde rotzooi van Matthias Weischer (1973, Elte, Westfalen)
Niet om de erg matige inpandige horeca '? die in de belendende parkdelen van het Museumcomplex wat gecompenseerd wordt,
Wel een beetje om de matige en matte 'Picasso in Den Haag' '? 'Malen gegen die Zeit' in K20 te Dusseldorf was van een fundamenteel ander kaliber.

Maar vooral om de overzichtstentoonstelling van Lucian Freud, kleinzoon van'?.
Het is zijn werk aan te zien.
Stroeve schoonheid, schutterige schenkels, schrijnende schilderpsoriasis en modellen die onmiskenbaar de tekenen dragen van de langdurige, zwoele en zweterige ontmoeting met de meester die tijdens de eindeloze sessies liedjes placht te zingen en verhaaltjes vertelde waarbij iedere humor uit zijn werk lijkt weggestreken.
Lucian Freud verslindt zijn modellen en het is hen aan te zien, hoe ze aan die vraatzuchtige ogen met een afgewende blik proberen te ontkomen, hoe ze psoriasis krijgen van zijn verf. Dat olifantenvel moet hen hoeden voor het nietsontziende schildersoog. Een enkel argeloos kindje van de flink geteisterde 'familie Pearce' (1998) kijkt de toeschouwer aan. De anderen zijn hun onschuld verloren , gesteld dat ze die ooit zouden bezeten hebben.
Je kan je afvagen of een model voor Lucian Freud onschuld kan kennen.
Ook Her Majesty niet!
De gesprekken met enkele van zijn modellen op film en dvd geven een glimp te zien van wat er in Freuds loeiheet, volgeklierd en stinkend atelier allemaal gebeurde.
Zijn plant- en tuinschilderwerk is teder en geraffineerd gelaagd, het vroegere portretwerk is bevreemdend maar zijn modellen lijken minder te lijden.
Met de jaren doet hij meer in verf.
De psoriasis en het eczeem worden er steeds dikker op gelegd,
en de ziel van de toeschouwer krijgt er jeukende eelt van.

Intussen loopt in het magnifieke Museum Meermanno '? Westreenianum aan de Prinsessegracht 30 in de Residentie een boeiende tentoonstelling over 'Peters Meesters – Peter van Straaten en zijn inspiratiebronnen '? nog tot 4 mei 2008

Het werk van peter van Straaten wordt getoond naast dat van kunstenaars (tekenaars, illustratoren en cartoonisten) die hem geà?nspireerd hebben: boeiende plaatjesboeken van de 'Gibson girls', Jo Spier, Rembrandt, Gustave Doré. Sinds 1995 verschijnt Peter's zeurkalender met op ieder blad een verademing van herkenbaar leed.

Nog tot 27 april 2008 is er ook een Boekbandententoonstelling 'Koppermaandagproject 2008'. Deze keer hebben vijftig handboekbinders Elsschots Lijmen/Het been gebonden.
Koppermaandag betreft een oude traditie in de grafische wereld, en valt op de eerste maandag na de dag des Heren, volgend op Driekoningen, voor 2008 was dat 14 januari.

Dit jaar is gekozen voor Lijmen/Het Been van de Belgische schrijver Willem Elsschot (1882-1960); in dit boek zijn reproducties opgenomen van de illustraties (lino's) die de Belgische kunstenaar Henri van Straten (1892-1944) speciaal voor de boeken Lijmen (1923) en Het Been (1938) maakte.

Het Museum Meermanno heeft een leuke collectie kleinodiën uit de oudheid, als ansichtkaarten van verre vroege reizen. Maar de boeken die er staan zijn fenomenaal, zeker de muziekhandschriften en drukken.

Musea als deze gaan een grote toekomst tegemoet, want de digitale informatiedragers zullen het bedrukt papier verdringen tot dat laatste enkel nog als kunstige luxe objecten tentoongesteld wordt op salontafel of schouwmantel, zoals vroeger de mooiste harnassen gemaakt werden wanneer ze iedere militaire functie door de opkomende vuurwapens reeds lang verloren hadden.
Het duurt geen decennium meer of mooie dure boeken zijn enkel nog tekenen van cultuur, rijkdom en verfijning. De rest van wat nu nog bedrukt papier nodig heeft, zal uitsluitend nog digitaal geconsumeerd worden
.

Archief

37 th IFFR: Dagen zonder lief '? Cross Roads '? Shanghai trance '? He Fengming, a Chinese memoir

3 februari 2008

37 th International Filmfestival Rotterdam

Dagen zonder lief '? Cross Roads '? Shanghai trance '? He Fengming, a Chinese memoir

'Dagen zonder lief 'van Felix van Groeningen is een luchtige poging om heimwee van jonge mensen op te kloppen tot een verleden dat ieder personage construeert om zichzelf bij mekaar te houden in een leefomgeving die snel desintegreert. De terugkomst van Zwarte Kelly ( Wine Dierickx) die Sint Niklaas had ingeruild voor New York, zorgt voor onrust in de relaties van de vrienden van toen. Het verhaal van haar abortus en de zelfmoord van een van de vrienden biedt nieuwe perspectieven om de sleur te doorbreken. 'Dagen zonder lief' heeft van ver iets van 'Bonjour Tristesse' van Franà?oise Sagan. De film heeft soms wat van een promotieshot van Freddy Willockx voor zijn nieuwe Grote Markt, inclusief ondergrondse parking en prachtige leegstaande lofts. Zij het dat de kijkers van dit soort bewegende beelden te weinig in de slappe was zitten om doelgroep te spelen voor deze projectontwikkelaars.
De toeschouwers in Rotterdam leken zich te herkennen in de humor van de uitzichtloosheid die mooi wordt verwoord door Nick ( Koen De Graeve), de oudere jongere die blijft loeren naar kakelende kuikens: >'?Eigenlijk zijn we allemaal camionchauffeurs. We zijn altijd alleen onderweg.'?
De dialogen in 'Dagen zonder lief 'werden in Rotterdam gesmaakt en het applaus was intens.
De muziek van Jef Neve is prachtig en vervoerend.
Jef Neve is dan ook van Turnhout. 't Is tenslotte overal Turnhout, zelfs in Sint Niklaas!

Crossroads '? Wang Jing.

Wang Jing (1981) is voor haar film vanuit Beijing teruggekeerd naar haar geboortestad Jishan in de provincie Shanxi. Ze lijkt een grote affiniteit te hebben met jonge mensen op haar oude school waar ze de kalverliefdes, het pesten, het gekonkel van leraren en directie, de positie van de ouders die bepaald wordt door hun geld, eindeloos weet te verfilmen. Het geeft de toeschouwer de kans om naast de hoofdpersonen een idee te krijgen van het ware leven in het Rijk van Midden dat aan een reusachtige wederopstandig begonnen is. De brokkelige infrastructuur, de stank, het stof, het gebrekkige vervoer, het lawaai, de belabberde woonomstandigheden, overbevolkte klassen zijn het decor voor haar puberverhaaltjes. Wellicht ongewild geeft ze ook een indringend beeld van de jongerencultuur in een maatschappij waar alle normen en waarden van het communistische tijdperk ingeruild werden voor de enige alomtegenwoordige leuze: 'Verrijk uzelf, zo helpe u god almachtig!'
Fascinerend hoe scholieren oude geheime genootschappen heroprichten, hoe ze zich wentelen en keren in misdadige triades die met steaming, roof, geweld en dreigen met ouderlijke macht aan geld komen voor hun eindeloze behoefte aan sigaretten als statussymbool.
Dit soort bendes helpen de professionals die archeologische sites plunderen om zichzelf te verrijken. Ze leveren hand- en spandiensten aan corrupte aan- en ondernemers. Ze zijn het voetvolk in de strijd om de nieuwe macht en zoeken een houvast in de eigen bendecultuur waarvan ze de uiterlijke tekenen dragen en op hun lichaam tatoeëren als houvast in een snel verbrokkelende maatschappij waar een bebrilde intellectueel hoogstens nog als randfiguur zal worden gedoogd.

Shanghai Trance

David Verbeek maakte als jonge Nederlandse regisseur een Chinese film over Shanghai, de stad der wonderen. Er is geen stad in de wereld waar zekerheden in leven, werken en sterven zo snel veranderen. Jonge mensen herkennen vandaag de ratrace van de geschiedenis in hun eigen nog zo kortstondige leefervaring. Een gebrek aan continuà?teit, het ontbreken van een minimum aan zekerheid en veiligheid zet de één '? kind – gezinsconstructie zwaar onder druk. Alle aandacht weegt op het ene kind als vrucht van de verwachtingen van vier grootouders en twee ouders. Dat ene kind torst de verwachtingen van alle generaties và?à?r hem of haar. Shanghai was sinds de XIX de eeuw de schrik van de Chinese machthebbers. De laatste keizers beefden voor gerommel in deze havenstad, de voornaamste poort voor heel China. Mao Zedong en Deng Xiaoping waarschuwden de partijtop steeds een oogje te houden op Shanghai. Daar broeide alle dissidentie tegen het hoofdkwartier in Beijing, tot en met de Bende van Vier.
Recent nog werd zowat de hele partijtop afgevoerd.

De film zit drie jonge koppels op het lijf in hun leven en liefde, hun hebben en houden tot ze elkaar kruisen in de eeuwig grommende stad, waar nooit stilte te horen is.
Merkwaardig herkende de jonge Nederlandse filmmaker nog een ander aspect van Shanghai: de stad waar de vrouwen eeuwenlang de broek dragen, de matriarchale stedelijke cultuur.
Shanghainese vrouwen worden met enige terughoudendheid onwennig bekeken door Chinese mannen. Zij verdienden generaties lang doorgaans veel meer door extra inkomsten uit de prostitutie en aanverwante beroepen, waarbij de partner thuis voor de kinderen zorgde. Zo is de vader van de ambitieuze en elegante Zhang Yi enkel in haar thuiskomst geà?nteresseerd om geld voor zijn gokverslaving.

Shanghai leeft, werkt en sterft dag en nacht in een adembenemend ritme dat David Verbeek goed heeft weten te vatten. Jonge mensen trachten te surfen op de golven van de nieuwe economie om te vermijden dat ze in slavenjobs voor boeren en buitenlui verzeilen.
'Shanghai Trance'is een mooie illustratie bij het illusoire 'Ieder voor zich en de stad voor ons allen. '

He Fengming, a Chinese memoir

Meer dan drie uur onafgebroken staren naar een scherm waarop een oude dame met gesloten ogen eindeloos praat in een voor ons onbegrijpelijke taal is een hypnotiserende ervaring.
De spreekster is een oude journaliste die voor de statische camera van Wang Bing in één ruk door haar leven vertelt, enkel onderbroken door een toiletbezoek, een slokje thee, een telefoonoproep.
Haar schamel interieur wordt op je netvlies gebrand. Haar stem verleidt je als toeschouwer, omdat de armzalige Engelse ondertiteling veel ruimte laat voor eigen interpretatie.

Dit is een gruwelijke film die je moeilijk loslaat wegens de grote waardigheid, de bijna stoà?cijnse getuigenis van He Fengming die haar studies Engels opgaf om met haar man journalist te worden in het partijdagblad wanneer het Volksbevrijdingsleger in 1948 Lanzhou in de noordelijke provincie Gansu binnentrok. Ze waren jong en wilden meewerken aan de opbouw van een modern, socialistisch China. Ze werden lid van de partij en droegen haar boodschap uit.
Wanneer de Grote Voorzitter in 1956-1957 de liberaliseringsbeweging 'Laat honderd bloemen bloeien, laat honderd scholen wedijveren!' lanceerde, reageerde de man van He Fengming '? Jingchao – enthousiast met vier essays waarin hij de kritieken van voorzitter Mao tegen de bureaucratie in partij en staatsapparaat ondersteunde met lokale voorbeelden.
Bij bijltjesdag werd hij dus snel herkend als raddraaier van 'de rechtse krachten die de kop hadden opgestoken'.
Na veel volkstribunalen werd Jingchao met zijn vrouw naar de werkkampen verplaatst om de ware revolutionaire geest te herontdekken en ten volle tot zich te laten doordringen. Hun kinderen werden overgelaten aan de grootouders. Jarenlang werkten ze zich te pletter opdat de partij hen als rechtgeaarde communisten zou kunnen herkennen. In wanhoop en vertwijfeling zaten ze opgesloten in concentratiekampen waar vele partijgenoten als 'rechtse' krachten stierven van honger en ontbering tijdens de herscholingsactiviteiten.
Wanneer Fengming bericht krijgt dat haar man stervende is, probeert ze hem alsnog te bereiken. Maar ze komt te laat met voedsel en medicijnen: hij was reeds in een massagraf verdwenen. Haar verhaal heeft door de taaie, tedere en serene klank iets bovenmenselijks.
Eens gerehabiliteerd en opgeborgen als klerk in het krantenarchief '? de oude kameraden waren de schaamte reeds lang voorbij '? lanceerde voorzitter Mao in 1966 de Grote Proletarische Culturele Revolutie. He Fengming werd opnieuw uit de archiefkelders opgedoken als rechtse antiproletarische kracht die ook nog een grootgrondbezitter in haar stamboom zou gehad hebben. Socialistische meet- en maakbaarheidsideologieën hecht(t)en veel belang aan de genetische herkomst van de kudde die zij willen bewinnen in de heilsstaat.
Zij gaan immers prat op simpele mechanistische wetenschappelijke kwalificaties die ze zich gretig toedichten als aanhangers van het dialectisch en historisch materialisme.

Deze keer zou He Fengming zich moeten herscholen op het platteland in warmere zuidelijke provincies. Ook deze culturele revolutie overleefde ze.
Na vele jaren keerde ze als een oude vrouw terug naar Lanzhou om de herinnering aan haar man, hun lijden en dat van miljoenen anderen uit te schrijven: heel vele mensenlevens die vermalen werden door het wentelende wiel van de Chinese geschiedenis.

De episode waarin ze vertelt hoe ze met haar oudste zoon het graf van haar man zocht in het dwangarbeiderskamp in het koude noorden, gaat door merg en been. Haar intussen volwassen zoon riep voor het eerst in zijn leven de naam van zijn vader over de eindeloze verzameling grafstenen, waar ze zijn graf nergens konden terugvinden omdat de aanduidingen door het barre klimaat weggevreten waren. Nooit had hij als kind de naam van zijn vader kunnen, durven noch mogen uitspreken omwille van de mogelijke politieke gevolgen.

De waardigheid waarmee deze grote dame haar leven onder het socialisme vertelt, is aangrijpend. Ook in de slotscène waar ze telefonisch contact heeft met andere gerehabiliteerde dissidenten die het overleefd hebben: 'Old soldiers never die!'

Wang Bing heeft met deze film een monument opgericht als een kras op de ziel van de toeschouwers opdat de Chinese herinneringen van He Fengming blijven schrijnen, zeker ook in het Rijk van het Midden.

Archief

Zhang Yang, Shower: hoge nood aan manueel strijk- en knijpwerk in moderne samenlevingen.

19 januari 2008

In Rotterdam wordt door het Fonds Achterstandswijken Rotterdam – FAW - nascholing voor huisartsen aangeboden met een film die tot nadenken kan stemmen over de relatie arts – patiënt in wijken waar vaak meer dan de helft van de bewoners van allochtone herkomst zijn.

Wegens de van oudsher vrij grote Chinese populatie in Rotterdam werd de film van Zhang Yang ( 1965) Shower uit 1999 gepresenteerd, die bij Film International in 2000 de publieksprijs kreeg toebedeeld.
De grote toevloed van Chinezen in Rotterdam viel samen met de economische crisis waar de stakingen in het begin van de XX ste eeuw van zeelieden en havenarbeiders gebroken werd door het aanwerven van Chinese zeelui, die nadien gedumpt werden op Katendrecht en in vreselijke armoede probeerden te overleven door pinda's te verkopen
Gabriel van den Brink onderzocht voor zijn studie 'Culturele contrasten – Het verhaal van de migranten in Rotterdam' ook deze bevolkingsgroep naar herkomst en samenstelling, waarbij telkens de geslotenheid opviel, waardoor ook de integratie in het Rotterdamse stedelijke weefsel bijzonder pover scoorde.
Zhang Yang heeft met ‘Shower’ veel prijzen weggekaapt op alle mogelijke internationale festivals: “Het badhuis is een microkosmos waarbinnen je perfect het menselijk gedrag kunt observeren.” Het originele badhuis heeft echt bestaan in de wijk van Beijing waar Zhang Yang zelf opgroeide.
De film opent met ‘harmonische’ toekomstbeelden van Beijing aan de vooravond van het nieuwe millennium (dat van China!). In een drukke winkel- en kantorenstraat nadert de cineast zelf een ultramoderne doucheblok, waar hij zich na digitale identificatie in een cabine uitkleedt voor een douchebeurt met alles erop en eraan: mechanisch, automatisch, zonder één enkele menselijke interventie. Met dit ideale toekomstbeeld voor de nieuwe mens in het land van het Harmonische Socialisme maken menselijke relatie plaats voor efficiënte maakbaarheidsidealen die hand is hand gaan met modern geldgewin.
In het ware leven heeft een Chinese zakenman Zhang Yang benaderd om dit revolutionaire doucheconcept te commercialiseren: “Die douche staat symbool voor de klinische maatschappij waarin China dreigt te veranderen. Met het verdwijnen van de traditionele badhuizen gaan ook de sociale structuren teloor van de wijken waarin ze een spilfunctie vervulden. In Shower zie je oude mannen in het badhuis met elkaar keuvelen, ze spelen krekelgevechten, masseren elkaar, maken ruzie en sluiten weer vriendschap. Het is een soort microkosmos waarbinnen je het menselijk gedrag perfect kunt observeren. Iedereen is er gelijk, ontdaan van kleding en sociale status. De ideale plek om een ode aan het samenzijn te brengen.”
Openbare badhuizen en publieke wasplaatsen waren eeuwenlang ontmoetingsplaatsen waar gemeenschappen aan elkaar werden gesmeed.
Met de automatische wasmachine en de private badkamer van Expo 58 plooide de moderne mens op zichzelf terug om met zijn eigen televisie nog een klein raampje op de verre wereld te houden: alleen en vaak angstig, hoogstens vergezeld van het de leden van het kleine kerngezin.
De kracht van een samenleving, van een veilige gemeenschap werd gebroken.

Zhang Yang werd door de Chinese filmcensoren verplicht een scène te schrappen waar projectontwikkelaars het badhuis komen opmeten omdat de hele wijk plaats moet maken voor een nieuw winkelcentrum met torenhoge flatgebouwen: “In de scène erna stierf de oude Badmeester Liu. De filmcensoren waren bang dat het publiek een negatief verband zou leggen tussen die twee gebeurtenissen. Meester Liu die zelfmoord pleegt omdat hem zijn badhuis wordt afgepakt. Zo luidde ongeveer hun argument. Ontmoedigend? Zeker, maar ik blijf er niet te lang bij stilstaan. Ik wil zoveel mogelijk films maken, zodat ik steeds weer op zoek kan gaan naar de grenzen van wat wel en niet kan. De Chinese film heeft, om te kunnen groeien, publiek nodig. Bovendien weten we allemaal dat protesteren tegen de censuur geen zin heeft. Daarom probeer ik me zo goed mogelijk in de censoren te verplaatsen. En er steeds wat meer speelruimte bij te smokkelen.”
'Shower ' is een tedere film over menselijke relaties tegen de achtergrond van de dreigende individualisering en commercialisering van mensenlevens in de Chinese grootstedelijke cultuur.
De eenzaamheid van ouders en kinderen van de gedwongen éénkindgeneratie is bijtend, uitzichtloos en blijvend. Guanxi – het zakelijke relationele netwerk – noch frequent digitaal contact strijkt hieraan helende zalf. Wellicht zal de aloude Chinese massagecultuur een uitweg kunnen bieden voor wie met gesloten ogen zijn of haar huid, buik-, borst- en billenvet, spiermassa en pijnlijke zones laat strelen en strijken, kneden en knijpen als een vorm van 'auto'- mutilatie door genadige mensenhanden en krachtige vingers van de eigen of de andere kunne. Duizend keer beter en helender dan de mechanische illusie van een moderne machinale beurt.
Er is nog veel strijkwerk aan de winkel in het Harmonieuze China.
Er is nog meer knijpwerk van doen om de gaten te dichten in het Westeuropese grootstedelijke weefsel en het leven van zijn bewoners.

Archief

Voor 2008 wensen wij eenzelfde lankmoedigheid en een warme waardigheid…

5 januari 2008

Rembrandt 1654 Jan Six

Jan Six (1618 '? 1700) door Rembrandt in 1654.

Vrijheid gaat in rood gekleed met gouden randen,

zacht gemzenleer schoeit vuile handen

om arbeid toch in mededogen te leiden

en de paarden van de macht te mennen;

de vuisten soepel en vingervlug gekoesterd

wanneer we weten hoe de wereld draait

en voor offers keert zodat we lankmoedig

en met warme waardigheid ons hullen

in de mantel die ons behoedt voor de hitte

van de passie en het vuur van de strijd

omdat alles van waarde zich moet verweren.

'Alles van waarde moet zich verweren'*

Daarom wensen

wij u en al wie u

lief is voor

2008

eenzelfde lankmoedigheid

en een warme waardigheid.

  • ' De gedachte was te veel dat de vrijheden zich als vanzelf zouden verdiepen, maar het lijkt erop dat de vrijheid in diskrediet aan het raken is en de roep om veiligheid steeds luider klinkt. Wanneer we de bekende dichtregel van Lucebert '? 'Alles van waarde is weerloos' '? op zijn kop zetten, kunnen we zeggen: 'Alles van waarde moet zich verweren.' – Paul Scheffer, Het land van aankomst. p.409

'Hollanders in beeld' nog tot 13 januari 2008 in het Mauritshuis, Den Haag

Archief

British Vision tussen precisie en waanzin, MSK Gent

23 december 2007

‘British Vision’ tussen precisie en waanzin nog tot 13 januari 2008.

'British Vision' in het mooi gerenoveerde Museum voor Schone Kunsten te Gent zorgt nog tot 13 januari 2008 voor een boeiende show van twee eeuwen Britse kunst. Een paar honderd interessante tot prachtige werken met als hoogtepunten William Hogarth, Thomas Gainsborough, William Blake, John Constable, Joseph Mallord, William Turner, Dante Gabriel Rossetti, Edward Burne-Jones, Stanley Spencer, Graham Sutherland, Francis Bacon en Lucian Freud.
Van Henri Moore wordt een 'Row of Sleepers' uit 1941 geflankeerd door een foto van een geà?mproviseerde schuilkelder in een metrostation van Bill Brandt uit 1940: de oorsprong van Moores menselijke vormen in een uitzichtloze situatie.
De wisselwerking tussen de prille fotografie en de schilderkunst staat ondermeer bij de prerafaelieten en de landschapsschilders vaak verrassend in beeld.

Deze 'observatie en verbeelding in de Britse kunst 1750-1950' biedt een inkijk in het leven en lijden tijdens het Britse Rijk: om te lachen en te huilen, terug te deinzen en nabij te treden om de details te herkennen. Je vraagt je af hoe glijdend de grens kan zijn tussen krankzinnigheid en kunst. De snelle industrialisering – want die speelde zich af in de twee eeuwen ‘British Vision’ – was de drijvende kracht in de massale vervreemding die de Utopische Socialisten (Robert Owen) en later Marx en Engels herkenden.
Boeren en buitenlui werden bij de tienduizenden naar de stedelijke slums gedreven als werkvee in de helse orgieën van kolen en staal, lawaai, verstikkende smog en ijzige ellende.
Hun leven was ellendig. De familiale verhoudingen en de sociale economie in dorpsverband op het platteland werden hongergewijs vernietigd. In de industriesteden bepaalde de markt van lust en last de prijs van een mensenleven. Pas na 1820 kregen de puriteinse moraalridders meer vat op het stedelijke leven. Landschapschilders zorgden voor de romantische ode aan het eenvoudige, zuivere en gezonde leven tussen berg en dal. Gore spotprenten verdwenen naar de achterafkamertjes en de schone schijn maakte opgeld in het Victoriaans tijdperk.

Theodore Dalrymple – Engels psychiater en auteur – heeft ruim werk gewijd aan het fenomeen van de Britse beschaving en wat ervan over is...
Hij fileert met vlijmscherpe pen de ‘Bloomsbury’ Group’ en Virginia Woolf. Het portret door Henry Lamb van Lytton Strachey is een indringend voorbeeld van zelfkritiek in een vergelijkbare betekenis.

Het protestantse puritanisme – waar de directe en persoonlijke relatie met de heersende god centraal staat – is er nooit in geslaagd de gelukzalig bevrijding te beloven zoals het rijke Roomse leven dat met veel zwier voorhield. Een puriteinse scholing en opvoeding was voor velen een vreselijk geestelijk lijden vol verwrongen gevoelens, angsten en pijn om falend verlangen en verboden lusten. De fysieke en mentale automutilatie uit zich in schrikwekkende beelden van lijden en pijn, van verstilde gruwelen als leugens over het leven voor en na de dood.

Zo heeft iemand als Tony Blair tussen precisie en waanzin nu eindelijk rust kunnen vinden.
Eindelijk heeft hij de verlossing van de biecht leren kennen. In zijn anglikaanse geloof droeg hij alleen de verantwoordelijkheid voor zijn zonden, zijn leugens, zijn bedrog. Hij moest daar in de spiegel van zichzelf het eigen oordeel lezen over zijn misdaden tegen de geschiedenis en de menselijkheid. Voorwaar dit kan ondragelijk zijn.
Hoe bevrijdend, verlossend en veilig is dan niet de absolutie die hij uit de gezegende handen van de Roomse Paus Ratzinger – Benedictus XVI - mocht onvangen. Zijn nieuwe moeder, de Ene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk, vergeeft hem welwillend al zijn zonden zodat hij een nieuw leven kan beginnen. Wat niet het geval zal zijn voor vele slachtoffers van zijn politiek beleid als butler van de Amerikaanse president.
Er waart alweer een spook door Europa: na de bekering van Tony Blair, geeft ook de Franse president Nicolas Paul Stéphane Sárkà?zy de Nagy-Bocsa acte de présence bij de Heilige Stoel, zijn geloofsverklaringen in de ene hand, zijn liefdeslijden aan de andere.
De gelovige schapen horen weer onder de goede herder te blaten.
Bij ‘British vision’ is dit fenomeen ook in beeld gebracht.

De catalogus van ‘British Vison’ met een inleiding van Robert Hooze is zeer de moeite waard omdat de lijnen tussen de verschillende generaties duidelijk worden getekend.
Timothy Hyman analyseert de Britse kunst tussen precisie en waanzin.
De citaten die gepresenteerd worden aan de bezoekers zijn verhelderend:

-'De absolute, genadeloze waarheid '? Wij noemen het een samenleving'?het is een wederzijdse vijandschap. 'Thomas Carlyle, in Past and Present, 1843.
-'Er zijn staten waarin alle visionairen als gekken worden beschouwd.'William Blake , Laocoà?n, 1826-1827
Troosteloze sprookjes: 'Wij zij doordrongen van het puritanisme en we zullen er nooit aan ontkomen, en ik haat het en het maakt ons tot het meest behoedzame schijnheilige ras op aarde.'Edward BurneJones, 1893
-'Als anderen het kunnen zien zoals ik het gezien heb, dan mag het een visioen genoemd worden eeder dan een droom.'William Morris, News from Nowhere, 1892
-'Engeland staat nog steeds buiten Europa. Europa's stemloze trillingen bereiken haar niet. Europa is ver weg en Engeland maakt geen deel uit van haar lijf en leden.'John Maynard Keynes, The Economic Consequences of the Peace, 1919.

En James Ensor bekreunt zich in een belendende zaal dat hij Engelser is dan de Britten, niet alleen door zijn afkomst, maar meer nog door zijn schilderwerk. Het zou zijn marktwaarde over het water ten goede kunnen komen…

Keynes had het in 1919 al goed gezien. ‘British Vision’ is een mooie illustratie van die vaststelling. Rare jongens, die Britten, rare meisjes'?

Dat maakt deze tentoonstelling zo intrigerend:
zo nabij en toch heel anders dan de continentale kunst.

Archief

Ziek tussen lichaam en geest – Museum Dr. Guislain Gent

21 december 2007

‘Ziek tussen lichaam en geest’ in het Museum Dr. Guislain te Gent, nog tot 27 april 2008

“Ziek. Tussen lichaam en geest”

is een samenwerking tussen STAM - Gent Cultuurstad, het Museum Dr. Guislain en het Bijloke Muziekcentrum Gent naar aanleiding van 700 jaar ziekenzorg in de Bijloke, 200 jaar Broeders van liefde en 150 jaar Guislain-instituut..

De tentoonstelling 'Ziek’ in het Dr. Guislainmuseum doet een '? beperkte '? poging om een antwoord te suggereren op de vraag waarom iemand ziek is. Maatschappelijke, culturele en antropologische trends worden aangeraakt. Soms hilarisch, soms ridicuul, soms rommelig, soms onduidelijk, soms beklemmend, soms verbazend en finaal met een merkwaardige doorkijk naar de hedendaagse iconografische kunsten: figuratief en abstract, symbolisch en wetenschappelijk. Want met de tentoonstelling kreeg het museum een opknapbeurt voor haar vaste collectie waardoor de medisch wetenschappelijke iconografie van rà?ntgen tot MRI beter tot zijn recht komt. Daar wordt helder dat niets is wat het lijkt, zeker niet in de geneeskunde met wetenschappelijke pretenties.
Wellicht ongewild, maar het museum Dr. Guislain licht een tip van de sluier op waarin zich de helende werking pleegt te hullen van sjamanen, heilpraktikers, handelaren in elixir, handopleggers, genees-, heel en verloskundigen. Zeker waar het de rol van de iconografie betreft in de zich regulier noemende geneeskunde.
Het helend effect dreigt immers te falen wanneer het mechanisme van de angst onthuld wordt.
Wie de nodige angst in de hoofden van zijn potentiële clientèle kan planten, weet zich verzekerd van een vlotte stroom offers in natura of klinkende munt.
Een gezond en eeuwig leven, een ultieme verlenging van het lijden van een dierbare is best een flinke stuiver waard, niet? En dan helpt de macht van het beeld, de cultuur van het icoon als begrijpelijk symbool van pijn en lijden. Dat hoort gevisualiseerd in een beeldcultuur, dat hoort voorgebeden in een orale traditie van mantra's en bezwerende woorden.
Die helende mantra's zijn in vijftig jaar hun kracht verloren bij westerlingen sinds film en televisie het indringend kijken tot onovertroffen zelfhypnose heeft verheven.
De cultuur past zich aan, de beleving van ziekte en pijn evenzeer.
'Ziek tussen lichaam en geest' lijkt eerder een illustratie voor 'Ziek van lichaam en geest'.

Ivan Illich formuleerde het in zijn Medical Nemesis in 1976 – Grenzen aan de geneeskunde: het medisch bedrijf – een bedreiging voor de gezondheid? glashelder:
In de technische evolutie volgen twee types ontwikkelingen elkaar op: de eerste biedt soelaas en hulp voor velen en vergroten zelfredzaamheid en welzijn, de tweede leidt tot grote afhankelijkheid van specialisten die dure kunsten bedrijven waarbij hun clientèle vooral van de onmisbaarheid overtuigd moet blijven. Geleidelijk aan ' democratiseert ' de toegang tot dit soort specialiteiten wat de commerciële waarde ervan opdrijft.
Gezondheid op de vrije markt maakt van de geneeskunst een kostelijke illusie.
Wie de moed heeft, zich aan deze commerciële wetmatigheid te onttrekken en op een stoà?cijnse manier de dood in de ogen durft te zien, dan wel in een sociale omgeving steun en geborgenheid kan vinden voor zichzelf en zijn nabestaanden, verwerft met het gezond verstand een grote vrijheid.
De beperking van de mateloze dans van de toverdokters en veelbelovers levert een waardevolle zelfredzaamheid en gemoedsrust.

In het Gentse Dr. Guislainmuseum proberen de inrichtende machten in verschillende kabinetten een sfeertje te creëren met de klassieke gruwelbeelden en de gesel van de venerische ziekten die bij voorkeur schrikbarende stigmata in het aangezicht opleveren. Door seksualiteit te demoniseren zou de menselijke driftenergie in feesten van angst en pijn gekanaliseerd worden. Wie zich aan lustvol genot overgaf, zou zich verstoten weten door de gemeenschap. Ja zelfs de eigen familie en geliefden zouden zich beschaamd afwenden van de mateloze bedrijvers van ontucht.
Er waart een merkwaardige geest doorheen dit museum: de menselijke tronie in onbegrijpelijke pijn en akelige grimassen die medelijden moet wekken en tegelijk dreigen als de gesel die het vlees zal tuchtigen.
De broederlijke en liefdevolle zorg voor de minsten onder de Zijnen was een onderdeel van een dubbele moraal: verstedelijking ging gepaard met ontheemding. Verscheurde familiale samenlevingsverbanden konden geesteszieken niet langer handhaven.
Stedelijke samenlevingen bergen ook meer mensen die hun denken niet langer op een rij houden. Stadslucht bevrijdt, maar alleen voor diegenen die het aandurven de gezellige warmte van de schaapskooi te verlaten. Voor anderen is de gedwongen ontheemding een drama dat ze nooit meer te boven komen. Voor hen werden instellingen geschapen waar de Broeders van Liefde hun hemel verdienden. Kerkers werden tuchthuizen, gevangenissen werden tehuizen met een strikte collectieve continuà?teit die het leven weer overzichtelijk maakte voor kolderieke schapen die in zichzelf verdwaalden.
Bezoekende familieleden vervulden hun christelijke plicht en droegen het omen rond om wie uit de band dreigde te springen in de hand te houden met lugubere verhalen over het leed achter de muren en de moderne behandelingen als feesten van angst en pijn.

Ik heb in Guislain al heel wat betere tentoonstellingen gezien dan 'Ziek tussen lichaam en geest': inhoudelijk te licht bevonden, technisch vaak te zwak belicht of te laag geplaatste relieken die dan nog eens veel te summier worden toegelicht, zelfs rolstoelgebruikers hebben er nauwelijks wat aan.
Het begeleidende boek zou dit moeten compenseren, maar blijft naar mijn aanvoelen te oppervlakkig en fragmentarisch. De tekeningen van Félicien Rops zijn schitterend in een passende belichting. Daarvoor kan je in Namen terecht in het Musée Provincial Félicien Rops.

De esthetisering van het medische arsenaal is echter van een ondraaglijke schoonheid: art-deco dokterskasten in glas waarin iedere arts van enig niveau zijn martelwerktuigen aan de patiënt pleegt te tonen, worden nu gepresenteerd in een prachtige symfonie van chroom en glas: steriliseerdozen en labmateriaal met verduurde gummislangen. Een eens zo duur en waardevol instrumentarium vol levensreddende glans en pijnverlichtende klank verstilt hier tot schoonheid met eeuwigheidswaarde.

Maar er leeft alweer een mirakel te Gent.
De affiche van de tentoonstelling ‘Ziek tussen lichaam en geest’ belooft in blauw en rood een boeiende schizofrene inkijk, die je echter nergens kan terugvinden.
In het Museum voor Schone Kunsten kan je daarentegen wel terecht voor 'British Vision' waar 'Mrs. Mounter at the breakfast table '(1916-1917) van Harold Gilman veel goedmaakt: een stilleven waar zijn hospita iedere ochtend schuilt achter het theeservies voor de kwellingen die gedurende de eindeloze dag haar deel zullen zijn.
Bij ‘British Vision’ vind je ook een ruim aanbod van psychopathologische wendingen van de menselijke geest, tot soms prachtige kunst verheven.

Archief

Ruiyuan C: zwartwit en kleur van de vergankelijkheid – Hakka Tulou woningen

6 december 2007

Ruiyuan C: zwartwit en kleur van de vergankelijkheid – Hakka Tulou woningen, of hoe de ‘joden’van Azië overleefden.

In Sjanghai heb ik vorig jaar zijn foto's voor het eerst gezien in het kunstencentrum Moganshan Lu 50. Mijn oog viel op zijn merkwaardige composities in zwartwit van Hakka Tulou woningen met één discreet kleuraccent.
Hakka zijn Han Chinezen die gedurende bijna 2000 jaar in vier grote golven al dan niet gedwongen door de centrale heerser naar het zuidoosten van het rijk emigreerden en van daaruit in verschillende eeuwen over heel de wereld. Vandaar hun epitheton Chinese ‘joden’.
Zij bouwden hun huizen als ronde of vierkante vestingen met een enkele toegangspoort, zonder ramen op de onderste verdiepingen waar vee en voorraden werden bewaard.
Op de hoogste verdiepingen leefden de ‘dorpelingen’.
De binnenplaats werd een tempel voor de voorouders die midden hun nakomelingen aanwezig bleven, tegen een vijandige buitenwereld die de Hakka hun economisch en politiek succes benijdden.
De invloed van dit belaagd opgroeien in een vijandige omgeving – doch beschut binnen de eigen muren – met de eigen netwerken over heel China en later over de hele wereld moet in die vele eeuwen zeer groot zijn geweest.

De foto's van Ruiyan C zijn schitterend door zijn spel met zwartwit en kleur om de vergankelijkheid van de onvergankelijke en eeuwige waarheid vast te leggen, voor wie na ons komen zal.

Ruiyuan C '? Vision Videa

Freelance photographer ,the Chinese Photographers members , the Shanghai Photographers members and the Fujian Photographers members. Youth Photographic Society of Fujian, executive director of Putian City Youth Photographic Society vice president.

In Fujian Youth Photographic Society Tenth Member Showcase ,the work “Homeland” was the Gold, “Water Melody” and”Shops” were Bronze,”Area between” and “Splendid Sunshine” were outstanding awards,In National Amateur Photographers Photography Contest,The work “Raincoats or Umbrellas” won awards for excellence.The work “Beautiful Impression” won the gold prize and also published in the Journal of the National Popular Photography.Prior to this, many of his works have been published in this magazine.

“Wuyishanshui” was second prize in the photography contest “Entering Wuyishan” by CCTV.

met dank aan Arlette voor de foto’s – aan Rik & Iris voor het behouden transport.

Archief

Michael Moore '? Sicko of ‘going Dutch’ – nu ook in Nederland

22 november 2007

Best pijnlijk en grappig, snijdend en vileinig, ook wel ontroerend en tenenkrullend, hilarisch en beschamend om te zien hoe Michael Moore met Sicko hét thema van de Amerikaanse presidentsverkiezingen probeert te bepalen.
Hij toont hoe ondermeer Hillary Clinton en haar entourage en tal van heren senatoren en congresleden het schuchtere Health Care Plan van 1993 hebben laten naaien voor geld, heel veel geld en schitterende postjes in de medische en farmaceutische sector.

Het scenario is subversief, het verhaal is in de bekende overdrive met lapidaire tussenwerpsels gepresenteerd. Maar het draagt ongetwijfeld bij tot de agenda van de politieke en sociale evolutie in de V.S.A.
De volgende presidentsverkiezingen zullen draaien om de toekomst van de Amerikaanse gezondheidszorg. Althans dat wil Michael Moore en vele Amerikanen met hem.

Zijn film – net uit in Nederland – haalt hier ruim de nationale media: er speelt immers horror, de angst voor herkenning, en de spiegelparade van Nederland als gidsland.
De liberale minister Hans Hoogervorst (gewezen socialist en sinds dit jaar ruim gehonoreerd als voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten: 270.000 euro per jaar) heeft met het vorige kabinet Balkenende de nieuwe zorgverzekering doorgedrukt.
De tucht van de markt zou een grotere rol krijgen waardoor de zieke zorginkoper meer waar voor zijn of haar geld beloofd werd.
Niets is natuurlijk minder waar want het zorgaanbod is '? in tegenstelling tot de Belgische plethora – te beperkt, waardoor zelfs met vastgelegde tarieven de prijzen voor de zorg zullen blijven stijgen.
Privaat kapitaal zal de weg vinden naar de sector en daar met de nodige commercie aan het privatiseren slaan met als netto resultaat: minder zorg voor meer geld.
En dus snelle fusies tot monopolievorming met het oog op betere cijfers voor investeerders.

In de V.S. is dit fenomeen na 1945 goed op dreef gekomen onder de dwingende leiding van de Amerikaanse artsenvereniging (AMA), die zich met succes verzette tegen enige overheidsinmenging in de gezondheidszorg wegens meer winst en hogere honoraria in het vooruitzicht.

Michael Moore speelt met Sicko handig in op de groeiende verontwaardiging van de Amerikaanse middenklasse die steeds beklemmender lijdt onder de forse winsthonger van de zorgverzekeraars: bedrijfsgebonden verzekeringen die je verspeelt bij ontslag of faillissement, koppelverkoop van gezondheidszorg in aangewezen ziekenhuizen waar de schadeverzekeraar het niveau van de behandeling bepaalt en 50 miljoen mensen die zonder enige verzekering aan de goden overgeleverd worden.

De vlucht voorwaarts is in zo’n politieke situatie belangrijk voor de grote spelers op de markt: 'going Dutch' wordt het ordewoord van de toekomst: eenieder betaalt voor zichzelf, maar de excessen moeten met overheidsgeld en '?regulatie getemperd.

Vandaag kloppen de Amerikaanse beleidsmakers en zorgverzekeraars aan bij hun Nederlandse collega's zodat de politieke leiders van het oude gidsland zich warempel weer in alle glorie hersteld weten.
Zij het dat het nieuwe Nederlandse zorgstelsel nog geen twee jaar draait en al voor behoorlijke problemen zorgt: falende ziekenhuizen en zorgverleners, dalende kwaliteit van de zorg aan huis en in verzorgingstehuizen door de steeds scherpere concurrentie tussen de aanbieders op de markt van welzijn en geluk.

De tucht van de markt tuchtigt vooral de zorgzoekers, de zieken, de zwakken en de misselijken.

Sicko slaagt erin om de kern van de discussie helder te presenteren in een boeiende babbel met de Old Labour partijleider Tony Benn:

'?Before we had the vote, all the power was in the hands of rich people. ... What democracy did was to give the poor the vote, and it moved power from the market place to the polling station, from the wallet to the ballot. ('?)I think democracy is the most revolutionary thing in the world. If you have power you use it to meet the needs of you and your community. And this idea of choice which capital talks about all the time, choice depends on the freedom to choose and if you're shackled with debt you don't have the freedom to choose. People in debt become hopeless and the hopeless don't vote, so they always say everyone should vote, but I think if the poor in Britain or the United States voted for people who represented their interests if would be a real democratic revolution. And so they don't want it to happen. See I think there are two ways in which people are controlled. First of all frighten people and secondly demoralise them. An educated healthy and confident nation is harder to govern. And I think there's an element in the thinking of some people we don't want people to be educated, healthy and confident because they would get out of control. The top one per cent of the world's population own eighty per cent of the world's wealth. It's incredible that people put up with it but they are poor, they're demoralised and they're frightened and therefore they think the safest thing to do is to take orders and hope for the best.'

Hier laat Michael Moore de oude en fragiele Tony Benn met een voorhamer een mokerslag uitdelen aan zijn New Labour opvolgers zoals Tony Blair om tot de kern van de zaak te komen: een maatschappijvorm waar 'going Dutch' tot norm wordt verheven kweekt angstige burgers die gauw geneigd zijn om in hun vertwijfeling de strijdende leider te volgen, of het nu tegen de duivel, dan wel de terreur, dan wel de binnenlandse vijand is.

Als er iets in 'Sicko' verpletterend duidelijk wordt, is het wel de angst waarmee staats- en regeringsleiders een zelfbewuste gepolitiseerde kudde onderdanen het hoofd moeten bieden met het oog op hogere kapitaalsbelangen die toe zijn aan ‘cashen’ '? deze keer in de gezondheidssector.
De gemeenschap en de belastingsbetaler draaien telkens weer bij het ‘scheiden van de markt’ op voor grote kapitaalsintensieve investeringen met langlopende risico's zoals infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs, fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.
Wanneer de tijd rijp lijkt, kan daarop een nietsontziende privatiseringsgolf los gelaten worden, al dan niet na een dwingend verzoek van de Europese Commissie.
Zo wordt de kudde weer grootschalig kopschuw gemaakt door de tuchtigende wanorde van de markt tot ze voldoende bewonnen, wanhopig en neurotisch na grote traumata en met het oog op de nakende kostenstroom weer aan een zalvende collectivisatie of socialisatie wordt onderworpen.

De voorbeelden uit de Verenigde Staten van Amerika die in Sicko tegenover de gezondheidszorg in Canada, Engeland en Frankrijk geplaatst worden zijn karikaturaal duidelijk.

Het ommetje langs de enige plaats in de V.S. waar van staatswege gratis gezondheidszorg wordt geleverd is hilarisch. Vanaf de goed uitgeruste gezondheidsvoorzieningen op Guantanamo Bay trekt Michael Moore met zijn gekwelde fanfare van honger en dorst naar het beloofde land van Cuba, waar hij met zijn 9/11 helden met open armen wordt ontvangen voor prima medische zorg en spotgoedkope medicijnen.
Het Cuba-hoofdstuk was erover, en geen klein beetje.
Dus kon je er goed mee lachen, wat niet het geval was voor alle zieke 9/11 – helden.

Er staat de zieken, zwakken en misselijken nog een bittere lijdensweg te wachten, ook in Europa.

Temeer daar de medische mallemolen nog steeds volop preekt over het eind van alle kommer en kwel, van het vele leed en het nog grotere leedvermaak, dank zij nieuwe technieken, patenten, producten voor de komende ziekten van te veel honger en dorst, de angst voor de pijn van het zijn en voor het verlossende einde van alle leed.

Gidsland Nederland trotseert alweer als eerste de stormen met een nieuwe invulling van het beroemde 'going Dutch'.

In België bleek de reactie op Sicko begin oktober eerder marginaal want daar klinkt de privatiseringsboodschap nog niet zo luid.
Het pluimen van de zieken, zwakken en misselijken verloopt in België immers subtieler maar efficiënter: een derde van de totale zorgkost (remgelden, niet verzekerde kosten) wordt door de zieken zelf opgehoest in kleine beetjes, bij iedere zorgprestatie, bij ieder medicijn.
De Belgische helers en genezers van overheidswege weten immers hoe vele kleine beetjes toch een forse slok op de bittere borrel worden.
Maar tijdens de regeringsvormende ezelsdracht begint ook in België wat te roeren: – een kwart van de bevolking heeft het nu al moeilijk om de kosten van hun gezondheidszorg te betalen. – driekwart gelooft intussen dat er een financieringsprobleem ontstaat in de gezondheidszorg. – privéverzekeraars zien daar brood in, of eerder zoetekoek want voornamelijk geà?nteresseerd in de dure extraatjes waar forse winsten lijken te lonken zoals de hospitalisatieverzkeringen.

Het lijkt wel of ze niet willen begrijpen dat de zorgverstrekkers de zoete geur van dat zachte geld niet kunnen ruiken en hun dienstverlening vlot zullen aanpassen met het oog op een maximaal rendement bij patiënten die over een geurige verzekeringspolis beschikken.

Privéverzekeraar DKV maakte op 20/11/2007 de resultaten bekend van een zorgenquête in samenwerking met Knack, Trends, Plus, Le Vif en De Zondag:

‘Een meerderheid van de bevolking stelt dat de overheid de kosten van de gezondheidszorg niet alleen zal kunnen dragen, en dat de privésector een rol moet spelen. De aanvullende hospitalisatieverzekering stimuleren zien de meesten als het ideale middel om te besparen op de gezondheidszorg, en het fiscaal aftrekbaar maken is voor de overgrote meerderheid (83 procent, nvdr) de beste stimulans.’

Toch raar dat de meerderheid van de bevolking zoiets ‘stelt’ als ze volgens dezelfde enquête niet eens blijkt te beseffen dat ze jaarlijks 25 Euro per kop moet betalen voor een verplichte Vlaamse zorgverzekering!

Dit soort zorgenquêtes zijn dan ook een onderdeel van de grote stemmingmakerij met het oog op een oranje-blauwe tuchtiging die in de gezondheidszorg de deur moet openwrikken voor ‘going Dutch’, maar dan op z’n Belgsich, met heel veel bittere kleine beetjes.
Merkwaardig dat de christelijke ACW, ACV en CM vleugel dit sociale sloopwerk lijkt te tolereren bij de vorming van een nieuwe regering.

‘Sicko’ van Michael Moore was bij wijlen een ontroerende en tedere ode aan 'going European' in plaats van 'going Dutch'.

In Europa koesteren we nog de illusie van een samenlevingsideaal: samenwerken, samenstaken, samen ziek zijn, samensterven.
Het oogt veel aangenamer. Het sluit veel beter aan bij het menselijke oergedrag.
In een zelfbewuste kudde is het immers beter grazen en paren.
Sicko lijkt wel een Europese film!
Er wordt dan ook veel gelachen tijdens vertoningen in Europa.

Archief

'Dit is onze geschiedenis! '? een 50-jarig Europees avontuur' in Tour&Taxis Brussel tot 23 maart 2008

4 november 2007

'Dit is onze geschiedenis! '? een 50-jarig Europees avontuur'
begint met het aangrijpend en pijnlijk horrorverhaal over het ontstaan van de Europese Unie.
Geen ellende wordt door de samenstellers uit de weg gegaan.
Wie deze wandeling door de kelders en krochten van de oude 'Thurn und Taxis' loodsen volbracht heeft, weet weer eventjes waar wij vandaan komen en wie we vandaag kunnen en mogen zijn, en morgen onze kinderen hopelijk ook nog een beetje.
Handig voor de beuzelaars en populisten die onder het mom van 's volks wil en kortzichtig eigenbelang grondwetsvoorstellen lieten wegstemmen of als aankomende partijleidster van dienst boekjes bedeelde tegen de EU omdat een of andere spindokter uitgevogeld had dat Europa na de invoering van de Euro niet zo goed meer lag bij Jan met de piercing en Mie met de reetveter.
'Dit is onze geschiedenis' is waarlijk een ontroerende 'expo' over Europa, bont en blauw geslagen voor het eerst door de machtsverhoudingen in het Oosten niet meer in staat om de overwonnenen te blijven vernederen. Van de nood werd dus een deugd gemaakt en de heropbouw van Duitsland werd een onderdeel van de motor voor de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal.
De vertegenwoordigers van de politieke en kapitaalsbelangen die dit verhaal uitgedokterd hadden, komen terecht ruim aan bod, zij het in een duistere omgeving van allerlei vroeg – industrieel alaam.
De opening is beklemmend met twaalf meter vredesverdragen in lood uit 1985 van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, naast een peloton marcherende '? lege – soldatenschoenen van de Canadese Dominique Blain uit 1993.
Demnig is de man van de Stolpersteine die met zijn 'stenen des aanstoots' de slachtoffers van de nazi-terreur herdenkt.
De eerste steen werd gelegd in 1997 in Berlin-Kreuzberg. Op de stenen staat in messing de naam, geboortedatum, deportatiedatum en overlijdensdatum geschreven. De stenen worden verwerkt in het trottoir voor de huizen van mensen die door de nazi's werden vermoord.
Ondanks veel verzet van huiseigenaren die waardevermindering vrezen als de namen van de vorige bewoners of eigenaren in de stoeptegels verzegeld worden, zijn er in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije intussen goed 13 000 '?stenen'? geplaatst.

De wisselwerking met getuigenissen van 27 mensen uit de lidstaten over de betekenis van Europa voor hen, is boeiend en soms zeer verrassend, al werken niet alle filmpjes adequaat.
Wat voor een zo dure ‘expo’ over Europa niet kan.
Die toegansprijs lijkt mij een euvel: 10 €, 8 € voor studenten en 6 € voor groepen is veel geld om de mensen in rijen door de kelders van het prachtig gerestaureerde Tour&Taxis te leiden, laat staan dat de karige schoolreisbudgetten hiervoor zullen gebruikt worden.
Knap is het deel waar de dictaturen in Oost en West na 1945 worden gepresenteerd.
Voor commissievoorzitter Barroso is zelfs een fijn detail niet over het hoofd gezien: in het raam van de strijd tegen de Portugese dictatuur hangt een pamflet van zijn oude politieke partij, de maoà?stische MRPP die zich van 1974 tot 1976 als de enige ware kenners van de maoà?stische heilsleer vooral lieten opmerken in de strijd tegen fout links, de renegaten, de revisionisten, de reformisten en al wat naar democratie neigde.

De kamers over de tijdsgeest in West Europa, de doorkijk op de wereldpolitiek en de kasten over Oost Europa zijn de moeite.
Zelfs het fameuze portret van Stalin bij diens dood in 1953 door Picasso prijkt op een exemplaar van ’ Les Lettres franà?aises’ van 12 maart 1953 boven een tekst waar Frédéric Joliot-Curie – schoonzoon van en Nobelprijs fysica 1935 een pleidooi houdt voor de wetenschappelijke kwaliteiten van het marxisme.
Het dagboek van Gyulia Csics die nog maar 12 jaar was in 1956 tijdens de Hongaarse opstand tegen de Russische overheersing, had hij 40 jaar geheim gehouden.
Lenin ligt in brons hulpeloos te wezen nu hij van zijn voetstuk is gevallen. De eerste grote vrouwenstaking bij FN te Herstal in 1966 voor gelijk loon bij gelijk werk, komt ook aan bod. Rita, een van de leidende vrouwen van toen ziet de huidige tijden somber in voor wie met werken zijn brood moet verdienen.

Het 'Museum van Europa' heeft de ambitie Europeanen en bezoekers van elders in de wereld de wortels van hun gemeenschappelijke beschaving te laten ontdekken.
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome '? oorspronkelijk in het Frans, Duits, Italiaans en Nederlands (!) wordt met deze tentoonstelling de basis gelegd voor het toekomstige permanente parcours van het Museum van Europa.
Ingebed in de Stad Brussel, zetel van de Europese Instellingen, zal zij de rol van 'Europees cultuur-historisch ontmoetingsplatform' vervullen waarmee ze een leemte in de stad opvult. Dit permanente parcours aangevuld met tijdelijke tentoonstellingen laat iedereen de geschiedenis van Europa beleven als uniek en tegelijkertijd zeer divers.
Dit project staat niet alleen. Het Museum richtte een netwerk op van Europese musea die vandaag een reguliere werking kent.
Alle middelen van de hedendaagse museologie worden ingezet: decors, film, multimedia en interactieve elementen spinnen een parcours uit met een bijzondere aandacht voor authentieke objecten. Een 80-tal musea uit alle Europese lidstaten brengen 500 unieke stukken samen.

De catalogus kan je downloaden van internet.
De site zelf is zeer de moeite met een enkel taalfoutje in het Nederlands: 'Het is onze adresse!'
De weblog heeft wat te vertellen, maar kent nauwelijks reacties.
Voor na de herfstvakantie?

Archief

Mauritshuis Den Haag: Hollanders in Beeld '? Portretten uit de Gouden Eeuw

2 november 2007

Mauritshuis Den Haag: Hollanders in Beeld '? Portretten uit de Gouden Eeuw '? nog tot 13 januari 2008

De lankmoedige blik en de zwierige kleuren kende ik al heel lang van een foto, maar ik stond perplex voor Rembrandts portret van Jan Six uit 1654.
Het is tijdelijk in het Haagse Mauritshuis in bruikleen voor 'Hollanders in Beeld', gesponsord door de Koninklijke Shell.
Dit is zonder twijfel het mooiste geschilderde portret dat ik ooit gezien heb. Jan Six was een telg uit een schatrijk Amsterdams handelsgeslacht met Vlaamse wortels van voor de val van Antwerpen. Het fenomenale schilderij van de hand van zijn vriend Rembrandt is nog steeds in het bezit van de familie in Amsterdam, nu onder beheer van het Rijk en Jan Six X en XI. De eerste Jan Six was een jurist die liever kunst en literatuur proefde en burgemeester werd van Amsterdam. Hij was een heer van stand aan wie de Nederlandse vertaling van Baldassare Castigliones 'Libro del Cortegiano' in 1662 werd opgedragen: 'De Volmaeckte Hovelinck'. De 'sprezzatura' die Castiglione promoot als 'cool' voor een heer van stand, werd erin vertaald als 'lossigheydt'.
En die gecultiveerde, geoefende, aangeleerde 'lossigheydt' weet Rembrandt als lankmoedigheid te schilderen. Innemend, getekend '? ook al is hij dan slechts 36 jaar oud '? zwierig en empathisch.
Geheel in tegenstelling tot de cultus van het zelfbeeld zonder inhoud, van de bravoure zonder reflexie, van de tools zonder parate kennis, wat Frans Hals op zijn portretten vaak virtuoos weet te raken: ‘de kleren maken de man’. Zijn opdrachtgevers zien vaak het verschil niet meer tussen hun theater voor de spiegel en de inhoud van het spel in de wereld.

Aan de manier waarop Jan Six bij Rembrandt zijn handschoenen aantrekt, kan je het zachte gemzenleer warm en koesterend rond je vingers voelen sluiten, net voor je een vuist maakt om de werkzaamheden aan te vatten. Het is immers passend en recht de handen te schoeien om erger te voorkomen al lijkt het dan op aanstalten om paarden te berijden.
Dit portret heeft voor mij iets van ‘Les Mains Sales’ uit 1948 van Jean Paul Sartre en de bekentenissen van Hoederer over het deelnemen aan de strijd om de macht :
’ Parfaitement. Aujourd'hui, c'est le meilleur moyen. Comme tu tiens à? ta pureté, mon petit gars ! Comme tu as peur de te salir les mains. Eh bien, reste pur ! A qui cela servira-t-il et pourquoi viens-tu parmi nous ? La pureté, c'est une idée de fakir et de moine. Vous autres, les intellectuels, les anarchistes bourgeois, vous en tirez prétexte pour ne rien faire. Ne rien faire, rester immobile, serrer les coudes contre le corps, porter des gants. Moi j'ai les mains sales. Jusqu'aux coudes. je les ai plongées dans la merde et dans le sang. Et puis après ? Est-ce que tu t'imagines qu'on peut gouverner innocemment?’
Jan Six was een man die wist waarover het ging in de wereld, welke offers er dienden gebracht en waarom. Hij deed het met ‘lossige’ lankmoedigheid. Daarom ook is zijn aangezicht reeds zwaar getekend door zijn vuile handen die hij wederom moet schoeien om erger te voorkomen. Daarom ook draagt hij het rood van zijn decor met gouden randen.
Voorwaar, hij draagt ze met grote waardigheid.

Rembrandt trekt hier in de handen en het aangezicht lijnen voor de latere expressionisten, tussen het impressionistische knopenspel op de rode Franse mantel en de grijze kazak voor het grove handwerk.

Maar de manier waarop zijn Jan Six je aankijkt vanonder zijn zwartgerande hoed, op het punt oogcontact te maken is onvergetelijk en overweldigend.
Six schreef zelf een Latijns vers over zijn portret: 'AonIDas tenerIs qVI sVM VeneratVs ab annIs TaLIs ego IanVs SIXIVs ora tVLI. Op myn schildery'
'Zulk gelaat had ik, Jan Six, die de Aonische godinnen (muzen) vereerd heb sinds mijn kinderjaren' .

'Al siet men de lui – men kent se niet', zei Brederode.
Zijn nabestaanden dienden een fors gedeelte van zijn schilderijencollectie te verkopen om de schulden te delgen.
Kunsten en zaken gingen ook toen moeilijk gearmd door dezelfde deur.

Van Rembrandt hangen nog een paar Hollanders in beeld om stil van te worden.
Naast Jan Six tronen de heer en mevrouw Trip – de Geer, stamouders van de schatrijke Tripdynastie. Jacob is in 1661 al dood en kijkt de toeschouwer aan als een stamvader. Naast hem heerst Margaretha de Geer als een vorstin van het geld.

Want om geld draait het hier overal, heel veel geld: de handels-, olie-, wapen- en ict-magnaten uit de Gouden Eeuw lieten zich schilderen als koningen en prinsen, vaak in donkere, zwarte oudmodische kleding die fortuinen had gekost en de illusie van bescheidenheid hoog moest houden in de Vreze des Heren.
Rembrandt wist als geen ander de sluier van die illusie te lichten.
Hij had geen elektrisch licht in huis, geen spots en toch kende hij de verhullende en onthullende kracht van golvende deeltjes. Hij kon die energie conterfeiten en zo de littekens van het leven draaglijk weergeven. In het Mauritshuis zie je goed hoezeer hij anders was dan zijn ambtsbroeders die de tekenen en aanrakingen van het leven op hun portretten virtuoos maquilleerden.

Het spel dat Rembrandt moet tekenen voor zijn opdrachtgevers kan hij levensecht verhullen:
In het dubbelportret van Jan Rijcksen en Griet Jans uit 1633 brengt zij hem snel een briefje en doet hij alsof hij niet gestoord wil worden bij zijn werk van scheepsontwerper.
Maar zijn gelaat is getekend door leverlijden en hoge bloeddruk, door drank, zout vlees en veel stress. Ook zijn vrouw neigt naar bloedopdrang.

Bij 'De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp' uit 1632 '? Jan Six trouwde diens dochter '? dragen de heren chirurgijnen en doktoren ook de stigmata van overmaat aan zout en vet en drank, tekenen van een blakende gezondheid, in tegenstelling tot het lijk van de verbleekte ‘recidivist’ Adriaen Adriaensz.

Ferdinand Bol conterfeitte Admiraal Michiel de Ruyter in 1667 als had hij last van bloedend speen.

Frans Hals '? Haarlemmer uit Antwerpen '? is een tijdgenoot van Rembrandt en weet het leven van zijn betalende poseurs joyeus te schetsen met een portret vol bravoure van Willem Coymans uit 1645

Hij schildert Willem van Heythuysen als een heerser met het zwaard in 1625. Negen jaar later zien we diezelfde Willem, getekend door het leven nog steeds ongehuwd en vol van zichzelf, wippend op een stoel met het zweepje in de hand, klaar voor een of ander standje.
Hals is meesterlijk in zijn schilderwerk van patsers en praters, van rijke Hollanders voor hun spiegelend beeld.
‘Het zijn de immigranten die stijl en elegantie aan die Hollandse boerenkoppen hebben gegeven in de Gouden Eeuw, dat zie je duidelijk aan deze schilderijen.’ wist Jan Wolkers nog kort voor zijn overlijden bewonderend te melden aan NRC Handelsblad wanneer hij de catalogus doorbladerde.
' Veel protestanten uit Frankrijk en Vlaanderen, vluchtten voor de katholieke vervolging naar de Hollandse steden, en zij brachten er zwier en bloei', aldus NRC.

Maar deze vluchtelingen uit het zuiden na de val van Antwerpen in 1585 hadden naast zwier en bloei vooral heel veel geld en know how bij zich. Zij kwamen als asielzoekers, als bannelingen, goed in de slappe was, met wijde zakenrelaties en de vaste wil ‘den Coninck van Hispaengien’ die hun vrijheid van denken en handelen betwistte en hen belaagde met tortuur, galg en rad over de hele aardkloot te vernederen.
Niet voor niets klinkt bij Brederode het idioom van de hoeren uit Amsterdam als Brabants.
Niet omwille van hun herkomst, maar wel omwille van de taal van hun klanten.
't Kan verkeren, zei Bredero. En 'Al siet men de lui – men kent se niet.'

'Hollanders in Beeld' in het Mauritshuis
is een absolute aanrader. Reserveren en een afsluiter langs de vaste collectie is een must.
Van Rubens hangen er ook een paar prachtportretten.
Het mooiste Zicht op Delft en het Meisje met de Parel van Johannes Vermeer kan je niet vergeten.

Archief

Stephan Vanfleteren ‘Belgicum’

27 oktober 2007

Wij zijn allemaal mensen,
Lelijke mensen dat zijn wij.
En wie van zichzelf denken
Hoe mooi ze wel niet zijn
Worden door Stephan Vanfleteren
Genadeloos op hun plaats gezet,
Op zijn portfolio en in 'Belgicum'
Waar hij de schoonheid genadeloos
Belicht tussen al dat zwart en wit
En de lelijkheid weet te strelen
Tot nog eenzelfde matte glans rest,
Waarop we onze fantasie vrijelijk
Kunnen botvieren zodat we zijn
Beelden herkennen als oervormen
Van het leven dat we in onze hoofden
Lijden en waarvan we de ander graag
Lankmoedig zien getuigen over het verval.

Wie 'Belgicum' als een unicum herkent,
Weet van zichzelf dat wij veel kunnen verdragen,
Dat we veel kunnen dragen zoals bijvoorbeeld
Water naar de zee en zand naar het strand.

Dat maakt de atavistische beelden van Vanfleteren
Zo herkenbaar voor 'ene van ons, ene van hier'
Zoals een socialistisch politicus van de Koekenstad
ooit als slogan voerde in de Seefhoek van 't Stad.

Voor bezoekers van verre moet 'Belgicum '
een bizarre caleidoscoop verbeelden
van een land waar ze niets van begrijpen,
omdat de regels van het spel hen vreemd blijven.

Bij Vanfleteren kijken de mensen niet in de spiegel,
Zij kijken door de lens als door een raam naar buiten
Waar het leven anders is, waar het gras groener is.
Ze zijn er zich van bewust, maar ze kunnen veel verdragen.

Foto's van Vanfleteren hebben iets van relieken
Aan het einde van de beeweg naar nergens
Waar het leven goed was en de dood zoet.

In zijn portfolio werden sommigen
Als Hongaren genaamd, en heeft iedereen
De blik op oneindig want allemaal weten ze
Dat de beloofde verhalen soms prachtig klinken
En desondanks steevast blijken te stinken.

'?Meer dan vijftien jaar heb ik doorheen het territorium 'Belgicum' geslenterd, verdwaald en gejaagd met ontroering en vaderlandsliefde. Eerst als actualiteitsfotograaf voor de dagkrant, later meer op mijn eigen tempo. Doorheen het vlakke land, over de taalgrenzen, door vervallen industriebekkens langs oneindige lintbebouwingen en zelfs af en toe over de landsgrens in Frans-Vlaanderen. Een tocht door een land met littekens op zoek naar een onvindbare identiteit maar met de melancholische ziel van een 177 jaar oude natie. Vanwaar die manier van kijken? Dat achterna hollen op het perron van de verglijdende tijd en ruimte? Waarom kan ik niet voluit genieten van een nieuw opgetrokken mooi gebouw zonder die ene altijd wederkerende gedachte te moeten trotseren dat het ten koste van iets anders was, iets dat er eerder was, iets met een oudere ontstaansdatum? Of het nu een braakliggende grond is, een huis of wat dan ook. Is het angst voor het afscheid? Angst voor het nieuwe? Angst voor verandering?

Misschien is het een overgebleven 'traumaatje' van een jongen die de kust heeft zien ombouwen tot een betonnen draak. Ik word triest van dat neurotisch gedoe, van snel vooruitgaan en drastische verandering. Onze economie gelijkt op een Canadese populier die maar blijft groeien tot hij te hoog komt en door zijn gewicht bij de eerste grote storm afknakt. Jammer dat onze wereld niet meer een oude eik is, of een treurwilg. Ik herinner me als scholier in een streng college het moment dat de geschiedenisleraar vooraan in de klas de woorden uitsprak: 'wie kan er nu iets tegen vooruitgang hebben?' Ik wilde nog mijn hand opsteken om wat tegen te sputteren maar ik durfde niet. Nu wel.'? Stephan Vanfleteren ( Kortrijk 1969)

Tot 6 januari 2008 in het Antwerps Fotomuseum.

Archief

Jef Blancke, ‘Mensen’ – Stadsbibliotheek Lier

25 oktober 2007

‘Mensen ‘ van Jef Blancke, schrijver en schilder, zijn nog tot 31 oktober te zien in de Stadsbibliotheek van Lier, waar je eerste de droeve ring moet ronden om langs de Balderij – Berlarij te penetreren in de stad waar zovele herinneringen aan de gevels klinken.
Het is een mooie straat geworden, die Berlaarsestraat zoals ze nu genoemd wordt.
De gevel van de school die je eens ontving, van waaruit je in de lessen Latijn uren en jaren hebt genoten van de barokke Jezuëtengevel aan de overkant.
Als banneling uit het Sint Jozef college te Turnhout aanvankelijk opgesloten in de Rijks Normaal School te Lier, een wereld van verschil, om van de ongelooflijke bibliotheek nog maar te zwijgen en de doorleesde nachten met een zaklamp op Charon of Opsomer, herenhuizen waar generaties van geà?nterneerde jongensdromen werden verzameld.

Lier was aan het einde van de jaren zestig een versleten schoonheid, vergeten macht in een provinciaals nest, vergane glorie.

Vandaag heeft het toch weer een glanzend centrum waar leven van mensen mooi kan klinken, zoals in de Stadsbibliotheek wanneer de zon schijnt en Jef Blancke zijn 'Mensen' presenteert tussen de lezers van de wereldpers.

Aan de overkant ligt nog steeds het Hof van Denemarken waar van 1524 tot 1530 de slachter van Stockholm, Christiaan II als rode koning zijn ballingschap onder de hoede van schoonbroer Karel V doorstond.

De 'Mensen ' van Jef Blancke hebben hun ballingschap in deze wereld verinnerlijkt.
Net zoals hun schepper.

Eerst schreef hij geconcentreerd in beelden op papier, de inwendige mens die hem op het lijf geschilderd leek, soms gruwelen in kleur met een grimmige glimp van menselijkheid, geplooide schaamte.
Sinds hij op doek acrylfiguren toedekt met krijtpastel hebben zijn bannelingen zich gefatsoeneerd.
Hun leed lijkt lijdzamer geborgen.
De luttele gebaren van monsterlijke tederheid zijn verstild en daardoor nog indrukwekkender.
Jefs werk is voor mij cerebraler geworden en daardoor menselijker, gesluierd.
Hij nadert behoedzaam en in zwijgen gehuld het portret,
de uitdrukking van het menselijke zijn
waarin we ons herkennen in de blik van de ander.

Archief

Het meesterlijke atelier – europalia.europa Bozar Brussel

14 oktober 2007

Het meesterlijke atelier – Paleis voor Schone Kunsten Brussel tot 20 januari 2008.

Van kamer door kamer tot kamer word je als bezoeker gedreven langs tekenen en aanrakingen van een wereld waarin we onszelf herkennen, in alle veranderingen die wie ons voorging ooit heeft doorstaan als Europeaan.
De overvloed beneemt je soms de adem. Het doet pijn zelfs met een audiogids en veel geblader in de Bezoekergids.
Maar het is zeer de moeite de beeweg doorheen het huis van Europa met de vele kamers te gaan. Verbaasd bij schitterende ornamenten, verrassende kleinodiën, massieve boekwerken, forse tekeningen, retabelstrips, beeldhouwwerken die vaak naamloos aandacht weten te trekken.
Het verhaal van 'Het meesterlijke atelier '? europalia.europa ' in Bozar te Brussel is dat van ontmoeten in vreedzame coëxistentie als smeltkroes voor de Europese cultuur.
Een leugen van de Atlantische Oceaan tot de Oeral. Want de vele duizenden grote kunstenaars en tienduizenden kleine ambachtslui gingen slechts zelden uit eigen beweging, uitsluitend gedreven door nieuwsgierigheid elders in de leer of aan de slag.
Menigmaal volgden ze de roep van het geld of vluchtten ze voor de hitte van het krijgsgeweld.
Net zoals de boekdrukkunst niet uit het niets als een deus ex machina ontstond ( de Biblia Pauperum was in 1464 al een met houtsneden gedrukte voorloper van de wiegedrukken in de geest van de latere Vlaamsche filmkens), zo ontstond de Europese kunst niet vanzelf maar in pijn en smarten, als propagandatechnieken voor kerk of koning, reclameboodschappen, visuele en tekstuele communicatie.
Daarover vinden we echter geen woord bij europalia.europa. Wel een interessante verhandeling over de betekenis van het boek, de schetsen en de etsen als informatie- en cultuurdragers, een paneuropees web, zij het iets trager dan het digitale worldwideweb van vandaag, maar alleszins minder vluchtig.

Er zijn fenomenale stukken te zien in 'Het meesterlijke atelier'.
Hugo van Oignies '? waarvan de zilverschat bewaard wordt in een onooglijk museum van het Naamse klooster van 'Les soeurs de Notre Dame' is present met een reliekkruis en een flabellum als voorbeeld van Maaslandse smeedkunst uit 1230.
Van Nikolaas van Leiden staat er een meesterlijk buste van een op zijn elleboog steunende man uit 1465. De pleurant van het graf van Karel de Stout door Claus Sluter uit 1404 is fascinerend in zijn plooienspel.
De kamer van Maria en het hoofse ideaal tonen een ingetogen marmeren Franse 'Maria met kind' uit 1400 en een 'Mooie Madonna' uit Praag dezelfde periode.
Van El Greco wordt ‘Het engelenconcert’ getoond uit 1608-1614, dat verwijst naar wat reeds was en veel eeuwen later nog komen zou.

Van de Antwerpse schilder Bartolomeus Spranger hangen er enkele boeiende werken die hij maakte voor de keizers Maximiliaan en Rudolf in Wenen en Praag.
Hij schilderde voor zijn broodheren de 'Metamorphosen' van Ovidius over hoe alleen mensen veranderen door passie en emotie.
In 'Hercules, Deianeria en Nessus' uit 1585 redt Hercules zijn vrouw Deianeira uit de poten van de centaur Nessus waarbij hij haar rechter tepel beroert tussen duim en wijsvinger terwijl zijn linkerarm haar kruis volop ondersteunt. Zij kijkt hem gelukzalig aan terwijl Nessus ten gronde ligt. Zijn bloed doordrenkt de mantel die zij Hercules schenken zal wanneer ze twijfelt aan zijn oprechte trouw. Het brandende bloed van de centaur zal Hercules de dood indrijven, maar dat weet zij noch hij op het moment dat Spranger hen schilderde.

Misschien is het thema van Ovidius' Metamorphosen, XV, 177 – 185

'europalia.europa' het meeste na:
('?) er is niets in deze hele wereld
dat blijft. Alles verglijdt, elk ding krijgt vorm en gaat voorbij.
Ja, ook de tijd verstrijkt in een gestage beweging
als een rivier, die net zomin haar stroom kan stuiten als
een vluchtig uur kan stilstaan; zoals water water voortstuwt
en in de rug geduwd wordt, maar ook zelf naar voren duwt,
zo holt de tijd vooruit en zit zichzelf ook achterna en
vernieuwt zich steeds; wat vroeger was, is nu voorbij
en nu gebeurt wat nog niet was; ieder moment verandert.
'

Tot slot krijg je de kans om één kunstenaar uit iedere EU lidstaat aan het woord te horen over een kunstwerk dat zijn of haar voorkeur wegdraagt. Een waardevolle touchscreen oefening waar Anne Teresa De Keersmaeker spreekt over de Slapende Muze van Constantin Brancusi. Een Roemeense kunstenaar herkent in de Eindeloze Kolom van dezelfde beeldhouwer een onvoltooide stapel doodskisten. Twee artiesten haalden Piero della Francesco aan met de fresco's uit Arezzo en de fameuze Christus' Verrijzenis in het gemeentehuis van Borgo Sansepolcro als voorbeeld van de nieuwe mens die opstaat als een individu in de nieuwe wereld.

Nog tot 20 januari 2008 is het goed dwalen in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel door de kamers van ‘Het meesterlijke atelier’. Dagelijks van 10 tot 18 uur (op donderdag tot 21 uur).
www.europalia.be

Archief

Vreemde dingen, surrealisme en design – Body politicx – Abattoir Fermé, Tinseltown

4 oktober 2007


Vreemde dingen, surrealisme en design
tot 13 januari 2008, Boijmans van Beuningen, Museumpark, Rotterdam. www.boijmans.nl.
Dirk Van Saene en Walter Van Beirendonck

De entree is fenomenaal: carwashconiferen borstelen je naar de troon van illusoire wellust. Maar dan wordt het kiezen, in het aanschijn van knipogende May West achter het lonkende comfort van haar lippen: links of rechts.
Houd rechts aan, draai en keer en verleer de machinerie van het poppentheater in stramme bewegende beelden langsheen vage reconstructies, didactische filmpjes en verbazende schouwtonelen waarin het oorspronkelijke kunstwerk niet eens meer opvalt.
Je dwaalt door een landschap van Dali , Miro, de Chirico, Ernst, Magritte, Delvaux en je verliest het noorden en het beeld.
Je merkt hoe anderen evenzeer dwalen, hoe we allemaal dwalen en de schaterlach missen van zelfverklaarde surrealisten. Met het oog op de commercie – vandaag heet dat design '? teerde hun succes op de conventies van de gevestigde burgerij. Vandaag rest er nauwelijks nog wat van die conventies, laat staan dat beeld- en gedachtekronkels van driekwart eeuw geleden toeschouwers nog kunnen provoceren, shockeren of doen wankelen.
Sommige werken verliezen hun kracht en diepgang in een dergelijke overweldigende en soms indringend intieme opstelling, een didactisch speelse compositie van de Antwerpse ontwerpers Dirk Van Saene en Walter Van Beirendonck.
Enkele settings zijn adembenemend Maar de kwaliteit hiervan is eerder het gevolg van de moeizame doorkijk die ze bieden in een wereld achter de zichtbare wereld van burgerlijke conventies en de provocatieve kunsten en ambachten.
En die zijn – ook bij Boijmans Van Beuningen '? zeldzaam: ' La reproduction interdite' uit 1937 van René Magritte toont de rug van zijn mecenas Edward James (1907 '? 1984), excentrieke zoon van schatrijke Amerikaanse spoorwegenmagnaten met Schotse en Engelse wortels. Zijn rug wordt gereproduceerd. Zijn aangezicht wordt niet gespiegeld, de roman van Edgar Allan Poe op de schoorsteen wel.

Van Man Ray staan er ook een paar die beklijven – L’Enigme d’Isidore Ducasse, 1920/1971
De titel van dit werk verwijst naar de bekende uitspraak van Isidore Ducasse in de ‘Chants de Maldoror’: “Schoon als de toevallige ontmoeting van een naaimachine en een paraplu op een snijtafel.
Het werk bestond oorspronkelijk alleen als foto. Pas in 1971 werd het als object uitgevoerd.
Cadeau/Audace, 1921/74 De titel van dit werk refereert aan een geà?mproviseerd geschenk dat Man Ray aan de componist Erik Satie gaf, toen hij de opening van dadaà?stische tentoonstelling, georganiseerd door Breton, Eluard en Aragon, bijwoonde.
Man Ray kocht samen met de componist een strijkijzer, spijkers en een tube lijm. Het resultaat werd onmiddellijk aan de tentoonstelling toegevoegd.
Man Ray: “Je kan hiermee een jurk in repen scheuren. Ik heb dit een keer gedaan, en heb een beeldschoon achttienjarig meisje gevraagd of ze dit wou dragen terwijl ze danst. Je zag haar lichaam door de jurk heen als ze bewoog. Het was net een brons beeld in beweging. Het was echt beeldschoon.”

De doorkijk in een wereld achter de zichtbare wereld verloopt moeizaam, vraagt zoeken en zuchten, scheuren en treuren, soms zelfs een strijkijzer van spijkers en lijm, en vooral het verlangen om te weten wat zich afspeelt achter het theater van de schone schijn.
Het helpt overigens ook om schoonheid te ontdekken in wat aan gruwel op de bühne beklijft.

Body politicx '? waarom heeft pornografie zo'n slechte reputatie?

Wat minder beklijft is Body politicx '? waarom heeft pornografie zo'n slechte reputatie? tot 16 december 2007 in Witte de With aan de gelijknamige zeeheldenstraat te Rotterdam.
Veel matrozen, weinig helden. Veel scheepsmeisjes en weinig vlootvoogden. Veel verhaal, weinig visionairs. Veel beeld en weinig inhoud.

' In de Middeleeuwen was seksualiteit in Europa een onbekend begrip. Seksuele gemeenschap en masturbatie werden als vanzelfsprekend beschouwd en niet met schaamte gestigmatiseerd. Ongeacht iemands geslacht werd het bevredigen van verlangens gezien als een manier om gezond te blijven. Pas in de zestiende eeuw, met de opkomst van de industrialisatie, de arbeidsdeling en, vandaar, een sterkere nadruk op sociale controle en zelfbeheersing, werd een gebrek aan seksuele discipline taboe verklaard en de seksualiteit naar het privé-domein verbannen. Het concept van de ‘moderne pornografie’ kwam op met de verbreiding van de boekdrukkunst in de achttiende eeuw. Aanvankelijk werd pornografie door vrijdenkers als instrument gebruikt om het religieuze en politieke gezag te bekritiseren, en niet primair als middel voor lustbevrediging. Pas met het voortschrijden van de industrialisatie en de uitvinding van de fotografie werd pornografie een afzonderlijke categorie.'

Al had ik in de stad van de verdinging van menselijke warmte en vocht meer verwacht van ‘lichaamspolitiek’. De verkoop van neurotische patronen – bij voorkeur als dat van honden '? heeft de fantasieën beperkt tot automutilerend herhalen. Met moeite herken je het repetitieve karakter van die neurotische patronen in het beton van de heipalen die monotoon in de doorzopen zandbak van de stedelijke ondergrond worden geslagen. Altijd weer, op en neer, heen en weer.

' Postpornografisch denken en handelen betekent dat de pornoficatie van de samenleving niet van een denkbeeldige buitenkant aangevallen moet worden, maar beschouwd moet worden als een arena voor een politiek – lichamelijke strijd. In tegenstelling tot de opvatting van pornografie als een tegen vrouwen gericht geweld om de 'traditionele' verhouding tussen de seksen te onderstrepen probeert deze stromingen via emancipatoire beelden en eigen vormconcepten tegengas te bieden aan de commerciële seksindustrie. Daardoor dient tevens een einde gemaakt te worden aan het onzalige bondgenootschap met die conservatieve en religieuze krachten die door het verdringen van seks juist onheilzame, donkere machten hebben gecreëerd die bezit hebben genomen van onze lichamen en lusten. Het postpornografische activisme bekrachtigt de vervreemding en de fetisj, de technische en de 'gemaakte' aspecten van seksualiteit ' aldus Thomas Edlinger in de slotbeschouwing van de handleiding: ' (Na) de pornografische omwenteling'

De pornoficatie van de samenleving loopt parallel met de vermarkting van diezelfde samenleving, waar alles te koop is voor wie wil en kan betalen. Wanneer openbare nutsvoorzieningen, de publieke ruimte, de gezondheidszorg, het onderwijs, het gevangeniswezen en het geweldsmonopolie worden geprivatiseerd, is het niet verwonderlijk dat ook menselijke gevoelens, verlangens en hun bevrediging op grote schaal als verhandelbare waar op de markt van welzijn en geluk wordt aangeboden, al dan niet op het wereldwijde web.

In sommige kringen is het al enkele jaren bon ton om de geliefde te verleiden tot het onuitwisbaar dragen van een ‘mooie’ tribal tattoo boven haar bilspleet, met jouw naam erin geëtst. Liefde kent immers geen grenzen.
De kunst van het tatoeëren is dan ook grenzeloos in het verdoezelen van horige namen die eens werden gedragen om te behagen, ook boven de ooit strakke bilpartijen.
Nieuw en nog treuriger is het fenomeen dat de slachtoffers van de loverboys hun eigen roepnaam boven hun bilnaad laten etsen: 'Opdat ze tenminste mìjn naam zouden roepen als ze klaarkomen!'

‘Toelaten van extreme porno met een beroep op emancipatie en vrijheid gaat voorbij aan de gewelddadige en duister aspecten van seks. ('?)
Seks is subliem. Subliem noemen we krachten die ons door hun onbegrensde, overweldigende of mateloze karakter kunnen vernietigen. Ze fascineren ons en trekken ons aan, maar ze boezemen ook, en niet zonder reden, angst in. ('?)
Beschaving is niet in de laatste plaats gelegen in de poging dergelijke sublieme krachten te domesticeren. De geschiedenis leert hoe moeilijk dat is. Het zou een illusie zijn te menen dat we die krachten ooit volledig zullen beheersen. Maar te denken dat het nalaten van het stellen van grenzen bijdraagt aan de menselijke vrijheid en emancipatie is zo mogelijk een nog grotere illusie.'
Jos de Mul Volkskrant 05102007

Netto blijft het een trieste en repetitieve bezigheid voor acute behoeftebevrediging bij gebrek aan fantasie, cultuur en uitgesteld genot. Je zou in ' Body politicx' spontaan nog gaan geloven aan een omgekeerd bewijs voor de sublimatietheorieën van wijlen Kanunnik Nuttin, destijds psychologieprof aan de KU Leuven.

‘Tinseltown' van Abattoir Fermé

De theatervoorstelling ' Tinseltown' van Abattoir Fermé ( De Warande te Turnhout) heeft iets van beide Rotterdamse tentoonstellingen: ' Zijn wij hier om te sterven, of om geboren te worden ?' (‘t Is tenslotte overal Turnhout, niet?)

Het antwoord is duidelijk: wij zijn hier in glitterstad voor allebei!
In Tinseltown moet de film 'L' autopsie phénoménale de Dieu' worden gerealiseerd en daartoe zijn alle middelen goed. Alleen zijn niet alle middelen even succesvol.
In de slotscène laat de aan lager wal geraakte filmregisseur Wilfried Patteet-Borremans '? een schitterende Chiel Van Berkel – in hetzelfde repetitieve ritme een van zijn engeloffers telkens weer ophijsen door een kraan, op en neer, op en neer, op-nieuw, op-nieuw : '?Mijn film gaat over onuitspreekbare, gruwelijke dingen. Ik zal u de horror tonen van de menselijke geest. Horror is universeel. We zijn allemaal bang van dezelfde dingen”.
Het heeft iets van de volgelingen van de Iraanse president Ahmadinejad die met enorme kranen hun slachtoffers met een strop om de nek van de grond trekken, langzaam maar onherroepelijk, mechanisch maar invoelbaar, zodat het wurgen zolang mogelijk duurt en de toeschouwer zo intensief mogelijk wordt geà?nstrueerd. Telkens weer, op en neer. Het regime van Ahmadinejad leeft ook van de zelf gefabriceerde, onuitspreekbare. gruwelijke dingen. Teheran als Tinseltown. Een nieuwe applicatie voor mobiele hijskranen.

“Vooruitgang bestaat niet. Dat wat wij vooruitgang noemen ligt in elke aardkloot besloten en gaat er samen mee teloor. Altijd en overal hetzelfde treurspel, hetzelfde decor, op hetzelfde smalle toneel, een luidruchtige mensheid bevlogen van zijn eigen grootsheid, die gelooft het universum in zichzelf te omvatten en in zijn gevangenis leeft als in een onmetelijkheid, om algauw tegelijkertijd met de wereldbol die hij langdurig op zijn schouders heeft gedragen, de last van zijn eigen trots, in te storten. Dezelfde eentonigheid, dezelfde onbeweeglijkheid van de buitenaardse hemellichamen. Het universum herhaalt zich eindeloos en maakt pas op de plaats. De eeuwigheid voert onverstoorbaar tot in het oneindige dezelfde voorstellingen op”. (L’éternité par les astres 1871. )
In dit citaat analyseert Louis Auguste Blanqui op het einde van zijn leven na tientallen jaren gevangeniservaring de maatschappij daarbuiten als een nog grotere gevangenis, een gesloten slachthuis vol verveling.
De globalisering die vandaag om zich heen grijpt, is als de grote Leviathan van Thomas Hobbes, de staat van relaties, die de hele aarde omspant met een world wide web van menselijk denken en handelen naar drijfveren die eigen zijn aan ons mens zijn, maar daarom niet minder bloedig, roofzuchtig of gemeen.
Worden wij niet vaardig door de varkensdrijvers naar de slachtbank geleid met een plank voor onze kop om de illusie te creëren dat er geen uitweg meer is in een wereld waar iedereen als vee ten dienste staat van het geglobaliseerde kapitaal dat heen en weer flitst naar stallen met nog grotere winstmarges.
Om zijn doel te bereiken gebruikt de intussen geglobaliseerde Leviathan alle middelen: corruptie en spektakel, geen interactief theater meer, maar voetbalarena’s en talloze tv zenders waar gladiatoren brood en spelen presenteren als een eindeloos durend orgasme, hét antwoord op de verveling als cultuurverschijnsel.
Midden dat moerassige veen van verveling drijven menselijke relaties op naijverig recht van de sterkste, creatief ondernemerschap, verdinging van jezelf en de ander als een laag humus met bloeiende bloemen als aandoenlijke emoties die beroep doen op medemenselijkheid.
Mensen kunnen zich in elkaar herkennen. Warme gevoelens voor en van een ander kunnen de illusie wekken waaraan iemand zijn overleven dankt. Maar wie niet waagt, zal het nooit halen. Wie blijft zoeken en openstaat voor een ontmoeting met een ander, loopt kans te overleven met een zinvol gevoel bij zijn of haar leven met die anderen.

Abattoir Fermé opteert met Tinseltown – na Indie – voor een niet aflatende stroom van lijdend lijf, lid en leden, de geur van angstige lichaamsvochten, geconcentreerd op de scène. De toeschouwer krijgt het wellustig en indringend opgelepeld.
Beklijft een bombardement van beeld en geluid? Blijft een orgie van extreem menselijk gedrag in het hoofd van de toeschouwer malen? Of kan het ook in ‘simpele en goede stukken’? Of zijn die te gemakkelijk, voor de acteurs en de toeschouwers?

Stefan Hertmans 'Het zwijgen der tragedie':

73. Medea: het zwijgen van de moraal
'Wanneer de redelijkheid berust op de logica van geweld, is haar enige keus de soort van waanzin
waarmee ze kan reageren.'
André Brink, De andere kant van de stilte
180. Een van mijn studenten, in een scriptie waarin negativiteit wordt besproken: 'Verlangen naar de stilte is het geweld van een lawaaierige wereld laten zien'.
191. 'Dat is juist de tragedie, dat zelfs de stappen voorwaarts van de mensheid het offer eisen van ontelbare Antigones, die heden ten dage nog steeds broers, zonen en vaders begraven, metgezellen die uit het leven werden gerukt door het geweld van mannen' (Claudio Magris).
271-272. De Vlaamse filosoof Marc de Kesel reageerde hierop door op te merken dat de zogenaamd 'bevrijdende' lach van het publiek in feite zou neerkomen op verdringing van de traumatische kracht van de gebeurtenis. De poging om in de tragedie de ironie te laten zien '? de dramatische techniek bij uitstek van onze tijd '? lokt niet noodzakelijk de kritische impuls uit
die men ervan verwacht. De in de lach schietende toeschouwer is, zo merkt De Kesel op, veeleer iemand die door de lach opnieuw zijn 'subject herstelt', zichzelf weer in de greep probeert
te krijgen en zo de kans verijdelt om werkelijk te kijken in de angstwekkende kloof waarmee de tragedie hem opzadelt: het inzicht dat geen enkele wet ons kan beschermen tegen de
eindeloosheid van het verlangen om voor de anderen werkelijk te bestaan.
277. Tragedies zijn onmogelijk geworden omdat wij niet sacraal, maar ironisch redeneren: we
kunnen relativeren, we beschouwen een tragisch voorval als een ontwikkeling waaraan mensen zelf schuldig zijn, niet als een hogere fataliteit. We redeneren horizontaal en causalistisch, niet verticaal en sacraal. We geloven heilig in de relativering van waarheid '? dat is onze anti-sacrale sacraliteit.

Archief

Erik De Bruyn – Jan Van Duppen op Kanaal Z: ‘Heeft de sp.a nog toekomst?’

24 september 2007

Op Kanaal Z 22 september 2007: een debat tussen Erik De Bruyn, die voorzitter wil worden van de SP.A, en Jan Van Duppen, die de SP.A definitief voor bekeken hield na 1 legislatuur in de nationale, Vlaamse en gemeentepolitiek.

Bekijk het debat van 35 minuten met Veronique Goossens en Rik Van Cauwelaert:
‘Heeft de sp.a nog toekomst?’

http://www.kanaalz.be/CMarticles/ShowArticle.asp?ArticleID=12439&SectionID=143

Archief

Musée Provincial Félicien Rops Namur

23 september 2007

Musée Provincial Félicien Rops Namur

Het Félicien Ropsmuseum heeft in 2007 de Museumpublieksprijs gekregen.
Aan de Rue Fumal 12 '? met een onbereikbare website '? staat een prachtige patriciërswoning, vlakbij het geboortehuis van de kunstenaar. Niet ver van de sobere kathedraal waar boven het koor van monseigneur André-Mutien Léonard de lippen zullen geloofd worden of lippendienst geboden wordt. Léonard verklaarde recent nog in de Belgische pers Sigmund Freud aan zijn zijde te hebben in de strijd tegen de perverse homoseksaliteit en alle zondige gedachten en handelingen. Want voor hem kan de mens nog steeds zondigen in gedachten die bijaldien verre van vrij blijken te zijn.

Namen heeft echt iets surrealistisch, onwezenlijk warm geborgen tussen de vochtige lippen van Samber en Maas, na zovele belegeringen en slachtpartijen, na zovele versterkingen, afbraak en wederopbouw dat Napoleon de citadel de termietenheuvel van Europa noemde.

Het provinciale museum biedt een fascinerend overzicht van het werk van Félicien Rops (1833-1898), zijn reizen (Namen, Brussel, Parijs, New York en Chicago), zijn ontmoetingen en zijn creaties: gravures, tekeningen en schilderijen.
De rondleiding die we mochten beleven met de Nederlandstalige stadsgids Guido Colpaert was vertederend, adembenemend en confronterend.
Rops die overigens vele duizenden prachtige brieven schreef, formuleerde zijn traagzame werklust in 1863 als volgt: 'Ik denk dat echte kunstenaars en echte schrijvers vooral werken om de instemming te verkrijgen van enkele mensen met wie ze op dezelfde golflengte zitten.'Hij kende ongetwijfeld het devies : ‘Niets is wat het lijkt!’

Het beklemmende ' L'Enterrement en Wallonie' antwoordt Gustave Courbets 'Begrafenis in Ornans' (1849) waar het hele dorp uitgelopen lijkt om ritueel afscheid te nemen.
Rops begreep toen al dat achter de schijn van het realisme en naturalisme een andere werkelijkheid speelde in het hoofd en het leven van de mensen.
'Ik was in Namen en had niets omhanden. ('?) Onderweg kwam ik een begrafenisstoet tegen . Ik heb altijd een zwak gehad voor begrafenissen. Het was een trieste begrafenis, en dat is eerder zeldzaam. Achter de kist ('?) liep een blond jongetje, van dat fletse blond dat ontstaat door gebrek aan lucht en door '?tienmaal alle vervoegingen overschrijven'? als straf voor een glimlach. De arme drommel moest aan het hoofd van de rouwstoet lopen. Zijn neusje was rood van het wenen, de tranen bengelen aan zijn wimpers. Naast hem schreed waardig en beschermend een meneer, de'?lieve oom'?of een wettelijke voogd. ('?) Voorts nog een dikke, jichtige pastoor met armen die tot op de gespen van zijn schoenen bungelden, twee naargeestig groteske priesters die psalmen zongen, rood aangelopen door een slechte spijsvertering, een koster met watjes in zijn oren, twee leden '? een man en een vrouw '? van een of andere congregatie, een misdienaar, een hond, dat was alles. ('?) Tijdens de laatste gebeden besprenkelde de misdienaar de hond met wijwater en dronken de dragers een gelegenheidsborrel. Het tafereel beviel me wel, ik heb het meteen getekend op een grote lithografische steen, en dat is het. '

Ook al beweerde hij zich ver te houden van politiek en maatschappijkritiek maakte hij een schrijnende 'Medaille voor Waterloo', wat hem op een duel kwam te staan.
België werd in die tijd door intellectuelen en kunstenaars ervaren als een bruggenhoofd tegen de reactie in Frankrijk waar op de bergen lijken van Napoleon een nieuwe Napoleon III het Empire nog eens dunnetjes wou overdoen.
Rops werd op 1 juli 1861 in Namen lid van 'La Bonne Amitié No. 2 G.:O.:B.:'

Hij kende en genoot van de witgekalkte graven, de schijnheiligen en hun perverse geest.
Hij pleitte voor bevrijding van genot, voor het onthullen van het spel, voor het discreet bewaren van de geheimste gedachten.

” Voici à? peu près ce que je voulais faire dire au bon Antoine par Satan (...)
Je veux te montrer que tu es fou mon bon Antoine, en adorant tes abstractions !
Que tes yeux ne cherchent plus dans les profondeurs bleues
le visage de ton Christ, ni celui des Vierges incorporelles !
Tes Dieux ont suivi ceux de l’Olympe (...)
Mais Jupiter et Jésus n’ont pas emporté l’éternelle Sagesse,
Vénus et Marie l’éternelle Beauté !
Mais si les Dieux sont partis, la Femme te reste
et avec l’amour de la Femme l’amour fécondant de la Vie “

Over zijn fameuze 'Pornokrates' 1878 schreef hij een vriend: 'Ik heb een nogal bizarre schilderij naar Taelemans gestuurd, met de vage bedoeling dat hij het aan een nog vagere amateur zou verkopen. Ik heb het enkel en alleen gemaakt omdat ik een rijzig wijf met een antieke allure wilde konterfeiten. '

Over zijn fameuze satanische prenten schreef hij Satan zaait het onkruid:
'Een schrikwekkende grote SATAN in boerenkiel stapt, als de zaaier uit de bijbel, met reuzenschreden over dichtbevolkt gebied. Op dit moment , onder een vaal maanlicht, steekt hij parijs over. Zijn rechtervoet rust op de torens van de Notre-Dame. Zijn wapperende schort is gevuld met VROUWEN. Die noodlottige kiemen van de misdaden en de wanhoop der mensheid gooit hij met een krachtig gebaarde ruimte in. In zijn ogen schittert, onder een breedgerande Bretonse hoed, een ziekelijk genot.'

Over De Kruisiging: ‘De duivel vernietigt de vrouw; niet zij is de duivel of haar trawant. Dankzij het aanvankelijke misverstand kan de decadente esthetiek dus makkelijk twee slachtoffers ten tonele voeren. ’
Toch gooit volgens Rops de vrouw zich hier in een spontane aandrift in de klauwen van Satan , om een laatste orgastische genot te beleven. Rops kende zelfs de wurgseks, lustverhogende asfyxie!

Rops was groots in het kijken naar de ander en zichzelf, nog groter in het spiegelen van het geheim dat wij koesteren en menen te kunnen bewaren. Hij was misschien wel het grootst in het weergeven van menselijk denken. Daardoor bevrijdde hij ook zichzelf en cultuurgenoten van de drukkende gevoelens van schuld, boete en kastijding die hen werden ingeprent door een verstikkende interpretatie van vals fatsoen en religieuze machtsdogma’s.

'?In Mallarmés appartement bevond zich een Venetiaanse spiegel, een soort talisman. Daarin voelde hij zich wegzinken gedurende het proces dat hem 'de Duisternis in had gesleept, wanhopig en eindeloos'. De spiegel weerkaatste inmiddels niet langer diegene die erin keek en zijn spiegelbeeld bestudeerde.'?(p.82) '?Achter de wankele coulissen van wat zich ' werkelijkheid ' laat noemen, komen de stemmen in opstand. Als niemand naar ze luistert, maken ze zich meester van de kleren van de eerste de beste die langskomt en bestormen ze het toneel, met alle desastreuze gevolgen vandien. Wat geen gehoor vindt, is per definitie gewelddadig.'?(p.131) '? Als kennis niet wordt ontdekt maar verzonnen (Nietzsche), houdt dat in dat de verbeelding daar een belangrijke rol bij speelt. Nietzsche durft zelfs te beweren dat het intellect juist in het verbeelden zijn voornaamste vermogens ontplooit.('?) Met één klap kende Nietzsche de kunst een hoofdrol toe bij het doorgeven van kennis. Kennis en verbeelding waren niet langer tegenstanders maar bondgenoten.'?(p.133) Roberto Calasso, De literatuur en de goden.

Het Musée Provincial Félicien Rops koestert ook een prachtige tuin. Rops was een gedreven liefhebber van bloemen en planten waarvan hij zich bewust was dat hij ze plantte voor al wie na hem zou komen. ‘Le carré d’ardoise’van Anne Jones bewaart in de voortuin kanonskogels uit gesneden leien die de daken van de stad bedekten en die zo vaak aan diggelen werden geschoten in deze aloude garnizoensstad.

De Waalse hoofdstad Namen '? met het parlement als een volmaakte rechthoek en het 'Elysette' van de minister-president '? heeft met het provinciaal museum Félicien Rops een intellectuele topper die beklijft.
Menige schouw wordt er nog gesierd door een grote Venetiaanse spiegel die ietwat uit de haak niet degene die kijkt weerspiegelt, maar bij een open raam het sterrenbeeld van de Grote Beer laat zien: Septentrion, het Noorden.

Archief

Portbou, Dani Karavan: Passagen Walter Benjamin (1940 – 1994 – 2007)

14 augustus 2007

'Iedereen gaat dood op een manier die op hem lijkt. Sommigen in stilte, op hun tenen, anderen lopen achteruit, terwijl ze om vergiffenis of toestemming vragen. Sommigen gaan heftig discussiërend of om uitleg vragend, en sommigen banen zich vechtend en vloekend een weg erheen. Anderen omarmen hem. Sommigen sluiten hun ogen, weer anderen huilen.'
Eduardo Galeano geciteerd in Bruno Arpaia, De engel van de geschiedenis, 306

Portbou is een grens met een enorm – glas in ijzer overkapt – station, waar de Spaanse treinen noodgedwongen halt houden en met een andere spoormaat de reizigers uit de rest van Europa opwachten, meer dan een eeuw lang.
Portbou is dé grens en cultiveert op wat amechtige wijze zijn beroemdste grensganger met een traject dat hij door de Pyreneeën liep van het laatste Franse station naar het eerste Spaanse.
Walter Benjamin koos in 1940 finaal voor het definitieve einde, waarover Bruno Arpaia ‘De Engel van de geschiedenis’ schreef.
Het is goed kijken naar de toeristen, de passanten tussen strand en zee, tussen land en water, tussen hemel en aarde.
Het is even slikken bij het zien van de gammele foto’s van Walter Benjamin en de copieën van de begrafenis- en schouwingskosten in het Centro Civico waar autochtone bejaarden een kaartje leggen en een pijp roken.
Het is vertwijfeld dwalen doorheen het stadje van het enorme station naar de begraafplaats waar hij wegens te weinig grafgeld na 5 jaar werd opgegraven en in de kuil van de anonieme armen werd gegooid.
Het huidige grafmonument – naar joodse traditie overdekt met keitjes – dekt dus alleen de illusie, en die is bijzonder aangrijpend en beklijvend voor wie doorheen het monument van Dani Karavan stapt in ‘Passagen’ (1994) en finaal geconfronteerd wordt met de tekst op de door vandalen beschadigde glasplaat:
'?Schwerer ist es das Gedà?chtnis der Namenlosen zu ehren als das der Berühmten. Dem Gedà?chtnis der Namenlosen ist die historische Konstruktion geweiht.'?
(Walter Benjamin, Gesammelte Schriften, I, S. 1241)

‘Al kort na de eerste wereldoorlog bekritiseerde Benjamin die tendens in bewoordingen die niets aan actualiteit hebben ingeboet toen hij de verhouding tussen wetgevende en uitvoerende macht voorstelde als die tussen rechtscheppend en rechthandhavend geweld:
“Verdwijnt het bewustzijn van de latente aanwezigheid van het geweld in een wettelijke institutie, dan raakt ze in verval. Een voorbeeld daarvan vormen in onze tijd de parlementen. Ze bieden het bekende jammerlijke schouwspel omdat ze zich van de revolutionaire krachten, waaraan ze hun bestaan te danken hebben, niet bewust zijn gebleven('?) Hun ontbreekt de zin voor rechtscheppend geweld dat in ze is vertegenwoordigd: geen wonder dat ze niet tot besluiten komen die dit geweld waardig zouden zijn maar daarentegen in het compromis een schijnbaar geweldloze aanpak van politieke aangelegenheden cultiveren'? (Walter Benjamin, Gesammelte Schriften, 1, 65-66) ibidem p.47.

‘De ideologie van het detail steunde op de veronderstelling dat de ruilwaarde, de zogenaamde onzichtbare genius malignus van de moderne wereld, in de ornamenten van de waar gestalte kreeg en zich in de arabesken van de passage-architectuur openbaarde. Vervuld van het bijgeloof in het detail, beet Walter Benjamins onderzoek zich in onderaardse bibliotheekarbeid vast, door onvrije genialiteit in een uitzichtloze richting gedreven. Hoe meer materiaal het opstapelde, des te dieper bedolf het de vruchtbare opzet van de onderneming, namelijk om de interieur – en contextscheppende kracht van de kapitalistische modus vivendi bloot te leggen.
Benjamins interpretatie van de passages werd geà?nspireerd door het realistische, maar triviale marxistische inzicht dat achter de glanzende buitenkanten van de warenwereld een eerder onaangenaam te noemen en soms zelfs troosteloze arbeidswereld schuilgaat; ze werd verwrongen door de suggestie dat de kapitalistische wereldsamenhang als zodanig een hel is, bewoond door verdoemden die uit hun verdoemenis helaas geen politieke lessen trekken. In duistere toespelingen werd gesuggereerd dat die mooie wereld onder glas een metamorfose van Dantes inferno was.
Een idee over hoe een democratische verbouwing van de passages zou kunnen uitzien en, sterker nog, opheldering over de vraag of een uitbraak van de 'massa’s' uit de matrix of het 'veld' van het kapitalisme denkbaar of zelfs maar wenselijk was, bleef het onderzoek tegen deze achtergrond schuldig. Over het geheel genomen getuigen Benjamins studies van het wraakzuchtige geluk van de melancholicus die een archief van bewijzen voor de verdorvenheid van de wereld aanlegt’.
Peter Sloterdijk, Het Kristalpaleis, 189.

Archief

Berlijn, Mijn Duitsland, Good Bye Lenin, Polen en nog zijn we niet verloren…

26 juni 2007

Mazurek D?browskiego is het nationale volkslied van Polen
van de hand van Jà?zef Wybicki uit 1797.

Het gaat mij vooral om die eerste regel.
'?Jeszcze Polska nie zgin??a: Nog is Polen niet verloren!'?
Dat heeft iets van dat andere volkslied:
'?Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw,'?'?

Mensen die dit soort volksliederen koesteren, mankeren iets. Zij lijden aan een onduidelijk maar schrijnend, rancuneus en eeuwigdurend gevoel van woede en verongelijktheid wat ze zichzelf hebben aangepraat. Het gaat steevast om een mythisch verleden waarmee ze zich gaarne laten opzwepen tot grootse heldendaden, voor eigen gebruik, in de keuken, bij de haard of voor tv bij voetbalwedstrijden of andere oorlogsspelletjes.
Dit soort volkscultuur is pijnlijk provinciaal, in zichzelf gekeerd en wezenlijk angstig voor wat onweerstaanbaar komen zal.
Dit soort liederen is als roepen in het donker, 's nachts kouder dan buiten, eigen aan mensen die zichzelf zien als een eeuwige underdog, de keffende kuitenbijters die als alternatief ook wel eens de eigen staart beproeven.
Blaffen tegen de maan terwijl de karavaan onverstoorbaar verder trekt.

Lees verder »

Archief

Bruno Tobback en de zwijmelende zwendelaars in angstzweet: An Inconvenient Truth vs. The Great Global Warming Swindle…

22 mei 2007

Bruno Tobback, sp.a minister van leefmilieu en pensioenen,
volhardt met zijn fameuze one-liners in anti-democratische boosheid:

“Ik ken de oplossing voor het klimaatprobleem.
Alleen weet ik niet hoe ik daarna nog verkozen geraak!”

“Een dictatuur zou soms handig zijn, ja.
Maar alleen als ik de dictator mag zijn, natuurlijk.”

Je vraagt je af waar een ’ groene – socialist’ met stamboom
dit soort autoritaire gezwets vandaan blijft halen.

Voor wie aan hem en zijn muze, de ‘gewone huisvrouw’ uit Kapellen, Margaretha Guidone die zichzelf ziet zwijmelen in waterdruppels, zou durven twijfelen, loont het zeer de moeite om
The Great Global Warming Swindle’ eens rustig te bekijken zoals deze op 8 maart 2007
door Channel 4 werd uitgezonden.

Lees verder »

Archief

Limburggevoel, of hoe een illusie werkt als een stroopfabriek '?

6 mei 2007

Limburggevoel, of hoe een illusie werkt als een stroopfabriek '?

De site van de oude stoomstroopfabriek van Borgloon heeft in februari de Vlaamse monumentenstrijd op Canvas gewonnen: 500.000 Euro voor een verloederde illusie.

Bij een bezoek aan die site werden we rondgeleid door een begeesterde gids die als de verpersoonlijking van het Limburggevoel zelfs bij de autochtonen enige gêne wist te wekken. Een wandeling langsheen een ondermaatse verzameling bric à? brac en door gebouwen die getuigen van knullig metselwerk en andere huis-tuin- en keukenvlijt van stroopcampagnards buiten de 'campagne', leidt onvermijdelijk tot de vraag hoe het mogelijk is dat Limburg in blok voor deze site stemde bij de Monumentenstrijd van Canvas begin 2007.

Hoe kan 85 procent van een provincie zich wentelen in een Limburggevoel ?
Hoe kan een monument van internationaal niveau zoals de Boekentoren van Henry van de Velde te Gent met vlijt gepasseerd worden door stroop geworden kneuterigheid?

Je hoort een goeie mix van peren, appelen en suikerbieten te koken, waarbij je mensen zover krijgt dat ze zich identificeren met de underdogpositie die hen werd aangepraat door hun leiders, dat ze zich herkennen in een rancuneus gevoel van thuis horen bij de klank van een eigen dialect.
Limburg heeft eeuwenlang rancune kunnen koesteren dank zij de prinsbisschoppen van Luik en de hoge heren uit Brussel.
Met vaardige hand persten de eigen geestelijke leiders een stroop waarmee ze hun gelovigen een krentenbaard smeerden.
En dan kan je zo'n Limburggevoel handig bespelen.
Het heeft iets van Duitsland na het verdrag van Versailles, iets van Polen dat nog niet is verloren, van de Vlaamse Leeuw die ze niet zullen temmen.

Provinciegouverneur Steve Stevaert is een meester in dit genre: “Dat Limburggevoel bestaat. Pas op, de anderen hebben ons geholpen, hoor. Ze deden wat denigrerend over de fabriek, en dat komt ons goed uit. Als je de Limburgers uitdaagt, zijn ze op hun best. ('?)De stoomstroopfabriek is een lekker monument. Het gaat recht naar het hart van de mensen, via de maag. Ik wist dat ze veel kans maakte toen ze werd geselecteerd in de voorronden. Je kunt er een levendig verhaal rond breien, met boterhammen met stroop en andere lekkere receptjes. Bovendien leeft die regio van het fruit.”
Steve herkent onmiddellijk de waarde van het verhalen breien, het opleveren van illusies als drive om de stemmers te bespelen.
Stijn Meuris was als peter van de stoomstroopfabriek wellicht geschrokken van het ingrijpende effect van de stroopmachinatie waarin hij mee moest spelen: “Laten we eerlijk zijn, puur architectonisch en historisch gezien had de Gentse Boekentoren moeten winnen. Maar dan schieten de Limburgers in die vreemde vijfde versnelling. Dat moeilijk definieerbare Limburggevoel is er. Er is maar één schaduwkantje aan: ik hoop dat onze charmante underdogpositie niet ooit omslaat in een arrogante houding.'?
En dan was er 'Het Belang', niet het Vlaams Belang, neen 'Het Belang van Limburg', dat deskundig meehelpt aan de cultuur van één Limburgbelang in krant, radio en tv.

En zo kook je stroperige politieke en sociaal-economische poepgelei die zelfs echte monumenten als de voormalige mijnsites weet te verlijmen, ook al leefden en stierven daar driekwart eeuw lang vele honderdduizenden Limburgers en gastarbeiders uit de buurt en den vreemde. Het afhandelen van het mijnsluitingdossier was een misselijkmakende mix van gesjoemel, verduistering en georganiseerde diefstal met nationale en Europese gemeenschapsgelden. Ook dat is een gevolg van een blind Limburggevoel waarbij gesjoemel als 'eigen' gesjoemel met veel stroop beter verteerbaar moet worden.

Hopelijk behouden de Limburgers hun aangeboren wantrouwen tegen hun heersers.
Niets is gevaarlijker voor een volk dan het geloof in de heer die bezweert het alleen maar goed voor te hebben met zijn onderdanen, in de geestelijke leidsman die de hemel belooft voor aardse ontberingen, in de staat die gedacht wordt het algemeen belang van zijn burgers te vertegenwoordigen.
Een goeie mix van een zoet geloof en het frisse zuur van wantrouwen behoedt ons voor het dwaze en domme volgen van rattenvangers.

In een prachtige streek die fietsende toeristen van heinde en verre kan verleiden tot eigen heerlijkheden, historische landschappen, kastelen, hoeven, mijncités, stedelijk weefsel op mensenmaat en industriële relieken van internationaal niveau, hoort provincialisme niet thuis.
Limburgers kunnen niet anders dan kosmopolitisch leren leven en sterven.

Daarbij hoort ook grootmoedigheid: een collectieve steun aan de Gentse Boekentoren als lichtbaken van intellectuele kracht in Vlaanderen zou de Limburgse leiders sieren.
Eerder dan de kneuterige invulling van rommelige, waardeloze ruà?nes waar zelfs de illusies beperkt blijven tot een gratis pannenkoekenfeest met stroop.

Archief

Open Doek Turnhout: Zhang Yimou, The Curse of the Golden Flower

27 april 2007

Open Doek Turnhout: Zhang Yimou, The Curse of the Golden Flower – Man cheng jin dai huang jin jia – met Gong Li en Chow Yun-Fat.

'De vloek van de gouden bloem' is de duurste Chinese film aller tijden, van de hand van Zhang Yimou die in twintig jaar een schitterende palmares als regisseur bijeendraaide: Van Red Sorghum (1987) over Raise the Red Lantern (1991) en Hero (2002) tot het fenomenale House of Flying Daggers (2004).

House of Flying Daggers is tot op heden zijn onvergetelijk meesterwerk.
Niet omwille van de fantastische beelden, niet omwille van de schitterende kleuren, het ballet van het leven, de strijd en de dood, niet omwille van de indringende muziek maar vooral om de ongelooflijke politieke betekenis van deze gestileerde film over passie en opstand.
Zhang Yimou in een interview met Steven De Foer in De Standaard van 24/11 2005:
,, Ik wilde nog zo'n wuxia (martiale) film, maar dan anders: voor mij is' House of the flying daggers' in de eerste plaats een tragisch liefdesverhaal. Een Chinees spreekwoord zegt dat liefde, haat, passie en wraak de meest vluchtige emoties zijn. Daarover gaat deze film, veel meer dan over een reeks gevechten.'?

Deze discussie behandelt de vraag hoe het oude door het nieuwe vervangen wordt.
In het westerse denken is daarbij de passie, de emotie essentieel. Volgens de westerse cultuurvisie is het verschil tussen mensen en goden dat deze laatste geen emoties, geen passies kunnen beleven en dat alleen passies, intense emoties veranderingen, metamorfoses kunnen brengen.
Ovidius heeft er een schitterende reeks verzen over geschreven die bij Octavianus in het verkeerde keelgat schoten want zijn oude vriend had zichzelf pas tot goddelijke Augustus benoemd. De publicatie van deze godslasterlijke Metamorfosen kostte Ovidius zijn maatschappelijke kop en hij werd in ballingschap gestuurd naar Tomi aan de Zwarte Zee.

Zhang Yimou is in zijn meesterwerk '?House of Flying Dagger'? veel dubbelzinniger dan het interview met De Standaard laat vermoeden. Dat de Chinese cultuur zo makkelijk het marxisme als staatsgodsdienst aan wist te nemen houdt zeker verband met de marxistische stelling dat het denken bepaald wordt door het maatschappelijk zijn, de plaats in het productieproces. Het staatsbelang, het collectieve belang heerst over de individuen die enkel kunnen bestaan binnen hun sociale- familiale situatie.
In de westerse cultuur zijn die emoties echter essentieel in het onderscheid tussen mensen en goden én als drive van het menselijk handelen.
Krasser nog is de politieke dubbelzinnigheid van Zhangs schitterende film:
'?In het verleden hebben uw films u in aanvaring gebracht met het Chinese regime, maar de jongste jaren ligt u in de bovenste lade. Hoe vrij voelt u zich nu als cineast? – Dat valt mee. Uiteraard heb ik geen totale artistieke vrijheid. Je moet je voortdurend realiseren dat je woont en werkt in een land met een traditie van censuur. Ik heb gemerkt dat bruuskeren niet veel zin heeft, dus doe ik ook wat aan zelfcensuur. Maar het gaat de goede weg op, het regime is losser dan vroeger.'?

Lees verder »

Archief

Abandoned Places ‘? Henk van Rensbergen – Urban Exploration ‘? MIAT Gent

20 april 2007

Ons rest de schoonheid van de scherven, de onvolmaakte spiegeling

Abandoned Places '? Henk van Rensbergen – Urban Exploration '? MIAT Gent

Oud Sabena piloot Henk van Rensbergen heeft een indringend hobby: fotograferen van verlatenheid, van verloren werk, verdwenen leven, de patina van de tijd nadat alle arbeid is vergaan en enkel stof rest, en roest en weerloos verval.
Zijn foto's behoren tot het fenomeen van de urban exploration. Al heeft het niet de wetenschappelijke pretenties van industriële of stedelijke archeologie, toch scheert dit nog langs het fenomeen van de oudheidkundige exploratie.
Zoals archeologen sites bestuderen en in hun denken verbanden leggen en verklaringen zoeken, zo maakt Henk van Rensbergen foto's van verloederde sites.
Lang na hem '? als de laatst resterende schoonheid is verdwenen – zullen misschien ooit nog de archeologen komen.

Het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel '? MIAT - te Gent is een ideale locatie voor een selectie van zijn werk: 'Abandoned Places'. De voormalige fabriekssite heeft nog een flink rommeltje oude machines in petto. En daaromheen staan de beelden van verlaten industriële sites.
Net zoals de Gentse machineresten niet echt meer zijn en niet of nauwelijks nog functioneren, zo ook zijn foto's. Wie ooit in zo'n industriële omgeving zijn kost verdiend heeft in het zweet zijns of haars aanschijn weet dat het om de details gaat.
Het waren de kleine pietluttigheden die het zwoegen al dan niet draaglijk maakten. Een drukhamer, een rakkenjak, een aandrijfmotor diende altijd op zijn wenken bediend te worden. De ene had een scheve vleugelmoer waar je rekening mee moest houden, de anderen een slechte koppeling, of vroeg om de haverklap een draai met de sleutel op de oliedop. Een schop diende bijgeschaafd naar je eigen hand, geen pikhouweel voelde als de jouwe. In de oorverdovende symfonie van jouw transportbanden herkende je een haperende rol uit de duizend. Je was als mens een actief onderdeel van een immense machinerie: als mijnwerker 800 meter onder de grond een onooglijke radertje in een enorme procedure om steenkool uit de diepe lagen te halen. Als bandwerker een schroef in het productieproces van asbestleien. Als munitiearbeider een wankelend onderdeel dat met een koperen mesje springstof uit de schroefdraad van obussen diende te peuteren và?à?r de slagpin werd vastgeschroefd.
En toch had iedere plaats zijn eigenheid, zijn details die overal elders anders waren. Die details werden gekoesterd door de arbeiders ter plekke. Dat was een onderdeel waarmee ze hun identiteit probeerden op te bouwen, daar op die plaats op dat moment.

Henk van Rensbergen heeft oog voor die details ook al weet hij zelden of nooit waar het om ging. Hij kan het ook niet weten, niemand kan dit nog weten, zelfs niet de oude arbeiders die het apparaat ooit bedienden. Er resten alleen nog ‘gestaltbilder’ van wat ooit functioneerde in een enorm en ingewikkeld proces waar alle handelingen een minuscuul onderdeel waren van het immense geheel.

In 'Abandoned Places' zijn al die sites verlaten, hier en daar is er nog een verlegen schim van iemand die als laatste het raam mag sluiten of het licht moet doven en dat uit balorigheid nalaten zal. Een hele leven gebouwd op de illusie van continuà?teit op de werkplek, verzwindt door een pennentrek van het risicokapitaal. Soms hangt er nog een vlag aan flarden, of een spandoek met vergane eisen als relieken van de onmacht.
In zijn foto's voel je een timide vorm van respect voor de verhalen die zich op die plaatsen ooit afspeelden en die de toeschouwer nu zelf kan verzinnen, zonder scrupules.
Zeker als je nog laatste resten herkent van eigenlijke en oneigenlijke menselijke aanwezigheid: vergeten koffiepullen, achtergelaten werk- en handschoenen, gedateerde pinups, stikkers van verdwenen voetbalploegen, feestrestanten in een oude machinehal, seks op snijtafels, kampvuur op werkbanken.
Waarom zijn deze verlaten plaatsen zo interessant?
Ze herinneren ons aan onze eigen toekomst: wanneer we ernaar kijken of erin rondlopen, worden we telkens weer geconfronteerd met wat zich achter onze rug zal afspelen.
Zij zijn de oude Venetiaanse spiegel waarin we onze eigen toekomst mat weerkaatst zien.

Er weegt een oneindig treurige stilte in 'Abandoned Places', de melancholie ervan draag je moeizaam mee, als je het herkent uit je eigen leven in reeds lang gesloten fabrieken en steenkoolmijnen. Onder het stof herken je de illusies van je vroeger leven, de lasten en de pijnen, de wanhoop en de wil om te overleven, het verlangen naar continuà?teit en rust midden het geraas van het inferno om je heen. Toen had je een boodschap en een ideaal, nu weet je hoe schrijnend de leugen en hoe gruwelijk het zelfbedrog nazinderen.
Maar nooit vergeet ik de raad van een oude mijnwerker die nog in de Luikse staal had gewerkt: 'Janneke, als je ergens gaat zitten, zorg dan dat je een hout bij je hebt. Op steen of staal vreet de kou. Dan kruipt het ijzer in je rug en in je gemacht!'
Hij stierf vele jaren later aan prostaatkanker, maar tot dan was zijn rug en zijn 'gemacht' ongebroken geweest.

MIAT , Minnemeers 9, 9000 Gent – http://www.miat.gent.be/

'Abandoned Places' van Henk van Rensbergen, nog tot 20 mei 2007.
http://www.abandoned-places.com/

Addendum 25 juni 2011

De schoonheid van de scherven, die onvolmaakte spiegeling.

http://www.marchandmeffre.com/

http://www.marchandmeffre.com/theaters/index.html
http://www.marchandmeffre.com/detroit/index.html

Ruins are the visible symbols and landmarks of our societies
and their changes, small pieces of history in suspension.

The state of ruin is essentially a temporary situation that happens at
some point, the volatile result of change of era and the fall of empires.
This fragility, the time elapsed but even so running fast, lead us to watch them one very last time :
being dismayed, or admire, making us wondering about the permanence of things.

Photography appeared to us as a modest way
to keep a little bit of this ephemeral state.

Archief

Picasso '? Malen gegen die Zeit '? K20 Düsseldorf tot 10.06.2007

16 april 2007

Picasso '? Malen gegen die Zeit '? K20 Düsseldorf tot 10.06.2007

http://www.picasso-k20.de/

De tentoonstelling in de 'Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen K20' in Düsseldorf toont een selectie van de oude meester (1881 '? 1973) die op het einde van zijn leven erin slaagde zijn denken en doen te concentreren in een schilderarbeid tegen de tijd: '? Ik heb de indruk dat de tijd steeds sneller aan mij voorbijtrekt. Ik ben als een stroom, die zich verder wentelt en bomen met zich meevoert, die te dicht bij zijn oever groeien, of dode kalveren, die men erin gegooid heeft, of alle mogelijke microben die erin gedijen.'?

De latere werken van Picasso werden door de kunstpausen van die tijd vaak afgedaan als kliederwerk van een oude onmachtige. 'Malen gegen die Zeit' onthult echter meer over oud worden dan hen ongetwijfeld ooit lief is geweest.
Het laatste werk van de eens zo machtige meester lijkt op de onmacht van de verslaafde die niet meer kan roken of drinken en zich tevreden stelt met het snuiven van geur, het sabbelen op een surrogaatsigaret. Het is de seksverslaafde die nog wel de baltsbeweging, het automatisme van zijn gedrag koestert en aftast, maar waarbij de noodzakelijke mechanismen onmachtig geworden zijn. Hij moet zich beperken tot kijken en het herhalen van zijn aangeboren bewegingen in een steeds opnieuw gespeelde neurotische omarming: in verf op doek, in grafiek, in tekeningen.

Hij ziet zich oprecht als een oude sater, vanuit het verborgene. Hij biedt de toeschouwer soelaas door zichzelf te kijk te zetten, met een gevallen geslacht, een masker van vergane vreugde.

Liggend naakt en man met masker.

Niet groot van gestalte, waren de ultieme ogen waarvoor hij op briljante manier de moderne schepper van beelden speelde, altijd die van zijn moeder die hem ooit had toevertrouwd:
'? Als soldaat word jij generaal, als monnik word jij paus, als schilder word jij Picasso '?.

Hij werd de Napoleon van de moderne beeldende kunsten: geniaal, visionair, leidend, alles verslindend en religieus verblindend met steeds een oog op de goeie gang van de zakelijke aspecten des levens.

Staline
De Sabijnse maagdenroof tijdens de Cuba crisis

Picasso gebruikte zijn vrouwen tot ze op waren en herbronning zich aandiende. En toch was het zijn moeder die over zijn schouder zou blijven meekijken, tot hij zelf vanuit de coulissen begon te gluren naar wat zijn leven eens was geweest: een allesoverheersende zoektocht naar de zin van het finale uitroepteken. Zijn vrouwen presenteren zich vooral in een majestueuze gynaecologische houding, voluptueus met vulva en anus: zìjn luidruchtig uitroepteken als antwoord op angstige vragen vol schroom en schaamte naar de oorsprong van de wereld.

Picasso kon ermee koketteren: '?Zoeken betekent niets in schilderkunst. Wat telt is vinden. Ik zoek niet, ik vind!'?
Zelfs wanneer zijn hele tauromachie enkel nog herinnering was, kon hij een vastberaden zekerheid voorwenden en zijn angsten verdrijven in de stroom van zijn alles verslindende werk.
Zelfs wanneer hij zich ostentatief bekeerde tot het lidmaatschap van de Franse Communistische Partij en zich de acclamaties liet welgevallen van het opgevorderde proletariaat om hem heen, zocht hij dat niet. Hij vond hen!
Zijn fenomenale ' Guernica ' mocht pas in Spanje worden tentoongesteld wanneer Franco dood was en de democratie in zijn oude moederland hersteld.

Guernica

Nochtans had Picasso reeds in 1932 accuraat omschreven waar het hem om ging: '? Niets kan gedaan worden zonder de eenzaamheid. Ik heb mijzelf een eenzaamheid geschapen die niemand vermoedt!'?

Dit laatste zelfportret hing naar verluidt tegen de schouw van zijn zitkamer, zodat hij zichzelf eindelijk in de stervende ogen kon zien.

Pas dan leek hij vrede te hebben gevonden en kon zijn religieus verblindend talent waardig naar zijn laatste rustplaats. 30.000 werken had hij opgeleverd.

Naast zijn fenomenale cultus van het uitroepteken '? al evenzeer religieus en zakelijk verbindend '? wist hij na intense periodes van proberen en vinden gedurende vele tientallen jaren de kern te vatten van de menselijke blik: de oervormen waarin ieder van ons zich kan herkennen, kan oppompen, kan verliezen, kan verdrinken zodat de laatste hand en voet boven het watervlak een groet is aan wie na ons komen.

De laatste omarming

“Picasso’s variaties op Rembrandt gaan allemaal over de wellustige blik; in zijn versie van Rembrandts ‘Jupiter en Antiope’ deelt hij zichzelf de rol toe van de gehoornde ‘Faun die een slapende vrouw ontsluiert, met één hand die het laken optilt en de andere die reikt naar een weelderige borst. Rembrandts origineel is eigenlijk een vrijmoediger en buitenissiger oefening in erotische verkenning, de god in faungedaante die zich met een uitdrukking van verontrustende welwillendheid over de vredig onthulde naaktheid van de vrouw buigt.. ” Simon Schama, De geest van Rembrandt, Vrij nederland 5 mei 2007, p. 84.
“De wereld waarin Picasso rondzwierf was Dionysisch, onveilig gemaakt door saters en minotaurussen – het onheilspellende bestiarium dat het modernistische idealisme nooit heeft weten te verdrijven. Picasso erkende in Rembrandt een voorloper van zijn eigen gevaarlijke visuele intelligentie, die zich vrij kon bewegen tussen het esthetische gemak van het naakt en de rommeliger, sexier werkelijkheid van het naaktmodel: geëtste afbeeldingen van halfgeklede vrouwen die zich warmden bij het fornuis. Niets van die ontklede waarheid zou zich nog voordoen tot Manet en Degas.
Volgens Picasso en Matisse bestond er een zogeheten ‘keten’ die hun begrip van het modernisme verbond met bepaalde oudere meesters – Velázquez en Goya, maar ook Rembrandt – die begonnen waren met de taak om de kunst lastige vragen over haar eigen conventies te laten stellen: in dit geval de behaaglijke schoonheid van het naakt.” p. 87.

Archief

Liever 300 Leonidas pralines dan een '300' film!

4 april 2007

Liever 300 Leonidas pralines dan een '300' film!

Het lijken barre tijden te worden.
We worden om de oren geslagen met broeikaseffecten, tsunami’s, stijgend water, terroristen en warmer weer.
De Amerikaanse economie kreunt op haar knieën, leeft gruwelijk boven haar stand en bengelt aan het touw van de Chinese geldreserve '? intussen 1000 miljard US$.
Er hoeft niet veel te gebeuren of deze economische kaartenhuisconstructie stort in elkaar, hoe voorzichtig de Siamese tweeling ook manoeuvreren zal.
Maar er zijn andere mogelijkheden: een ferme investering in de oorlogsindustrie kan de overhellende balans in evenwicht krijgen. Een oorlog met Iran zou bijvoorbeeld soelaas kunnen bieden: de olieprijzen schieten omhoog, de Chinese economie dreigt op te drogen en vertraagt en de VS krijgt een militair bevochten adempauze, op kosten van de Volksrepubliek en vlijtige Wang, op bergen lijken langsheen de As van het Kwade.

Nu is oorlog '? liefst een eind buiten de deur – best een populair tijdverdrijf voor presidenten en generaals, een soort geforceerde herschikking van de wereldeconomie en een krachtige zweepslag om het eigen vee tot de orde te manen.
Maar de jonge stieren in de eigen veestapel dienen een beetje gemaand te worden, en uitgedaagd. Baltsgedrag moeten ze leren herkennen als een krijgshaftige pose.
Het helpt trouwens om het epidemisch overgewicht te reduceren.

Daarbij helpen geen pralines, zelfs niet die van Leonidas met echte roomboter.
Daarbij helpt wel een film over de '300 ' Spartaanse bonbons van Leonidas.
Zeker wanneer dit een verfilming is van een jaren '60 strip uit volle Koude Oorlog periode die wat aangepast werd aan de nieuwe vijanden.
Niet langer tegen de Rus maar nu tegen de Pers zoals 2500 jaar geleden.
In 480 aCn probeerden de Griekse stadsstaten de Perzische troepen van Xerxes tegen te houden bij de pas van Thermopylae.
Dat daar een paar duizend Griekse soldaten bij betrokken waren, naast de '300' Spartanen met Leonidas, wordt licht vergeten.
Dat daar nog eens een kleine duizend Thespianen uit Beotië meevochten, en 2000 Heloten '? Spartaanse slaven '? wordt niet vermeld.
Dat zij een achterhoede waren om 7000 andere Griekse soldaten de kans te geven te ontsnappen, wordt eveneens vergeten. Zij zullen nadien met Themistocles aan de houten muren werken waarmee de Perzen definitief verslagen worden in de zeeslag bij Salamis. Ook daarover geen hint bij de ‘300’.

'300' – propaganda mikt vooral op herkenning en het verlangen tot erkenning bij de potentiële troepen die enthousiast ten oorlog moeten trekken tegen de slechte, vermetele, verwijfde en vooral vreemde verraders die het wagen de eigen superioriteit te betwijfelen. Op de recente bijeenkomst van de Blood&Honour troepen te Mechelen werd naar verluidt ‘300’ reeds in avant-première getoond. Populair verdrijf in puberale middens.

In realiteit is de parallel met de Spartaanse staat en haar leiders in deze Amerikaanse oorlogspropaganda nog veel sterker.

De leugens die '300' ons moet oplepelen gaan niet alleen over de noodzakelijke oorlog, de offers die de US administratie zal eisen, maar ook over de heroà?sche kracht van de laconische moraal tegenover het theaterspel op de markt en in de schaduw van de stoa, de basis van onze democratie.  '300' is een ode aan het theater van de dictatuur: 'Viva la Muerte!' Terwijl precies die democratie borg staat voor de vitaliteit, de veiligheid en de wijsheid van een samenleving van mensen.

Dit werd fascinerend geanalyseerd door Roberto Calasso in De bruiloft van Cadmus en Harmonia.  Uitg. Wereldbibliotheek  http://www.janvanduppen.be/?p=110

In Sparta voltrok zich o.l.v. Lycurgus in een paar jaar een omwenteling die de politieke ontwikkeling van het heilige koningschap tot in onze dagen omvat. De soevereiniteit ging van een tweetal koningen, een geheimzinnige archaà?sche vorm, over op vijf eforen, een gloednieuwe vorm van absolute macht, onder het mom van de magistratuur die op haar beurt een priesterlijke oorsprong verving. De lange weg van de priester/koning tot het Politbureau vertrok zich in één enkele handeling. En de hoogst moderne onbeschaamdheid van die onderneming was zo adembenemend omdat men de bestaande vorm zogenaamd intact liet. Het was niet nodig de koningen onthoofden. Ze zouden hun ambt behouden, maar ontdaan van alle macht. Als ze een tegenwerping maakten, kon het echter gebeuren dat de eforen besloten hen zonder proces te doden. Of anders konden de eforen besluiten hen te doden in een maanloze sterrenmacht terwijl ze zwijgend naar de hemel keken. Als die werd doorkliefd door een vallende ster wilde zeggen dat een van de twee koningen was tekortgeschoten tegenover de godheid. Van oorsprong wachters die hun ogen gericht hielden op het hemelgewelf, werden de eforen de allerhoogste opzichters en bewakers. Ze werden uit de hoogte wakende ogen. Zo slaagden ze erin ook hun eigen priesterlijke verleden uit te buiten. Het leek op een schitterende mantel waarmee het geheim van hun politiek werd afgeschermd. '? p. 219
De Eforen in Sparta waren het eerste voorbeeld van niets ontziende macht. En ook dat hielden ze verborgen, maar aan de vele erediensten die er al waren voegden ze een nieuwe toe, waaraan ze met hart en ziel waren toegewijd. Vlakbij hun eetzaal richtten ze een tempel op voor de Angst. Ze eerden hem niet als een vreeswekkende demon die te vriend gehouden moest worden maar ze meenden dat de Staat zich vooral dankzij de angst kon handhaven. '? p.220

 

Lees verder »

« Volgende berichten